DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 9788

Studie: Digitale contentdistributie in Nederland

J. Gerritsen, 'Studie: Digitale contentdistributie in Nederland', DeGier-Stam.nl 15 juni 2011.

Met dank aan Joost Gerritsen, De Gier | Stam & advocaten.

Vorige week verscheen de studie “Digitale contentdistributie in Nederland”, uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau Considerati. De studie baseert zich op meer dan 200 wetenschappelijke publicaties en beoogt meer inzicht te verschaffen in de vraagstukken van digitale contentdistributie, zonder daarbij aanbevelingen te doen over het auteursrechtenbeleid in Nederland. Dit blogitem bevat een weergave van de getrokken (tussen)conclusies en sluit af met een korte overpeinzing over de studie.

De omvang van de entertainmentindustrie en de bijdrage van deze sector aan de (Nederlandse) economie

De entertainmentindustrie is als onderdeel van de creatieve industrie van groot belang voor de Nederlandse economie. Het aandeel van de creatieve industrie is, afhankelijk van het te hanteren rekenmodel, ruim 3 tot 6,8% van het BBP. Daarmee is de creatieve industrie verantwoordelijk voor ongeveer 6 tot 8% van het totaal aan werkgelegenheid in ons land.

De gaming en e-books markten zijn booming. Met de omzet uit de verkoop van digitale muziek, film en video gaat het veel slechter. Die wordt geenszins gecompenseerd door de dalende verkoop van de fysieke dragers.

Opvallend vind ik de constatering dat in Nederland het omzetaandeel van digitale downloads binnen de audiomarkt achterloopt vergeleken met andere landen (ongeveer 8% in Nederland versus het Europees gemiddelde van 18,5%). Kennelijk is de Nederlandse consument minder actief met legale digitale content dan zijn Europese medeburger.

De markten voor digitale contentdistributie (legaal en illegaal)

De markt voor legale contentdistributie bestaat grosso modo uit downloads en streaming. De onderzoekers constateren daarnaast een verschuiving van ‘eigendom’ naar ‘toegang’ tot entertainmentproducten.

Illegale contentdistributie, oftewel: het downloaden uit illegale bron, is in Nederland populair. Twee onderzochte studies schatten in dat 4,7 tot 5,4 miljoen Nederlanders downloaden uit illegale bron. Deze downloaders zijn vooral jongeren tussen de 14 en 25 jaar. Wat beweegt eigenlijk de uploaders, de mensen die zonder toestemming auteursrechtelijke beschermde werken online zetten? Dit varieert van altruïsme, competitie (met andere uploaders), ego tot - voor de grootschalige inbreukmakers - geld.

Motivatie consument om te downloaden uit illegale bron

De studie signaleert diverse redenen van consumenten om te downloaden uit illegale bron. De belangrijkste reden is dat het gratis is. Daarnaast wordt ‘ontdekken en uitproberen’ (sampling) genoemd en de beperkte beschikbaarheid van een entertainmentproduct via een legale weg.

Er bestaan ook redenen voor consumenten om juist niet te downloaden uit illegale bron. Bijvoorbeeld op basis van moraal, alsook de energie die het kost om naar het illegale aanbod te zoeken.

Veel consumenten hebben volgens de studie moeite met het maken van onderscheid tussen legaal en illegaal aanbod. Volgens de onderzoekers maakt ‘de ingewikkelde juridische situatie in Nederland het voor consumenten in Nederland waarschijnlijk lastiger om zich een goed beeld te vormen van de juridische consequenties van hun acties’.

Als ik de onderzoekers goed begrijp, dan bestaat de ‘ingewikkelde juridische situatie’ uit onze regelgeving m.b.t. de thuiskopieregeling. Op grond van deze regeling is downloaden van mediabestanden m.u.v. software uit illegale bron toegestaan. Dit in tegenstelling tot uploaden. Volgens een onderzoek uit 2009 weten veel consumenten niet wat deze thuiskopieregeling inhoudt en beseffen zij zich niet dat bij het downloaden uit illegale bron vaak – door de gebruikte techniek - tegelijkertijd illegaal geupload wordt.

Gevolgen voor de entertainmentindustrie als gevolg van downloaden uit illegale bron

De relatie tussen het downloaden uit illegale bron en legale verkopen is complex. Het is niet eenvoudig deze relatie toe te passen in een economisch rekenmodel. De onderzochte publicaties bevatten tegenstrijdigheden in de uitkomsten. Desalniettemin kan het overheersende beeld worden geschetst dat legale verkopen teruglopen onder invloed van het illegale aanbod.

Naast dit negatieve effect benoemt de studie ook positieve effecten van illegaal downloaden, zoals het sampling- en netwerkeffect. Dit laatstgenoemde effect treedt op “wanneer een product meer waarde krijgt voor een gebruiker naarmate er meer gebruikers óók het product of de dienst gebruiken.”

Verder is op basis van de huidige literatuur niet vast te stellen of downloaden uit illegale bron de enige oorzaak is van de krimp van bijvoorbeeld de muziekmarkt. Die krimp bedraagt ongeveer 50% in 10 jaar tijd. Er zijn andere, aanvullende, oorzaken aan te wijzen zoals een budgetverschuiving van de consument (meer concertbezoek, minder kopen van muziek).

Over de discussies met betrekking tot het downloaden uit illegale bron, merken de onderzoekers op dat verschillende productcategorieën als muziek, films en games “op één hoop worden gegooid”. Dit vertroebelt de discussie.

Maatschappelijke kosten-batenanalyse van downloaden uit illegale bron

De twee voor Nederland belangrijkste onderzoeken spreken van maximaal 100 miljoen euro per jaar aan directe schade voor de entertainmentindustrie als gevolg van downloaden uit illegale bron. Dat bedrag staat gelijk aan ongeveer de helft van de omzet van de muziekindustrie in Nederland.

Bij de maatschappelijke kosten-batenanalyse kan tegenover de directe schade een toename in nut voor de consument worden gezet. ‘Nut’ is de maatstaf om de welvaart van actoren, bijv. consumenten en producenten, uit te drukken. Het consumentensurplus (het cumulatieve verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een product en de marktprijs) als gevolg van downloaden uit illegale bron wordt geschat op 200 miljoen euro per jaar. Dit gevolg is volgens de onderzoekers niet verwonderlijk omdat consumenten die niet willen betalen voor entertainmentproducten er alsnog nut aan kunnen ontlenen door deze gratis te downloaden.

Overpeinzing

Enkele weken vóór de publicatie van deze studie verscheen het “Hargreaves Report”. Dit Britse onderzoek bevat aanbevelingen over de toekomst van het auteursrechtenbeleid in het Verenigd Koninkrijk. Er staan meerdere aanbevelingen in, waaronder de aanbeveling dat er meer zou moeten worden ingezet op voorlichting van de consument over wat hij wel en niet mag doen met auteursrechtelijk beschermde werken op internet. Dit lijkt mij - gelet op de constatering dat de Nederlandse consument nog altijd niet goed op de hoogte is van de thuiskopieregeling - een aanbeveling die ook in ons land gelding heeft.

Een andere aanbeveling van het Hargreaves Report luidt dat overheidsbeleid over intellectuele eigendomsrechten, zoals het auteursrecht, voornamelijk op basis van economisch, objectief meetbaar, bewijs gevormd zou moeten worden.

De studie van Considerati sluit aan op deze aanbeveling, door feit en fictie binnen de discussies over (il)legale contentdistributie te duiden. Hiermee is de studie een waardevol document en nuttig voor iedereen die zich in de ‘downloaddiscussie’ wil mengen zoals exploitanten, auteurs en politici. Hopelijk leidt dit document tot een trend om (nationaal) beleid over intellectuele eigendomsrechten zoveel mogelijk op controleerbaar en empirisch onderzoek te baseren.

Bijdrage van Joost Gerritsen, met toestemming overgenomen.

IEF 9777

Eerste analyse: Abandonware en de nieuwe Commodore

Een bijdrage van prof. mr. dr. ir. Eric Tjong Tjin Tai, Tilburg University

In de wereld van de computers is een jaar al lang, en tien jaar een mensenleven. Om een voorbeeld te noemen: Windows XP werd in 2001 uitgebracht, heeft inmiddels al weer twee opvolgers gehad en wordt nog slechts beperkt ondersteund. Dat neemt niet weg dat begin 2011 nog steeds zo’n 40% van de internettende computergebruikers Windows XP gebruikt (bron: Wikipedia, geraadpleegd april 2011). De gebruikers van computers en software overleven de levenscyclus van een product, en in sommige gevallen zelfs de levensduur van de producent.

In extreme vorm zien we dit bij wat wel wordt genoemd ‘abandonware’. Dat is software (vooral computerspelen of games) van vele jaren oud (denk aan minstens 5 zoniet 10 jaar), die niet meer commercieel verkrijgbaar is, en waarvan in veel gevallen (doch niet altijd) zelfs niet eenvoudig meer is te achterhalen wie de rechthebbende is, omdat de oorspronkelijke producent failliet is gegaan, is overgenomen, of simpelweg verdwenen. Spelfanaten die dergelijke games nog willen spelen voelen zich daarom gerechtigd deze software te verveelvoudigen en verspreiden, de term ‘abandonware’ geeft een schijn van legitimiteit aan dit gebruik. Zie verder bv. Wikipedia, waar ook verschillende vormen worden onderscheiden.

Met toestemming, lees verder op IT 320

IEF 9752

Persbericht: Schikking Nijntje-Cathy

Met dank aan Anne Bekema, Houthoff Buruma N.V.

In navolging van IEF 9194 Aankondiging schikking ter beëindiging van de juridische geschillen tussen Mercis B.V. en Sanrio Company, Ltd.

Overgenomen uit't persbericht; AMSTERDAM en TOKIO
Dinsdag 7 juni 2011, Amsterdam 08:30 uur en Tokio 15:30 uur - Mercis B.V (''Mercis''), het bedrijf dat de intellectuele eigendomsrechten van Dick Bruna beheert, en Sanrio Company, Ltd. (''Sanrio'') zijn verheugd aan te kondigen dat er een wereldwijde schikking is getroffen die een einde maakt aan alle juridische geschillen tussen de bedrijven met betrekking tot de characters Nijntje en Cathy.

Partijen besluiten "om de kosten die het voortzetten van de juridische procedures met zich zouden brengen, te doneren ten behoeve van de wederopbouw en het herstel van Japan."

Zie volledige persbericht hier (pdf)

IEF 9712

Y.Noorlander, ´Beweging in het merkenrecht: bewegingsmerken', Kenmerkend nr. 13.

Beweging in het merkenrecht: bewegingsmerken

met dank aan Yvonne Noorlander, Nederlandsch Octrooibureau

Beweging als merk
Hoewel bewegingsmerken in het verleden werden geweigerd ter inschrijving door het Europees Merkenbureau (hierna: OHIM) constateerde Nederlandsch Octrooibureau onlangs dat steeds meer bewegingsmerken worden geaccepteerd ter inschrijving. Een bekend voorbeeld van een geregistreerd bewegingsmerk is wel de hiernaast afgebeelde animatie van Microsoft.

Om een merkenrecht te verkrijgen moet volgens de wetgeving het betreffende teken onder andere vatbaar zijn voor grafische weergave. De ratio hierachter is dat een merk registreerbaar moet zijn en daarom door middel van een afbeelding in het register moet kunnen worden opgenomen.

 

Grafische weergave
In de jurisprudentie wordt het begrip grafische weergave verder uitgelegd. De grafische weergave van een merk kan volgens de jurisprudentie geschieden door middel van figuren, lijnen of lettertekens. De grafische weergave moet volledig, gemakkelijk, toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief zijn. Geuren voldoen vooralsnog niet aan het vereiste van grafische weergave. Hoewel geur wel grafisch kan worden weergegeven door middel van een scheikundige formule, zal slechts een enkeling de betrokken geur in de formule begrijpen. Merkdepots van bewegingstekens voldeden tot voor kort ook niet aan het vereiste van grafische weergave. Nu de beweging in het depot duidelijker wordt weergegeven en omschreven door de aanvragers, zijn inmiddels tientallen bewegingsmerken geaccepteerd ter inschrijving. Toch weigerde het OHIM onlangs weer een inschrijving van een bewegingsmerk.

Weigering bewegingsmerk
Het OHIM vond de aanvrage tot inschrijving van Sony Ericsson voor hun bewegingmerk niet duidelijk genoeg. De 20 ingediende afbeeldingen en de bijbehorende omschrijving lieten volgens het OHIM niet een duidelijke ondubbelzinnige volgorde zien, het was niet goed mogelijk de beweging te bevatten en de afbeeldingen lieten niet alles zien wat beschreven werd in de omschrijving. Sony Ericsson heeft vervolgens een duidelijkere omschrijving toegevoegd aan de registratie waarna het merk alsnog werd geweigerd. In een beroepsprocedure tegen de weigering werd de uitspraak met betrekking tot de weigering ongedaan gemaakt. De Raad van Beroep van het OHIM oordeelde dat de onderzoekers niet consequent waren geweest in hun oordeel en dat het betreffende bewegingsmerk voldoet aan het vereiste van grafische weergave. Het merk werd uiteindelijk op 18 maart 2011 ingeschreven.

Praktische tips voor registratie van bewegingsmerk
Uit de beroepsprocedure hebben we kunnen opmaken dat de inhoud van een merk moet kunnen worden begrepen zonder al teveel intellectuele inspanning en verbeeldingsvermogen en dat het merk moet voldoen aan de vereisten van grafische weergave. Sony Ericsson heeft in de beroepsprocedure een “flipbook” van 20 plaatjes aangeleverd om de beweging duidelijk te maken. Door het bladeren worden de afbeeldingen snel achter elkaar zichtbaar en wordt de beweging duidelijk. Het valt aan te raden bij een depot van een bewegingsmerk een “flipbook” mee te sturen. Verder moet de omschrijving duidelijk iedere afbeelding en de volgorde van de afbeeldingen omschrijven.

Conclusie
De acceptatie van een Europees bewegingsmerk opent nieuwe deuren voor het bedrijfsleven. Hoewel bedrijven al langer met hun klanten communiceren door middel van bewegende tekens, is nu ook merkenrechtelijke bescherming van een bewegingsmerk mogelijk.

Yvonne Noorlander is Merken/modellengemachtigde in opleiding en juridisch adviseur bij Nederlandsch Octrooibureau (Den Haag)

IEF 9687

Boekaankondiging, O.D. Oosterbaan, Games: recht en business, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2011.

Boekaankondiging. Games: recht en business

Met toestemming van Olivier Oosterbaan en Boom Juridische uitgevers: Inhoudsopgave en hoofdstuk 3.

Zo nu en dan verschijnen er boeken om de markt te voorzien in een bepaalde behoefte. Zo heeft Olivier Oosterbaan (Create Law) samen met Dutch Game Garden ook een behoefte gevonden voor een jonge industrie die het in Nederland goed doet: Computerspellen, online, console, handheld, mobile en smart phone, etc.

Het boek 'Games: recht en business' zet de business rondom games op een voor juristen heldere wijze uiteen. Maar ook voor niet-juristen worden de juridische aspecten helder en begrijpelijk uitgelegd. Bij de behandeling van Intellectuele Eigendomsrechten, de kern van het boek, wordt steeds de relevantie van de verschillende beschermingsregimes voor de praktijk uiteengezet. Wat betekent de overdracht van intellectuele eigendomsrechten voor een games studio, hoe voorzie je in een levensvatbaar bedrijfsmodel (royalties), hoe maak je afspraken over het leveren van een broncode, hoe zet je derde partijen in?

Met talloze voorbeelden uit de gameswereld rondom juridische concepten ('een idee is niet beschermd', 'character protection' van Super Mario, modelrecht van de game controller van de Nintendo Wii, 'octrooieerbaarheid van games is altijd lastig') is het voor de start-up games studio een handzaam boek.

Oosterbaan gaat ook in op wat in de gamebusiness gebruikelijk is en geeft aan waarop gelet moet worden bij samenwerking met andere (markt)partijen. Daarbij komen kwesties aan de orde als licentiëring, ontwikkelingstrajecten (milestones), soorten royalty-vergoedingen, formulering van een opdracht en van voorwaarden in contracten met uitgevers of opdrachtgevers.

Tot slot beschrijft Oosterbaan algemeen geldende elementen van gamecontracten en zaken die zijdelings gerelateerd zijn aan de gamesindustrie, zoals financiering, kansspelen, marketing, leeftijdsgrenzen, privacy. Oosterbaan slaagt erin om in de behoefte van (jonge) studio’s te voorzien met een begrijpelijke uiteenzetting van de juridische elementen van de games industrie en juristen te voorzien in basiskennis over de games industrie.

Met toestemming van Olivier Oosterbaan en Boom Juridische uitgevers: Inhoudsopgave en hoofdstuk 3, en meer op gamesrechtenbusiness.nl
[van de redactie]

IEF 9684

Chr.A. Alberdingk Thijm, 'Rechtenclearing 2.0 Media en copyright', 609 cultuur en media 2011-7, p.11-12

Rechtenclearing 2.0

Scène uit Als twee druppels water van Fons RademakersMet dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, SOLV advocaten.

Het openbaar maken van audiovisueel erfgoed verdwaalt in een labyrint van auteursrechten. Het ‘clearen’ van rechten blijkt vaak onmogelijk. Is er een weg omheen?

Bij binnenkomst heeft het gebouw veel weg van een kerk, of beter, een kathedraal. De zon schittert rond dit tijdstip van de dag – het is 11 uur ’s ochtends – dramatisch door het gekleurde glas. Kinderstemmen resoneren in de enorme ruimte. De bezoeker wordt ontvangen door dames, een enkele heer ook, die witte jacquet jassen dragen. Dit zijn de geestelijken van Beeld & Geluid, verantwoordelijk voor rondleidingen.

Beeld & Geluid heeft ook, net als een kerkgemeenschap, een sterke overtuiging. Audiovisueel materiaal moet publiek beschikbaar worden gesteld. In de archieven van het complex op het Hilversumse mediapark is zo’n 700.000 uur beeldmateriaal opgeslagen. De ironie is alleen dat het materiaal, behoudens de Polygoon-journaals, niet het eigendom is van het audiovisuele archief. De omroepen, de belangrijkste leveranciers, bezitten nog steeds de meeste rechten op het materiaal. In de praktijk betekent dit dat voor het toegankelijk maken van de beelden steeds toestemming nodig is.

Lees het gehele artikel hier (link naar pdf)

IEF 9652

D. Voorhoof, 'LDD en VB veroordeeld voor schending auteursrecht', De Juristenkrant nr. 229 van 11 mei 2011

LDD en VB veroordeeld voor schending auteursrecht

Met toestemming van Dirk Voorhoof, UGent.

Onlangs werden zowel Lijst Dedecker als het Vlaams Belang veroordeeld voor het ontoelaatbaar gebruik van beschermd auteurswerk. Beide partijen meenden zich nochtans te kunnen beroepen op de parodie-exceptie. In beide gevallen waren de rechters evenwel van oordeel dat het niet om een legitieme parodie ging. De cartoons met respectievelijk Lucky Luke en de Daltons (Morris) en Lambik en Suske en Wiske (Vandersteen) bevatten immers geen kritiek op of vormden geen contrast met de originele werken. Beide uitspraken maken nog maar eens duidelijk dat de parodie-exceptie, hoewel expliciet opgenomen in de Belgische auteurswet sinds 1994, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen soelaas kan bieden bij karikaturaal of parodiërend gebruik van beschermd auteurswerk. De in de rechtspraak ontwikkelde zeven basisvoorwaarden zijn slechts heel uitzonderlijk tegelijk vervuld. Alle horden feilloos nemen lijkt wel haast onmogelijk.

In de aanloop naar de verkiezingen van 2007 presenteerde Jean-Marie Dedecker zich op een affiche en in krantenadvertenties als Lucky Luke, zelfzeker neerkijkend op een geadapteerde versie van de vier Daltons, herkenbaar als Guy Verhofstadt, Johan Vande Lanotte, Yves Leterme en Geert Bourgeois.

In Gent verspreidde de lokale Vlaams Belang-afdeling naar aanleiding van de nieuwjaarsreceptie van de stad op 9 januari 2011 een kalender met daarop een karikatuur van de Gentse burgemeester, expliciet refererend aan het album van Suske en Wiske De Wilde Weldoener . In dit geval was het niet Lambik, maar burgemeester Termont die kwistig geld uitstrooide, overigens naar mensen van buitenlandse origine.

In beide gevallen vorderden de erfgenamen en rechtenhouders van respectievelijk Lucky Luke en Suske en Wiske de stopzetting van het ongeoorloofd gebruik van de werken van Morris (M. De Bevere) en Willy Vandersteen. In het geval van de namaak van het werk van Morris werd ook een forse schadevergoeding gevorderd.

Wilde weldoener
De cartoon van de Gentse burgemeester als wilde weldoener beoordeelt de voorzitter van de Brusselse rechtbank als een manifeste schending van het auteursrecht van Willy Vandersteen. Het Vlaams Belang voerde aan dat het een politieke spotprent was, en dat de rechtenhouders zich, rekening houdend met de eerlijke gebruiken, niet konden verzetten tegen zo n adaptatie van een bestaand werk. In toepassing van artikel 22 § 1, 6° van de auteurswet van 30 juni 1994 kan de auteur zich immers niet verzetten tegen een gebruik van zijn werk in het kader van een parodie, een pastiche of een karikatuur, rekening houdend met de eerlijke gebruiken.

Volgens de rechtbank straalt de karikatuur van Lambik echter weinig originaliteit uit en bevat de cartoon van burgemeester Termont vooral vormelementen van de cover van het Suske en Wiske-album. De vele gelijkenissen tussen het originele album van Willy Vandersteen en de karikatuur van het Vlaams Belang doen de rechtbank besluiten dat er meer vormelementen uit het originele werk zijn overgenomen dan noodzakelijk om een parodie tot stand te brengen. Dat gebrek aan originaliteit maakt dat het werk niet als een intellectuele schepping beschouwd kan worden en niet voldoet aan de basisvoorwaarde van de parodie.

Het vonnis erkent wel dat de VB-karikatuur het beleid van de stad Gent op de korrel wil nemen, maar het stelt tegelijk vast dat geen spot wordt gedreven met het stripalbum De Wilde Weldoener , noch met de figuur van Lambik. Volgens de rechtbank verzetten de rechtenhouders zich terecht tegen het ongeoorloofd gebruik van de werken van Vandersteen.
Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat de VB-kalender een inbreuk pleegt op de auteursrechten van de rechthebbenden op de stripalbums Suske en Wiske. Onder dreiging van een dwangsom van 5.000 euro per inbreuk beveelt de rechter de onmiddellijke stopzetting van de verspreiding van de kalenders onder welke vorm ook.

Lucky Luke
In eerste instantie leek Lijst Dedecker met de Lucky Luke-parodie wel de kaap van het auteursrecht te kunnen omzeilen, want de rechtbank van eerste aanleg in Brugge was van oordeel dat de politieke spotprent een parodie was waartegen het auteursrecht zich niet verzet. In een arrest van het hof van beroep in Gent wordt die bevinding echter van tafel geveegd.

Het hof is van oordeel dat aan zeven cumulatieve voorwaarden moet voldaan zijn om beroep te kunnen doen op de parodie-exceptie van artikel 22 § 1, 6° AW.

1. De parodie moet zelf origineel zijn.
2. Moet ironisch/humoristisch karakter hebben.
3. Moet element van kritiek bevatten of contrast oproepen met het origineel.
4. Mag niet meer vormelementen overnemen dan nodig.
5. Mag niet tot verwarring leiden.
6. Mag niet louter of hoofdzakelijk een commercieel doel nastreven.
7. Mag  niet louter of hoofdzakelijk de intentie hebben het originele werk te schaden.

Volgens het hof is duidelijk niet voldaan aan de derde voorwaarde. De politieke reclame van LDD levert immers geen kritiek op de stripfiguren de Daltons of Lucky Luke, er wordt zelfs niet het minste contrast opgeroepen met het originele werk. Het hof merkt ook op dat de betwiste tekening van LDD aanhaakt bij het succes van de stripfiguren Lucky Luke en de Daltons. In de betwiste tekening worden de associaties met de held en de schurken gerecupereerd voor politieke doeleinden en dat is volgens het hof strijdig met de eerlijke gebruiken. Bovendien is deze politieke recuperatie van Lucky Luke een schending van wat het hof een moreel aspect noemt, refererend aan het gebrek aan toestemming van de rechthebbenden, die hun auteurswerken ongewild in verband gebracht zien met één bepaalde politieke partij. Voor deze recuperatie voor politieke reclame kan geen beroep worden gedaan op de parodie-exceptie. Het hof benadrukt nog dat niet elk gebruik van de Daltons en van de gestreepte gevangenisplunje verboden moet worden, maar vindt dat in deze zaak het auteursrecht geschonden is.

LDD en Jean Marie Dedecker zijn samen met de communicatiebureaus die de campagne bedachten en uitvoerden veroordeeld tot een herhalingsverbod, een (beperkte) schadevergoeding en de kosten van het geding.

Uitzonderlijk
Beide rechterlijke uitspraken maken nog maar eens duidelijk dat de parodie-exceptie, hoewel expliciet opgenomen in de Belgische auteurswet sinds 1994, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen soelaas kan bieden bij karikaturaal of parodiërend gebruik van beschermd auteurswerk. De in de rechtspraak ontwikkelde zeven basisvoorwaarden zijn slechts heel uitzonderlijk tegelijk vervuld. Alle horden feilloos nemen lijkt wel haast onmogelijk.

Het vonnis van de rechtbank in Brussel en het arrest van het hof van beroep in Gent maken ook duidelijk dat een parodie op eventueel wel door de beugel kan, als ook al de andere voorwaarden vervuld zijn. Een parodie met zoals hier bij politieke reclame kan niet door de auteursrechtelijke beugel, omdat zulk gebruik van beschermd auteurswerk geen kritiek op of contrast met het originele werk inhoudt.

Wie zich in België aan de parodie waagt, loopt zo wel erg veel kans tegen het auteursrecht van anderen aan te botsen. Hoog tijd dat de rechtspraak een wat soepeler koers gaat varen.

Lees de juristenkrant hier

Hof van Beroep Gent 3 januari 2011, 2008-AR-1703 (F. De Bevere-Blanckaert en Lucky Comics NV t. Dedecker J.M. e.a.) hier
Vrz. Rb. Brussel 17 februari 2011 (H. Vandersteen e.a. en WPG Uitgevers België NV t. VZW Vrijheidsfonds en Johan Deckmyn)

IEF 9637

Entertainment Industry, 'ACTA Lobby-Letter', 20 april IEF 9637

De lobby rondom ACTA is opgevoerd

Zo blijkt uit een brief, in handen van IE-Forum, van de entertainmentindustrie gericht aan het Europees Parlement. Het afwachten van een opinie van HvJ EU zal een behoorlijke vertraging opleveren en de positie van de EU verzwakken:

 We understand that some Members of the European Parliament may be seeking an Opinion from the ECJ on the compatibility of ACTA with the European Treaties under the EP's Rules of Procedure. While we welcome the prerogatives in IP and trade matters conferred to the European Parliament under the new Treaty, we are concerned that the procedure of seeking an Opinion from the ECJ will substantially delay the final adoption and implementation of ACTA and weaken the position of the EU vis-à-vis its international trading partners as a leader in proposing and supporting effective enforcement of intellectual property rights globally.

Considerable debate has already taken place between the Commission and the European Parliament on ACTA and the Assembly has given its support to the prompt conclusion of ACTA negotiations in its Resolution of 24 November 2010. Furthermore, on 17 February 2011, a majority of Members (465) voted for the EU-South Korea FTA which includes IP enforcement provisions that are largely identical to those in ACTA.

Given the Parliament's signal that it supports strong enforcement of IP provisions in the EU's trade agreements, we hope that the European Parliament will give its consent to ACTA with no further delays.

Lees de gehele brief hier (link).

The Anti-Counterfeiting Group Campaigning against the Trade in Fakes (ACG)
Asociación Nacional para la Defensa de la Marca (ANDEMA)
Association of Commercial Television in Europe (ACT)
Bureau des Sociétés gérant les Droits d'Enregistrement et de Reproduction Mécanique (BIEM)
Business Action to Stop Counterfeiting and Piracy (BASCAP)
Business Software Alliance (BSA)
Confederation of Tanners and Dressers of the European Community (COTANCE)
Entidad de Gestión de Derechos de los Productores Audiovisuales (EGEDA)
Eurochambres
European Brands Association (AIM)
European Communities Trade Mark Association (ECTA)
European Apparel and Textile Confederation (EURATEX)
Federation of European Publishers (FEP)
Federation of the European Sporting Goods Industry (FESI)
Interactive Software Federation of Europe (ISFE)
International Federation of the Phonographic Industry (IFPI)
International Trademark Association (INTA)
Istituto di Centromarca per la lotta alla contraffazione (INDICAM)
Motion Picture Association (MPA)
Toy Industries of Europe (TIE)
Union des Fabricants (UNIFAB)

IEF 9636

J.P. van den Brink en C. Wildeman, 'Kroniek Persrecht 2009-2010', Mediaforum 2011-5, p. 130-147.

J.P. van den Brink en C. Wildeman, Kroniek Persrecht 2009-2010, Mediaforum 2011-05, p. 130-147.

Met dank aan Jens van den Brink en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.

Vorige week verscheen in Mediaforum het artikel “Kroniek Persrecht 2009-2010” met een overzicht van de belangrijkste uitspraken en ontwikkelingen op het gebied van (on)rechtmatige publicaties uit de periode 2009 tot en met begin 2011.

Inleiding De economische crisis lijkt geen impact te hebben gehad op de bereidwilligheid te procederen over de vrijheid van meningsuiting.  Het afgelopen anderhalf jaar heeft een indrukwekkende stroom aan persrechtzaken opgeleverd. Het EHRM voegde een bouwsteen toe aan de bronbescherming in het Sanoma-arrest, waarin Nederland (weer) op de vingers werd getikt. Andere onderwerpen die in deze kroniek de revue zullen passeren zijn: de openbaarheid van Twitter, Hyves en Facebook, ‘Trial by het OM’ in de zaak Nekschot, nut en noodzaak van het tot in lengte van jaren online houden van beschuldigende publicaties, de vrijblijvendheid van wederhoor, de risico’s van het maken van een spotprent over je baas, de vetes tussen de Telegraaf en de AIVD en tussen Pretium en VARA en TROS, de valkuilen van publiceren op internet en het recht van de oppositie het bestuur fel aan te vallen.

Eerdere editie J.P. van den Brink en O.M.B.J. Volgenant, 'Kroniek Persrecht 2006-2009', Mediaforum 2009-10, p. 350-364.

IEF 9626

Fiat Justitia: Recht 2.0, jaargang 23, nummer 3 | april 2011

In het ledenmagazine van de Juridische Faculteitsvereniging Rotterdam, staan een aantal interessante artikelen.

Leendert Kloot, 'Interview Francisco van Jole', p. 10-13.
Arnoud Engelfriet, 'De puinhoop van het Europese softwareoctrooi' p.15-20
Mark Putting, 'Interview met een activist van anonymous', p.22-23
Brenno de Winter, 'Ov-chipkaart vanaf begin voer voor juristen', p. 24-27
Tobias Cohen Jehoram, 'Online auteursrechtinbreuk en recht 2.0', p. 31-34.
Christiaan Alberdingk Thijm, 'De toekomst van televisie: rechten rechtenclearing 2.0' p. 40-42.
E-J van de Pas, 'vraagje: welke bewijskracht heeft een e-mail en wat is ‘de cloud’?' p. 46-49.

Download de publicatie hier (link - pdf 5 Mb)