DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 9861

SPONGEBOB vs. PLUNGE BOB

USPTO 15 juni 2011, pending Oppositie nr. 91200266 (Viacom International Inc. tegen CSE Designs, LLC inzake PLUNGE BOB)

Omdat het leuk is. In de Verenigde Staten is op 15 juni j.l. oppositie ingediend tegen een merkaanvraag  van CSE Designs voor endoscopisch gereedschap met de welluidende merknaam PLUNGE BOB. Viacom, houdster van de merken SPONGEBOB en SPONGEBOB SQUAREPANTS voor de gelijknamige kinderheld, heeft die oppositie ingediend. De SPONGEBOB merken zijn in Amerika geregistreerd voor allerlei waren variërend van kleding tot hondenvoer, maar niet voor medische toepassingen – al heeft Viacom wel een licentie verleend aan Johnson & Johnson om haar merken te gebruiken op (kinder)pleisters (hier).

Uit de Notice of Opposition van Viacom blijkt dat zij haar oppositie naar Amerikaans recht primair baseert op verwarringsgevaar met haar bekende en onderscheidende SPONGEBOB merken en subsidiair op gevaar voor verwatering daarvan. Ook voert Viacom aan dat het PLUNGE BOB merk de aan de SPONGEBOB merken verbonden goodwill zal schaden.

Aan Viacom kan worden toegegeven dat er sprake is van enige (auditieve) overeenstemming tussen PLUNGE BOB en het oudere bekende merk SPONGEBOB. Het door Viacom gestelde verwarringsgevaar is op het eerste gezicht minder evident. Wie het venijnig ogende endoscopisch gereedschap, de Plunge Bob, ziet, zal wellicht niet meteen aan het vrolijke tekenfilmfiguurtje Spongebob denken. Verwarringsgevaar of niet, Viacom is er in ieder geval van overtuigd dat CSE Designs met haar merk PLUNGE BOB bewust wil meeliften op de populariteit van SPONGEBOB. Saillant detail in dit verband is dat de naam PLUNGE BOB – hoe toepasselijk - ook in zwang blijkt te zijn bij loodgieters (hier). Of zij zich (ook) hebben laten inspireren door Spongebob is niet bekend.

De zaak wordt nauwlettend in de gaten gehouden door de redactie. 
Moet je hier meer mee doen? Zie
IEF 9834.
Lees de oppositie hier (pdf / link)

IEF 9856

Vrijheidsbeeld op het Rode Plein

L. de Gier en J. Kuhlmann, ‘Vrijheidsbeeld op het Rode Plein’, in Automatiseringsgids 11 februari 2011, p. 12-13.

I-Stock / edited by Automatisering Gids, february 2011

Met dank aan Louise de Gier en Joost Kuhlmann, De Gier | Stam & Advocaten.

Een BP-logo verandert in een lekkend olievat, het Vrijheidsbeeld op het Rode Plein, het kenteken van een auto onthult direct of de eigenaar lid is van een criminele organisatie. Dat is allemaal mogelijk met augmented-realitytoepassingen. Maar wat zijn de juridische gevolgen van AR?
 
Iedereen herinnert zich de rel die de zogenaamde Bavaria-babes bij het laatste wereldkampioenschap voetbal veroorzaakten. Hoofdsponsor Budweiser van de FIFA kon weer rustig ademhalen nadat de dames het stadion waren uitgezet. Maar wat als de dames en de Bavaria-jurkjes virtueel weer tevoorschijn zouden komen, als men simpelweg een telefoon met camera op de tribune had gericht? Met een augmentedrealitytoepassing (‘AR’) en een smartphone met camera is een dergelijke situatie niet ondenkbaar. AR voegt virtuele informatie toe aan de werkelijkheid. Dergelijke toepassingen hebben grote invloed op de rechten van personen en hebben vele juridische consequenties.
 
Louise de Gier en Joost Kuhlmann bespreken, in een artikel dat werd gepubliceerd in de Automatiseringsgids, onder meer het merkenrecht, het auteursrecht, het privacy- en het internationaal privaatrecht, lees verder hier.

IEF 9854

Resolutie van EPLAW

EPLaw Resolution on Unitary Patent and European Patent Court

European Patent Lawyers Association (EPLAW) is een vertegenwoordiging van advocaten met lange ervaring in 'Patent Litigation'. De discussie rondom EU/Eenvormig octrooi is nauwlettend gevolgd, destemeer omdat de 'Expert Committee on the future patent court' bestond uit leden van EPLAW. EPLAW komt met een resolutie met vier hoofddoelen voor het bevredigend functioneren van een litigation system, getekend door Pierre Véron, Kevin Mooney, Willem Hoyng en dr. Jochen Pagenberg.

It should fit within the legal order of the EU but, as the EPC system is broader than membership of the EU, no further substantive patent law at the EU level should be created and, as advised by the Commission’s expert
group, Arts 6 to 8 of the draft Regulation, 2011/0093 published as Annex I in doc.10629/11 of May 26, 2011, should be deleted.

Cases should be heard by expert judges. This cannot be guaranteed simply by education of judges; the necessary expertise can only be obtained by training on the job. It is of key importance for the users and the success of the system that there be clarity as to how this is to be achieved.

An effective litigation system should aim for 12 months a first instance decision for ordinary cases with a final decision of the Court of Appeal within the same timeframe.  A system which grants patents which cannot be enforced within that timeframe will not encourage innovation and will lead to frustration of the users.

Litigation should be reasonably priced and proportionate to the importance of the case.

IEF 9850

Diefstal virtueel goed

HR 28 juni 2011, LJN BQ9251 concl. A-G. Hofstee  (Runescape diefstal virtuele goederen)

Parallel gepubliceerd van IT 416. Eigendomsrechtvraagstuk inzake virtuele 'goederen', literatuurtip: P. Kleve, Juridische iconen van het informatietijdperk, Deventer: Kluwer 2004.

Rechtspraak.nl Conclusie A-G over de vraag of virtuele voorwerpen kunnen worden aangemerkt als een ‘goed’ dat voor diefstal in de zin van art. 310 Sr vatbaar is. Verdachte en medeverdachte nemen slachtoffer mee naar woning medeverdachte en dwingen het slachtoffer na het toepassen van geweld en het bedreigen met geweld zich aan te melden op zijn account in het online-spel RuneScape. Vervolgens hevelen de verdachten een virtueel masker en een virtuele amulet van het slachtoffer over naar hun eigen account. Dit virtueel masker en virtuele amulet kunnen, in het licht van een redelijke wetsuitleg en in het licht van de jurisprudentie van de Hoge Raad, worden begrepen als goederen die voor diefstal vatbaar zijn, nu deze virtuele voorwerpen i) een economische waarde vertegenwoordigen (zowel binnen als buiten het spel), ii) zelfstandig bestaan, iii) overdraagbaar zijn en iv) individualiseerbaar zijn.

29. Bij wijze van intermezzo past hier een korte beschouwing over de interessante wetenschappelijke discussie die aan dat arrest was voorafgegaan en waarvan het strafrechtelijk goedbegrip en de diverse vormen van computercriminaliteit het thema vormden. Het debat ontstond naar aanleiding van het arrest van Hof Arnhem 27 oktober 1983, LJN AC8160, NJ 1984, 80.(50) De verdachte was een systeemanalist-programmeur en had net vóór beëindiging van zijn dienstbetrekking bij een softwarebedrijf onbevoegd op een disc-pack een kopie gemaakt van een softwarepakket. Is deze handeling - het (onbevoegd) kopiëren - als toe-eigening van 'enig goed' in de zin van art. 321 Sr aan te merken? Anders dan de Rechtbank in eerste aanleg, beantwoordde het Hof deze rechtsvraag bevestigend, kort gezegd onder aanhaling van een (aantal van) de door de Hoge Raad in het Elektriciteitsarrest geformuleerde criteria. Vervolgens kwam de vraag op of het Hof hier niet het Elektriciteitsarrest analogisch had toegepast en hoe zijn oordeel zich verhield met de auteursrechtelijke bescherming van computer software (51). [red. accentuering]

Duitsland 41 (...) Het lijkt uitgesloten dat de reikwijdte van § 242 StGB 'diefstal' van een virtueel goed bestrijkt. Deze bepaling ziet immers op fysieke voorwerpen, en een virtueel object is nu eenmaal 'niet-tastbaar'. Bovendien kan naar Duits recht digitale informatie niet worden 'gestolen'.

42. Ligt vervolging ter zake van het bepaalde in § 303a StGB meer voor de hand? Naar berichtgeving van de Augsburger Allgemeine van 17 mei 2011 heeft het Amtsgericht Augsburg de verdachte op grond van deze strafbepaling veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een schadevergoeding van € 1000,-. De verdachte had, volgens dit krantenbericht, eerst de wachtwoorden van twee andere deelnemers afgetroggeld en vervolgens de virtuele kleding van hun figuren zich toegeëigend.(84) Omdat het delict van Diebstahl een beweglichen Sache voor ontvreemding vereist, werd de verdachte voor unbefugter Datenveränderung veroordeeld.
51. Het zijn in deze tijdgeest vooral de technologische ontwikkelingen in het betalingsverkeer, de informatietechniek en de communicatiemiddelen die maken dat de rechtspraktijk steeds opnieuw wordt uitgedaagd antwoord te geven op de vraag wat onder 'goed' is te verstaan. In dat opzicht kleurt de materiële invulling van het begrip 'goed' nog altijd bij. Het criterium van de 'redelijke wetsuitleg' maakt mogelijk om een klassieke strafbepaling als diefstal binnen de rechtsontwikkeling functioneel te modelleren naar die ontwikkelingen en de inzichten van de huidige tijd. Daartegen kan, meen ik, redelijkerwijs geen bezwaar bestaan. Ook een historisch pand kan met behoud van de eigen statuur zich heel goed lenen voor een moderne(re) inrichting.
52. Ik kom tot de slotsom dat in de onderhavige zaak zowel het virtueel masker als de virtuele amulet een 'goed' is in de zin van art. 310 Sr, nu (i) de wetsgeschiedenis zich tegen een dergelijke uitleg niet verzet en (ii) aan de hier door de Hoge Raad gestelde criteria is voldaan. Daarbij neem ik (iii) in aanmerking dat deze uitleg van het begrip 'goed' binnen de grens van de toelaatbare interpretatie blijft, mede de rechtspraak van het EHRM op dit punt in ogenschouw genomen.

 

50 Zie ook: Computerrecht 1984 m.nt. Smits. De Hoge Raad heeft over de rechtsvraag niet kunnen oordelen; van een cassatieberoep (in het belang der wet) is het niet gekomen.
51 Zie: NLR, a.w., aant. 4 op art. 310 Sr; H.W.K. Kaspersen en N. Keijzer, (bundel) Computermisdaad en strafrecht; en Groenhuijsen en Wiemans, a.w., p. 81 e.v. Zie ook (al eerder): D.W.F. Verkade, Bescherming van computerprogrammatuur, 1985, p. 102.

 

Lees meer: P.Kleve, Juridische Iconen in het informatietijdperk, Deventer: Kluwer 2008, p. 103 e.v.

IEF 9836

Kosten deskundige in IE-zaken zijn proceskosten

Met dank aan Menno Heerma van Voss, KEENON.

In de zilveren pennenetuis-zaak (tussen Hema/ Albert Heijn [red. IEF 9795]) wordt de vergoeding voor de door gedaagde (AH) gemaakte deskundige-kosten deels toegewezen en wel op basis van artikel 6:96, lid 2 BW. Dat is vreemd en was onnodig.

Ten eerste gaat het hier eigenlijk om proceskosten; kosten gemaakt ten behoeve (ter voorbereiding) van een procedure. En niet, om zogenaamde kosten ter voorkoming of beperking van schade (art. 6:96, lid 2, sub a BW); ter vaststelling van schade (sub b); noch ter verkrijging van voldoening buitenrechte (sub c).

Wat betreft deze laatste twee (sub b en c) is in lid c uitdrukkelijk bepaald dat deze kosten onder de proceskosten vallen en dus niet als buitengerechtelijke kosten c.q. vermogensschade worden aangemerkt1.
1. Zie ook Oosterveen, 2009 T&C BW, art. 6:96 BW, aant.5.
Lees verder op de SOLV-blog (link)

IEF 9832

Serie van drie Topsectoradviezen

Bijlagen bij Kamerstukken II, 2010-11, 32 637 nr. 14.

Topsector Agro&Food (hier): De Nederlandse groeidiamant

p. 7 Ambitie: Verstevigen van de pro-actieve rol in het bevorderen van een gezond voedingspatroon en leefstijl van de Nederlandse bevolking door het ontwikkelen van producten die bijdragen aan een gezonder voedingspatroon (bijvoorbeeld minder zout, suiker, verzadigde vetten of meer vezels)

  • Bieden van uniforme, transparante productinformatie over voeding en gezondheid, en streven naar internationale harmonisatie daarvan
  • Een significante inspanning om de kwaliteit van leven met als resultaat een bijdrage in het
    reduceren van de kosten van de (gezondheids)zorg

p. 104 Cross-over met top-sector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen: Voortzetting beperkt kwekersrecht; Lobby bij EU voor beperkt kwekersrecht en toestemming nieuwe kweektechnieken

Topsectoradvies Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (hier): Bron voor Groene Economie

in citaten: p. 5. Wij zullen de overdracht van intellectueel eigendom van kennisinstellingen naar ondernemers makkelijker maken en stellen voor met de overheid specifi ek voor onze sector een revolverend fonds in te richten voor risicofi nanciering van innovatief ondernemerschap in (startende) bedrijven. Wij vragen de overheid te bemiddelen bij het vinden van een optimale balans tussen kwekers- en octrooirecht en te ijveren voor Europese wet- en regelgeving die het gebruik van nieuwe veredelingstechnieken stimuleert en versnelt.

Versoepel de overdracht van Intellectueel Eigendom (IE) door kennisinstellingen aan bedrijven

p.48 Wij zullen de overdracht versoepelen van Intellectueel Eigendom (IE) van kennisinstellingen aan bedrijven, met
name het MKB:

  • Houd bij de bepaling van de waarde van IE tussen eigenaar en gebruikers ook rekening met de aanzienlijke investeringen (o.a. in R&D, productie, marketing, distributie) die nog nodig zijn om het IE succesvol te commercialiseren
  • Koppel marktconforme licenties voor IE op een fl exibele wijze aan de in de toekomst te behalen resultaten (no cure-no pay, bijvoorbeeld via licentie-fees als percentage van de omzet na commercialisering, of participatie in
    start-up onderneming)
  • Creëer een revolverend fonds waarmee de eigenaar van het octrooi vanuit de licentieopbrengsten zowel IE kan
    vestigen/onderhoud als nieuw onderzoek financiëren 
  • Als IE tussen de kennisinstelling en opdrachtgever in gezamenlijkheid is ontstaan hou dan de mogelijkheid
    open dat beide eigenaar van het IE kunnen zijn/worden en dat tussen partijen vervolgens over het onderhoud en
    gebruik hiervan onderlinge afspraken worden gemaakt.

Advies Topteam Creatieve Industrie (hier): Creatieve industrie in topvorm

p. 14 De creatieve industrie is de sector die het meest experimenteert met nieuwe manieren van omgaan met intellectueel eigendomsrecht (vooral auteursrecht en merkenrecht, en in mindere mate patentrecht). De sector zit in een voortdurende spagaat tussen enerzijds de behoefte aan te handhaven eigendomsregels, en anderzijds de behoefte aan open toegang tot content en data om te kunnen blijven innoveren. Het Topteam onderkent dat de belangen soms lijnrecht tegenover elkaar staan, maar moedigt de open beschikbaarheid van standaarden, publieke data en content (zoals erfgoed en wetenschappelijke data) aan. Nieuw creatief werk bouwt vrijwel altijd voort op creativiteit uit het verleden. Het open beschikbaar maken van publiek gefinancierde content en data vergroot de potentie en mogelijkheden voor innovatie, het creëren van nieuwe content en het ontwikkelen van nieuwe (data)toepassingen. Met name in de digitale sectoren (internet, mobiel, gaming) is dit van groot belang.

De agenda van het Topteam sluit nadrukkelijk aan bij de Digitale Agenda van het ministerie van EL&I waarin open data, open access, open standaarden en intellectueel eigendom ook belangrijke thema’s zijn. Minister Donner benadrukte onlangs in een brief aan de Kamer dat het aanbieden van open data door de overheid in een duidelijke behoefte voorziet, economische waarde heeft en burgerparticipatie kan bevorderen. De creatieve sector kan de kansen die hier liggen als eerste oppakken en daarmee het pad te effenen voor andere sectoren.

Internationaal staat Nederland nu al sterk met initiatieven om erfgoed en publiek gefinancierde content en data open beschikbaar te maken, onder meer ten behoeve van nieuwe economische waardecreatie. Dit alles gebeurt binnen de kaders van de huidige auteurswet. Zo ondersteunt het ministerie van OCW de grootste Nederlandse digitaliseringsoperatie in de erfgoedsector: Beelden voor de Toekomst. De Koninklijke Bibliotheek is belangrijke partner in de Europese digitale bibliotheek, Europeana, die als katalysator werkt voor het ontstaan van een Europees netwerk van contentproviders en dienstenleveranciers.

Het Topteam beseft dat wetgeving rond auteursrecht aan internationale verdragen gebonden is, en dat de grote discussies vooral op internationaal niveau spelen. Er is echter toch een aantal voorzetten die het Topteam wil geven om de beschikbaarheid van content en data te stimuleren:

• De Nederlandse creatieve industrie moet in Europa een sterker een eigen geluid laten horen over intellectueel eigendomsrecht. De Dutch Creative Industries Council (hoofdstuk 8) neemt daarbij het voortouw.

• Er moet snel werk worden gemaakt van een wettelijke uitzondering voor hergebruik van zogeheten ‘verweesde werken’. Een van de grootste knelpunten in het beschikbaar maken van erfgoed en andere oude content is dat de maker of rechthebbende vaak onbekend is.22 Volgens de auteurswet kan het werk dan niet worden hergebruikt.

• In het verlengde daarvan geeft het Topteam aan het Creatief Topinstituut (hoofdstuk 5) de opdracht mee om onderzoek te laten doen naar mogelijkheden voor een manier van registratie van auteursrecht, die past bij het digitale tijdperk. Op basis van internationale verdragen is verplichte registratie nu onmogelijk, met alle handhavingsproblemen van dien.

• Het Topteam wil dat de overheid aanzienlijk meer vaart zet achter de door de minister van Veiligheid en Justitie aangekondigde verkenning naar de mogelijkheden om in Nederland een fair use principe in te voeren in de Auteurswet. Daarbij moet de nadruk niet uitsluitend op consumenten liggen, maar juist ook op het verruimen van mogelijkheden voor bedrijven en wetenschappelijke instellingen.

IEF 9830

'Albert Heijn - Hema 1-0. nu de A-merken'

Bas Kist, 'Albert Heijn - Hema 1-0. nu de A-merken' in het NRC handelsblad van 22 juni 2011 Hema Albert Heijn

In navolging van IEF 9795. De Hema pikte het niet dat AH haar etuis kopieerde, maar verloor. Laat dit toch een voorbeeld zijn voor A-merken, stelt Bas Kist.

De Hema heeft haar juridische procedure tegen de Albert Heijn verloren. Vorige week bepaalde de rechter dat het warenhuis de supermarkt niet kan verbieden om pennenetuis te verkopen die sterk lijken op de Hema-etuis.

Ondanks dit verlies boekt de Hema met deze zaak een belangrijke overwinning. Het warenhuis laat Albert Heijn duidelijk zien dat het niet met zich laat sollen. De fabrikanten van A-merken in de voedselsector zouden hieraan een voorbeeld moeten nemen.

In de Nederlandse supermarkten strijden A-merken en huismerken al jaren om de beste positie in het schap. Daarbij haken de supermarkten met hun huismerken op grote schaal aan bij het design van de bekende A-merken. Met name Albert Heijn staat bekend als een organisatie die zich graag laat ‘inspireren’ door het A-merk. Of het nu om een deodorant, een zak chips of een potje pindakaas gaat, Albert Heijn heeft altijd wel een tweelingbroertje van het A-merk in zijn schappen staan.

Lees verder hier (pdf)

IEF 9826

Film voor de Rechter

Persbericht - Op 22 juni 2011 presenteerde Roland Wigman en Wendela Bierman, Versteeg Wigman Sprey advocaten hun boek "Film voor de Rechter". Tijdens de zomerborrel in, heel toepasselijk, het Nederlands Film Instituut werd het eerste exemplaar uitgereikt aan Matthijs van Heijningen. “Het tweede en derde en…. exemplaar zijn vanaf heden verkrijgbaar bij uitgeverij deLex”.

In Film voor de Rechter wordt op een toegankelijke wijze rechtspraak over film besproken. Veel aandacht is er voor de intellectuele eigendomsaspecten van film. De schrijvers delen hun uitgebreide praktijkervaring en geven vele anekdotes uit de Nederlandse en internationale filmpraktijk.  Aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden slagen de schrijvers er in een begrijpelijk juridisch filmkader te schetsen.

Film voor de Rechter is het eerste deel in een serie, waar ook Muziek voor de Rechter, Boek voor de Rechter, Bouwwerk voor de Rechter en Mode voor de Rechter onderdeel van zullen uitmaken.

Bestel hier

Roland Wigman en Wendela Bierman zijn beiden advocaat bij Versteeg Wigman Sprey advocaten. Zij adviseren onder meer filmproducenten, financiers en filmmakers over alle juridische aspecten van het maken en exploiteren van films.

IEF 9807

Overwinning Schafthuizen niet terecht

Met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, SOLV.

In reactie op IEF 9793.

Het derde deel van de Reve-biografie van Nop Maas mag niet (in de huidige vorm) verschijnen. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 16 juni beslist. De rechter beoordeelt de zaak voornamelijk verbintenisrechtelijk, namelijk of uitgeverij Van Oorschot toestemming heeft verkregen op grond van een overeenkomst met Schafthuizen, erfgenaam van Reve. De rechter oordeelt dat Van Oorschot niet de vereiste toestemming heeft.

Daar waar voormalig minister-president Balkenende beweerde dat de film Fitna van Geert Wilders niet op voorhand kon worden verboden, gebeurt dat nu feitelijk wel met deze biografie. Dat is om verschillende redenen opvallend.

In de eerste plaats zijn al twee delen verschenen. In die omstandigheid ligt het voor de hand dat Schafthuizen argumenten aanvoert waarom juist dit deel ongewenst is. Dat geldt te meer nu het een wetenschappelijk werk betreft, waar grote publieke belangstelling voor is. Een beoordeling van de redelijkheid van het verzet van Schafthuizen blijft echter uit.

In de tweede plaats laat de rechter een auteursrechtelijke toets achterwege. Hij neemt aan dat publicatie zonder toestemming van Schafthuizen niet geoorloofd is. Het citaatrecht betrekt hij niet bij die beoordeling. Het betreft ongepubliceerde brieven en daarop zou het citaatrecht wellicht niet van toepassing zijn. Daar staat tegenover dat brieven via het Letterkundig museum in Den Haag toegankelijk zijn. In de Scientology-zaak vond AG Verkade dergelijke publicatie voldoende om art. 15a Auteurswet van toepassing te laten zijn. Aan de overige criteria van de bepaling wordt stellig voldaan. Uit het ontbreken van de toesteming kan niet zonder meer worden afgeleid, dat sprake is van auteursrechtinbreuk, zoals de voorzieningenrechter doet:

Uit het voorgaande volgt dat [eiser] geen toestemming, schriftelijk noch mondeling, voor het gebruik in deel 3 van de biografie van citaten uit niet eerder gepubliceerd werk van Gerard Reve heeft verleend. Publicatie daarvan is dan ook in strijd met aan [eiser] als erfgenaam toekomende auteursrecht daarop.

Het is -- in de derde plaats -- van belang wat de verhouding is tussen de beperkingen en het verbintenissenrecht. Is het citaatrecht van dwingend recht? Gezien het belang dat die beperking nastreeft -- de uitingsvrijheid -- zou dat goed worden worden betoogd.

In de vierde plaats is opvallend dat de rechter de uitoefening van het auteursrecht in casus niet heeft getoetst aan de uitingsvrijheid. Duidelijk is dat door dit verbod de vrijheid van meningsuiting van de biograaf (en de uitgeverij) in het gedrang komt.

Van belang is verder dat het auteursrecht hier deels als privacyrecht wordt gehanteerd. Het is eerder schending van een soort persoonlijkheidsrechten waar Schafthuizen over klaagt. Maar kan hij zich daar in deze zaak wel op beroepen? Is het auteursrecht hiervoor bedoelt? Is geen sprake van misbruik van recht?

De uitspraak roept, kortom, talloos veel vragen op.

Wellicht zou de uitspraak ook anders zijn uitgevallen als wij in Nederland een fair use bepaling zouden kennen. In de VS is in de Copyright Act nadrukkelijk opgenomen dat het ongepubliceerde karakter van een werk een beroep op fair use niet uitsluit. De verduidelijking is opgenomen naar aanleiding van de uitspraak van de Supreme Court in de zaak van schrijver Salinger was gestart, toen een oude geliefde brieven van hem publiceerde. De omstandigheden waren in die zaak wel heel anders, onder meer omdat Salinger nog in leven was.

Lees ook op de SOLV-blog, hier.

IEF 9790

Uitputting en doorverkoop van software

P.G. van der Putt e.a., 'Exhaustion and Software Resale Rights' Computer Law Review International.

Met dank aan Tjeerd Overdijk, Polo van der Putt en Eva de Vries (Vondst Advocaten) en Thomas Schafft (HK Krüger Rechtsanwälte).

A comparison between the European exhaustion doctrine and the U.S. first sale doctrine in the light of recent case law

"The previous year saw some interesting developments with regard to the resale of (used) software licenses. In the U.S. the position of software vendors to control distribution seems to be strengthened. In Europe, on the other hand, the position of software vendors might be weakened. A Dutch court found that a purchaser of used software does not need a license from the software vendor. In Germany, the highest civil court referred questions to the CJEU with respect to resale of downloaded software. Market players will have to cope with diverging approaches in their markets and ongoing legal uncertainty."

Lees het hele artikel hier (pdf).