WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording
Rb. Amsterdam 17 juli 2024, IEF 22170, LS&R 2247; ECLI:NL:RBAMS:2024:4255 (Stichting Farma Ter Verantwoording tegen AbbVie). AbbVie is een biofarmaceutisch bedrijf dat zich richt op immunologie, hematologische oncologie, neurowetenschap, esthetica en huidverzorging. Zij verkopen in Nederland het medicijn adalimumab onder de naam Humira. Dit is een medicijn tegen reumatoïde artritis, psoriasis, de ziekte van Crohn en uveïtis (oogontsteking). Het medicijn is ontwikkeld door Knoll Pharmaceuticals en zij had hier een octrooirecht op. Stichting Farma Ter Verantwoording (hierna: FTV) streeft ernaar dat geneesmiddelen op een duurzame en maatschappelijk betamelijke wijze op de markt beschikbaar zijn. In deze zaak vordert FTV dat de rechtbank voor recht verklaart dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van haar economische machtspositie. Dit omdat zij in de periode waarvoor Humira octrooibescherming genoot een veel te hoge prijs zou vragen voor Humira.
Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV
Vragen aan Grote Kamer van Beroep 24 juni 2024, IEF 22169, IEFbe 3765; T 0439/22 (Yannun Tobacco tegen Philip Morris). Philip Morris, verweerder in deze zaak, is houder van een octrooi op een aerosolvormend voorwerp voor gebruik met een elektrisch aangedreven aerosolvormend apparaat met verwarmingselement. Het aerosolvormende voorwerp bestaat uit een ‘gathered sheet’ van aerosolvormend materiaal met een omhulsel dat dient als een thermisch geleidende vlambarrière voor het verspreiden van warmte. In de beschrijving van het octrooi staat een definitie van de term ‘gathered sheet’.
Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter
Oberlandsgericht Düsseldorf 28 mei 2024, IEF 22168; ECLI:DE:OLGD:2024:0528 (appellant tegen Adidas). Deze procedure ziet op een geschil tussen appellant en Adidas. Het betreft een vijftal ontwerpen voor broeken die door appellant op de markt zijn gebracht in Duitsland, welke volgens Adidas inbreuk zouden maken op haar merkrechten. In eerste aanleg voor de Duitse rechter wordt Adidas geheel in het gelijk gesteld. In het door verweerder ingestelde hoger beroep wordt dat vonnis echter deels vernietigd.
Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen
UPC CoA 11 juli 2024, IEF 22167, IEFbe 3764; UPC_CoA_354/2024 (Apple tegen Ona Patents). Ona heeft een inbreukvordering ingesteld jegens Apple. Apple heeft hierop verzocht om de procestaal te wijzigen van het Duits naar het Engels. Dit verzoek wordt door de President van het Gerecht in Eerste Aanleg afgewezen. In hoger beroep verzoekt Apple vernietiging van deze beschikking. Apple verzoekt vervolgens dat de behandeling van het hoger beroep wordt versneld door de termijn voor het indienen van het verweerschrift te verkorten voor Ona.
IE-klassieker: Brompton Bicycle
HvJ EU 11 juni 2020, IEF 22171; ECLI:EU:C:202:461 (Brompton Bicycle)
Onderwerp:
Werkbegrip, technisch resultaat
Feiten:
Bicycle beschuldigt CHEDECH ervan inbreuk te maken op Bromptons auteursrecht betreffende haar vouwfietsen.
Rechtsregel (rechtsoverweging 38):
Producten waarvan de verschijningsvorm (gedeeltelijk) noodzakelijk is om een technisch resultaat te bereiken, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn wanneer het product een oorspronkelijk werk is en resultaat is van een intellectuele schepping omdat de auteur vrije en creatieve keuzen heeft gemaakt zodat de verschijningsvorm zijn persoonlijkheid weerspiegelt.
HvJ EU: Servier
HvJ EU 27 juni 2024, IEF 22166, LS&R 2246, IEFbe 3763; ECLI:EU:C:2024:549 (Servier) Het Franse farmaceutische bedrijf Servier had een octrooi op het hartmedicijn perindopril tot het einde van de jaren 1990 en begin jaren 2000. Na deze periode verzocht Servier om aanvullende octrooien (waaronder het “947-octrooi”) in de daaropvolgende jaren. De geldigheid van de aanvullende octrooien werd aangevochten door verschillende generieke fabrikanten, waaronder het Sloveense bedrijf Krka. Naar aanleiding hiervan heeft Servier met Krka een overeenkomst gesloten die een exclusieve en onherroepelijke licentie vormde over het 947-octrooi voor perindopril in een paar Oost-Europese landen. In ruil daarvoor moest Krka een royalty van 3% op haar netto-omzet in die gebieden aan Servier betalen. De Europese Commissie heeft in 2014 geoordeeld dat de generieke fabrikanten als potentiële concurrenten van Servier beschouwd moesten worden en de overeenkomsten in strijd zijn met art. 101 en 102 VWEU. Het Gerecht oordeelde dat de regeling tussen Servier en Krka voor de Oost-Europese markten een geldige overdracht van technologie was, in plaats van een aansporing voor Krka om zich buiten de door Servier bestreken markten te houden.
Bunq maakt geen inbreuk op "Easy-merken" Easygroup
Rb. Den Haag 10 juli 2024, IEF 22166; ECLI:NL:RBDHA:2024:10136 (Easygroup tegen Bunq) Easygroup is actief in meerdere sectoren en houder van een aantal Uniemerken die worden voorafgegaan door het woord “EASY”. Bunq biedt voor bedrijven en consumenten verschillende abonnementen aan, waaronder “Easy Bank”, “Easy Money” en “Easy Green”. Easygroup vordert voor recht te verklaren dat Bunq door het gebruik van de eerder genoemde Easy tekens inbreuk maakt op de merken van Easygroup. In reconventie vordert Bunq nietigverklaring van een aantal Easy-merken van Easygroup. De rechtbank oordeelt dat de grafische elementen van de Easy-merken, in combinatie met de niet onderscheidende elementen ‘easy’ en de steeds beschrijvende tweede woordelementen, geen ab initio onderscheidende merken oplevert. Ten aanzien van normaal gebruik van de merken oordeelt de rechtbank dat het enkele gegeven dat er een elektrisch apparaat wordt gebruikt bij het afrekenen voor de dienst die onder het merk EASYCURRENCY wordt aangeboden, niet meebrengt dat sprake is van gebruik van het merk teneinde voor elektrische apparaten afzet te vinden of te behouden.
Rijschool gebruikt verwarrende handelsnaam
Rb. Noord-Holland 9 juli 2024, IEF 22164; ECLI:NL:RBNHO:2024:6914 (verzoeker tegen verweerder). Deze zaak betreft een geschil tussen twee rijscholen. Verzoeker heeft haar rijschool sinds 2010, terwijl verweerder pas recent is gestart in 2024. Verzoeker en verweerder bedienen met hun rijschool grotendeels dezelfde plaats. Verzoeker is van mening dat verweerder onterecht dezelfde handelsnaam voert als zij, zowel in reclame uitingen als op social media, al dan niet in combinatie met ¨by Roadassist¨. Verweerder voert aan dat zij deze handelsnaam gebruikt omdat dit haar eigen voornaam is. Daarnaast gebruikt zij andere kleuren en lettertypen dan verzoeker zodat van verwarring geen sprake is. Verweerder heeft haar Instagram-account bovendien aangepast van ¨Rijschool [naam]¨ naar ¨[naam] by Roadassist¨. Op het dakbord van de auto van verweerder staat de naam in kwestie echter nog steeds in grote letters vermeld. In dat kader oordeelt de rechter dat, hoewel de Instagram pagina van verweerder geen verwarring schept, hetzelfde niet kan worden gezegd over het dakbord. Dat verweerder feitelijk andere kleuren of lettertypen gebruikt, kan de verwarring niet voorkomen. De omstandigheid dat verweerder haar eigen voornaam als handelsnaam wil gebruiken acht de rechter irrelevant. Het verzoek wordt dan ook toegewezen. Verweerder mag de naam in kwestie enkel nog gebruiken in combinatie met ¨by Roadassist¨, waarbij de naam geen groter, vetter of opvallender lettertype mag hebben dan ¨by Roadassist¨.
NRC hoeft artikel over Bunq niet te rectificeren
Vzr. rb. Amsterdam 23 juli 2024, IEF 22163, IT 4589; ECLI:NL:RBAMS:2024:4479 (Bunq tegen NRC) NRC heeft op 26 juni 2024 een artikel geplaatst over het stiekem in klantrekeningen kijken door oud-medewerkers van Bunq. Bunq vordert NRC te gebieden de namen van (oud-)medewerkers van Bunq te verwijderen uit het artikel, de aangehaalde delen van de Slack-discussie te verwijderen en een rectificatie bij het artikel te plaatsen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de informatie van NRC een bijdrage levert aan het publieke debat over de vraag of Bunq de bedrijfsprocessen en waarborgen tegen privacy-inbreuken op orde heeft. Gelet hierop wordt de omstandigheid dat NRC gebruik heeft gemaakt van interne gegevens in dit geval niet doorslaggevend geacht. NRC heeft verder voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. NRC heeft weliswaar enigszins selectief geciteerd uit de Slack-discussie, maar de conclusie dat Bunq ‘niet lijkt te willen weten of zijn medewerkers de toegang misbruiken’ valt te rechtvaardigen. Van een buiten de grenzen sensationele en ongepaste stijl van het artikel is geen sprake. De belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van NRC uit, de publicatie is niet onrechtmatig. De vorderingen van Bunq worden afgewezen.
Gebruik IGLOO-merken door oud-distributeur is toegestaan voor de verkoop van opgebouwde voorraad
Vzr. Rb. Den Haag 18 juli 2024, IEF 22162, IT 4588; ECLI:NL:RBDHA:2024:11317 (IPC tegen Coolers). IPC is een Amerikaanse fabrikant en houdster van onder meer de Benelux- en Uniemerken ´IGLOO´. Coolers is lange tijd distributeur geweest van IGLOO-producten, waarbij met toestemming veelvuldig gebruik werd gemaakt van de merken van ICP. Op 31 maart 2023 heeft IPC de distributieovereenkomst opgezegd. Hierna verkoopt Coolers nog steeds haar overige voorraad IGLOO-producten. In dat kader adverteert zij ook nog steeds met de IGLOO-merken via tal van online kanalen. IPC vordert dat Coolers wordt geboden om iedere inbreuk op de IGLOO-merken en handelsnaamrechten van IPC te staken en gestaakt te houden. Daaraan ten grondslag legt zij dat door het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers het bestaan van een economische band tussen IPC en Coolers wordt gesuggereerd, terwijl die band niet meer bestaat. Coolers stelt daarentegen dat de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC onrechtmatig is omdat de opzegtermijn onvoldoende redelijk zou zijn. Bovendien zou Coolers nog steeds gerechtigd zijn gebruik te maken van de IGLOO-merken, zolang zij producten verkoopt uit de voorraad die zij heeft opgebouwd en ingekocht bij IPC op grond van de overeenkomst.