Coupry breidt IE-sectie uit met partner Claudia Zeri
Met trots kondigt Coupry de komst aan van Claudia Zeri als nieuwe partner IE. Haar komst versterkt het IE-team teneinde de groeiende praktijk optimaal te kunnen blijven bedienen en verder uit te bouwen. Claudia adviseert en procedeert in technologie-gerelateerde zaken met een focus op octrooirechtelijke geschillen. Ze treedt op voor cliënten in geschillen op verschillende technologische velden, waaronder life sciences & biotechnologie, food & agri, werktuigbouw en telecommunicatie.
Seminar Privacy en Franchise op donderdag 4 februari. Aanmelden nog mogelijk!
De inwerkingtreding van de nieuwe Franchisewet per 1 januari 2021 heeft aanzienlijke gevolgen voor ondernemers en voor uw rechtspraktijk. Dit betreft ook de omgang met privacy en persoonsgegevens. Hoe verhoudt de nieuwe Franchisewet zich tot bestaande privacywetgeving - en tot de ePrivacy Verordening?
Op donderdag 4 februari licht Eva de Vries (SOLV) dit toe in een verdiepend online 'flitsseminar'. In een kort en bondig seminar besteedt zij onder meer aandacht aan:
- Gegevensverwerkingen en franchiseformules
- Rolverdeling en verantwoordelijkheden van franchisegever, franchisenemer en dienstverleners
- Privacy verplichtingen en afspraken tussen franchisegever en franchisenemer
Ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.
Oud motorfietsmerk EYSINK doorgehaald wegens non usus
BBIE 25 januari 2021, IEF 19738; Doorhalingsbeslissing 3000143 (Eysing Group tegen verweerder) Op 25 januari 2021 heeft het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom de inschrijving van het merk EYSINK onder nummer 927005 doorgehaald wegens niet-gebruik (“non usus”). Verval was ingeroepen op basis van artikel 2.27 lid 2 BVIE en artikel 2.23bis BVIE. Het verzoek tot doorhaling was ingediend door het bedrijf Eysing Group B.V. dat onder het merk EYSING elektrische e-mopeds op de markt brengt met retrodesign van een motorfiets. Het merk EYSINK was volgens verzoeker al niet meer (normaal) gebruikt sinds 1977, en in ieder geval in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het doorhalingsverzoek. De door verweerder aangedragen stukken leverden naar het oordeel van verzoeker geen gebruik en ‘normaal gebruik’ op.
IE-symposium AIPPI op 17 maart
Het IE Symposium 2021 van AIPPI zal online plaatsvinden op woensdag 17 maart.
De programmacommissie heeft een interessant en zo interactief mogelijk programma voor u samengesteld. In de ochtend geven Jacqueline Seignette, Maarten Haak en Mark van Gardingen een overzicht van relevante ontwikkelingen binnen het auteurs, octrooi- en merkenrecht. In de middag staan twee levendige debatten op het programma met als onderwerp de Bescherming van Design en FRAND.
Werknemer geen recht op inkomsten auteursrechten
Rechtbank Noord-Nederland 24 december 2020, IEF 19736; ECLI:NL:RBNHO:2020:11537 (S.I. Music Studio B.V. tegen X) SI Music is een onderneming die zich bezighoudt met het commercieel produceren en exploiteren van muziek voor opdrachtgevers. X is in 2011 in dienst getreden bij SI Music en maakt muziekwerken die worden vervaardigd voor relaties van SI Music. Deze muziekwerken zijn vanaf de aanvang van het dienstverband niet onder de naam van SI Music aangemeld bij Buma/Stemra, maar onder de naam van X, omdat Buma/Stemra alleen natuurlijke personen kent als deelnemers en geen rechtspersonen. Over de jaren 2013 tot en met 2018 heeft Buma/Stemra een bedrag van in totaal € 193.785,09 betaald aan X in verband met de ROA, een zogenoemde Regeling Oudedagsvoorziening Auteurs. Hierop heeft SI Music X gesommeerd om dit bedrag aan haar door te betalen. X beargumenteert dat de ROA een oudedagsvoorziening is die volgens de verstrekker Buma/Stemra géén exploitatie-inkomst is, in het leven is geroepen met een sociaal-cultureel doel en alleen besteed mag worden als oudedagsvoorziening. X betwist de vordering en voert aan de SI Music niet heeft voldaan aan haar informatie- en zorgplicht, en dat uit de arbeidsovereenkomst niet volgt dat X verplicht is om het betaalde bedrag te betalen. . Geoordeeld wordt dat uit de arbeidsovereenkomst duidelijk volgt dat X geen recht heeft op het door Buma/Stemra betaalde bedrag, omdat dit rechtstreeks voortvloeit uit inkomsten uit muziekauteursrechten. Terecht stelt X zich op het standpunt dat hij nog aanspraak heeft op betaling van een bonus. Deze aanspraak wordt daarom verrekend met de vordering van SI Music. De opgelegde boete van € 257.000,00 wordt bovenmatig gevonden, deze wordt daarom gematigd tot een bedrag van € 5.000,00.
Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert en Lotte Rutgers, Leeway Advocaten.
Hoofdelijke verbondenheid biedt voldoende zekerheid voor verhaal
Rechtbank Amsterdam 13 januari 2021, IEF 19734; C/13/687054 / HA ZA 20-741 (Coast Cycles c.s. tegen Phatfour) Incidentieel vonnis. De vorderingen van Coast Cycles c.s. (CCS) betreffen de door hen gestelde auteursrechten op bepaalde fietsen die worden verkochten in geheel Europa. Phatfour vordert dat CCS wordt bevolen zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan CCS veroordeeld zou kunnen worden. Zij stelt dat aan de zijde van Phatfour onzekerheid bestaat of zij een eventuele kostenveroordeling kan verhalen. In dat geval biedt artikel 224 lid Rv de mogelijkheid om een procespartij te bevelen zekerheid te stellen voor een eventuele kostenveroordeling, tenzij één van de in art. 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is. CCS c.s. hebben aangevoerd dat een onverhoopte kostenveroordeling van hen hoofdelijk zal worden uitgesproken. Daarmee is het redelijkerwijs aannemelijk dat verhaal voor de proceskostenveroordeling in Nederland mogelijk zal zijn. Bovendien kan niet uit de stellingen van de gedaagde partij worden afgeleid dat indien de vorderingen worden afgewezen, dat er een kostenveroordeling zal volgen waarin de Singaporese partij wel en de Nederlandse partij niet in de proceskosten zal worden veroordeeld. Naar het oordeel van de rechter geeft deze hoofdelijke verbondenheid voldoende zekerheid voor verhaal van de proceskostenveroordeling in Nederland. De incidentele vordering van Phatfour wordt dan ook afgewezen.
Vrije beschikking handelsnaam bij eigendomsvoorbehoud
Hof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2021, IEF 19735; ECLI:NL:GHARL:2021:745 (Yacht Support tegen MSAR) Yacht Support c.s. bouwde en verkocht jachten. In 2017 hebben zij hun aandelen verkocht aan Grim Management en in de koopovereenkomst is een eigendomsvoorbehoud opgenomen. Yacht Support c.s. is in 2018 in staat van faillissement verklaard. MSAR heeft met de curator van Yacht Support c.s. een schriftelijke overeenkomst gesloten over de overname van de daarin genoemde roerende zaken. Yacht Support c.s. hebben vanuit hun sociale media een link verspreid naar persberichten op de website met titels als 'Waarschuwing namaak jachten & merk piraterij'. Yacht Support c.s. en MSAR beschuldigen elkaar daarop over en weer van onrechtmatig handelen. Yacht Support c.s. verwijten MSAR dat zij zonder toestemming gebruik maken van de intellectuele eigendomsrechten.
Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, Rijksuniversiteit Groningen.
HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen beoordelingsdatum vervallenverklaring
HvJ EU 17 december 2020, IEF 19733, IEFbe 3178; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce) [Vervolg op IEF 18791]. Het Bundesgerichtshof van Duitsland heeft aan het HvJ EU vragen gesteld inzake de uitleg van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 betreffende de berekening van de periode van niet-gebruik van een merk. Duits recht bepaalt dat bij de berekening van de periode van gebruik van vijf jaar het tijdstip van instelling van de (reconventionele) vordering als uitgangspunt dient. Eindigt de periode van vijf jaar van niet-gebruik echter pas na instelling van deze vordering, dan moet worden uitgegaan van het tijdstip van de sluiting van de pleitzitting. Geoordeeld wordt dat artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 zich ertegen verzet dat het tijdstip van de sluiting van pleitzitting in aanmerking moet worden genomen als beoordelingsdatum, omdat die keuze zou stroken met de doelstelling om merken alleen te beschermen wanneer zij daadwerkelijk worden gebruikt en met de doelstelling van doeltreffendheid van de procedures. Het tijdstip dat de (reconventionele) vordering is ingesteld, dient dus in aanmerking te moeten worden genomen om vast te stellen of de in die bepaling bedoelde ononderbroken periode van vijf jaar is verstreken.
Artikel ingezonden door Gie van den Broek, LXA.
Vul de kruiswoordpuzzel in en win 'De Handelsnaamwet onder de loep'
Gie van den Broek maakte deze kruiswoordpuzzel. De eerste inzender van de juiste oplossing* wint het pas verschenen boek De Handelsnaamwet onder de loep van Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht.
* De oplossing kunt u sturen naar redactie@ie-forum.nl.
LXA-medewerkers zijn van deelname uitgesloten. Zij hebben de oplossing al.
Rechtbank verklaart zich onbevoegd
Rechtbank Noord-Nederland 8 juli 2020, IEF 19731; ECLI:NL:RBNNE:2020:2398 (MSAR tegen Beheer) Bevoegdheidsincident. MSAR stelt dat D c.s. inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten die verband houden met het teken 'D' en haar eer en goede naam en dat D het Beneluxmerk en de Uniemerkaanvraag voor het woordmerk 'D' te kwader trouw heeft gedeponeerd. D c.s. vordert onder meer dat alle intellectuele eigendomsrechten van de naam en het teken 'D' berusten bij A Beheer en C Beheer en dat MSAR inbreuk heeft gemaakt op dit recht alsmede om de doorhaling te bevelen van de inbreukmakende merken van MSAR.