Artikel ingezonden door Roland Wigman, VWS Advocaten.
Roland Wigman: Recht op een kwart miljard cash?
Peter de Waard pleit in de Volkskrant van 8 december voor het laten vervallen van het auteursrecht na de dood van de maker. Hij ziet het feit dat het auteursrecht blijft bestaan tot zeventig jaar na de dood van de oorspronkelijke auteursrechthebbende als “een juridische misstand” en een “feodaal wangedrocht”. Wat er feodaal aan is, anders dan dat het gaat over eigendom, zie ik niet.
Natuurlijk mag De Waard menen dat het auteursrecht best korter mag, ik zelf meen ook dat er geen rechtvaardiging is voor een duur tot zeventig jaar na de dood van de maker. Maar om die mening nu op te hangen aan het feit dat de kinderen Dylan op het punt staan een kwart miljard te erven begrijp ik al helemaal niet.
Als het feit dat kinderen die ‘part noch deel hebben gehad aan het creatieve proces’ (aldus De Waard) niet zouden moeten profiteren van de waarde van dat creatieve proces, stel je feitelijk de vererving van eigendom ter discussie.
Als pa met hard werken veel geld verdient en met dat geld een schilderij en een huis koopt, dan mogen dus – kennelijk volgens De Waard – de kinderen niet profiteren van de waarde(stijging) van dat schilderij of dat huis. Zij hebben immers helemaal niets bijgedragen aan (de verkrijging van) dat schilderij of dat huis.
Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Taylor Wessing.
Ondanks niet ondertekenen overeenkomst toch auteursrechthebbende
Vzr. Rechtbank Gelderland 8 december 2020, IEF 19641, IT 3355; C/05/378276 / KG ZA 20-400 (Hage q.q. tegen Connect) Kort geding. Connect ontwikkelde en vermarkte onder andere software, in het bijzonder 3D configuraties voor woningbouwprojecten. IBG ontwikkelt eveneens software. Connect heeft op enig moment IBG benaderd om een 3D tekenprogramma verder te bewerken en het programma te onderhouden. Zij laten hiervoor een overeenkomst opstellen. Op 14 januari 2020 wordt Connect failliet verklaard. Curator Hage q.q. vordert de producten die in de uitvoering van de overeenkomst door IBG zijn ontwikkeld en stelt zich op het standpunt dat Connect eigenaar is van de auteursrechten. IBG voert verweer en meent dat zij de IE-rechten met betrekking tot de producten bezit, nu de overeenkomst niet door haar is ondertekend. Geoordeeld wordt dat partijen kennelijk overeenstemming hadden over de essentiala van de overeenkomst en dat zij hieraan volledige uitvoering hebben gegeven. Verder blijkt uit de correspondentie dat zij uitgingen van een bindende overeenkomst, waardoor Connect er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat IBG de overeenkomst gestand zou doen. Dat IBG de overeenkomst niet heeft ondertekend, doet daar niet aan af. IBG wordt daarom bevolen de producten die zij nog onder zich heeft, waaronder de meest recente versie van de (bron)code, af te geven en ter beschikking te stellen op een draagbare gegevensdrager.
Eerste Kamer aanvaardt Wijziging Mediawet 2008
Maandag 7 en dinsdag 8 december debatteerde de Eerste Kamer met minister Slob van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep. Aan het eind van het debat aanvaardde de Eerste Kamer het wetsvoorstel zonder stemming. De Kamer stemt dinsdag 15 december over een door PVV-senator Van Kesteren ingediende motie over sanctionerend optreden bij overtreding van de Mediawet 2008.
Lees verder op Eerstekamer.nl.
Beleidsnota: Modernisering Rijksoctrooiwet 1995
In deze beleidsnota deelt minister Wiebes zijn ideeën over hoe de Rijksoctrooiwet 1995 kan worden gemoderniseerd. Hiermee moet onder meer de toegankelijkheid van het octrooisysteem voor het midden- en kleinbedrijf verbeteren.
Lees verder op Rijksoverheid.nl.
HvJ EU: besluit Europese Commissie over mededinging nietig verklaard
HvJ EU 9 december 2020, IEF 19638, IT 3353, IEFbe 3156; ECLI:EU:C:2020:1007 (Groupe Canal+ tegen Europese Commissie) Mededinging. Televisiedistributie. Uit het persbericht: het Hof verklaart een besluit van de Commissie nietig waarbij toezeggingen verbindend worden verklaard die door een onderneming zijn gedaan om de mededinging op de markten in stand te houden. De omstandigheid dat de medecontractanten van een onderneming die heeft toegezegd om bepaalde contractuele clausules niet na te komen, zich tot de nationale rechter kunnen wenden, kan de gevolgen van dat besluit van de Commissie voor de contractuele rechten van die medecontractanten niet opheffen.
Toewijzing geldvordering bij voorraad onvoldoende aannemelijk
SGOA 27 mei 2019, IEF 19632, IT 3352 (Eiser tegen verweerder) Eiser houdt zich bezig met het technisch ontwerp en het uitvoeren van technische productinnovatie. Verweerder ontwikkelt, fabriceert en verkoopt hoogwaardige gordijnrailssystemen. Partijen hebben samengewerkt aan de ontwikkeling van een besturingssysteem voor gordijnrails. Hiervoor zijn partijen op 22 oktober 2015 een overeenkomst aangegaan. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte weigert de openstaande facturen te betalen. Zij vordert betaling van deze facturen. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Voor de vraag of er plaats is voor toewijzing hiervan is vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien het feit dat op 28 mei 2019 een faillissementsrekest wordt behandeld. Verweerder is echter de enige klant van eiser. Voor verweerder bestaat een reëel restitutierisico omdat eiser kennelijk niet zelf beschikt over financiële middelen om het faillissement af te wenden. Bij de belangenafweging zal de aannemelijkheid en opeisbaarheid van de vorderingen daarom een belangrijke rol spelen. Daarom worden alle openstaande facturen stuk voor stuk behandeld. Geoordeeld wordt dat eiser er niet in is geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat verweerder de aan haar vorderingen ten grondslag gelegde gefactureerde bedragen verschuldigd is, zodat de vordering moet worden afgewezen.
Gebrek aan kennis over verhuizing komt voor eigen rekening
SGOA Heemstede 22 oktober 2018, IEF 19630, IT 3349, LS&R 1891 (Leverancier tegen afnemer) Arbitraal vonnis. Eiser is een leverancier van softwarepakketten aan medische zorginstellingen. Verweerder houdt zich bezig met geneesmiddelenverstrekking. Samen hebben zij een dienstenovereenkomst afgesloten voor de levering van een softwarepakket. Eiser heeft bij factuur van 2 mei 2017 een bedrag in rekening gebracht, maar de factuur is naar het oude adres verstuurd. Betaling is daarom uitgebleven. Verweerder heeft het pand dat zij huurde moeten verlaten en eiser heeft geholpen bij deze verhuizing. Eiser vordert naast de hoofdsom de handelsrente over de hoofdsom over de periode vanaf de vervaldatum van de verzonden factuur. De hoofdsom wordt toegewezen, maar uit de omstandigheden van het geval leidt de arbiter af dat eiser op de hoogte was van de verhuizing, ondanks dat verweerder verzuimd heeft een adreswijziging door te geven. Deze vordering wordt daarom afgewezen. Nu verweerder niet heeft betaald nadat zij de factuur alsnog heeft ontvangen, stelt de arbiter in redelijkheid vast dat verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van de arbitrage.
Klachten leiden niet tot vernieting Parool-uitspraak
HR 4 december 2020, IEF 19636, IT 3351; ECLI:NL:HR:2020:1942 (Eiser tegen Het Parool) Vervolg op [IEF 18468]. Privacyrecht. Het Parool heeft in 2016 artikelen gepubliceerd over de kopers van politiepanden op de Amsterdamse Wallen en hun banden met criminelen. De betrokken kopers vorderen te verklaren dat publicatie van de artikelen onrechtmatig is. Publicatie van de artikelen was niet onrechtmatig volgens de rechtbank. Het hof oordeelde dat één bewering in het laatste artikel onrechtmatig was wegens het ontbreken van nuancering en/of wederhoor. De artikelen werden verder rechtmatig bevonden. Plaatsing van een rectificatie bij het laatste artikel in het digitale archief volstond. De Hoge Raad verwerpt het beroep. De klachten over het arrest van het hof kunnen niet leiden tot vernietiging van dat arrest. Zie ook de conclusie van de A-G [IEF 19341].
Nietigheidsvordering Looplabb geen reden tot afzien schorsing
Rechtbank Den Haag 21 oktober 2020, IEF 19634; ECLI:NL:RBDHA:2020:12249 (Izipizi tegen Looplabb) Izipizi is houdster van het Izipizi-Uniemerk, een 3D vormmerk voor waren en diensten in de klassen 9 en 16 (verpakkingen voor brillen). Looplabb heeft brillen aangeboden in een verpakking, die wat de vormgeving betreft nagenoeg identiek is aan de Izipizi verpakking. Daarmee zou Looplabb een inbreuk hebben gemaakt op het Izipizi-Uniemerk. Looplabb heeft al voor het uitbrengen van de dagvaarding bij het EUIPO gevorderd dat het Izipizi-Uniemerk nietig wordt verklaard, omdat het elk onderscheidend vermogen mist. Vast komt te staan dat er sprake is van een samenloop van een eerdere nietigheidsprocedure en een procedure bij de rechtbank. De laatstgenoemde procedure moet daarom worden geschorst, totdat er definitief uitspraak is gedaan in de procedure over het Izipizi-merk. Izipizi stelt dat de nietigheidsvordering slechts is ingesteld om de inbreukprocedure te vertragen. Geoordeeld wordt dat wat Izipizi in dit kader heeft aangevoerd niet kan worden aangemerkt als bijzondere redenen die tot het afzien van schorsing van de procedure leiden.
Bevestiging schikkingsregeling snijplaten-octrooi
Hoge Raad 4 december 2020, IEF 19635; ECLI:NL:HR:2020:1939 (X tegen Jet Set) Vervolg op [IEF 18880]. Jet Set exploiteert het octrooi EP1507630. Het betreft een systeem voor het snijden van staalplaten. Tussen Jet Set en eiser is een regeling overeengekomen, de schikkingsregeling. In deze schikkingsregeling tussen Jet Set en eiser is onder meer bepaald dat eiser elke inbreuk op het octrooi zal staken. De schorsing van de schikkingsregeling die voorafgaand aan de bodemprocedure is getroffen werd niet toegewezen. Strijd met de schikkingsregeling werd evenmin toegewezen omdat een elektrisch aangedreven motor niet binnen de beschermingsomvang valt. De gewezen vonnissen werden door het Hof bekrachtigd. Eiser heeft tegen het arrest beroep in cassatie ingesteld. De klachten leiden niet tot vernietiging van het arrest.