HvJ EU: geen bescherming voor niet-geografische bestanddelen Balsamico
HvJ EU 4 december 2019, IEF 18866, IEFbe 3002; ECLI:EU:C:2019:1045 (Aceto Balsamico di Modena tegen Balema) Het Consorzio Tutela Aceto Balsamico di Modena – een vereniging van producenten van producten met de benaming „Aceto Balsamico di Modena (BGA)” – heeft het Duitse vennootschap Balema verzocht om de term „balsamico” niet langer te gebruiken [IEF 18035]. Vastgesteld wordt nu dat de bescherming van de benaming „Aceto Balsamico di Modena” zich niet uitstrekt tot het gebruik van de afzonderlijke nietgeografische bestanddelen ervan. De registratie van de betrokken BGA en de daaruit voortvloeiende bescherming hebben betrekking op de benaming „Aceto Balsamico di Modena” in haar geheel, aangezien het deze benaming is die onmiskenbaar naamsbekendheid heeft verworven op de nationale en internationale markt.
Bevoegdheidsincident en incident schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad verstekvonnis
Rechtbank Den Haag 25 september 2019, IEF 18863; ECLI:NL:RBDHA:2019:10407 (Hikvision tegen LITB) Volgens Hikvision heeft LITB inbreuk gemaakt op de aan Hikvision toekomende merkrechten en merklicentierechten. Hikvision vorderde een verklaring voor recht dat LITB inbreuk maakt op haar merk-/ merklicentierechten en daarnaast een inbreukverbod in de EU. Bij verstekvonnis zijn beide vorderingen toegewezen. In het verzet in de hoofdzaak vordert LITB onder andere de vernietiging van het verstekvonnis, althans te worden ontheven van de tegen haar uitgesproken veroordelingen, en vaststelling van de niet-ontvankelijkheid van Hikvision in diens vorderingen, althans de afwijzing van de vorderingen van Hikvision, met hoofdelijke veroordeling van Hikvision in de proceskosten. De rechtbank heeft in deze zaak bij tussenvonnis verklaard dat zij onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de Chinese dochteronderneming van Hikvision. Voorts schorst zij de executie van het verstekvonnis totdat uitspraak in de hoofdzaak is gedaan.
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal, Iman Adeel en Nienke de Visser, Kennedy Van der Laan.
Café mag geen eredivisie-wedstrijden uitzenden zonder licentie
Vrz. Rechtbank Amsterdam 28 november 2019, IEF 18861; ECLI:NL:RBAMS:2019:8879 (Café tegen Eredivisie) Uitzendingen van de Eredivisie zijn auteursrechtelijk beschermd. Eredivisie Media & Marketing exploiteert deze live uitzendingen via een gesloten exploitatiesysteem op de televisiezenders van FOX Sports. Fox Sports biedt licenties aan voor de zakelijke markt. Een café in Amsterdam had zo’n licentieovereenkomst. Nadat er een betalingsachterstand ontstaan was, heeft FOX Sports de licentieovereenkomst stopgezet. Een door Eredivisie ingeschakelde deurwaarder heeft een paar dagen later geconstateerd dat er toch een wedstrijd werd uitgezonden in het café.
Uitspraak ingezonden door Otto Swens, Vondst advocaten.
HvJ EU over verlenging van vergunning voor parallelimport
HvJ EU 14 november 2019, IEF 18859, LS&R 1763, IEFbe 3001; ECLI:EU:C:2019:968 (Vaselife en Chrysal tegen Ctgb) Aan Vaselife is een vergunning verleend voor de parallelimport van gewasbeschermingsmiddel Vaselife UB. Het Ctgb heeft het verzoek om de aan Vaselife toegekende vergunning te verlengen, geweigerd. Vervolgens is de toelating overgeschreven op Chrysal. Chrysal heeft bezwaar ingediend tegen het besluit over de verlenging van de vergunning. Dit bezwaar van Chrysal is door het Ctgb gedeeltelijk gegrond verklaard. Tegelijkertijd heeft het Ctgb het verzoek tot verlenging van de vergunning afgewezen. Vaselife heeft hiertegen beroep ingesteld bij het CBb, zie [LS&R 1626]. Het Ctgb heeft het verzoek van Chrysal om de naam van het middel te veranderen in Chrysal BVB, ingewilligd, en de respijtperiode verruimd waardoor ook de bestaande voorraad van het middel Vaselife UB mocht worden afgeleverd en opgebruikt. Hiertegen heeft Chrysal beroep ingesteld bij het CBb. Het CBb heeft vervolgens het HvJ EU verzocht om beantwoording van enkele prejudiciële vragen.
Inbreukverbod afgewezen wegens gebrek aan inventiviteit
Hof Den Haag 27 augustus 2019, IEF 18862, LS&R 1764; ECLI:NL:GHDHA:2019:3155 (Icos tegen Teva) Teva en Icos zijn twee ondernemingen die zich bezighouden met de productie, distributie en verhandeling van geneesmiddelen. Icos is houdster van een octrooirecht van een geneesmiddel voor de behandeling van seksuele disfuncties. De verbinding is 'tadalafil', als opvolger van Viagra, onder de naam Cialis op de markt gebracht voor de behandeling van erectiestoornissen. Op de stof tadalafil rust eveneens octrooirecht waarvan Icos houdster is, voor de behandeling van impotentie. Tijdens de ontwikkeling van tadalafil als geneesmiddel zijn klinische studies uitgevoerd, waarin diverse doseringen zijn getest. Teva heeft vervolgens eveneens een geneesmiddel met tadalafil op de markt gebracht. Icos vordert een inbreukverbod ten aanzien van haar octrooi op de stof tadalafil. Conclusie 10 van het octrooi is niet inventief. Omdat de inventiviteit van de overige conclusies los van conclusie 10 onvoldoende zijn gemotiveerd, volgen deze het lot van conclusie 10 en heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat alle conclusies niet inventief zijn. De vorderingen worden afgewezen.
Beëindiging coëxistentie-overeenkomst geldig wegens onrechtmatig gebruik teken
Hof Amsterdam 5 november 2019, IEF 18860; ECLI:NL:GHAMS:2019:3974 (MKB tegen TomTom) MKBO exploiteert een onderneming die de financiële administratie in verband met tanken, parkeren en autowassen voor ondernemers vergemakkelijkt. TomTom houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en wereldwijde levering van navigatiesystemen en B2B oplossingen op het gebied van mobiliteit. TomTom is houdster van Benelux- en Uniemerken waaronder de genoemde producten en diensten worden aangeboden. MKBO heeft in haar reclames de fictieve persoon Tom Ridder als advertising character geïntroduceerd. Tussen MKBO en TomTom is een coëxistentie-overeenkomst gesloten omtrent het merk 'Tom'. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of deze overeenkomst rechtsgeldig door TomTom is ontbonden, althans beëindigd, door middel van haar brief. MKBO stelt dat dit niet het geval is en vordert nakoming van de overeenkomst en tevens schadevergoeding voor de door haar geleden schade. Volgens TomTom kon aan de overeenkomst slechts het recht van MKBO worden ontleend om het woord Tom te gebruiken in vorm van het Tom logo en dat andersoortig gebruik door MKBO een toerekenbare tekortkoming inhield, hetgeen TomTom het recht gaf om de overeenkomst te beëindigen. Er is in deze zaak geoordeeld ten gunste van TomTom.
Brief ingezonden door David Mulder, Wim Maas en Irenah Klink, Taylor Wessing.
Ingezonden brief Taylor Wessing
Ingezonden brief Taylor Wessing over de beschikking van 26 november 2019
De relevantie van deze beschikking [IEF 18857] vloeit voort uit het feit dat bij het opvragen van informatie over zaken die door advocaten van andere kantoren worden behandeld, men in de praktijk regelmatig op het probleem stuit dat gerechtelijke instanties deze informatie niet willen verstrekken. Zo wilde de griffie van de Rechtbank Den Haag de door Taylor Wessing op 23 juli 2019 opgevraagde informatie aanvankelijk (ook) niet verschaffen. Ondanks de eerdere andersluidende beslissing van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 27 september 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1768, is Taylor Wessing in verzet gekomen tegen deze weigering.
Uitspraak ingezonden door David Mulder, Wim Maas en Irenah Klink, Taylor Wessing.
Voorzieningenrechter doet geen uitspraak omtrent beleid
Vrz. Rechtbank Den Haag 26 november 2019, IEF 18857; (Taylor Wessing tegen Griffier) In een brief aan de griffie verzocht Taylor Wessing de Rechtbank Den Haag om informatie over het beleid inzake het verstrekken van informatie over lopende procedures aan derden en werd de vraag gesteld of tussen twee partijen een procedure aanhangig was. De griffier geeft antwoord.
Nietigverklaring wegens verwarringsgevaar 'mediflor' en 'floramed' gerechtvaardigd
Gerecht EU 20 november 2019, IEF 18855, IEFbe 2999; ECLI:EU:T:2019:794 (Werner tegen EUIPO) Scheffler heeft bij het EUIPO het beeldmerk 'Floramed', geschreven in lichtblauwe letters, laten inschrijven. Merck heeft als interveniënte een verzoek tot vernietiging van de merkinschrijving ingesteld, vanwege het woordmerk 'Mediflor' dat was ingeschreven voor dezelfde waren als het litigieuze beeldmerk. Ondertussen is het beeldmerk overgedragen aan eiser, de heer Werner, en is die overdracht ingeschreven in het EU-merkenregister. Vervolgens willigde de nietigheidsafdeling van het EUIPO het verzoek van Merck tot nietigverklaring in op grond dat er verwarringsgevaar tussen de twee merken zou bestaan. Werner heeft hiertegen beroep ingesteld. Bij beschikking heeft het EUIPO dit beroep afgewezen. In de onderhavige zaak is getoetst of er daadwerkelijk, zoals het EUIPO heeft betoogd, verwarringsgevaar bestaat. Het oordeel komt op het volgende neer: (i) het relevante publiek bestaat uit de gemiddelde consumenten en vakmannen, (ii) de twee producten (floramed en mediflor) zijn deels identiek en deels soortgelijk, onder andere gezien het feit dat de twee producten door dezelfde onderneming worden geproduceerd, op dezelfde manier worden gedistribueerd, tot dezelfde groep consumenten zijn gericht en hetzelfde doel dienen of elkaar aanvullen. Wat de visuele en auditieve kenmerken van de tekens betreft, komt het EUIPO tot de conclusie dat de begrippen 'med' en 'medi' dichter bij elkaar lijken te liggen dan 'flor' en 'flora'. Dit maakt echter niet uit omdat de tegenoverstaande tekens uit dezelfde elementen bestaan, te weten med/medi en flor/flora.
Publicatie van vertalingen is verveelvoudiging van werk van auteur
Hof Amsterdam 29 oktober 2019, IEF 18854; ECLI:NL:GHAMS:2019:3889 (Auteur tegen uitgever) Appellante is kunsthistorica en gespecialiseerd in (het werk van) Piet Mondriaan. Geïntimeerde geeft kunstboeken uit. Appellante en geïntimeerde zijn een overeenkomst aangegaan op grond waarvan appellante verplicht is tegen vergoeding een bijdrage te leveren aan enkele boeken over Mondriaan. In de overeenkomst is een boetebeding opgenomen, op grond waarvan geïntimeerde voor elke schending van de overeengekomen regelingen omtrent het auteursrecht van appellante en de naamsvermelding een gefixeerde boete is verschuldigd van 10.000 euro onverminderd het recht op schadevergoeding. Appellante heeft een essay geschreven, waarvan onder andere een Duitse en Engelse editie verschenen, zonder dat geïntimeerde de vertaalde versies voorafgaand aan de publicatie aan appellante heeft voorgelegd. Appellante tracht de boetes op grond van haar leveringsvoorwaarden af te dwingen en geïntimeerde aansprakelijk te stellen op grond van diverse schendingen van haar auteursrecht. In de onderhavige uitspraak wordt de vordering uit hoofde van het boetebeding toegewezen, terwijl de schadevergoedingsvordering wordt afgewezen. Dit omdat het publiceren van vertalingen ook onder het verveelvoudigen van het werk valt waarmee appellante niet heeft ingestemd.