Woordmerk SPIRIT vervallen verklaard in verstekvonnis
Rechtbank Den Haag 1 november 2017, IEF 17242; ECLI:NL:RBDHA:2017:12344 (JT International tegen Philip Morris). Merkenrecht. Verstekvonnis. JT vordert vervallenverklaring van een (middels een internationale registratie verkregen) Benelux merkrecht van gedaagde. Er wordt voor recht verklaard dat het krachtens internationale merkregistratie ingeschreven Beneluxwoordmerk SPIRIT niet normaal is gebruikt in de Benelux voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Tevens wordt het recht van gedaagde op het woordmerk SPIRIT vervallen verklaard voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven, voor zover die registratie betrekking heeft op de Benelux, en beveelt dat het voornoemde Beneluxmerk wordt doorgehaald in het merkenregister.
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Carlos van Staveren, De Brauw Blackstone Westbroek.
HR: Geen onderscheid tussen verschillende typen tweede medische indicatie octrooien
HR 3 november 2017, IEF 17241; LS&R 1531; ECLI:NL:HR:2017:2807 (MSD tegen Teva). Octrooirecht. Swiss-type claim. Zie eerder Conclusie A-G. MSD is houdster van verschillende octrooien waar in een 'Swiss-type claim' geopenbaard wordt de combinatie van ribavirine en interferon alfa voor de behandeling van chronische hepatitis C. Op basis van deze octrooien brengt MSD de geneesmiddelen Rebetol en Copegus op de markt. Teva heeft in 2009 twee marktvergunningen verkregen voor de verhandeling van generiek ribavirine op basis van een 'skinny label' met als referentiegeneesmiddelen Rebetol en Copegus. De rechtbank en het Hof hebben de vorderingen van MSD afgewezen en gesteld dat Teva buiten de beschermingsomvang van de Swiss-type claims valt, door specifiek de geclaimde patiëntencategorie uit te sluiten. Het Hof overwoog eerder: 'een tweede-medische indicatie' octrooi beschermt tegen het gebruik van de stof voor de behandeling van de ‘nieuwe’ ziekte. Een 'subgroep-indicatie octrooi' beschermt tegen het gebruik van de stof voor de geselecteerde subgroep patiënten'. Voor een categorisch onderscheid tussen de beide typen tweede medische indicaties, gemaakt door het Hof, is in het stelsel van het EOV geen plaats. De enkele aanwezigheid van een carve-out in de SmPC en de bijsluiter van het generieke geneesmiddelen zijn in het algemeen niet toereikend om directe inbreuk uit te sluiten. Tevens is het mogelijk om indirecte inbreuk op een octrooi voor een tweede medische indicatie te maken. Nu de zaak zal worden terugverwezen naar het Hof wordt tevens meegegeven dat ‘een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding’ uitleg vergt van het octrooi en sterk verweven is met waarderingen van feitelijke aard.
Geen verwarring tussen Nederlandse Internet Maatschappij en Nederlandse Energie Maatschappij
Gerechtshof Den Haag 21 maart 2017, IEF 17240; ECLI:NL:GHDHA:2017:3096 (Nederlandse Energie Maatschappij tegen Nederlandse Internet Maatschappij). Merkenrecht. De Nederlandse Energie Maatschappij (NLE) stelt op basis van drie merken oppositie in tegen een Benelux-depot van de Nederlandse Internet Maatschappij (NIM). Het BBIE heeft de oppositie afgewezen en aldus het depot ingeschreven. NLE gaat in hoger beroep tegen deze beslissing. Ten aanzien van merk 3 ken er geen sprake zijn van verwarringsgevaar daar overeenstemming één van de voor het aannemen daarvan vereiste cumulatieve voorwaarden is. De (soort)gelijkheid van de waren en diensten en het onderscheidend vermogen van merk 3 behoeven niet te worden onderzocht. Tussen het teken en merk 2 is sprake van een (zeer) geringe overeenstemming in visueel en auditief opzicht. De waren en diensten waarvoor het teken is gedeponeerd zijn deels (soort)gelijk en deels niet soortgelijk aan de diensten waarvoor het merk is ingeschreven. Uitgaande van het uitgangspunt dat slechts sprake kan zijn van verwarringsgevaar als merk 2 een groot onderscheidend vermogen zou hebben leidt dit tot het oordeel dat verwarringsgevaar niet kan worden aangenomen. Het teken wijkt meer af van merk 1 dan van merk 2 door de plaatsing van onderdelen van het woordelement en de verhouding tussen het woordelement en het beeldelement, zodat de overeenstemming, zo al aanwezig, geringer is dan tussen het teken en merk 2.
'Saucisson d'Ardenne' opgenomen in register van beschermde geografische aanduidingen
Europese Commissie 26 oktober 2017, IEF 17238; IEFbe 2397; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1956 (Saucisson d'Ardenne). Merkenrecht. Geografisch beschermde aanduiding. In vervolg op eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Belgische Raad van State [IEF 11830], heeft de Europese Commissie Uitvoeringsverordening 2017/195 uitgevaardigd waarbij de aanduiding 'Saucisson d'Ardenne' is opgenomen als Beschermde Geografische Aanduiding.
Tobias Cohen Jehoram spreekt over...
Op 22 november a.s. vindt de half jaarlijkse Merken-, Modellen- en Auteursrechtjurisprudentielunch plaats. Tobias Cohen Jehoram spreekt daar over HvJ EU Douro e do Porto, Baumwoll,Kerry Gold,Darjeeling Hof Den Haag Nachtwachtmerk. U kunt zich hier opgeven.
Uitspraak ingezonden door Paul Tjiam en Jonathan Bakker, Simmons & Simmons.
Schadevergoeding vanwege het plaatsen valse Google Reviews
Rechtbank Amsterdam 18 oktober 2017, IEF 17236; IT&R 2392; ECLI:NL:RBAMS:2017:8063 (Het Kinderdagverblijf tegen X). Mediarecht. Het echtpaar T. is indirect bestuurder van Het Kinderdagverblijf. N. is een bekende van het echtpaar T. en kampt sinds enige tijd met burn-out-, concentratie en geheugenklachten. Via Google Reviews zijn enkele valse reviews over 'Het Kinderdagverblijf' geplaatst onder verschillende namen. Google heeft geweigerd de recensies te verwijderen, maar is na een eerdere rechtsgang [IEF 15729] overgegaan tot het verwijderen van de recensies en het verstrekken van de e-mail- en telefoongegevens en IP-adressen waarmee de reviews geplaatst zijn. Via de IP-adressen geregistreerd bij KPN is 'Het Kinderdagverblijf' er achter gekomen dat N. achter een van de reviews zit. Aanvankelijk weigerden Ziggo en T-Mobile om gegevens omtrent de IP-adressen te verstrekken, maar voorafgaand aan de zitting heeft Ziggo deze gegevens alsnog verstrekt. Hieruit blijkt dat N. achter meerdere accounts zit. Er wordt voor recht verklaard dat N. onrechtmatig heeft gehandeld jegens Het Kinderdagverblijf door de Google Reviews te plaatsen. Het staat onomstotelijk vast dat N. achter de accounts zit die de Reviews hebben geplaatst. Tevens wordt N. veroordeeld in het betalen van de geleden materiële schade en de gemaakte kosten in de procedure tegen Google. Dit omdat de procedure tegen Google noodzakelijk was om de IP-adressen te achterhalen. De procedure tegen Ziggo/T-mobile voldoet niet aan de dubbele redelijkheidstoets uit art. 6:96 lid 2 BW nu Het Kinderdagverblijf minder ingrijpende mogelijkheden ter beschikking stond om de NAW-gegevens van N. te achterhalen.
EU-Hof verklaart onderhandelingsmandaat oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen nietig
HvJ EU 25 oktober 2017, IEF 17236 ; IEFbe 2396; ECLI:EU:C:2017:798; C-389/15 (Europese Commissie tegen Raad van de EU) Minbuza: Het ontwerp tot herziening van de Overeenkomst van Lissabon over oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen valt volgens het EU-Hof onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. De Raad heeft zijn machtigingsbesluit tot het openen van de onderhandelingen over die herziene Overeenkomst ten onrechte gebaseerd op de interne markt rechtsgrondslag. Het besluit van de Raad wordt daarom vernietigd door het EU-Hof. De Raad zal nu een nieuw besluit moeten nemen.
Uitspraak ingezonden door Georgina Nühn, Le Poole Bekema
Inhoud onvriendelijke twitterberichten zijn geen aanleiding de uitingsvrijheid te beperken
Rechtbank Amsterdam 1 november 2017, IEF 17235; ECLI:NL:RBAMS:2017:7812 (Eiser tegen Telegraaf Media Groep) Mediarecht. Eiser heeft Loterijverlies B.V opgericht, onder meer als doel juridische bijstand aan gedupeerden van kansspelen te verlenen. Een journalist van de Telegraaf heeft het volgende bericht getweet: "Waarom moest je de tv-ploeg van EenVandaag in het vliegtuig naar Guernsey nou weer uitschelden, [eiser] …? #NietChic”. Op de website van Telegraaf is een artikel gepubliceerd waarin eiser ervan wordt beschuldigd een advocaat aangevlogen te hebben en met "Ik maak je kapot" en "ik maak je dood" zou hebben gedreigd. De rechtbank oordeelt dat het artikel op de website niet onrechtmatig jegens eiser is omdat het voldoende steun in de feiten vindt. De twitterberichten zijn persoonlijk van aard en niet feitelijk. De berichten zijn niet vriendelijk van toon. De inhoud is echter geen aanleiding de uitingsvrijheid van gedaagde te beperken, omdat ze binnen de grenzen vallen. Mede door de spottende toon zal het publiek deze met een korreltje zout nemen. Van onrechtmatig handelen jegens eiser is geen sprake. De vorderingen worden afgewezen.
Tussen professionele partijen overeengekomen proceskostenvergoeding hoeft niet te worden gematigd
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 september 2017, IEF 17233; ECLI:NL:GHARL:2017:8231 (Next Stage Investment tegen BMC) Proceskostenveroordeling. De partijen BMC en Next Stage hebben een Master License Agreement gesloten waarin is bepaald dat in het geval van een rechtszaak de winnende partij de proceskosten mag verhalen op de verliezende partij. Next Stage is als de in het ongelijk gestelde partij in een geschil over een overeenkomst tot levering van software veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en dient de volledige proceskosten van BMC te dragen, waaronder 82 duizend euro aan advocaatkosten. De afspraak tot vergoeding van de volledige proceskosten is gemaakt tussen professionele op commerciële basis met elkaar handelende partijen. Volledige vergoeding van alle redelijke kosten moet daarom uitgangspunt zijn. Het hof acht het begrijpelijk dat BMC zich ook in hoger beroep maximaal wenste te verweren. Dat de zaak is behandeld door twee advocaten is gelet op de complexiteit daarvan voorstelbaar. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om tot matiging van de advocaatkosten over te gaan.
Uitspraak ingezonden door Eliëtte Vaal en Peter Claassen, AKD
Uniemerk Magnatech moet overgedragen worden
Rechtbank Den Haag 1 november 2017, IEF 17234; ECLI:NL:RBDHA:2017:12627 (Magnatech International tegen Magnatech LLC/Kemppi) MLLC ontwikkelt onder de naam Magnatech systemen en apparaten voor het lassen van pijpen en buizen. RWH heeft aan MTI een licentie verstrekt om het merk Magnatech te gebruiken. Tussen MTI en MLLC bestaat een distributieovereenkomst op grond waarvan MTI in 80 landen exclusief distributeur is voor alle producten van MLLC. MTI stelt dat MLLC herhaaldelijk wanprestatie heeft gepleegd door inbreuk te maken op de exclusieve rechten van MTI. MTI heeft als gevolg hiervan schade geleden omdat de acties van MLLC tot verwarring in de markt hebben geleid, waardoor orders uitblijven. Alleen het verwijt dat MLLC meerdere malen de exclusiviteit in Saoedi-Arabië heeft geschonden wordt gegrond bevonden. Van een merkinbreuk door MLLC kan geen sprake zijn, aangezien Magnatech moet worden aangemerkt als een 'vertegenwoordigersdepot'. RWH moet het Uniemerk Magnatech overdragen aan MLLC. Het gebruik door MTI van het teken Magnatech als merk en als handelsnaam, en het logo van Magnatech moet gestaakt worden. Het teken, logo en de handelsnaam mag alleen nog met toestemming van MLLC worden gebruikt.