Uitspraak ingezonden door Rien Broekstra, Brinkhof.
Geen synergetisch effect bij combinatieproduct van twee actieve stoffen
Hof Den Haag 7 november 2017, IEF 17255; LS&R 1535; ECLI:NL:GHDHA:2017:4029 (Leo Pharma tegen Sandoz) Octrooirecht. Zie eerder [IEF 15938]. Leo Pharma is een wereldwijd opererende geneesmiddelenproducent en houdster van octrooi EP 2 455 083, dat kort gezegd ziet op een niet-waterig topisch geneesmiddel met calcipotriol en betamethason als actieve stoffen. Sandoz is producent van generieke geneesmiddelen en heeft haar Calcipotriol/Betamethason combinatiegeneesmiddel in de G-standaard opgenomen. Sandoz beroept zich op nietigheid van het octrooi vanwege niet-inventiviteit. Naar voorlopig oordeel vloeit de in die conclusies geclaimde materie voor de gemiddelde vakman op voor de hand liggende wijze voort uit de stand van de techniek. De verschillen met de stand van de techniek zijn dat er sprake is van één combinatieproduct in plaats van een alternerende behandeling en het combinatieproduct is niet-waterig. De technische effecten van deze verschillen zijn vergrote therapietrouw. Op basis van algemene vakkennis komt de vakman eveneens uit op de geclaimde oplossing. Een, additief, synergetisch effect wordt niet plausibel geacht. Tevens hoeft de kortgedingrechter zich niet af te stemmen op de OD, nu er een gerede kans bestaat dat de TKB het octrooi zal herroepen.
Verplicht tot zekerheidsstelling, uit niets blijkt dat Bacardi in Zwitserland gevestigd is
Rechtbank Den Haag 8 november 2017, IEF 17251 (Bacardi tegen Pure Handling). Zekerheidsstelling. Pure Handling vordert zekerheidsstelling omtrent de proceskosten, mocht Bacardi daartoe worden veroordeeld, nu Bacardi aangeeft haar woon-/verblijfplaats in Zwitserland te hebben. Zoals de rechtbank in eerdere Bacardi-zaken heeft overwogen [IEF 15311 & IEF 16416] kan dit betoog van Bacardi ook nu niet worden gevolgd. Woonplaats van Bacardi dient beoordeeld te worden aan de hand van het EVEX-verdrag, niet het BW. Uit niets blijkt dat Bacardi Limited haar statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in Zwitserland heeft. Een buiten de EU gevestigde rechtspersoon is een aanknopingspunt voor de bevoegdheid, maar daaruit volgt niet dat die (neven)vestigingsplaats tevens is aan te merken als een woonplaats in de zin van het EVEX-verdrag. Ook de toezegging van Bacardi Nederland om de eventuele proceskosten te voldoen is ontoereikend, omdat aannemelijk is dat enkel Bacardi Limited veroordeeld zal worden in de proceskosten. Bacardi Limited dient zekerheid te stellen.
Uitspraak ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird LLP.
Beneluxpubliek kent de betekenis van het Spaanse woord HOYA niet, maar wel van HOLA BANANA!
Hof Den Haag 7 november 2017, IEF 17250; IEFbe 2399 (Fyffes tegen Chiquita) Merkenrecht. Fyffes is houdster van HOYA-merken. Chiquita, ook distributeur van vers fruit, waaronder bananen, gebruikt de tekens 'HOLA BANANA!'. De voorzieningenrechter wees de vorderingen terecht af. Het Fyffes-woordmerk en ruitvorming merk zijn niet normaal gebruikt, voor het ovale Uniemerk is er slechts geringe mate van auditieve overeenstemming [IEF 16145; IEFbe 1880]. De vergelijking mag niet worden gereduceerd tot woordmerk HOYA met enkel het woord bestanddeel HOLA. Vanwege het gebruikte uitroepteken en de betekenis van de woorden, zal de gemiddelde consument HOLA BANANA! opvatten als één uitroep. Het relevante Beneluxpubliek is niet op de hoogte van de betekenis van het Spaanse woord HOYA (voor grafkuil) en dus geen begripsmatige overeenstemming kan vaststellen, maar weet wel dat HOLA BANANA!, 'Hallo Banaan!' betekent. Het woord voor 'hallo' is immers een van de eerste woorden die men in een vreemde taal leert. Er is geen sprake van merkinbreuk, het hof bekrachtigt het afwijzende vonnis.
Charles Gielen spreekt over...
Op 22 november a.s. vindt de half jaarlijkse Merken-, Modellen- en Auteursrechtjurisprudentielunch plaats. Charles Gielen spreekt daar over HvJ EU Easy Sanitary Solutions, Nintendo/BigBen; Gerecht EU Canettes, Chanel-logo; Hof Den Haag Parfumswinkel. U kunt zich hier opgeven.
Einde samenwerkingsovereenkomst betekent niet per se einde licentie op software
Vzr. Rechtbank Gelderland 9 oktober 2017, IEF 17246; IT&R 2399; ECLI:NL:RBGEL:2017:5705 (Lizard Apps tegen Haerst en Autodidact). Lizard Apps is een IT-bedrijf dat verschillende diensten aanbiedt. Autodidact houdt zich onder andere bezig met de ontwikkeling en levering van leermiddelen aan educatieve instellingen en binnen het technisch beroepsonderwijs. De oprichters van Haerst hebben het idee opgevat om een diagnostische camera binnen de psychiatriepraktijk te introduceren en ontwikkelen. Haerst heeft in 2014 Autodidact benaderd voor de ontwikkeling van de hardware van de camera en Lizard Apps voor de ontwikkeling van de software voor de camera, waarbij Haerst zelf als projectleider zou fungeren. Medio 2017 wordt door Haerst de samenwerking met Lizard Apps beëindigd. Lizard Apps vordert schadevergoeding en het staken van het gebruik van de software door haar geleverd. Het einde van de samenwerkingsovereenkomst brengt niet mee dat de licentieovereenkomst eveneens automatisch opgezegd wordt. De licentieovereenkomst heeft te gelden als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Haerst is nimmer overgegaan tot opzegging van de licentieovereenkomst, de aard van de overeenkomst staat er aan in de weg dat Lizard Apps een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst kan doen. De camera functioneert enkel met de software van Lizard Apps en dus moet Haerst in de gegeven omstandigheden dan ook toegestaan worden om de software gedurende enige tijd te blijven gebruiken, zodat zij door een ander bedrijf vervangende software kan laten ontwikkelen. Haerst gebruikt de software ontwikkeld door Lizard Apps dus niet onrechtmatig en maakt daarmee geen inbreuk op de auteursrechten van laatstgenoemde.
Geen rechtsmaatregelen die Wallmax belemmeren om ongestoord aanwezig te zijn tijdens Amsterdamse en Rotterdamse beurs
Vzr. Rechtbank Rotterdam 6 november 2017, IEF 17248; ECLI:NL:RBROT:2017:8662 (Wallmax tegen Roxtec). Verbod rechtsmaatregelen. Zie eerder de Vzr. Rechtbank Amsterdam [IEF 17245]. Wallmax vordert het verbieden van feitelijke en/of bewarende rechtsmaatregelen te nemen die Wallmax het ongestoord houden van beurzen in Amsterdam of Rotterdam belemmeren (met betrekking tot het ronde opvuldeel). Roxtecs octrooi op een verpakking voor een kabeldoorvoer is geëxpireerd en is nog houdster van zeven 2D-weergaves hiervan. Auteursrechtelijk zijn de vorm, de afmetingen en het materiaal technisch bepaald. De kleurstelling met geel, roze en lila wijkt voldoende af van zwart-blauw en oranje. Het verbod op feitelijke en/of (bewarende) rechtsmaatregelen die Wallmax belemmeren om ongestoord aanwezig te zijn en haar multicolor producten te presenteren op de Rotterdamse en Amsterdamse beurs wordt toegewezen.
Staking Tel Sells aanbeveling van producten die lijken op die van Tommy Teleshopping
Rechtbank Den Haag 8 november 2017, IEF 17247; RB 3026; ECLI:NL:RBDHA:2017:12687 (Tommy c.s. tegen Tell Sell c.s.). Intellectuele Eigendom. Uniemerk. Oneerlijke Handelspraktijken. Verbod jegens gelieerde vennootschappen wegens reële dreiging voortzetting onrechtmatig handelen. Bestuursaansprakelijkheid van enige bestuurder van Tel Sell IE en indirect enig aandeelhouder. De rechtbank beveelt gedaagden ieder voor zich om te staken en gestaakt te (doen) houden iedere oneerlijke handelspraktijk bestaande uit het op een zodanige wijze aanbevelen van een product dat lijkt op een product dat Tommy in haar assortiment heeft dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product is vervaardigd door de fabrikant van het product in het assortiment van Tommy, terwijl dit niet het geval is, waaronder in ieder geval is begrepen aanprijzing van de producten Dual Bike, Swing Maxx, Alcacil Slimming Shots en Figur Body met de namen Vita Dual Bike, Wonder Body Core Trainer, Alcachofa Slimming Shots/Alcachofa de Laon en Miss Hourglass Belt.
Uiterlijk bulls-eye vloeit voort uit octrooi en valt dus niets creatiefs aan te ontwerpen
Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 november 2017, IEF 17244; LS&R 1532; ECLI:NL:RBAMS:2017:8152 (Roxtec tegen Wallmax). Merkenrecht. Octrooirecht. Auteursrecht. Roxtec is wereldwijd actief in de kabel- en pijpafdichtingsoplossingen voor de (middel)zware industrie. Zij was houdster van een, inmiddels verlopen, octrooi betreffende verpakking voor een kabeldoorvoer. Tevens is zij houdster van verschillende Uniemerkregistraties waarin het bulls-eye ontwerp vastgelegd is. Wallmax is actief in dezelfde sector als Roxtec en brengt eveneens afdichtingsmodules op de markt. OTM richt zich met name op het ontwerpen en fabriceren van kabelklemmen en heeft bij een persbericht een foto geplaatst waarop de producten van Wallmax te zien zijn. Roxtec beroept zich op de bescherming van het grafische (figuratieve) bulls-eye ontwerp en niet op de (drie dimensionale) module als zodanig. Er is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat OTM inbreuk maakt of dreigt te maken op de IE-rechten van Roxtec. Het verweer van Wallmax dat indien een recht van intellectuele eigendom eenmaal is geëxpireerd het eerder beschermde object in beginsel vrij mag worden gekopieerd is in zijn algemeenheid juist. Door Wallmax zijn voldoende argumenten opgeworpen dat de de technische bepaaldheid van het zogenoemde bulls-eye ontwerp technisch voorgeschreven zijn zoals in het octrooi en er dus niets creatiefs is ontworpen. Ook de merkenrechtelijke vorderingen van Roxtec dienen afgewezen te worden nu zij niet zien op identieke tekens en er geen gevaar voor verwarring bij het desbetreffende publiek aangetoond of te verwachten is. Daarnaast, als al zou zijn dan Wallmax profiteert van de bekendheid en aantrekkingskracht van de Roxtecmerken, heeft te gelden dat dit een gevolg is van het feit dat Wallmax dezelfde techniek gebruikt en mag gebruiken omdat het octrooirecht van Roxtec nu eenmaal is geëxpireerd. De auteursrechtelijke vorderingen worden evenmin gevolgd.
Een bijdrage van Bas Pinckaers, Secretaris Nederlandse Groep van AIPPI.
AIPPI World Congress Sydney resolutions
Van 13 tot 17 oktober vond het 47e World Congress van AIPPI plaats in Sydney. Ongeveer dertien leden van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE), de Nederlandse groep van AIPPI, hebben dit congres bezocht, waarvan een aantal zich hebben ingespannen dat zes resoluties zijn aangenomen, waarvan vier naar aanleiding van Study Questions:
- Patentability of computer implemented inventions (Study Question)
- Quantification of monetary relief (Study Question)
- Protection of graphical user interfaces (Study Question)
- Bad faith trademarks (Study Question)
- Gene Patenting
- Requirements for protection of geographical indications and appellations of origin
Stichting verzint niet zelf een handelsnaam, dat moeten haar bestuursleden doen
Gerecht in EA van Curaçao 30 oktober 2017, IEF 17243; ECLI:NL:OGEAC:2017:157 (CURISES tegen I.C.U.C.). Handelsnaamrecht. Eiseres, opgericht in 1994, en gedaagde, opgericht in 2013 door een voormalig bestuurder van eiseres, hebben ten doel het ontwikkelen en uitvoeren van academische onderwijsprogramma’s. Eiseres gebruikt voor haar activiteiten in - elk geval vanaf 2010 - de handelsnaam I.C.U.C. (spreek uit: I see you see) op onder meer haar website, gebouw, advertenties en op diploma’s van haar studenten. De statutaire naam van gedaagde bevat de afkorting I.C.U.C. en zij gebruikt die naam ook in haar logo, op haar website, etc. Bij beide partijen staat I.C.U.C. voor Inter-Continental University of the Caribbean. Het is aannemelijk dat het gebruik door beide partijen van nagenoeg gelijke handelsnamen verwarring kan veroorzaken bij het publiek. Hoewel de voormalig bestuurder van eiseres de handelsnaam bedacht heeft, dient te gelden dat een stichting niet zelf iets kan verzinnen; dat moeten haar bestuursleden of derden voor haar doen. Doorslaggevend is niet wie de bedenkers zijn van de naam, maar de omstandigheid dat de naam werd bedacht ten behoeve van eiseres en haar activiteiten, dat het bestuur van eiseres vervolgens besloten heeft die naam als handelsnaam te gebruiken en dat eiseres die naam vervolgens ook daadwerkelijk in gebruik heeft genomen. Eiseres is aldus rechthebbende op de handelsnaam. Gedaagde dient te stoppen met het voeren van de handelsnaam I.C.U.C.