DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 7738

Toestemming vereist

Rechtbank Utrecht, 25 maart 2009, KG ZA 09-183. Karel Appel Stichting tegen Kunsthandel Juffermans c.s. (Met dank aan Ricardo Dijkstra en Herwin Roerdink, Van Doorne)

Auteursrecht. Kunsthandel Juffermans wil een boek uitbrengen over het oeuvre van Karel Appel. In dat boek zijn circa 1000 afbeeldingen van werken van Karel Appel opgenomen. De Karel Appel Stichting, die de auteursrechten van Karel Appel beheert, heeft voor dit gebruik geen toestemming gegeven en vordert  in kort geding met succes een verbod.

Juffermans voert de volgende weren aan:

- De stichting beschikt niet over alle auteursrechten van Karel Appel.
- Het plaatsen van verkleinde afbeeldingen is geen verveelvoudiging of openbaarmaking in de zin van art 1 Aw.
- Het gebruik valt onder het citaatrecht van artikel 15a Aw.
- Het gebruik is toegestaan op grond van artikel 23 Aw dat de eigenaar van een werk toestaat het werk te verveelvoudigen om de verkoop te bevorderen.
- Het gebruik mag op grond van artikel 10 EVRM niet worden verboden.
- De stichting maakt misbruik van recht (artikel 3:13 BW)

Ad a. de stichting als auteursrechthebbende: Juffermans stelt dat de auteursrechten deels bij anderen dan de stichting rusten. Deze stelling is niet nader onderbouwd. De stichting heeft in het geding gebracht een akte waarbij Appel al zijn rechten overdraagt aan de stichting alsmede het testament van Appel waarbij hij al zijn rechten, voor zover die niet zijn overgedragen, aan de stichting nalaat. De rechter passeert derhalve dit verweer.

Ad b. geen verveelvoudiging/openbaarmaking: Juffermans beroept zich op de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 16 maart 2006 (Zoek alle huizen, IEF 1781) waarin werd geoordeeld dat het plaatsen van verkleinde foto’s van huizen op een website was geoorloofd omdat de auteursrechtelijke trekken van de foto, zoals belichting, afstand en de gekozen hoek, door de verkleining geheel verloren waren gegaan. De rechtbank oordeelt dat deze uitspraak – “daargelaten of deze als juist moet worden geoordeeld” – niet van toepassing is op de onderhavige feiten. Het gaat hier immers om het overnemen van kunstwerken op een wijze waardoor het gehele kunstwerk kerkenbaar, met alle auteursrechtelijk relevante trekken, wordt weergegeven.

Ad c. Citaatrecht: Juffermans beroept zich op het citaatrecht met de stelling dat het in het maatschappelijk verkeer gangbaar is dat dergelijk overzichtswerken worden uitgegeven zonder toestemming van de rechthebbende. De voorzieningen rechter wijst dit verweer af wegen gebrek aan feitelijke onderbouwing.

Voorts meent de voorzieningenrechter, anders dan Juffermans, dat het boek gen zuiver wetenschappelijk karakter heeft. Het zal volgens de rechter in hoge mate gebruikt worden ten dienste van de handel in grafische werken en multiples van Karel Appel en heeft dus in belangrijke mate een commercieel doel.

Daarnaast beroept Juffermans zich op de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 1992 inzake Damave / Trouw. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat het overnemen een afbeelding om een indruk te geven van het werk een toelaatbaar citaat vormde indien het redelijkerwijs als een geheel kan worden beschouwd met de tekst. De voorzieningenrechter wijst erop dat het in Damave / Trouw de overname betrof van een enkele illustratie uit een boek om een indruk van dat boek te geven. De omstandigheden zijn daarom niet vergelijkbaar.

Ten slotte wijst de rechter erop dat het uitbrengen van de catalogus door Juffermans, wezenlijk afbreuk doet aan de exploitatiemogelijkheden van de stichting.

Ad d. De verkoopexceptie: Het beroep op de verkoopexceptie van artikel 23 Aw slaagt evenmin. Van de in dat artikel genoemde doelbegrenzingen is in het onderhavige geval geen sprake.

Ad e. Informatievrijheid: De voorzieningenrechter geeft aan dat niet uit te sluiten is dat er omstandigheden zijn waarbij artikel 10 EVRM aan een beroep op het auteursrecht in de weg staat. In het onderhavige geval is daarvan echter geen sprake. De stelling van Juffermans dat haar catalogus een algemeen belang dient dat zwaarder weegt dan het belang van de stichting gaat niet op. Daarbij is van belang dat de informatievoorziening omtrent de werken van Appel voldoende is gewaarborgd door de activiteiten van de stichting. Van omstandigheden als in het door Juffermans aangehaalde arrest inzake Scientology / Spaink van het hof Den haag van 4 september 2003 is geen sprake. De catalogus stelt geen misstanden of andere ernstige feiten aan de kaak.

Ad  f. Misbruik van recht: Anders dan Juffermans, meent de rechter dat er in casu geen onevenredigheid van belangen bestaat waardoor de stichting niet in redelijkheid tot de uitoefening van haar rechten kan komen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7712

De Mokkenactie (HB)

Gerechtshof Arnhem, 10 maart 2009, LJN: BH6633, Friso Present B.V., handelend onder de naam Relatiegeschenken Noord-Nederland (RNN) tegen  Schuitema Groothandel B.V.

Auteursrecht. Het gerechtshof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Geen gezamenlijk auteursrecht op verpakkingsdoosjes mokkenactie. Inbreuk aangenomen.Betalen is niet bepalen.  (wie afbeeldingen heeft mag ze vanzelfsprekend mailen. Afebeelding links: de 'Friese variant' van de RNN c1000-mok).
 
Eiser RNN voert een groothandel in relatiegeschenken. In opdracht van een nevenvestiging van Schuitema Groothandel, Schuitema Noord heeft RNN werkzaamheden verricht ten behoeve van de uitvoering van de mokkenactie, een spaaractie. Begin juni 2007 heeft Schuitema Oost meegedeeld dat zij de opdracht voor de mokkenactie niet aan RNN maar aan een derde heeft verstrekt.

Eiser RNN stelt dat Schuitema niet gerechtigd was tot het gebruik van de doosjes behorende bij de C1000 mokkenactie, omdat de auteursrechten op zowel alle afzonderlijke zijden van het doosje als de samenstelling ervan aan haar zouden toekomen.

Volgens de voorzieningenrechter (Rechtbank Zwolle, 22 februari 2008, IEF 5871) rustte het auteursrecht bij RNN en appellant gezamenlijk, terwijl niet gezegd kan worden dat RNN op enig onderdeel van de Noord-doosjes de enige auteursrechthebbende is. Daarmee ontbrak volgens de voorzieningenrechter een rechtsgrond op grond waarvan RNN, als mede-auteursrechthebbende, de gevorderde staking van verveelvoudiging en openbaarmaking van de Oost-doosjes door Schuitema kan vorderen . Om die reden zijn de vorderingen van RNN afgewezen. Het hof ziet dit anders.

Gezamenlijk auteursrecht:  12. Naar het voorlopig oordeel van het hof leidt het aanleveren door Schuitema van tekst, foto en logo aan RNN ten behoeve van het ontwerp van de Noord-doosjes, niet tot een gezamenlijk auteursrecht van RNN en [appellant] op de doosjes. Het hof overweegt hiertoe dat voor een gezamenlijk auteursrecht is vereist dat meerdere makers tezamen het werk hebben geschapen. Hiervan is naar het voorlopig oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake; Schuitema heeft weliswaar gegevens aangeleverd, maar niet bijgedragen aan de oorspronkelijke schepping van het werk, als hierboven omschreven in r.o. 7 en r.o. 8. Zulks is door haar overigens ook niet gesteld. Dit betekent dat geen sprake is van een gezamenlijk auteursrecht van RNN en Schuitema; alleen RNN is als auteursrechthebbende op de Noord-doosjes aan te merken.
Grief 1 in het principaal appel slaagt.

Inbreuk op het auteursrecht: 13. Thans is aan de orde of [appellant] inbreuk op het auteursrecht van RNN op de Noord-doosjes heeft gemaakt, door de op de Noord-doosjes gelijkende Oost-doosjes op de markt te brengen, zonder toestemming van RNN.

14. In eerste aanleg heeft Schuitema gesteld dat het auteursrecht aan haar is overgedragen door RNN. Het hof overweegt hierover dat het geen stukken heeft aangetroffen waaruit de overdracht van het auteursrecht door Schuitema aan RNN op de in de wet voorgeschreven zin blijkt, terwijl ook niet blijkt dat het recht op exploitatie van het ontwerp is overgedragen. Uit het enkele feit dat Schuitema RNN heeft betaald voor het ontwerp, kan een dergelijke overdracht in ieder geval niet worden afgeleid. Het hof zal dan ook voorbijgaan aan deze stelling.

15. Voorts overweegt het hof dat hoewel de Noord-doosjes en de Oost-doosjes op een aantal punten verschillen (onder meer: de gekozen kleuren zijn niet precies identiek, de linker- en rechterzijde zijn omgewisseld, de linkerzijde waarop de Groninger vlag is afgebeeld, vervlochten met het C1000-logo, is vervangen door een afbeelding van een mok met daarin het C1000-logo, de typografie van de tekst wijkt af), de totaalindrukken van de doosjes zodanig overeenstemmen, dat sprake is van verveelvoudiging in de zin van art. 13 Auteurswet. Het hof wijst daarbij op de volstrekt identieke maatvoering en vouwwijze van de doosjes, de nagenoeg identieke wijze waarop de foto van het Schuitema -pand is afgebeeld (inclusief de door RNN aangebrachte bewerkingen), namelijk doorlopend vanaf de bovenkant in de achterkant van het doosje, en tevens als achtergrond voor de tekst op de zijkant van het doosje. Voorts is de kleurstelling nagenoeg hetzelfde (grijsachtige tinten). Ook de oplossing die is gekozen om aan te geven welke mok zich in het doosje bevat, gecombineerd met een overzicht van de verkrijgbare mokken (een afbeelding van alle acht verkrijgbare mokken, met daarvoor een rondje dat kan worden aangevinkt), is hetzelfde, zij het dat de mokken niet exact hetzelfde zijn, maar die mokken vormen geen inzet van dit geding. Kortom, ondanks enkele verschillen tonen de doosjes een duidelijke gelijkenis.

16. Door Schuitema is niet danwel onvoldoende gemotiveerd gesteld dat ondanks de overeenstemming tussen de Noord-doosjes en de Oost-doosjes, sprake is van een oorspronkelijke schepping van de Oost-doosjes.Het hof komt dan ook tot de conclusie dat sprake is van ongeoorloofde verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet, waarmee [appellant] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht op de Noord-doosjes van RNN.
 
1019h proceskosten: € 6.211,20 voor de eerste aanleg en € 2.286,90 voor het hoger beroep.

Lees het arrest hier.

IEF 7707

Voorshands niet logisch

Yu-Gi-Oh! Trading Card GameVzr. Rechtbank Amsterdam, 24 december 2008, LJN: BH6227, Upper Deck Panoceanic C.V. tegen Konami Digital Entertainment B.V.

Geschil over beëindiging distributieovereenkomst voor de EU vanwege een gestelde schending (inbreuk op IE-rechten) van een soortgelijke distributieovereenkomst voor de VS. 

Onduidelijke situatie, voorshands geen rechtvaardiging opzegging. Kaarten in kwestie hebben betrekking op Yu-Gi-Oh!, een populair Japanse strip (manga), die heeft geleid tot een wereldwijde mediafranchise in de vorm van animatieseries, films, computerspellen en een ruilkaartspel.

3.2. Upper Deck c.s. stelt daartoe primair dat Konami Inc. niet gerechtigd was de overeenkomst met Upper Deck VS te beëindigen. Konami Inc. ontleent de bevoegdheid tot beëindiging aan het artikel in de LOI-VS met betrekking tot ‘Intellectual property’. Dit artikel bepaalt dat de overeenkomst beëindigd kan worden als Upper Deck VS zonder toestemming van Konami Inc. gebruik maakt van de intellectuele eigendomsrechten van Konami Inc. Door vervalste kaarten aan Vintage Sport Cards te leveren zou Upper Deck VS volgens Konami Inc. in strijd met dat artikel hebben gehandeld.

(…) 4.3.  Wel wordt vastgesteld dat de vraag of door Upper Deck VS onrechtmatig jegens Konami Inc is gehandeld nog in onderzoek is en dit derhalve nog niet vast staat. (…) Dit bewijs komt voorshands, mede gelet op hetgeen door Upper Deck c.s. in het onderhavige kort geding daartegen is aangevoerd, zeer summier voor. Daarnaast komt het voorshands niet logisch voor dat een distributeur die vele miljoenen aan de verkoop van de in geding zijnde kaarten verdient en ook juridisch tegen illegaal gedrukte kaarten optreedt, zelf ook illegaal gedrukte kaarten in omloop zou brengen. Voorshands is dan ook zeker niet uit te sluiten dat door de rechter in de VS zal worden geoordeeld dat de opzegging door Konami Inc onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier

IEF 7706

Eersteklas eiken

CTM Prime OakVzr. Rechtbank Almelo, 27 januari 2009, LJN: BH6361, Primeoak Buildings Ltd. tegen HMB.

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres Primeoak Buildings ontwerpt, produceert en bouwt, evenals gedaagde, eikenhouten gebouwen en bijgebouwen. Gedaagde handelt onder de naam HMB. Primeoak Buildings is merkhouder van het gemeenschapswoord-/beeldmerk PRIME OAK en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteurs- en merkrechten.

De voorzieningenrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat gedaagde de foto’s op zijn website niet zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s niet zelf heeft ontworpen en gebouwd. De domeinnaam www.primeoak.nl  is reeds verwijderd uit het handelsregister en gedaagde heeft verklaard dat hij daar waar op zijn website staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Bovendien is er geen spoedeisend belang. De vorderingen van Primeoak Buildings worden derhalve afgewezen. Niet-ontvankelijkheid bij reconventionele vordering, nu gedaagde in persoon is verschenen. Liquidatietarief.

Auteursrecht: 4.4.  Primeoak Buildings stelt daartoe allereerst dat gedaagde zonder toestemming van Primeoak Buildings fotomateriaal van Primeoak Buildings heeft geplaatst op zijn website. Volgens Primeoak Buildings gebruikt gedaagde foto’s uit het databestand van Primeoak Buildings. Primeoak Buildings onderbouwt haar stelling verder door te verwijzen naar de tekst ‘Prime Oak’ boven de foto’s op de website www.eikengebouwen.nl. Gedaagde heeft het voorgaande gemotiveerd betwist, daartoe stellende dat hij de foto’s zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s bovendien zelf heeft ontworpen en ook de gebouwen eigenhandig, samen met zijn partner, heeft gebouwd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto’s die gedaagde gebruikt op zijn website, auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn van Primeoak Buildings. Uit de stellingen van Primeoak Buildings kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de in het geding zijnde foto’s alle een afzonderlijk werk zijn van Primeoak Buildings, een oorspronkelijk en eigen karakter bezitten en de persoonlijke stempel van Primeoak Buildings als maker dragen in de zin van de Auteurswet.  

Domeinnaam / Handelsnaamrecht: 4.5.  Primeoak heeft geen belang meer bij de gevorderde verwijdering van de domeinnaam www.primeoak.nl in het handelsregister, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij voornoemde domeinnaam reeds heeft verwijderd uit zijn inschrijving in het handelsregister, hetgeen Primeoak ter zitting heeft bevestigd. Ook heeft Primeoak Buildings ter zitting bevestigd dat gedaagde de link naar de technische site www.primeoak.co.uk heeft verwijderd van zijn website.

Merkenrecht: 4.6.  Ten aanzien van de gestelde inbreuk op het woord-/beeldmerk PRIME OAK [afbeelding] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gedaagde heeft niet betwist dat Primeoak Buildings houder is van het woord-/beeldmerk PRIME OAK. Wel twisten partijen over de ingangsdatum waarop het merk gedeponeerd is door Primeoak Buildings, met andere woorden vanaf wanneer Primeoak Buildings de merkenrechtelijke bescherming in kan roepen van het woord/beeld PRIME OAK. De discussie hierover kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter achterwege blijven, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij op zijn website daar waar staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Of er al dan niet sprake is van een door gedaagde gepleegde merkenrechtelijke inbreuk door gebruik van het merk PRIME OAK is voor de beoordeling van dit geschil daarom niet langer relevant.

 4.7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde inbreuk maakt op de auteurs- en/of merkrechten van Primeoak Buildings. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De vorderingen van Primeoak Buildings dienen te worden afgewezen.

4.8.  Primeoak Buildings heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft gesteld dat zij door het onrechtmatig handelen van gedaagde schade lijdt en dat zij omzetderving heeft te duchten, maar heeft nagelaten te stellen waaruit die schade bestaat. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een reëel gevaar voor schade bestaat in de toekomst. Een onmiddellijke voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet geboden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7596

Feitelijk als juridisch te complex

Vzr. Rechtbank Roermond, 19 februari 2009, KG ZA 09-7, C More En-Tertainment AB tegen Myp2p Holding B.V. c.s.

Auteursrecht. Eiser (Canal+) maakt bezwaar tegen dat haar sportprogramma’s zonder betaling of zonder dat daarvoor toestemming is verleend via MyP2P kunnen worden bekeken. De voorzieningenrechter is echte van oordeel dat de zaak voor behandeling in kort geding zowel feitelijk als juridisch te complex is en wijst de vorderingen af. 1019h proceskosten zijn voor eiser: €15.000.

"4.8. Al met al is er sprake van een dermate groot aantal feitelijke en feitelijk/juridische geschilpunten (dat er ingewikkelde zuiver juridische problemen zijn, kan geen reden zijn te oordelen dat de zaak zich niet leent voor een kort geding) dat de zaak zich niet leent voor kort geding. C More heeft (zij het in het kader van de proceskosten) ook zelf gezegd dat de zaak een bijzonder complexe materie betreft die reeds veel vooronderzoek heeft gekost naar zowel de feiten als het recht."

4.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de zaak voor behandeling in kort geding zowel feitelijk als juridisch te complex is. Aan verschillende discussiepunten zijn zowel feitelijke als juridische aspecten te onderkennen zoals bijvoorbeeld het geschil over de vraag of C More auteursrechthebbende is (naar Nederlands dan wel Deens, Fins, Noors, Zweeds, Amerikaans, Engels en/of Italiaans recht).

4.3. Verder speelt mee dat de vraag onder ogen moet worden gezien of het gebruikelijke criterium - dat feiten voldoende aannemelijk moeten worden gemaakt - hier op een verantwoorde wijze gehanteerd zou kunnen worden. De vorderingen zijn immers verstrekkend in hun effect tussen partijen en toewijzing daarvan zou ook betekenis kunnen hebben voor derden. Bovendien zou kunnen worden gezegd dat er mogelijk grondrechtelijke aspecten zijn te onderkennen in die zin dat een vonnis waarbij de vorderingen zouden worden toegewezen, zou kunnen worden aangemerkt als een beperking van een of meer grondrechten van een of meer gedaagden wat de noodzaak van een deugdelijke grondslag van een dergelijk vonnis onderstreept. Dergelijke grondrechtelijke kwesties dient de voorzieningenrechter overigens ambtshalve aan de orde te stellen aangezien die grondrechten spelen in de ver-ouding tussen de staat - i.c. de voorzieningenrechter - en de burger - i.c. Myp2p c.s. - indien grondrechten in het geding zouden kunnen zijn in geval van toewijzing van de bepaalde onderdelen van het gevorderde.

4.5. Met betrekking tot de vraag hoe een inbreuk zou worden gemaakt is problematisch dat niet duidelijk is hoe een bezoeker van de site('s) van Myp2p c.s. nu belandt bij de live-uitzendingen van C More. Worden deze uitzendingen bekeken in de omgeving van de website van Myp2p c.s. of belandt deze bezoeker alleen via een bij Myp2p c.s. aangeboden link op een andere website (dat wil zeggen: een website die niet in de sfeer van Myp2p c.s. ligt). In dit kader is verder in geschil of er sprake is van uploaden en downloaden door de servers van Myp2p c.s.. Dit zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter belangrijke kwesties waarin duidelijkheid moet worden verkregen om te kunnen vaststellen of en zo ja, hoe door (een afmeer) van gedaagden onrechtmatig jegens C More wordt gehandeld.

4.6. Verder is het problematisch dat de vorderingen erg ruim geformuleerd zijn en in onvoldoende mate uit de doeken is gedaan wat - bij een toewijzing van de vorderingen concreet - van Myp2p c.s. wordt verlangd. Zo is niet duidelijk wat nu precies van de website(s) van Myp2p c.s. zou moeten worden verwijderd. Verder houdt een van de vorderingen - kort gezegd. een bevel in om de Myp2p website(s) permanent ontoegankelijk te maken voor Scandinavische bezoekers. Myp2p c.s, heeft gesteld zij Scandinavische bezoekers weliswaar de toegang tot haar website(s) kan ontzeggen, maar dit zou alleen voor de hele website mogelijk zijn. Aangezien de website(s) van Myp2p c.s. een breed scala aan informatie biedt zou een toewijzing van die vordering naar het oordeel van de voorzieningenrechter mogelijk buiten proportioneel zijn. Daarnaast heeft de vordering onder meer betrekking op domeinnamen en website(s) eindigend op <.eu>, <.nl>, <.us> en/of <tv>, terwijl Myp2p c.s. betwist dat de domeinnaam myp2p.tv en de website www.myp2p.tv aan haar toebehoort. Bovendien heeft Myp2p c.s. gesteld dat de termijnen die C More in haar petitum heeft opgenomen te kort zijn om, bij toewijzing van het gevorderde, aan het gevorderde te kunnen voldoen. Toewijzing van de nu voorliggende vorderingen zou alleen al door voornoemde punten gemakkelijk tot executiegeschillen kunnen leiden wat uiteraard onwenselijk is. Frappant in dit verband is dat Myp2p c.s. heeft aangevoerd dat volgens haar alle betrokken links zijn verwijderd, terwijl C More niet kan benoemen wat er nu nog aan onrechtmatige links aanwezig zou zijn.

4.7. Verder wijst de voorzieningenrechter op het feit dat Myp2p c.s. ook heeft betwist dat het beeldmateriaal waarnaar de thans aanwezige hyperlinks van Myp2p c.s. verwijzen afkomstig is van C More. Ook is betwist dat die hyperlinks zouden uitkomen bij materiaal dat door omzeiling van technische voorzieningen en/of wanprestatie is verkregen danwel toegankelijk gemaakt.

4.8. Al met al is er sprake van een dermate groot aantal feitelijke en feitelijk/juridische geschilpunten (dat er ingewikkelde zuiver juridische problemen zijn, kan geen reden zijn te oordelen dat de zaak zich niet leent voor een kort geding) dat de zaak zich niet leent voor kort geding. C More heeft (zij het in het kader van de proceskosten) ook zelf gezegd dat de zaak een bijzon-der complexe materie betreft die reeds veel vooronderzoek heeft gekost naar zowel de feiten als het recht.

4.9. De voorzieningenrechter zal partijen niet meer in de gelegenheid stellen nader in te gaan op enkele feitelijke kwesties die ter zitting zijn genoemd, omdat er daarnaast nog zoveel vragen overblijven dat opheldering van die kwesties een inhoudelijke beslissing van het gevorderde niet dichterbij zal brengen. Gelet op het voorgaande liggen de vorderingen voor afwijzing g-reed.

4.10. C More zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Myp2p c.s. heeft gesteld dat de door haar gemaakte kosten tussen EUR 12.349,50 en EUR 13.069,50 belopen, vermeerderd met de kosten van de mondelinge behandeling, reistijd en reiskosten gemaakt op 5 'februari 2008. Behoudens dat C More een mogelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat deze kosten lager liggen dan de door haar gemaakte kosten heeft C More de door Myp2p c.s, gestelde kosten niet bestreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Myp2p c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze kosten heeft gemaakt. Bovendien zijn deze kosten minder dan 1/3 van hetgeen C More als kosten heeft opgevoerd. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door Myp2p c.s. berekende proceskosten redelijk en evenredig zijn, zodat deze kosten op grond van artikel 1019h Rv voor toewijzing gereed liggen. Gelet op de duur van de mondelinge behandeling (ongeveer 3,5 uur) en de extra kosten aan reistijd en reiskosten wordt C More veroordeeld om een bedrag van EUR 15.000,00 (maximum conform indicatietarief IE-zaken voor "overige korte gedingen") terzake proceskosten aan Myp2p c.s. te betalen.

Lees het vonnis hier.. Zie ook Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex parte beschikking van 22 januari 2009, IEF 7507

IEF 7572

Om het auteursrecht af te kopen

Rechtbank Amsterdam, 27 augustus 2008, LJN: BH2760, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Auteursrecht. Productfotografie. Afgebroken onderhandelingen, toch gebruik van foto. Vaststelling schade bij inbreuk op auteursrecht reclamefoto. In het tussenvonnis van 9 januari 2008 (IEF 5546) heeft de rechtbank SpecialSauce in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door haar geleden schade ten gevolge van de inbreuk op haar auteursrecht. Daarbij is overwogen dat tot uitgangspunt zou moeten worden genomen de prijs van SpecialSauce voor het rechtenvrij overdragen van haar foto voor de reclamecampagne van Douwe Egberts.

SpecialSauce heeft de door haar geleden schade begroot op een bedrag van €40.950,=. Proud Design betwist de hoogte van dit bedrag. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat het marktconforme tarief in de reclamefotografie een toeslag is van 100% (i.c. zelfs 150%) op de werkfee en komt uit op € 5.940,=. Geen 1019h proceskosten, omdat “deze procedure slechts voor een gedeelte betrekking heeft gehad op de handhaving van het intellectueel eigendomsrecht van SpecialSauce.”

2.4. De rechtbank stelt voorop dat uit de stellingen van SpecialSauce voortvloeit dat haar schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. (…) Dit betekent dat de rechtbank de schade zal begroten – en waar nodig schatten – op grond van artikel 6:97 BW.

2.5. Bij deze begroting van de schade moet tot uitgangspunt worden genomen de opgave van SpecialSauce van de door haar berekende prijzen. Door inbreuk te maken op haar auteursrecht, heeft Proud Design SpecialSauce immers haar onderhandelingspositie hierin ontnomen.

2.6.  De rechtbank stelt vast dat SpecialSauce zich bij de berekening van haar gestelde schade, net als Proud Design, baseert op een prijs voor een gebruikslicentie op de foto. De rechtbank zal derhalve hebben vast te stellen of de door SpecialSauce gestelde prijs van die gebruikslicentie in overeenstemming is met de aard van de schade.

2.8.  De rechtbank acht het door SpecialSauce gevorderde bedrag van EUR 40.950,= buitenproportioneel (…) Met Proud Design is zij van oordeel dat reclamefotografie onvoldoende vergelijkbaar is met persfotografie om bij de in deze laatstgenoemde branche gehanteerde tarieven aan te sluiten. Er zal zoveel mogelijk aansluiting gezocht dienen te worden met hetgeen in de reclamewereld gebruikelijk is.

2.9.  Proud Design heeft haar stellingen omtrent hetgeen in de reclamefotografie gebruikelijk is onderbouwd met een groot aantal producties (…)

2.10.  De rechtbank acht daarmee voldoende aannemelijk dat het marktconforme tarief een toeslag is van 100% op de werkfee. Om tegemoet te komen aan de stellingen van SpecialSauce dat zij hogere tarieven kan berekenen, zal in haar geval schattenderwijs uitgegaan worden van een toeslag van 150%.

2.11.  (…) de rechtbank [zal] deze toeslag niet berekenen over het aantal uren dat SpecialSauce gewerkt zou hebben indien zij de opdracht zou hebben gekregen, doch over de uren die besteed zijn aan de serie proeffoto’s, nu dit het werk is waaruit de foto van SpecialSauce is voortgekomen. (…)

2.14.  Dit alles in overweging nemende begroot de rechtbank de geleden schade van SpecialSauce op 150% x 24 x EUR 165,=, derhalve op een bedrag van EUR 5.940,=.

2.15.  SpecialSauce vordert voorts kennelijk een kostenveroordeling van Proud Design in de door haar werkelijk gemaakte proceskosten op grond van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals Proud Design hiertegen terecht tot haar verweer aanvoert, heeft deze procedure slechts voor een gedeelte betrekking gehad op de handhaving van het intellectueel eigendomsrecht van SpecialSauce. Het had op de weg van SpecialSauce gelegen haar vordering in die zin te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Lees het vonnis hier. Tussenvonnis Rechtbank Amsterdam 9 januari 2008: IEF 5546.

IEF 7520

Het belang van de informatievoorziening

Gerechtshof Amsterdam, 27 januari 2009, zaaknummer 200.010.745/01 KG, De Rooij tegen Hollandse Hoogte B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak over de stockfoto van een hardlopende moeder. (De Hollandse Hardloopster, IEF 6302). Eiseres is zonder haar toestemming gefotografeerd en gedaagde, het stockfotobureau Hollandse Hoogte, heeft deze foto zonder toestemming van eiseres op haar website (databank met foto's) geplaatst. Hollandse Hoogte heeft de foto in licentie gegeven aan de Consumentenbond, die de foto paginagroot in de Consumentengids heeft geplaatst bij een artikel over mp3-spelers (klik op afbeelding voor vergroting).

Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Blijkens het arrest heeft Hollandse Hoogte aan eiseres meegedeeld dat zij heeft besloten om de foto niet meer op te nemen in de database, ‘uit begrip voor uw persoonlijke argumenten’, waardoor het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Bovendien wordt volgens het hof door publicatie en exploitatie van de foto geen inbreuk gemaakt op het portretrecht van eiseres.

“Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.”

“4.3 Het hof overweegt voorts het volgende. Het is op zichzelf begrijpelijk dat De Rooij-Van den Boogaard - op grond van haar persoonlijke keuzes - bezwaar heeft tegen publicatie van de foto als hier aan de orde. In het midden kan blijven of dit - in dit geval - een redelijk belang oplevert op grond waarvan zij zich op de voet van artikel 21 Auteurswet 1912 tegen (verdere) openbaarmaking kan verzetten. Haar belang weegt hier naar het voorlopig oordeel van het hof niet op tegen het door Hollandse Hoogte ingeroepen belang op informatievoorziening. Het hof licht dit toe.

Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto's van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto's van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan - objectief gezien - niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.

De foto is slechts geëxploiteerd door deze in licentie te koop aan te bieden voor - zoals Hollandse Hoogte het formuleert - redactionele doeleinden. De foto en de wijze waarop deze op de website en vervolgens in de Consumentengids is gepubliceerd hebben ook niet de strekking tot aanbeveling van enig product of dienst. Dat voor de licentie (mede ten behoeve van de maker van de foto) wordt betaald, maakt dit niet anders.

Dit een en ander betekent dat de inbreuk op het recht van De Rooij-Van den Boogaard op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in ieder geval niet zo ernstig is dat voormeld belang van de informatievoorziening daarvoor moet wijken.

Het voorgaande brengt reeds mee dat de voorzieningenrechter de vorderingen terecht - met verwijzing van De Rooij-Van den Boogaard in de kosten - heeft afgewezen.”

Lees het arrest hier.

Op andere blogs:
NVJ (Wel of geen inbreuk op portretrecht)

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7508

De menselijke eigenschappen van de kippen

KippengekeuvelRechtbank Amsterdam, 26 maart 2008, LJN: BF3727, Kunstenares  tegen Kippenfokster (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink).

Auteursrecht. Eiseres is professioneel kunstenares en maakster van het schilderij ‘Kippengekeuvel’ waarop drie kippen staan afgebeeld. Gedaagde fokt sierkippen en maakt ook schilderijen. Eisers A is er door een klant erop geattendeerd dat B zou exposeren in en dat op de website van B een kopie van haar schilderij ‘Kippengekeuvel’ zou worden aangeboden. B beroept zich op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden (mits).

Inbreuk wordt aangenomen, maar alle vorderingen (afgifte, een verklaring voor recht, schadevergoeding) worden afgewezen. Opmerkelijk is wellicht dat de 1019h proceskosten worden gecompenseerd. “De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.”  maar,  “uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Inbreuk, eigen oefening: “4.2.  Ten aanzien van de schilderijen 1/15 en 4/15 heeft B erkend dat deze het resultaat zijn van haar poging ‘Kippengekeuvel’ na te schilderen, althans aan dit schilderij zijn ontleend. Zij beroept zich echter op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden, mits, aldus lid 3 van dit artikel, de kopie door haar formaat of werkwijze duidelijk van het origineel afwijkt.

Zoals A terecht heeft gesteld gaat het beroep van B op deze bepaling in dit geval niet op, omdat deze werken in ieder geval openbaar gemaakt zijn via de website van B. De ‘eigen-gebruik’-regeling van artikel 16b geldt niet voor het openbaar maken van voor eigen oefening of gebruik gemaakte verveelvoudigingen, aangezien -zodra een werk wordt openbaar gemaakt- van eigen oefening of studie geen sprake meer is. Dat de website van B geen commerciële aangelegenheid was, zoals zij heeft aangevoerd, en dat de toevoegingen ‘verkocht’ en ‘prijs op aanvraag’ voor de grap door haar dochter bij de afbeeldingen op de website waren geplaatst, doet in dit verband niet ter zake, daar vaststaat dat deze website wel voor derden vrij toegankelijk was. Dat de werken 1/15 en 4/15 in Ateliercafé Mauve, of elders dan op haar website, openbaar zouden zijn gemaakt, is overigens niet gebleken.

4.3.  Nu niet bestreden is dat de schilderijen 1/15 en 4/15 verveelvoudigingen zijn van ‘Kippengekeuvel’ en het beroep van B op artikel 16b Aw niet slaagt, staat in beginsel vast dat B met deze schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van A.

4.4.  (…)  Bij de beantwoording van de vraag of 5/15 en 11/15 zijn aan te merken als verveelvoudigingen van ‘Kippengekeuvel’, en derhalve of B met deze schilderijen inbreuk pleegt op het werk van A, is van belang of hierin auteursrechtelijk beschermde trekken van ’Kippengekeuvel’ herkenbaar zijn overgenomen. Daarbij geldt dat het feit dat twee werken een zekere gelijkenis vertonen nog niet betekent dat ook sprake is van ongeoorloofde nabootsing, aangezien die gelijkenis kan berusten op bepaalde onbeschermde aspecten, zoals stijl, methode of feitelijke gegevens. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre beschermde trekken van een werk zijn overgenomen, kan bij werken van beeldende kunst als maatstaf worden gehanteerd in hoeverre de totaalindrukken van de beide werken overeenstemmen.

4.5.  (…) De rechtbank is van oordeel dat ‘Kippengekeuvel’ en de werken 5/15 en 11/15 aanmerkelijk verschillende totaalindrukken bieden. Voor zover enige overeenstemming vertonende elementen aan ‘Kippengekeuvel’ zijn ontleend, betreft het elementen die geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Ook de door A ter comparitie beschreven kenmerken van haar werk, zoals de, naar haar zeggen, menselijke eigenschappen van de kippen, de knusheid, de gele snavel, de vlakvorming en de compositie zijn naar het oordeel van de rechtbank geen auteursrechtelijk beschermde kenmerken van ‘Kippengekeuvel’ die in 5/15 en 11/15 terug te vinden zijn. Daar komt bij dat de op 5/15 en 11/15 afgebeelde kippen in een andere positie zijn afgebeeld, waarbij de pluimstaarten van de kippen zichtbaar zijn (in tegenstelling tot de kippen op ‘Kippengekeuvel’ waarbij geen staarten zijn afgebeeld) de lichamen van de kippen beduidend anders zijn geschilderd, met meer contrasterende lijnen en dikker in verf zijn gezet, de poten van de kippen op 5/15 en 11/15 niet zichtbaar zijn, en als achtergrond éénn kleur is gebruikt, grasgroen, in tegenstelling tot de kleuren zwart en blauw die als achtergrond van ‘Kippengekeuvel’ zijn gebruikt. 5/15 en 11/15 houden dan ook voldoende afstand van ‘Kippengekeuvel’ en zijn derhalve niet aan te merken als verveelvoudigingen van dat werk. (…)

4.6.  Evenmin kan worden geoordeeld dat B zich met 5/15 en 11/15 schuldig zou hebben gemaakt aan onrechtmatige nabootsing. Handelingen die geen inbreuk op auteursrecht opleveren, maar wel schadelijk zijn voor de maker van een werk, kunnen onder omstandigheden weliswaar onrechtmatig zijn, maar van schade is, zoals uit het hiernavolgende blijkt, in dit geval niet gebleken.

4.7.  Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen ten aanzien van 5/15 en 11/15 moeten worden afgewezen. (…)

Afgifte: 4.8.  Werk 4/15 is ter comparitie door B aan A afgegeven, zodat A bij haar vordering tot afgifte ten aanzien van dat werk geacht moet worden geen belang meer te hebben.
Bij brief van 2 februari 2007 heeft B toegezegd “alle litigieuze werken die zij in haar bezit heeft” aan A, althans haar raadsman, af te staan. Bij brief van 27 maart 2007 heeft B aan A bericht dat zij 1/15 niet meer kon vinden en dat zij dit werk daarom niet kon afgeven. Ter comparitie heeft B desgevraagd verklaard dat zij hard gezocht heeft naar 1/15, omdat zij van begin af aan alles aan A heeft willen afgeven, maar dat 1/15 onvindbaar is gebleven.
Nu vaststaat dat B bij een veroordeling tot afgifte van 1/15 hieraan niet zal kunnen voldoen, en dit derhalve slechts tot het verbeuren van dwangsommen zal leiden, oordeelt de rechtbank dat deze vordering niet kan worden toegewezen.

Verklaring voor recht: 4.9.  A vordert verder te verklaren voor recht dat - kort samengevat - de werken van B ontoelaatbare verveelvoudigingen zijn. De rechtbank is van oordeel dat een vordering tot verklaring voor recht eiseres slechts toekomt, indien zij voldoende belang bij een dergelijke rechtsvordering heeft en dat A, zoals B terecht heeft aangevoerd, dat belang onvoldoende heeft aangetoond.

(…) A heeft ter comparitie desgevraagd toegelicht dat haar belang bij de gevraagde verklaring voor recht gelegen is in het persoonlijkheidsrechtelijke aspect van de zaak. (…) A miskent met die stelling echter dat B niet ‘Kippengekeuvel?’ (het werk, in de zin van artikel 25 Aw) onder haar naam openbaar heeft gemaakt, maar een (ontoelaatbare) verveelvoudiging, waartegen A zich krachtens de haar toekomende exploitatierechten kan verzetten. De gevorderde verklaring voor recht wordt derhalve afgewezen.

Schade: 4.12.  A heeft verder gesteld schade te hebben geleden door het handelen van B (…) A heeft erkend dat zij niet kan bewijzen dat zij inkomsten heeft misgelopen door de verveelvoudigingen van B. Dat aannemelijk zou zijn dat A door de werken van B minder van haar eigen werk heeft verkocht, zoals A stelt, is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt.
Gelet op de betwisting door B en de onvoldoende onderbouwing van de schade door A, is deze niet toewijsbaar. De immateriële schade is gebaseerd op de schending van haar persoonlijkheidsrechten, zo stelt B. Nu van schending van de persoonlijkheidsrechten van B niet is gebleken, zoals volgt uit het hiervoor onder 4.9. overwogene, is deze schade reeds hierom niet toewijsbaar.

4.13.  Tot slot vordert A B te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten (…) De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.  (…) In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat B kort nadat zij door de raadsman van A was benaderd, zich bereid heeft verklaard tot het afgeven van de werken waar A bezwaren tegen had, alsmede een onthoudingsverklaring heeft getekend en een schikkingsbedrag heeft aangeboden, een omstandigheid is waarmee bij de vraag of -ondanks dat inbreuk vaststaat-  rekening moet worden gehouden bij de proceskostenveroordeling.

4.14.  (…) A kan niet gevolgd worden in haar stelling dat B onwillig en draaierig was en geen loyale medewerking heeft willen geven en dat zij pas in april 2007 onder druk van een kort geding tot afgifte van de werken en de onthoudingsverklaring werd overgegaan. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Lees het vonnis hier en inmiddels ook hier (rechtspraak.nl).

IEF 7507

Zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken

Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex parte beschikking van 22 januari 2009, KG RK 09-132, Eredivisie N.V. & Eredivisie clubs tegen MYP2P B.V. (met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Merkenrecht. Interessante beschikking van de Rechtbank Den Haag in een zaak over livestreams van Eredivisiewedstrijden. Het op een website ter beschikking stellen van (bittorrent-achtige)  links waarmee illegale streams kunnen worden gedownload (die met eerder gedownloade sopcast-software bekeken kunnen worden, maar dus niet op de litigieuze website zelf staan) is aan te merken als een openbaarmakingshandeling, vergelijkbaar met het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven (HvJ EG, Hoteles).

Uit het verzoekschrift: “Myp2p verricht zelfstandig openbaarmakingshandelingen.  (…) Het begrip openbaarmaken in de zin van artikel 12 Aw. dient te worden uitgelegd aan de hand van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 (Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij).

 (…) Het HvJEG heeft in zijn Hoteles-arrest (HvJEG 7 december 2006(C-306/05)) dit begrip nader uitgelegd. In die zaak ging het om de vraag of de distributie van een signaal door middel van televisietoestellen aan klanten die in hotelkamers logeren, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 vormt, en of de installatie van televisietoestellen in de kamers van een dergelijke zaak op zich een handeling van dien aard vormt.

 (…) Het Hof (…) oordeelde vervolgens dat op de eerste en de derde vraag [moet] worden geantwoord dat, ook al vormt de loutere beschikbaarstelling van fysieke installaties als zodanig geen mededeling in de zin van richtlijn 2001/29, het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven, ongeacht de gebruikte techniek van doorgifte van het signaal, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn vormt (r.o. 46-47).

Myp2p verricht vergelijkbare handelingen als het hotel in bovengenoemd arrest. Immers: Myp2p is een andere organisatie van wederdoorgifte dan de oorspronkelijke. Zij verricht haar handelingen ten behoeve van een ander, nieuw publiek. Het nieuwe publiek bestaat uit mensen die niet aan een van de officiële partners van Verzoeksters betaald hebben voor het zien van de wedstrijden. (…)”

De voorzieningenrecht oordeelt, heel kort, het is tenslotte een ex parte,  dat er inderdaad sprake is van openbaarmaken:

“2.2. De voorzieningenrechter constateert dat de op de website van gerekwestreerden aangebrachte tekens (vergelijk productie 2) gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters sub 1 tot en met sub 17 en sub 19 toebehorende Gemeenschap- en/of  Beneluxmerkrechten en daarenboven in het economische verkeer worden gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of dienste, waardoor bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de door gerekwestreerden aangeboden streams kan ontstaan. Daarenboven constateert de voorzieningenrechter dat gerekwestreerden live uitzendingen van Eredivisievoetbalwedstrijden van verzoeksters sub 2 tot en met sub 19 zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dar uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zal veroorzaken. Het verzoek zal bijgevolg worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord, met dien verstande dat het op het merkenrecht gebaseerde verzoek van verzoekster sub 18 bij gebreke van een overgelegde merkinschrijving zal worden geweigerd.”

Lees de beschikking hier.