DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 7413

Kantoor voor Klanten

Kamer van Koophandel (boven) - Kantoor voor KlantenVzr. rechtbank Rotterdam, 12 december 2008, Ex parte beschikking in de zaak Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten B.V.B.A. & Sandd B.V. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton).

Rotterdamse ex parte. Merkenrecht, Auteursrecht. Handelsnaamrecht. Verzoek toegewezen. Gedaagde Kantoor voor Klanten verstuurt facturen voor ‘Bijdrage KvK handelsregister’ en maakt daarmee inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de (echte) KvK, de Kamer van Koophandel. 

Interessant is dat dit ex parte richt zich mede richt tot postbezorger SANDD, die ook na kennisgeving en sommatie niet vrijwillig wilde meewerken aan het verzoek van de (echte) KvK om de verzendingen, Sandd had nog ongeveer 350.000 facturen liggen, te staken, de facturen  af te geven en de administratie m.b.t. deze verzendopdracht over te leggen.

Lees de beschikking hier. Berichtgeving in de media hier (o.a. over het ontslag van een waarschuwende postbode), persbericht SANDD  (o.a. over het ontslag van een stickerplakkende postbode) hier. Waarschuwing KvK, met afbeelding nepfactuur hier.

 

 

IEF 7344

Een paar kiekjes ging die zij kon publiceren

Obsession Magazine oktober 2008Rechtbank Amsterdam. 26 november 2008, HA ZA 08-215, Neijhorst tegen Damsko Sociaal Cultureel Centrum (met dank aan Emilie Flohil, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Auteursrecht. Uitgever van het tijdschrift  Obsession Magazine plaatst zonder toestemming van eiser een door eiser gemaakte foto op de omslag van het oktobernummer en op meerdere andere plaatsen in het blad. Eiser heeft weliswaar een overeenkomst met het afgebeelde model (Tiney) voor promotiedoeleinden, maar de publicatie van de foto op de cover betreft naar het oordeel van de rechter niet de promotie van het model. Eiser is verder niet gekend in de publicatie en aangezien gedaagde ook geen enkel onderzoek heeft verricht naar de auteursrechthebbende van de foto kan de inbreuk aan gedaagde worden toegerekend.1019h proceskosten worden gematigd, nu zaken als dagvaarding en pleitnota naar het oordeel van de rechter teveel tijd in beslag hebben genomen:  €4336,44.

“4.5. De rechtbank overweegt het volgende. Damsko zelf heeft ter comparitie verklaard dat Tiney haar heeft gezegd dat de foto was gemaakt door Neijhorst. Of de naam van Neijhorst (ook) op de aangeleverde foto was vermeld, kan dan ook in het midden blijven. Het had dan ook op de weg van Damsko gelegen nader onderzoek te doen naar liet bestaan van een auteursrecht aan de zijde van Neijhorst. Dat Damsko, zoals zij eveneens ter comparitie heeft verklaard, er vanuit ging dat het om een paar kiekjes ging die zij kon publiceren, komt voor haar risico. Dat Tiney (althans volgens Dainsko) heeft gezegd dat Neijhorst de vriend was van haar zus, maakt het voorgaande niet anders. Damsko heeft geen enkel onderzoek verricht naar de auteursrechthebbende van de foto. De inbreuk op het auteursrecht is aan Dainkso toe te rekenen en zij is aansprakelijk voor de door Neijhorst als gevolg van die inbreuk geleden schade. De overig aangevoerde stellingen van partijen ter zake van de inbreuk op het auteursrecht behoeven geen behandeling meer.”

lees het vonnis hier.

IEF 7318

Verend opgelegde dekvloeren

Fonofloor - RedufloorRechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2008, LJN: BG4633, Fonofloor B.V. tegen O.C.A.M. Holding B.V.,

Auteursrecht. Merkenrecht. Concurrentie na samenwerking. Geen inbreuk op auteursrecht m.b.t brochure, folder algemene voorwaarden en  prestatiecertificaat. Onduidelijkheid over eventuele auteursrechthebbende is niet van belang, nu van inbreuk geen sprake is. “Zeer vergelijkbaar” is onvoldoende, nu de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Merk Redufloor maakt geen inbreuk op Fonofloor.

Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen. 

“De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s.” Proceskosten volgens liquidatietarief.

Auteursrecht op de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften:

"4.4. De brochure van Fonofloor en de folder met verwerkingsvoorschriften zijn door Mediacom in opdracht van Fonofloor gemaakt, dat staat tussen partijen vast. De maker wordt niet op dit materiaal vermeld. Op grond van artikel 8 Auteurwet wordt in een dergelijk geval de vennootschap die het werk als afkomstig van haar openbaarmaakt, als maker aangemerkt. Partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken. Volgens OCAM c.s. gelden de algemene voorwaarden van Mediacom, waarin onder meer is bepaald dat zij eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten van door haar ontwikkelde producten blijft. Fonofloor beroept zich op vernietiging van die voorwaarden, omdat deze volgens haar niet door Mediacom aan Fonofloor zijn verstrekt. Volgens OCAM c.s. zijn de voorwaarden wél verstrekt. Het staat dus nog ter discussie wie auteursrechthebbende van de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften is.

4.5. Als blijkt dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht, kan hier echter in het midden blijven welk van partijen auteursrechthebbende is. Wanneer de reclame van OCAM c.s. (productie 2 Fonofloor) met de brochure van Fonofloor (productie 1 Fonofloor) wordt vergeleken, blijkt dat de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Datzelfde geldt wanneer de folder met verwerkingsvoorschriften van OCAM c.s. (productie 4 Fonofloor) met die van Fonofloor (productie 3 Fonofloor) wordt vergeleken. Alleen de in beide folders afgebeelde schema’s vertonen gelijkenissen. Fonofloor noemt het materiaal van haarzelf en Redumax “zeer vergelijkbaar”, maar dat is niet voldoende om inbreuk op auteursrecht aan te nemen. Voor zover er door OCAM c.s. al auteursrechtelijk beschermde trekken van het materiaal van Fonofloor zijn overgenomen, is dat niet in een mate gebeurd waardoor sprake is van inbreuk op het auteursrecht."

Auteursrecht op de algemene voorwaarden en het prestatiecertificaat:

"4.6. OCAM c.s. heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden van Fonofloor zijn gekopieerd van die van haar zusterbedrijf Wedeflex en dat ook het prestatiecertificaat een aangepaste versie van het certificaat van Wedeflex is. Dit is door Fonofloor niet weersproken, zodat het tussen partijen vast staat. Fonofloor heeft niets aangevoerd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat haar voorwaarden en prestatiecertificaat niettemin als nieuwe, oorspronkelijke werken zouden moeten worden aangemerkt en dus auteursrechtelijk beschermd zijn. Voor zover de voorwaarden en het certificaat van Wedeflex wél auteursrechtelijk beschermde werken zijn, kan dat evenmin tot toewijzing van de vorderingen leiden. Wedeflex is immers geen partij in deze procedure."

Merkrecht

"4.7. Voor zover Fonofloor ook een inbreuk op haar merkrecht aan haar vorderingen ten grondslag legt, overweegt de rechtbank het volgende. Fonofloor heeft als merkhouder van het merk “Fonofloor” het uitsluitend recht op dit merk, onder andere voor isolatiemateriaal en vloerbedekking. Redumax gebruikt het teken “Redufloor” voor dergelijke producten. Er is echter geen sprake van merkinbreuk, omdat “Redufloor” onvoldoende met “Fonofloor” overeenstemt om op basis daarvan verwarringsgevaar tussen beide aan te nemen.

(…) 4.9. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Fonofloor, voor zover gegrond op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, worden afgewezen."

Gesteld onrechtmatig handelen

"4.10. Partijen zijn het erover eens dat het product van Fonofloor niet door een intellectueel eigendomsrecht zoals octrooirecht wordt beschermd. Zij twisten onder meer over de vraag of het door Redumax verhandelde product is nagemaakt van het door Redumax verhandelde product, in hoeverre de producten gelijk zijn en of er verwarringsgevaar bestaat.

(…) 4.13. De rechtbank benadrukt dat bij de beoordeling van de handelwijze van OCAM c.s. de vrijheid van handel en nijverheid voorop staat. Bij het beëindigen van de zakelijke relatie tussen enerzijds Fonofloor en anderzijds OCAM, Mediacom en [S] is geen non-concurrentiebeding overeengekomen. Dat OCAM c.s. aan derden en mogelijk ook aan Fonofloor heeft laten weten zich op reclamewerk te willen gaan toeleggen, betekent niet dat zij dus geen concurrerende activiteiten mócht gaan ontplooien. Dat stond haar in beginsel vrij. Dat zou anders kunnen zijn als zij bij de concurrerende activiteiten stelselmatig of in substantiële mate het bedrijfsdebiet van Fonofloor zou afbreken, maar dit is gesteld noch gebleken.

Fonofloor stelt dat verwarring tussen beiden ontstaat door het gebruik van de brochures, verwerkingsvoorschriften, prestatiecertificaten en algemene voorwaarden van Redumax en van gelijkende namen. De brochures en verwerkingsvoorschriften van Redumax wijken naar het oordeel van de rechtbank echter zozeer af van die van Fonofloor dat deze niet tot verwarring zullen leiden (zie overweging 4.5). Datzelfde geldt voor de door Redufloor gebruikte namen “Redufloor”, “Hotfix-methode”, “Redustrip” en “Redumax-tape” ten opzichte van de door Fonofloor gebruikte namen “Fonofloor”, “Hotmeld-methode” “Fonostrip” en “Fonotape”. Het certificaat en de algemene voorwaarden van Redumax lijken weliswaar zeer sterk op die van Fonofloor, maar het gebruik van vergelijkbare certificaten en voorwaarden is in diverse branches zó algemeen dat het gebruik van het certificaat en de voorwaarden van Redumax evenmin tot verwarring tussen Redumax en Fonofloor zal leiden.

(..) 4.15. De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s. Het betoog van Fonofloor dat OCAM c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld faalt, ook wanneer de diverse handelingen van OCAM c.s. in onderling verband worden beschouwd. De vorderingen van Fonofloor zullen dan ook worden afgewezen."

Gebruik materiaal na verbreken relatie opdrachtgever en ontwikkelaar

  “4.18. De rechtbank gaat ervan uit dat OCAM c.s. met het reclamemateriaal doelt op de brochures en folders die ook in conventie onderwerp van discussie zijn geweest. Zoals reeds in conventie is besproken, is tussen partijen in geschil wie het auteursrecht op dit materiaal heeft. Ook in reconventie kan het antwoord op die vraag in het midden blijven en is bewijslevering op dit punt dus niet aan de orde. Als OCAM c.s. het auteursrecht op dit materiaal heeft, geldt namelijk het volgende. Het materiaal is in opdracht van Fonofloor ontwikkeld, dat staat tussen partijen vast. Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen (zie ook Spoor c.s. in Auteursrecht, paragraaf 2.14). Dat daarover tussen partijen andersluidende afspraken zijn gemaakt, is niet gesteld of gebleken. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aanleiding geven van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.”

Lees het vonnis hier

IEF 7286

De drie spoorloze kunstwerken

Rechtbank Breda, 12 november 2008, LJN: BG4232, Eiser tegen de Gemeente Breda.

Auteursrecht. De enkele vrees dat BKR kunstwerken vernietigd zijn is onvoldoende grond om de vorderingen op artikel 25 lid 1 sub d AW toe te wijzen. En zelfs als de kunstwerken wel vernietigd waren zou die vernietiging, onder verwijzing naar Jelles/Zwolle, nog geen aantasting op van het auteursrecht opleveren. Proceskosten volgens liquidatietarief.

“4.1. Eiser grondt zijn vorderingen op artikel 25 lid 1 sub d van de Auteurswet. Hij voert aan dat de omstandigheid dat zijn werken niet meer traceerbaar zijn op zichzelf al een inbreuk vormt op zijn eer en goede naam. De vrees dat de drie spoorloze kunstwerken vernietigd zijn wordt volgens eiser versterkt door het feit dat het werk “het Getijdenobject” zonder zijn medeweten vernietigd werd en het feit dat alle andere BKR-kunstwerken wel aan hem terug in eigendom zijn overgedragen.

 4.2. De gemeente Breda betwist dat zij de drie kunstwerken heeft vernietigd. Volgens de Gemeente Breda kan haar niet worden verweten dat zij niet meer kan achterhalen waar de drie BKR-kunstwerken zich thans bevinden, omdat zij in het kader van de BKR in de jaren ‘70 en ‘80 circa 20.000 kunstwerken heeft aangekocht en het destijds, bij gebreke van automatiseringsmogelijkheden, te kostbaar en te complex was om een registratie bij te houden van alle kunstwerken die zij onder zich had.

4.3. De rechtbank overweegt als volgt: De door eiser ingestelde vorderingen zijn alle gebaseerd op de feitelijke stelling dat eiser vreest dat zijn kunstwerken zijn vernietigd of in het ongerede zijn geraakt. eiser stelt dus niet dat ze zijn vernietigd of in het ongerede zijn geraakt. Op basis van enkel genoemde vrees kunnen de vorderingen niet worden toegewezen.

4.4. Indien eiser al bedoeld zou hebben stellig te stellen dat de kunstwerken zijn vernietigd of in het ongerede zijn geraakt en indien veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat dit zo was, dan nog levert de vernietiging van die kunstwerken geen aantasting op van het auteursrecht op basis van artikel 25 lid 1 sub d van de Auteurswet (zie het arrest Jelles/Zwolle, Hoge Raad 6 februari 2004, LJN: AN7830). In het geval dat de kunstwerken in het ongerede zijn geraakt heeft te gelden dat het niet sluitend documenteren van 20.000 BKR-kunstwerken vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw in zijn algemeenheid niet is aan te merken als onzorgvuldig en onrechtmatig jegens eiser.  Bijzondere omstandigheden die vernietiging of het in ongerede doen raken ten aanzien van eiser onrechtmatig maken zijn niet gesteld.
De conclusie luidt dan ook dat eiser reeds om deze redenen niet ontvankelijk dient te worden verklaard in alle vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7232

De Galerij der Gouverneurs

Leendert van Dijk, portret van Gouverneur Sjeng KremersVzr. Rechtbank Maastricht, 30 oktober 2008, LJN: BG2967, Eiser tegen het publiekrechtelijk lichaam Provincie Limburg.

Auteursrecht. Ruzie tussen kunstenaar Leendert van Dijk en provincie Limburg over de verplaatsing van een portret van Sjeng Kremers uit de Galerij der Gouverneurs naar de centrale hal. Van Dijk verzet zich hiertegen en beroept zich op contractuele afspraken, aantasting van goede eer en naam en, het er een beetje bijgesleepte, auteursrecht. De voorzieningenrechter begrijpt de teleurstelling van de kunstenaar, maar wijst alle vorderingen af. De proceskostenredenering is enigszins curieus: forfaitaire kostenveroordeling lijkt in Maastricht het laagste indicatietarief voor IE-zaken.

Auteursrecht: “3.3 Eiser keert zich voorts tegen de verplaatsing van het door hem vervaardigde schilderij op grond van artikel 25 lid 1 sub d Aw. Hij stelt dat vanwege het feit dat het portret is vervaardigd voor een specifieke plaats, verwijdering van het werk een aantasting van het werk oplevert. Zo deze stelling al niet faalt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen –hetgeen de voorzieningenrechter van oordeel is- oordeelt de voorzieningenrechter dat een aantasting als bedoeld in voormeld artikel, mede gelet op het gemotiveerde verweer zijdens de provincie, niet aannemelijk is gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zou een verplaatsing van een schilderij onder omstandigheden een aantasting als bedoeld in artikel 25 Aw kunnen opleveren, doch is dit in casu niet het geval.

Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat door de verplaatsing, zijn eer en goede naam zou kunnen worden aangetast. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het schilderij niet is verplaatst naar bijvoorbeeld “de kolenkelder”, doch naar de centrale hal van het Gouvernementsgebouw, alwaar het bij de ingang van die hal is tentoongesteld tegenover de geplaatste gedenksteen ter gelegenheid van de eerste-steenlegging door [Naam gouverneur]. Als onbetwist staat vast dat dit een prominente plek is die bezoekers bij zowel het binnengaan als bij het verlaten van het Gouvernementsgebouw passeren.

In dit verband overweegt de voorzieningenrechter nog dat de facto onduidelijk is welk belang eiser nu eigenlijk heeft bij zijn vordering onder 1, gelet op het feit dat als onweersproken vast staat dat het schilderij in de hal een veel grotere toegang heeft tot het publiek dan toen het nog in de Galerij hing. Anders gezegd: in de centrale hal komen meer bezoekers dan in de Galerij. Het ligt toch in de rede dat het de wens van een schilder is om zijn werken aan een zo groot mogelijk publiek te tonen.

(…) De voorzieningenrechter begrijpt dat Eiser op zijn zachtst gezegd teleurgesteld is over het feit dat de provincie het portret heeft verplaatst zonder hierover overleg met eiser te voeren. Hoewel de voorzieningenrechter die teleurstelling kan begrijpen, kan dit enkele feit er niet toe leiden dat een verplaatsing onrechtmatig is.’

Proceskosten: “3.6 Eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. De provincie heeft bepleit dat de proceskosten ex artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dienen te worden gesteld op € 6.000,-. Eiser  heeft daartegen aangevoerd dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. De voorzieningenrechter deelt wat dit betreft de visie van eiser. In casu is er allereerst sprake van een gemengde vordering. (…) Voor zover onderhavige geschil raakt aan het intellectuele eigendomsrecht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aard van het geschil, en de moeilijkheidsgraad van de zaak, maken dat het redelijk is dat met de gebruikelijke forfaitaire kostenveroordeling kan worden volstaan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit de toelichting op artikel 1019h Rv volgt dat bij bijvoorbeeld grootschalige namaak of piraterij, een volledige proceskostenveroordeling is gerechtvaardigd.”

Lees het vonnis hier. Krantenbericht De Limburger hier.

IEF 7202

Het onderscheidende vermogen van de KLM-huisjes

Huisjes Goedewaagen & Bols (doorelkaar). Klik voor vergroting.Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 augustus 2008, zaaknr. 105.000.248/01, Goedewaagen Gouda B.V. tegen Bols Benelux B.V. (met dank aan Jeroen van Hezewijk en Peter Hendrick, Freshfields Bruckhaus Deringer).  

Eindarrest in de (een) KLM-huisjeszaak. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking. Verfijning van slaafse-nabootsingsleer? Toepassing van aan het merkenrecht ontleende criteria als ‘onderscheidend vermogen’, ‘overeenstemmend totaalbeeld’ en ‘gevaar voor indirecte verwarring’ bij het ‘relevante publiek’. Relevantie van een ‘serie’ producten.

In een tussenarrest was de op auteursrecht gebaseerde vordering reeds afgewezen, omdat er op de individuele huisjes wel, doch op de serie huisjes alszodanig volgens het Hof geen auteursrecht rust (zie IEF 251). In dit eindarrest was daarom enkel nog de vraag aan de orde of sprake is van slaafse nabootsing die een onrechtmatige daad oplevert. Dat is het geval. Het Hof:

Slaafse nabootsing van een serie:  “10. Partijen twisten over de vraag wie de maker in de zin van de Auteurswet 19 I2 van de KLM-huisjes is. Naar het oordeel van het hof behoeft die vraag geen beantwoording, omdat op grond vanartikel 8 van de  van de raamovereenkomst moet worden aangenomen dat tussen partijen is overeengekomen dat tussen hen Henkes/Bols als auteursrechthebbende op de (individuele) KLM-huisjes heeft te gelden, hetgeen meebrengt dat in die relatie slaafse nabootsing door Goedewaagen niet is toegestaan.

Nabootsing van een product is op zichzelf alleen ongeoorloofd, indien men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten even goed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Van verwarringsgevaar kan in beginsel slechts sprake zijn indien het nagebootste product zich door zijn uiterlijk van andere in de handel zijnde producten onderscheidt. Naar het oordeel van het hof gelden dezelfde criteria voor de beoordeling van een product dat zozeer in een serie van producten past dat het publiek daardoor zou kunnen denken dat het bij die serie hoort en dezelfde herkomst heeft. De tot de serie behorende producten moeten dan onderscheidend vermogen hebben en bovendien door het publiek (door overeenstemmende kenmerken van de individuele producten) worden herkend als behorend tot die specifieke serie.”

Onderscheidend vermogen: “11. (...) Het hof [gaat] er van uit dat de KLM-huisjes grote bekendheid genieten en door hun uiterlijk door het publiek als van KLM afkomstige huisjes, behorend tot de specifieke KLM-huisjesserie, worden onderscheiden van andere soortgelijke huisjes.”

Gevaar voor (indirecte) verwarring: “ 13. (...) [H]et totaalbeeld van [de litigieuze Goedewaagen-huisjes] [stemt] zodanig overeen met het totaalbeeld van de KLM-huisjes dat bij het relevante publiek (indirecte) verwarring kan ontstaan in die zin dat het zou kunnen menen dat deze huisjes onderdeel uitmaken van de KLM-huisjes serie.”

Lees het arrest hier. Tussenarrest hier. Vonnis Rb. Den Haag (1999!) hier.

IEF 7185

Een foto van Johan Cruijff

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, 02 oktober 2008, LJN: BF9979, Eiser tegen Gedaagden G (zoon) en A (vader).

Kort kantonvonnis. Auteursrecht op foto’s van (met) Johan Cruijff. Publicatie op internet zonder toestemming en naamsvermelding van de maker is onrechtmatig. Begroting schade conform gebruikelijke tarieven. Portretrecht van Cruijff zelf doet niet ter sprake. 

“(…) Dat de foto nooit op de server van de website van gedaagde A. heeft gestaan en niet door deze website is “ge-upload” doet - wat daar overigens van zij - niet ter zake. De foto is op de website geplaatst. Gedaagden erkennen dit. Daarmee is de foto openbaar gemaakt zonder toestemming van de gerechtigde en dit is niet toegestaan.

Ook het verweer dat eiser zijn foto's beter had moeten beschermen kan geen doel treffen. Zelfs al zou de foto niet (doeltreffend) zijn beschermd, dan betekent dit nog geen vrijbrief voor onrechtmatige publicatie.  Dat de foto bij plaatsing op de website is versmald is eenvoudig vast te stellen, zodat ook het hierop betrekking hebbende onderdeel van het verweer van gedaagden moet worden gepasseerd.

Het bij dupliek nog gevoerde verweer dat niet aangetoond is dat eiser “beschikt over en/of gebruik mag maken van" het portret recht van Johan Cruijff is in dit geding niet ter zake.

(…) Hij [gedaagde A.] is dus verplicht de door eiser geleden schade te vergoeden [€2420,00]. Eiser heeft bij de begroting daarvan aangeknoopt bij de maatstaven genoemd in de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagden hebben daarvan gezegd, dat algemene voorwaarden slechts van toepassing zijn op een tussen partijen gesloten overeenkomst en dat tussen hen en eiser (zij noemen in dit verband kennelijk ten onrechte de naam van de eerste gemachtigde van eiser) geen overeenkomst is aangegaan. Deze stelling van gedaagden is niet onjuist, echter dit neemt niet weg, dat, waar de schade van eiser niet exact kan worden vastgesteld, de in de algemene voorwaarden genoemde maatstaven een redelijk aanknopingspunt voor de begroting van de schade geven. Dit als zodanig hebben gedaagden niet bestreden, evenmin als de in de begroting van eiser genoemde bedragen, zodat de kantonrechter eiser daarin zal volgen.

Eiser heeft daarnaast een recht op integrale vergoeding van zijn kosten van rechtsbijstand. Deze zijn door eiser begroot op een totaalbedrag van € 1.456,93, welk bedrag de kantonrechter correct voorkomt, met dien verstande, dat in dit bedrag nog geen rekening is gehouden met het bij dagvaarding gevorderde griffierecht van € 201,00. Ter zake zal worden toegewezen een bedrag van € 1.647,93. “

Lees het vonnis hier.   

IEF 7181

Met uitzondering van de tepel van Angelina Jolie

Links Bruno Press - Rechts Showbiznewz.nl - Doutzen Kroes (Klik voor vergroting)Vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 oktober 2008, KG ZA 08-1710 Pee/BB, Bruno press B.V. Image Media & Televisie B.V. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Auteursrecht. Gelegenheid geven tot inbreukmaken is ook inbreuk. Stockfotobureau maakt succesvol bezwaar tegen gebruik foto’s op website gedaagde. Websitehouder stelt dat foto’s niet door haarzelf, maar door bezoekers op de site zijn geplaatst, maar dat mag niet baten. “Door gelegenheid te geven tot publicatie van foto's op haar website waarop auteursrecht van derden rust, wat bij de thans besproken foto's het geval was zoals IMT heeft erkend, heeft ook IMT inbreuk gemaakt op dat auteursrecht en is zij in beginsel aansprakelijk voor schade die uit haar onrechtmatig handelen voortvloeit.” “Het is aan IMT om haar bedrijf zodanig in te richten dat zij maatregelen treft ter voorkoming van inbreukmakende handelingen.” Een samenvatting in citaten.

“2.2. IMT is een onderneming die zich richt op de audio-visuele markt. Zij is houder van de domeinnaam showbiznewz.nl. Op haar website zijn foto's geplaatst die Bruno Press als rechthebbende in Nederland op de markt brengt. Het gaat daarbij om 13 foto's van Doutzen Kroes en de 20 foto's vermeld onder punt 8 van de dagvaarding, met uitzondering van foto 9, genaamd 'De tepel van Angelina Jolie'. 

(…) 4.2. Dat door plaatsing van de hier bedoelde foto's zonder toestemming van Bruno Press haar auteursrecht is geschonden is door IMT erkend.

4.3. Ervan uitgaande dat de foto's die hier onderwerp van het geding zijn door bezoekers van de site van IMT door uploaden op de website zijn geplaatst is de kern van het geschil of IMT als houder van de website ShowbiZnewZ.nl verantwoordelijk kan worden gehouden voor materiaal dat door bezoekers van die site in strijd met rechten van derden erop wordt geplaatst. (…)

 4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan IMT geen aanspraak maken op bescherming tegen aansprakelijkheid krachtens artikel 6: 196c BW. Immers op haar website geeft IMT grotendeels van haar zelf afkomstige informatie door en door de opzet van haar website nodigt zij bezoekers uit tot het plaatsen van foto's van zogenoemde sterren. Zij neemt aldus het initiatief tot het doorgeven van informatie door haar bezoekers. Door de indeling van haar website maken de door haar bezoekers daarop geplaatste foto's deel uit van het geheel van die website. Het is onmiskenbaar dat IMT de aantrekkelijkheid van haar website tracht te bevorderen door haar bezoekers daarop foto's als thans in geding te laten plaatsen.

4.5. Bij het type foto's dat op haar website wordt geplaatst, te weten (portret)foto's van (internationale) beroemdheden, dient IMT er bedacht op te zijn dat op die foto's een auteursrecht rust. Zij kan er daarbij niet zonder meer vanuit gaan dat de voor haar onbekende bezoeker die een foto op die website heeft geplaatst ook de rechthebbende van die foto is.

4.6. Aan IMT kan worden toegegeven dat het voor haar niet eenvoudig zal zijn van elke door een bezoeker geplaatste foto na te gaan of daarop een auteursrecht rust en wie de rechthebbende daarop is. Zij kan aan aansprakelijkheid voor het onrechtmatig publiceren van die foto's echter niet ontkomen door te volstaan met het plaatsen van de hiervoor bedoelde disclaimer op haar website. Zou dat wel zo zijn dan verplaatst zij zonder enige inspanning van haar kant de bezwaren die zij zelf heeft tegen onderzoek naar auteursrecht naar de auteursrechthebbenden, die immers in de visie van IMT ter bescherming van hun rechten een dagelijkse zoektocht op internet zouden moeten ondernemen naar onrechtmatige inbreuken op hun rechten om zo hun rechtmatige belang veilig te stellen. Bij afweging van de belangen van IMT, die zich niet kan beroepen op enig recht om tot publicatie over te gaan, bij publicatiemogelijkheid zonder onderzoek naar de herkomst van de foto's tegenover het belang van Bruno Press bij handhaving van (de waarde van) haar auteursrecht ligt de zorgplicht aan de kant van IMT en niet bij de auteursrechthebbende. Het is aan IMT om haar bedrijf zodanig in te richten dat zij maatregelen treft ter voorkoming van inbreukmakende handelingen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijkheid degene die een foto als hier bedoeld op de site van IMT plaatst na een toelichting vooraf te laten verklaren dat hij of zij de rechthebbende op die foto is. De in de voorwaarden van IMT opgenomen disclaimer is daartoe in ieder geval niet voldoende.

4.7. Door gelegenheid te geven tot publicatie van foto's op haar website waarop auteursrecht van derden rust, wat bij de thans besproken foto's het geval was zoals IMT heeft erkend, heeft ook IMT inbreuk gemaakt op dat auteursrecht en is zij in beginsel aansprakelijk voor schade die uit haar onrechtmatig handelen voortvloeit.

(…) 4.11. Bruno Press heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij licentieinkomsten heeft gederfd als gevolg van het gebruik van de foto's door IMT. (…)  Aangezien niet is weersproken dat - sommige foto's meermalen door verschillende bezoekers op de website zijn geplaatst, alle foto's tezamen 67 keer, is voorshands aannemelijk dat de bodemrechter aan gederfde inkomsten een bedrag van EUR 6.700,= zal toewijzen.(…)

(…) 4.14. IMT zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. (…)  IMT heeft tegen de hoogte van de door Bruno Press opgevoerde kosten geen verweer gevoerd. Nu deze kosten als redelijk en evenredig kunnen worden aangemerkt zal IMT worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bruno Press begroot op EUR 8.141, 11.

Lees het vonnis hier.

IEF 7165

De teruggegeven laptop

DiemixRechtbank Haarlem, 8 oktober 2008, HA ZA 06-544, Extrugroup B.V. c.s. tegen Estee Beheer c.s & WPX-Trution B.V. c.s. (met dank aan Margot Span, Köster Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Tussenvonnis. Bedrijfsgeheimen, auteursrecht, geschriftenbescherming, slaafse nabootsing, toepassing Endstra-norm (het criterium is ‘opnieuw geformuleerd’). Ex-werknemer wordt verweten dat informatie over kleur- en smaakstofmixer bij de eveneens gedaagde concurrent terecht is gekomen. Bewijsopdracht overtreding non-concurrentiebeding. Geen auteursrecht op machine of technische tekeningen; technisch bepaald. Wel geschriftenbescherming m.b.t. handboek. Geen slaafse nabootsing: op onderdelen gelijkenis, totaalindruk niet verwarrend identiek, onder meer door duidelijke vermelding naam producent op product. Geen sprake van profiteren van wanprestatie, geen onrechtmatige daad in groepsverband.

Auteursrecht: “4.21. De rechtbank is van oordeel dat de vorm van de machine niet kan worden aangemerkt als een uiting van creatieve inspanning op basis van subjectieve keuzes. De door Extrugroup c.s. opgesomde keuzes zien naar het oordeel van de rechtbank vrijwel uitsluitend op technische / functionele aspecten. De omstandigheid dat Extrugroup c.s. bij de totstandkoming van de Diemix5 ook andere keuzes had kunnen maken ten aanzien van de inrichting, de positionering en de afmeting van bepaalde onderdelen, betekent nog niet dat deze keuzes als uiting van creatieve inspanning kunnen worden aangemerkt. Ook uit de door Extrugroup c.s. bij de opsomming gegeven onderbouwing blijkt naar het oordeel van de rechtbank in onvoldoende mate dat de vormgeving van de Diemix5 het gevolg is geweest van andere dan door technische uitgangspunten bepaalde keuzes. (…)”

Geschriftenbescherming: “4.24. Het is vaste jurisprudentie dat aan geschriften zonder eigen of persoonlijk karakter slechts dan auteursrechtelijke bescherming toekomt, indien zij zijn openbaar gemaakt of zijn bestemd om openbaar gemaakt te worden (onder andere HR 8 februari 2002, NJ 2002,515). Onbetwist is dat een handboek als het onderhavige - dat immers bestemd is voor externe klanten - er naar haar aard toe dient om openbaar gemaakt te worden en derhalve in beginsel onder de bescherming van artikel 10 lid 1, onder 1 Aw valt. De rechtbank acht, gelet op de vrijwel identieke lay-out en tekst, alsmede het feit dat de beide handboeken gelijkluidende fouten bevatten, aannemelijk dat het handboek is overgenomen. Zowel De Jonge als Bakker betwisten dat zij het handboek hebben overgenomen. De rechtbank acht echter, gelet op het feit dat zij beiden eerder bij de Onderneming werkzaam zijn geweest, aannemelijk dat zij ervan op de hoogte waren dat het hier om een kopie ging. Als komt vast te staan dat Extrugroup c.s. de maker van het handboek is, dan staat daarmee eveneens vast dat de geschriftenbescherming door Estee Beheer c.s. geschonden is. Extrugroup c.s. zal, gelet op de betwisting terzake door Estee Beheer C.S., dan ook in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij de maker van het handboek voor de Diemix5 is.”

Slaafse nabootsing: “4.27. Nu de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de Diemix5 technisch bepaald is moet daaruit volgen dat de Diemix5 onderscheidend vermogen mist. Bovendien heeft de rechtbank uit de door partijen overgelegde foto's en tekeningen kunnen afleiden dat, al hoewel de Diemix5 en de X5 op onderdelen ontegenzeggelijk gelijkenis vertonen, de totaalindruk van beide machines niet zodanig identiek is, dat hierdoor verwarring bij het publiek te venvachten is. Dit geldt te meer nu op beide machines op duidelijke wijze de naam van de producent staat vermeld en door Extrugroup c.s. is nagelaten concrete en onderbouwde voorbeelden aan te dragen van de verwarring die bij het publiek is ontstaan als gevolg van de introductie van de X5. Gelet hierop, wijst de rechtbank van de hand de stelling dat Estee Beheer C.S. tekort is geschoten in de nakoming van de verplichting te voorkomen dat verwarring bij het publiek ontstaat.”

Profiteren van wanpresatie: “4.32. De rechtbank is van oordeel dat, ook indien vast zou komen te staan dat K. Bakker het non-concurrentiebeding heeft geschonden, de gestelde omstandigheden niet tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van onrechtmatig handelen van WPX C.S. jegens Extrugroup C.S. Het gebruik maken van het netwerk en de reputatie van K. Bakker is onderdeel van de wanprestatie en levert geen omstandigheid op die het profiteren daarvan onrechtmatig maakt. Het mislopen van orders door Extrugroup c.s. is onlosmakelijk verbonden met de vrije concurrentie en kan dus evenmin worden aangemerkt als een bijkomende omstandigheid. Tot slot heeft de rechtbank hiervoor geoordeeld dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk noch van slaafse nabootsing van de machine. Het beroep op de omstandigheid dat gekopieerde producten aan bestaande klanten zijn geleverd faalt daarmee.

Onrechtmatige daad in groepsverband:  “4.35. Gelet op de overwegingen 4.15 tot en met 4.32 kan de onrechtmatige daad in groepsverband - voor zover komt vast te staan dat Extrugroup c.s. de maker van het handboek is - uitsluitend nog zien op schending van de geschriftenbescherming van het handboek. Extrugroup C.S. heeft echter onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat in het onderhavige geval voldaan is aan het in de vorige alinea onder (2) genoemde vereiste. Deze grondslag kan derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7074

Geestelijke eigendom

Rechtbank Amsterdam, LJN: BF0620, 10 september 2008, Corneille c.s. tegen gedaagden

Overdracht van auteursrechten bij geestelijke stoornis. Eerst even voor jezelf lezen:  Rechtshandelingen nietig en/of vernietigbaar op grond van geestelijke stoornis dan wel beschikkingsonbevoegdheid? Art. 3:32, 3:34, 3:35, 3:36 BW In deze procedure wordt de nietigheid en/of vernietigbaarheid ingeroepen van door kunstschilder gegeven toestemming tot het (laten) exploiteren van zijn werk.

"Er wordt een beroep gedaan op een geestelijke stoornis in de zin van artikel 3:34 BW en daarnaast zou de kunstschilder zijn auteursrechten reeds eerder aan zijn vrouw hebben overgedragen. Aan de orde is voorts of gedaagde zich kan beroepen op de bescherming van artikel 3:35/3:36 BW. De rechtbank acht bewezen dat de kunstschilder ten tijde van de overeenkomst van 9 juli 2004 leed aan een geestelijke stoornis in de zin van artikel 3:34 BW. Gedaagden worden toegelaten tot het bewijs van de stelling dat zij niet wisten dan wel behoorden te weten dat Corneille leed aan een geestelijke stoornis." 

Lees het vonnis hier