DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 5430

Safety 1st / Bauhaus / Specialsauce / SENA / Plazacasa / BREIN / Aventis / Chick on a mission / Alfa Romeo

1- GvEA, 24 January 2008, zaak T-88/06, Dorel Juvenile Group, Inc tegen OHIM.

Weigering woordmerk SAFETY 1st. “It follows, as the Board of Appeal correctly found, that the relevant English-speaking public’s overall perception of the mark applied for will not be as an indication of the commercial origin of the goods which that mark covers; therefore, for the public in question, that mark is devoid of any distinctive character in respect of those goods. The plea in law alleging infringement of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 must therefore be rejected.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

2- GvEA, 23 januari 2008, zaak T-106/06, Demp BV tegen OHIM / BAU HOW GmbH.

Oppositie BAUHAUS tegem BAU HOW. “In Anbetracht der erheblichen Unterschiede zwischen den Zeichen in visueller Hinsicht, des geringeren Gewichts ihrer klanglichen Ähnlichkeit und der Tatsache, dass die Zeichen entweder für einen begrifflichen Vergleich ungeeignet sind oder einige wahrnehmbare begriffliche Unterschiede aufweisen, ist im Ergebnis festzustellen, dass die Beschwerdekammer fehlerfrei entschieden hat, dass eine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94, auch wenn die von den Zeichen erfassten Waren identisch oder ähnlich sind, ausscheidet.“

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

3- Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2008, LJN: BC2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Inbreuk auteursrecht voor het gebruik van een foto, auteursrechtelijk beschermd werk De rechtbank komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het gebruik van de diensten van de fotograaf voor een reclamecampagne, nu partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de rechten op foto’s en dit als wezenlijk onderdeel van de overeenkomst kan worden beschouwd. Ook is geen sprake van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Wel wordt aansprakelijkheid aangenomen voor inbreuk op het auteursrecht voor gebruik van een foto in een reclamecampagne die op wezenlijke onderdelen overeenstemt met de foto gemaakt door de fotograaf in het kader van een proefserie. De wezenlijke kenmerken stemmen overeen. Het verweer dat geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk omdat het een productfoto betrof en deze iedere originaliteit ontbeert, wordt verworpen.”

Lees het vonnis hier

4- Rechtbank Amsterdam , 31 oktober 2007, LJN: BC2662. Eisers tegen Stichting Ter Exploitatie Van Naburige Rechten.

Samenvatting rechtspraak.nl: Aanspraak op uitkering op grond van de Wet op de Naburige rechten? Zijn eisers aan te merken als fonogrammenproducent? Zijn eisers aan te merken als uitvoerend kunstenaars? Voornemen om vragen te stellen aan het HvJ EG Artikel 1 sub a en d WNR Aan de orde is onder meer de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 zijn aan te merken als producent van fonogrammen, welke vraag uiteindelijk in negatieve zin wordt beantwoord. Ook is aan de orde de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 kunnen worden aangemerkt als uitvoerend kunstenaars in de zin van artikel 1 sub a WNR.

De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de producer - anders dan de dirigent, orkestleider of regisseur – in wet noch verdrag, noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan als uitvoerend kunstenaar wordt genoemd, een aanwijzing dat de producer niet als zodanig gekwalificeerd behoort te worden. Alvorens de vorderingen af te wijzen, en nu de rechtbank van oordeel is dat het begrip uitvoerend kunstenaar een autonoom gemeenschapsrechtelijk begrip is dat binnen de Europese Gemeenschappen uniform moet worden uitgelegd en dit begrip in de Richtlijn niet nader wordt toegelicht en de betekenis ervan ook niet anderszins uit de Richtlijn blijkt, ziet de rechtbank aanleiding om het HvJ EG te vragen of een lidstaat in strijd handelt met het doel en de strekking van de Richtlijn, indien hij oordeelt dat de producer die betrokken is bij het maken van de arrangementen voor een op te nemen werk en voorts de instrumenten en sessiemuzikanten uitkiest, speelinstructies en zanginstructies geeft, het tempo, de dynamiek, de frasering, de timing en de klankkeuze van het op te nemen werk bepaalt en zijn invloed op de verschillende deelopnamen en de mixage daarvan uitoefent, niet onder het begrip uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 8 van de Richtlijn 2006/115/EG kan worden gebracht. Alvorens deze vraag aan het HvJ EG voor te leggen zullen genoemde eisers en SENA in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte over de geformuleerde vraag uit te laten. 

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Alkmaar, 24 januari 2008, LJN: BC2614, Stichting Baas In Eigen Huis tegen  Plazacasa B.V.

Jaap II. Collectieve actie. “4.10 Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichting niet voldaan heeft aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarden, nu zij nog altijd onvoldoende onderscheid maakt tussen voor- en tegenstanders van de handelwijze van Plazacasa. Dit brengt mee dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de stichting gelijksoortige belangen behartigt en dat zij dientengevolge niet in haar vordering kan worden ontvangen.”

Lees het vonnis hier.  

6- Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

“5.1. Beveelt M. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden ieder onrechtmatig handelen jegens de rechthebbenden wier belang Brein vertegenwoordigt, door te bevorderen dat auteurs- en nabuurrechtelijke inbreuken plaatshebben door het ter beschikking stellen  met behulp van de domeinnaam “Shareconnector.com” of anderszins van hashcodes of links, al dan niet via andere netwerken, naar auteursrechtelijk of nabuurrechtelijk beschermde werken, die zonder toestemming van de rechthebbenden zijn openbaar gemaakt, alsmede het doen of laten verrichten van zodanige handelingen en het daarbij direct of indirect betrokken zijn.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Maastricht, 23 janurai 2008, HA ZA 06-1003, Private Limited Company Ofpact Ltd. tegen Vandenhof c.s. (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tol het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maaroont zij er fragmenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is.”

Lees het vonnis hier

8- Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 januari 2008, HA ZA 03-39, Dr. O.K. Wack Chemie Gmbh tegen Brookside Imports Specialties inc.

“4.9. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat BIS het merk S100 te kwader trouw heeft gedeponeerd. Het betoog van BIS dat de toepassing van het begrip “te kwader trouw” in artikel 3 lid 2 sub d van de merkenrechtrichtlijn (…) beperkt is tot gevallen van misbruik door de deposant, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het deponeren van een merk wetende op grond van een rechtstreekse betrekking dat een ander het merk al jaren buiten de Benelux gebruikt, moet immers, behoudens bijzondere omstandigheden, worden gezien als misbruik. Juist daarom is die situatie in het BVIE opgenomen als voorbeeld van een depot te kwader trouw. (…)”

Lees het vonnis hier.

9- Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 januari 2008, KG ZA 07-1439, Aventis tegen Apothecon.

“3.1. Aventis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, een verbod op inbreuk in Nederland door Apothecon en Ratiopharm op EP 976, met name door verkoop of verhandeling van een geneesmiddel bevattende fexofenadine.

Lees het vonnis hier

10- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, KG C0601411, Chick on a Mission tegen Christine Le Duc (met dank aan Paul Steinhauser, Steinhauser Heezius Rijsdijk).

“4-18 Voorts speelt een rol de mate van aandacht en inzicht die in dit geval aan het relevante publiek kan worden toegeschreven. Beide partijen rekenen vrouwen tot hun doelgroep, zodat in zoverre een zekere overeenstemming bestaat. Echter, aan de doelgroep van CoaM zoals deze door CoaM wordt omschreven mag een kritische instelling, een meer dan gemiddeld inzicht in de ontwikkeling van de mode en wat daarmee samenhangt en enige kennis van het winkelaanbod worden toegeschreven. Deze doelgroep zal niet snel een verband zien tussen de gewenste exclusieve mode en de producten in de erotische/seksuele sfeer die ClD aanbiedt.”

Lees het arrest hier.

11- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 januari 2008, KG ZA 06/20, Alfa Romeo Nederland B.V. tegen Houthuijzen c.s. (met dank aan Simone Davina, Boekel De Neree).

“De verordening (Verordening (EG) Nr. 1400/2002 betreffende de toepassing van artikel 81 lid 3 EG op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector) bevat geen regels ten aanzien van het handelen van derden die geen partij zijn bij een distributieovereenkomst. Meer in het bijzonder staat de verordening er niet aan in de weg dat een marktdeelnemer, die noch een erkend wederverkoper is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon, zich bezig houdt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van het merk en deze vervolgens als onafhankelijk wederverkoper verkoopt."

Lees het arrest hier.

IEF 4990

Waarbij keuzes gemaakt moeten worden

Gerechtshof Arnhem, 25 september 2007, LJN: BB6236, Appellante tegen Geïntimeerde.

Het feitenrelaas wordt in hoger beroep overgeslagen, maar het geschil betreft een onbetaalde factuur het inroepen van auteursrechten om ervoor te zorgen dat de factuur alsnog betaald wordt. Wellicht interessante overwegingen over het vermoeden van auteursrecht, opdrachtwerken en leiding en toezicht.

Geïntimeerde heeft voor appelante een catalogus vormgegeven en een gedeelte van de inhoud (foto’s) verzorgd. De factuur voor deze werkzaamheden is zo te lezen onbetaald gebleven. De auteursrechtelijke claim van geïntimeerde die daarop volgde, wordt ook door het hof gehonoreerd.

Appelante stelt daartegen dat zij vooraf bepaald had hoe de opmaak er uit zou moeten zien en dat de opmaak in overeenstemming diende te zijn met (en dat ook was) die van andere brochures van appelante. Bovendien was er sprake van ‘productfotografie’, waardoor de foto’s technisch bepaald zouden zijn. Geïntimeerde zou geen artistieke vrijheid hebben gehad. Het hof is hier echter niet van overtuigd.

“5.3. (…) Het zal ongetwijfeld waar zijn dat appellante aan het eindresultaat eisen stelde en dat geïntimeerde in zijn werkzaamheden meer of minder sterk gebonden was en zijn artistieke vrijheid beperkt, zoals dat bij werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid en in het algemeen bij opdrachtwerk welhaast steeds het geval zal zijn. Maar het is onaannemelijk dat zijn werk in het geheel geen eigen oorspronkelijk karakter had. Dat valt niet te rijmen met het gegeven dat niet slechts geïntimeerde, maar ook appellante spreekt van “opmaak”, een begrip waaraan een zekere ontwerpactiviteit toch inherent is en waarbij keuzes gemaakt moeten worden, zij het niet in volledige vrijheid, maar onderworpen aan de eisen van de opdrachtgever.

5.5  (…) Het is heel wel mogelijk dat appellante de te fotograferen objecten aangaf, maar dat neemt niet weg dat in het algemeen de fotograaf een eigen creatieve inbreng heeft te leveren waar het gaat om de bepaling van opnamehoek, belichting en in het algemeen de keuze tussen de vele verschillende fototechnische mogelijkheden. Dat de daarbij te maken keuzes geheel door appellante werden voorgeschreven, is onaannemelijk: daarvoor neemt men geen professioneel fotograaf in de arm. De overgelegde opnamelijsten wijzen daar ook niet op. Zij geven slechts een (inderdaad tamelijk precieze) opgave van de te fotograferen objecten, maar houden niets in over de te maken fototechnische keuzen.”

Daarnaast stelt het hof dat het vermoeden van auteursrecht van artikel 8 AW moet wijken voor de op de omstandigheden steunende aannemelijkheid dat geïntimeerde maker of medemaker van het werk is. Ook artikel 6 AW kan appelante niet baten:

“5.7  (…)  Die bepaling kent appellante het auteursrecht toe als het werk naar haar ontwerp en onder haar leiding en toezicht vervaardigd is. Dat acht het hof echter niet het geval. appellante mag in het ontwerp wel een zekere rol hebben gespeeld, maar haar leiding en toezicht waren zeker niet zo direct dat daardoor de creatieve rol van geïntimeerde verwaarloosbaar werd. appellante heeft zich er zelfs over beklaagd dat zij, toen zij op een dag contact met geïntimeerde wilde opnemen, moest ontdekken dat hij op dat ogenblik afwezig was en een medewerker de opnamen aan het maken was. Hoe belangrijk of onbelangrijk dat ook mag wezen, als zij dat op deze manier toevallig moest ontdekken, waren haar leiding en toezicht toch niet zo direct als zijn het wel wil doen voorkomen.”

5.8  Het hof acht op deze gronden voorshands aannemelijk dat, ook al zou appellante door haar inbreng in de totstandkoming van de brochures en/of het fotomateriaal daarvan mede als maker daarvan moeten worden beschouwd, het niet wegneemt dat geïntimeerde daarvan toch in elk ook (mede)maker is. Het enkele gestelde feit dat geïntimeerde zich bij het maken van de foto’s heeft laten bijstaan door een medewerker, leidt in het licht van artikel 6 Auteurswet ook niet tot een ander oordeel.”

Van overdracht van auteursrecht door geïntimeerde aan appellante kan daarnaast geen sprake zijn, nu het bestaan van een akte van overdracht gesteld noch gebleken is. De stilzwijgende toestemming voor openbaarmaking en vermenigvuldiging vindt een grens bij onbetaalde rekeningen. 

“6.4  appellante heeft in eerste aanleg aangevoerd dat in het verleden door geïntimeerde nooit over auteursrecht is gesproken. Dat betekent dat, als geïntimeerde appellante toestond de door hem vervaardigde foto’s te vermenigvuldigen en openbaar te maken, zulks stilzwijgend gebeurde. Dat acht het hof ook voor de hand liggend: appellante gaf haar opdrachten juist om de foto’s in de brochures op te nemen en dus om ze te kunnen vermenigvuldigen en openbaar maken en zij mocht verwachten dat geïntimeerde, die van die bestemming natuurlijk op de hoogte was, haar dat toestond. Maar zij heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij die toestemming ook mocht verwachten zolang zij weigerde geïntimeerde voor zijn werkzaamheden te betalen als tussen partijen overeengekomen. Overigens heeft geïntimeerde in dit verband wel aangevoerd dat het gebruik steeds slechts voor een duidelijk omschreven oplage en gebied werd toegestaan.”

Geïntimeerde kan zich met recht verzet tegen het gebruik van de foto’s (en ander werk) waarop hem auteursrecht toekomt ‘zolang onvoldaan blijft wat hem daarvoor toekomt’. Een beroep op verrekening faalt:

“(…) 7.2. Waar het om gaat is of haar vordering zonder verder onderzoek als voldoende aannemelijk kan worden beschouwd om het beroep op verrekening te honoreren. Daartoe is niet alleen een voldoende motivering vereist, maar ook een voldoende mate van aannemelijkheid van de daartoe gestelde, maar door geïntimeerde betwiste feiten. Die heeft de eerste rechter terecht niet aanwezig geacht. Evenzeer terecht heeft hij daarom het beroep op verrekening verworpen.”

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 7 september 2006.

Lees het arrest hier

IEF 4956

Het maritieme gedeelte

signs2.gifGerechtshof Arnhem, 25 september, LJN: BB6246, Stell GmbH tegen geïntimeerden.

Auteursrecht. Geschil over het gebruik van pictogrammen voor de scheepvaart in een catalogus. De gronden waarop eiser Stell zijn makerschap aannemelijk gemaakt acht, kunnen het hof  niet overtuigen. Of de catalogus wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt doet dan ook niet meer terzake.

De eerste rechter heeft het door Stell gedane beroep op auteursrecht verworpen omdat zij voldoende aannemelijk achtte dat Stell auteursrechtelijk bezien niet de maker is van zijn catalogus, maar hij juist de inhoud van de catalogus van Intersign (een Noorse producent van pictogrammen, met wie Stell eerder heeft samengewerkt) als voorbeeld heeft genomen. In casu stelt het hof echter voorop dat het er, anders dan de eerste rechter tot uitgangspunt nam, niet om gaat of voldoende aannemelijk is dat Stell niet de maker van de catalogus is, maar of voldoende aannemelijk is dat zij dat wél is.

Eiser Stell heeft het standpunt ingenomen dat geïntimeerde sub 1 met haar op internet verschenen catalogus het auteursrecht van Stell op de door deze gevoerde catalogus heeft geschonden, niet door deze catalogus integraal over te nemen (want partijen zijn het erover eens dat de beide catalogi niet identiek zijn), maar door daaraan een aantal oorspronkelijke elementen te ontlenen. Daarbij heeft Stell aangegeven dat hij niet op alle elementen van zijn catalogus auteursrecht pretendeert en met name in het algemeen ook niet op de verschillende in de catalogus voorkomende signs. Die immers volgen in het algemeen uit de standaardisering en normering in de scheepvaart en zijn niet door hemzelf gemaakt. De door geïntimeerde sub 1 ontleende oorspronkelijke elementen van de catalogus van Stell zijn volgens deze vooral door hem gemaakte selecties van die signs en de volgorde waarin hij die heeft weergegeven. Als ontleende elementen noemt Stell o.a. de voorkomende selectie en volgorde van weergave van een aantal signs, het ontwerp van de bij bepaalde signs gebruikte cijfers, bepaalde posters, een bepaald stuk tekst en bepaalde minisymbolen.

Geïntimeerden bestrijden dat Stell als maker van die elementen kan worden aangemerkt en stelt dat zij die elementen met toestemming van Intersign heeft ontleend aan de door deze uitgegeven catalogus 2004 en dat Intersign de maker daarvan is, van wie Stell de bewuste elementen heeft overgenomen. Stell bestrijdt niet dat de omstreden elementen in de Intersign-catalogus ook voorkomen, maar verklaart dat uit het feit dat hij in het verleden met Intersign heeft samengewerkt en dat Intersign in het kader daarvan tot ontlening aan de Stell-catalogus gerechtigd was. De samenwerking is echter inmiddels beëindigd en ook Intersign zou tot deze ontlening niet meer gerechtigd zijn.

De gronden waarop Stell zijn makerschap aannemelijk gemaakt acht, overtuigen het hof echter niet. De schriftelijke verklaringen van medewerkers van Stell impliceren niet dat zij geen gebruik hebben gemaakt van de Intersign-catalogus, maar slechts dat zij geen gebruik hebben gemaakt “van bestanden van Intersign” en Intersign zelf verklaart de signs zelf gemaakt te hebben. Dat geïntimeerden gebruik zouden hebben gemaakt van gefalsificeerd bewijsmateriaal is volgens het hof niet aangetoond en ook overigens ziet het hof geen redenen om uitgesloten te achten dat Intersign, althans een ander dan Stell de maker is van de elementen over welker overname Stell zich beklaagt.

Nu het hof Stell niet als de maker kan aanmerken en gesteld noch gebleken is dat Stell anderszins als auteursrechthebbende op de catalogus kan worden aangemerkt, doet niet meer terzake of de catalogus wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en komt daarbij tot een proceskostenveroordeling van totaal € 6.328,82 (deze keer exclusief BTW). Daarbij heeft het hof de kosten van de eerste aanleg buiten beschouwing gelaten, omdat de eerste rechter daarover al heeft geoordeeld en geïntimeerden geen incidenteel hoger beroep hebben ingesteld.

Lees het arrest hier.

IEF 4772

Ex Parte

na.gifVzr. Rechtbank Haarlem, Beschikking van 31 augustus 2007, LJN: BB3561, Naomi Art tegen Worldwide Art B.V.

Auteursrecht. De Rechtbank Haarlem wijst een verzoek tot een Ex Parte bevel ex artikel 1019e Rv af omdat slechts sprake is van de vrees van verzoekster voor mogelijk tot inbreuk leidend handelen. Van daadwerkelijke (vermeende) inbreuk is op dat moment echter geen sprake. Publicatie op rechtspraak.nl inclusief het verzoekschrift.

Verzoekster heeft door haar vervaardigde schilderijen bij de groothandel van verweerster gebracht om deze te laten voorzien van lijsten. Bij een volgende bezoek biedt verweerster kant en klare canvasprints van de schilderijen aan voor € 50 per stuk.  Op de vraag van verzoekster of verweerster voor het maken van zulke prints geen digitale voorbeelden nodig had, antwoordde Verweerster dat zij zelf foto’s van de werken heeft gemaakt en vervolgens grote hoeveelheden prints ervan op canvas heeft laten maken door een Chinese leverancier, die de bestelde prints een dezer dagen zou afleveren. Verzoekster heeft daarop kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen deze gang van zaken, waarop verweerster heeft laten weten niet van plan te zijn de bestelling en de verhandeling van de bestelde prints af te blazen.

De rechtbank wijst het verzoek tot het opleggen van een bevel tot het staken van enige (dreigende) inbreuk op de auteursrechten van Verzoekster op grond van artikel 1019e Rv. echter af.

 “1.2. Vooropgesteld dient te worden dat een verzoek als het onderhavige niet van eenvoudige aard is. Bij een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv, waarbij wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de rechter alvorens op een verzoek (van niet eenvoudige aard) te beslissen, beide partijen in de gelegenheid stelt te worden gehoord, zal de voorzieningenrechter dan ook allereerst moeten beoordelen of onherstelbare schade dreigt, die zo ernstig is dat een kort geding op tegenspraak niet kan worden afgewacht. Daarbij geldt dat naarmate de inbreuk meer in het oog springend is, eerder een dergelijk verzoek kan worden gehonoreerd.

1.3.  In onderhavig geval is daarvan geen sprake. Daartoe is redengevend dat uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen volgt dat slechts sprake is van de vrees van verzoekster voor het handelen van gerekwestreerde dat mogelijk tot inbreuk zou kunnen leiden, maar dat thans geen sprake is van een daadwerkelijke (vermeende) inbreuk. Voorts is onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een reële dreiging van een mogelijke inbreuk. Daar komt bij dat niet is gebleken dat verzoekster gerekwestreerde heeft gesommeerd zich te onthouden van inbreuk voordat zij tot onderhavig verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening als hier aan de orde is overgegaan, hetgeen wel in de reden had gelegen.

1.4.  De gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd.”

Lees de beschikking hier.  

IEF 4715

En nog een

Rechtbank Amsterdam, 20 september 2007, KG ZA 07-1490 P/ED, World of Experience Holding B.V. c.s. tegen Rompa Beheer (met dank aan Boekx Advocaten)

Eerst even voor jezelf lezen: “Dat alles leidt ertoe dat thans niet zonder meer vaststaat dat de auteursrechten op door Rompa in het kader van de samenwerking met WOE gemaakte werken aan WOE toekomen. Niet valt uit te sluiten dat deze auteursrechten bij Rompa liggen. Het auteursrecht op de op de website getoonde kaart van de Belevingswereld rust bij Hoofdzaken C.S.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4623

Het wezenskenmerk van het internet

Rechtbank Haarlem, sector kanton, 5 september 2007, LJN: BB3144, Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, heel kort kantonvonnis over “deeplinken”. Opnemen van een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk binnen de context van de website. “Dat het werk van eiseres in technisch opzicht niet wordt verveelvoudigd nu het werk op de oorspronkelijke server blijft staan, doet er niet aan af dat van een auteursrechtelijk relevante handeling sprake is.”

Op de website www.voeljeniksvan.nl, van welke website gedaagde beheerder is, tot drie maal toe en steeds zonder toestemming van eiseres een afbeelding te zien geweest is van door haar gemaakte kunstwerken.  Gedaagde stelt dat hij enkel “gelinkt” heeft, het “wezenskenmerk van het internet”. Volgens gedaagde is van een auteursrechtelijke schending geen sprake, omdat eiseres de “afbeeldingen zelf openbaar heeft gemaakt door haar website in de lucht te houden”.  De rechtbank oordeelt anders.

“4. Gezien het door gedaagde gevoerde verweer is er kennelijk sprake van een vorm van “deeplinken” waarbij het niet gaat om een voetnoot of een verwijzing naar informatie die zich elders bevindt, maar om het opnemen van een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk van eiseres binnen de context van de website van gedaagde. Dat het werk van eiseres in technisch opzicht niet wordt verveelvoudigd nu het werk op de oorspronkelijke server blijft staan, doet er niet aan af dat van een auteursrechtelijk relevante handeling sprake is. Het werk is immers als onderdeel van een ander werk weergegeven en als zodanig opnieuw (en zonder toestemming van eiseres) geopenbaard.

Naar het oordeel van de kantonrechter levert een en ander schending op van het auteursrecht van eiseres, op grond waarvan gedaagde aan eiseres een vergoeding verschuldigd is. De kantonrechter stelt de vergoeding op € 675,--."

Geen richtlijnconforme proceskostenveroordeling, wel:  “Gelet op de werkzaamheden die er aan de kant van eiseres verricht zijn om voldoening buiten rechte te verkrijgen kan eiseres ook aanspraak maken op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt die kosten vast op € 150,--.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4565

Bijna verschenen

amibw.gifBijna verschenen: AMI nummer 5, september/oktober 2007:

Hooggeschat publiek, J.H. Spoor.  Auteursrechtelijk deel afscheidsrede, gewijd aan de rol van het publiek in de verschillende intellectuele eigendomsrechten.

 

Hof Amsterdam 27 juli 2006 (Stam/Volkskrant) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Om het eens gechargeerd te zeggen: het eigengereide handelen van een exploitant heeft nu een gereguleerde markt opgeroepen. Het is mogelijk dat het Amsterdamse Hof de marktwaarde van de licenties, die het als richtsnoer wilde aanhouden, goed ‘gereconstrueerd’ heeft, maar zekerheid daarover bestaat niet. Het is ook mogelijk dat, gerelateerd aan wat de markt in werkelijkheid had willen bieden, Huibert Stam nu jarenlang onderbetaald wordt – met even zoveel lotgenoten – óf dat De Volkskrant en eventueel andere media bloeden aan vergoedingen die naar een vrij marktmechanisme nooit zo hoog hadden kunnen zijn.”

Vzr. Rb. Alkmaar 7 augustus 2007 (Stichting Baas in eigen huis/Plazacasa) m.nt. K.J. Koelman

“De enige die een duidelijk belang heeft bij de vorderingen en het vonnis is de NVM, wiens overzichtswebsite nu de enige blijft die de volledige omschrijving en meerdere foto’s van aangeboden huizen kan weergeven. De makelaarsvereniging is echter geen rechthebbende ten aanzien van het materiaal waarvan de intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming werd ingeroepen. Het lijkt niet moeilijk verdedigbaar dat het auteursrecht niet is bedoeld om een partij die géén rechten kan laten gelden op het onderliggende materiaal, in staat te stellen een concurrentievoordeel te behouden. Daarmee wordt ook de stelling houdbaar dat er sprake is van misbruik van recht.”

Vzr. Rb. Den Bosch 23 januari 2007 (Wilberg Karnaval/WG Europe) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Deze carnavalscasus spot met het auteursrecht. Aan een enkel idee komt geen bescherming toe, zegt de rechtbank – geheel in overeenstemming met de heersende leer en met art. 2 WCT en art. 9, lid 2 TRIPs. Maar wanneer dat idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting (mogelijk) bescherming als werk. Een heldere vuistregel. Maar de juridische praktijk kan weerbarstig zijn.”

IEF 4486

Zoek alle Japen

Samenvatting Rechtspraak.nl: “De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan in het kort geding tussen de Stichting Baas in Eigen Huis tegen Plazacasa (Jaap.nl), alsmede in het kort geding dat Plazacasa had aangespannen tegen Funda, de NVM en de Stichting Baas in Eigen Huis.

In de eerste zaak heeft de rechter Plazacasa verboden om een website te exploiteren waarop zij objectgegevens - foto’s en beschrijvingen - van websites van in Nederland gevestigde makelaars en makelaarskantoren overneemt en publiceert, tenzij: a. zij daarvoor van de betreffende makelaar of het betreffende makelaarskantoor toestemming heeft verkregen

b. de overgenomen en gepubliceerde gegevens niet meer omvatten dan (i) een tekst met maximaal 155 tekens, (ii) daarnaast de adresgegevens en (iii) de vraagprijs van het object, alsmede een bij een en ander te plaatsen foto met een formaat van ten hoogste 194x145 pixels.

De rechter heeft geoordeeld dat het klakkeloos kopiëren van advertentieteksten en foto’s in strijd is met de Auteurswet. Naast bescherming van auteursrecht in engere zin biedt deze wet immers bescherming ten aanzien van “andere geschriften”.

De rechter heeft in het vonnis in het midden gelaten of de advertentieteksten en bijbehorende foto’s  onderwerp van auteursrecht in engere zin kunnen zijn. Bij de “geschriftenbescherming”geldt de eis van originaliteit niet. Het verweer dat de geschriftenbescherming zou zijn komen te vervallen als gevolg van een Europese richtlijn over databanken wordt verworpen. De wetgever heeft aan die richtlijn gevolg gegeven door invoering van de Databankenwet. Daarbij is nadrukkelijk bepaald dat de geschriftbescherming gehandhaafd zou blijven.

Wel bestaat het recht om te citeren. In dit geval heeft de rechter geoordeeld dat het citeren van een tekst met maximaal 155 leestekens en het plaatsen van een afbeeldingen met een beperkt aantal pixels binnen de grenzen van het citaatrecht valt.

In de tweede zaak heeft Plazacasa de vraag aan de orde gesteld of de andere partijen zich schuldig hebben gemaakt aan oneerlijke mededinging, waarbij met name een brief van Funda van belang is, waarin zij de NVM makelaars attent maakt op schending van hun auteursrecht. Naar het oordeel van de rechter is deze brief van Funda echter een begrijpelijke en, gelet op de omstandigheden, gepaste reactie op het optreden van Plazacasa, te weten het tentoonstellen op haar eigen website van gegevens, gekopieerd van makelaars en voorts een brief van “Jaap” aan de klanten van makelaars, waarin dezen worden opgeroepen zich nog eens te bezinnen over het medium of de media waarop die makelaars hun woning presenteren. De vordering wordt dan ook afgewezen."

Lees het persbericht + de vonnissen hier.

IEF 4212

Onderdanig

c2.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2006, gepubliceerd op 15 juni 2007, LJN: BA7354, Eiseres tegen CU2 B.V.

Wel gemeld , maar nog niet besproken. Afbeeldingen van werk op erotische website. Eigenares website is niet aansprakelijk voor schade wegens inbreuk door een gebruiker van haar website, onder meer omdat de beweerdelijk inbreukmakende afbeelding onmiddellijk is verwijderd en omdat in de algemene voorwaarden van de eigenares is bepaald dat inbreuk niet is toegestaan.

Gedaagde, CU2, is eigenaresse van een website. Deze site geeft gebruikers de gelegenheid een eigen webpagina aan te maken. Daarop kunnen zij ook "linken" naar afbeeldingen op andere websites. De algemene voorwaarden van CU2 verbieden haar gebruikers daarbij inbreuk te maken op rechten van derden. De webpagina's op die hebben veelal een erotisch karakter.

Een (onbekende) gebruiker van CU2 heeft op zijn/haar webpagina een afbeelding van een schilderij van de kunstenares, getiteld: "Onderdanig", geplaatst of doorgelinkt. De kunstenares heeft onmiddellijke verwijdering van die afbeelding geëist. Dat heeft CU2 terstond gedaan. De kunstenares liet het daar niet bij zitten en eiste ook nog een schadevergoeding ad € 225,00 exclusief BTW. Zij wil niet geassocieerd worden met het vulgaire karakter van de website van CU2.

(De hoogte van het schadebedrag is in overeenstemming met de verschuldigde vergoeding volgens de algemene voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Journalisten bij gebruik van persfoto's zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende. De kantongerechten haken regelmatig aan bij dergelijke algemene voorwaarden voor de berekening van de schadeomvang, zie laatstelijk nog de uitspraak Eiser vs Holbox (IEF 3847). Aan deze schadeberekening wordt echter niet toegekomen.)

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat CU2 zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige gedraging, of onrechtmatig nalaten, jegens de kunstenares, omdat CU2 onmiddellijk nahaar melding, inhoudende dat de op haar auteursrecht inbreuk makende afbeelding op de website van CU2 was gezien, deze (link) heeft verwijderd. Gesteld noch gebleken is dat CU2 al langer op de hoogte was, of had kunnen zijn, van de plaatsing van de afbeelding van het schilderij van kunstenares op de website van CU2, laat staan van het onrechtmatige karakter van die plaatsing.

Daarnaast heeft CU2 in haar algemene voorwaarden haar gebruikers verboden om te linken naar afbeeldingen die niet van de gebruiker zelf zijn, zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende op die afbeelding. Met het voorgaande heeft CU2 genoegzaam voldaan aan haar verplichtingen als beheerder van die website. Geen rechtsregel verplicht CU2 elke onrechtmatige gedraging van derden, waaronder haar klanten, bij voorbaat te voorkomen of onmogelijk te maken, wanneer dat in dit geval technisch al uitvoerbaar zou zijn.

Maar zelfs indien de enkele plaatsing van de link/afbeelding op de website al schending van het auteursrecht van de kunstenares zou opleveren, is voor toekenning van schadevergoeding geen plaats, aangezien niet gebleken is dat CU2 daarvan enig concreet verwijt te maken valt.

Lees het vonnis hier.

IEF 4162

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2006, gepubliceerd pop 15 juni 2007, LJN: BA7354. Eiseres tegen CU2 B.V.

Kort kantonvonnis. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Eiseres, kunstenares, vordert schadevergoeding van gedaagde die eigenaresse is van een website welke gebruikers de gelegenheid geeft een eigen webpagina aan te maken, omdat een gebruiker op zijn/haar webpagina een afbeelding van een schilderij van eiseres heeft geplaatst. De webpagina's op de website van gedaagde hebben veelal een erotisch karakter.

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat gedaagde zich schuldig heeft
gemaakt aan een onrechtmatige gedraging, of onrechtmatig nalaten jegens eiseres, omdat gedaagde onmiddellijk na de melding van eiseres inhoudende dat de op haar auteursrecht inbreuk makende afbeelding op de website was gezien, deze (link) heeft verwijderd.”

Lees het vonnis hier.