DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 11459

Tweede extra IP-adres The Pirate Bay blokkeren

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 18 juni 2012, KG RK 12-1321 (Stichting Brein tegen UPC, KPN, Tele2 en T-Mobile)

In navolging van IEF 11364 (aanvullend IP-adres The Pirate Bay blokkeren).

Uit't persbericht. BREIN kreeg gisteren opnieuw een ex-parte beschikking van de Haagse voorzieningenrechter tegen UPC, KPN, Tele2 en T-Mobile om het inmiddels tweede extra IP-adres te blokkeren dat de illegale website The Pirate Bay in gebruik heeft genomen. De ISP's hadden wederom geweigerd dit adres op aanvullende melding van BREIN vrijwillig te blokkeren terwijl Ziggo en Xs4all dat onder het bodemvonnis wel moeten doen. De mogelijkheid aanvullingen te doen indien The Pirate Bay adreswijzigingen invoert, is wegens gebrek aan spoedeisend belang niet toegekend in het kort geding vonnis tegen de andere ISP's. De handelswijze van de illegale site sinds dat vonnis geeft alsnog aan dat dit belang wel aanwezig is.

IEF 11429

Rechter mag niet op politiek besluitvorming vooruitlopen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 13 juni 2012, LJN BW8334 (NPO en de Omroepen tegen de Telegraaf c.s.) - persbericht

Programmagegevens. (Geen) Auteursrecht. Geschriftenbescherming. Geen grond voor anticiperende interpretatie van een bepaling van een nieuwe wet ingeval deze niet past in het stelsel van het bestaande recht.

De Telegraaf mag de programmagegevens van de week erop niet publiceren zonder toestemming van de omroepen. Dat heeft de voorzieningrechter in Amsterdam vandaag bepaald. In het weekend van 2 juni deelde De Telegraaf een gratis omroepblad uit met programmagegevens voor een week. Omdat de omroepen deze concurrentie van De Telegraaf niet wilden, spanden de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), RTL Nederland, SBS Broadcasting en Veronica afgelopen maandag een kort geding aan. Ze vorderden een verbod om de programmagegevens voor een hele week te publiceren. De omroepen stellen dat de programmagegevens auteursrechtelijk beschermd zijn en dus niet zonder toestemming mogen worden gepubliceerd. De krant mag volgens de omroepen wel per dag en per weekeinde die informatie brengen.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg heeft recent een uitspraak gedaan waaruit volgens De Telegraaf zou volgen dat dergelijke programmagegevens niet zijn beschermd. Dat betekent volgens de krant dus dat de gegevens vrij zijn voor publicatie. De Nederlandse wetgever heeft volgens de voorzieningenrechter uitdrukkelijk bepaald dat de programmagegevens niet zonder toestemming van de omroepen mogen worden gepubliceerd.

Dat is een politieke keuze en de rechter kan niet om deze beslissing van de wetgever heen: dat zou in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel zijn. Het feit dat er in de politiek momenteel wordt nagedacht over een mogelijke verandering van het huidige stelsel doet daaraan niet af. In een dergelijk geval dient eerst de politiek te spreken en mag de rechter niet op de politieke besluitvorming vooruitlopen, vindt de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter legt De Telegraaf een dwangsom van tweehonderdduizend euro op per publicatie en veroordeelt de krant tot betaling van de proceskosten tot een hoogte van 27.651,17 euro.

Auteursrecht
4.11. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De Omroepen hebben niet aangegeven welke programmatitels naar hun mening auteursrechtelijk beschermd zijn en welke niet. De vordering is daarmee dermate onbepaald dat deze reeds hierom zou moeten worden afgewezen. Daar komt bij dat de Omroepen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij de rechthebbenden ter zake de gestelde auteursrechten zijn. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat het wat betreft de auteursrechtelijk beschermde titels gaat om een aankondiging als bedoeld in artikel 15a van de Auteurswet (Aw), die, nu de omvang van het geciteerde gedeelte door het te bereiken doel wordt gerechtvaardigd en ook overigens aan de vereisten van dat artikel is voldaan (zoals door de Telegraaf c.s. gesteld en door de Omroepen niet is weersproken), niet als inbreuk op een auteursrecht wordt beschouwd.

Geschriftenbescherming
4.12. De Omroepen beroepen zich vervolgens op de geschriftenbescherming zoals deze in artikel 10 lid 1 Aw is vastgelegd.

4.13. De Telegraaf c.s. voert aan dat de programmagegevens zijn te beschouwen als een databank en beroept zich op Richtlijn 96/9/EG van de Europese Gemeenschap (hierna: de Databankenrichtlijn) en de uitleg die het Hof van Justitie van de Europese Unie hieraan heeft gegeven in zijn arrest van 1 maart 2012 (hierna: het Dataco-arrest).

4.19. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Wat betreft de vraag of programmagegevens een intellectuele schepping van de maker vormen wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen. Nu geoordeeld moet worden dat de programmagegevens niet voldoen aan het oorspronkelijkheidsvereiste dient derhalve de vraag aan de orde te komen of zij wel vallen onder de in artikel 10 Aw geregelde geschriftenbescherming, in aanmerking genomen het bepaalde in het Dataco-arrest en de volgens het Adeneler-arrest op de rechter rustende verplichtingen.

4.20 (...) De tekst van dit artikel bevat derhalve niet het in het Dataco-arrest genoemde vereiste dat de verzameling een uiting is van de creatieve vrijheid van de maker. Het bij wijze van richtlijnconforme interpretatie toevoegen van een dergelijk vereiste aan de wet staat op zijn minst genomen op gespannen voet met de in het Adeneler-arrest opgenomen beperking dat de nationale rechter de wet niet contra legem uit mag leggen.

4.21. Daarbij is van belang dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in antwoord op vragen vanuit de Eerste Kamer heeft verklaard dat de vraag of het Dataco-arrest consequenties heeft voor de Auteurswet nog wordt bestudeerd. Het beginsel van scheiding der machten noopt de rechter tot terughoudendheid bij het vooruitlopen op een eventuele wetswijziging. Bovendien is door de Omroepen, met een beroep op literatuur en wetsgeschiedenis, betoogd dat de geschriftenbescherming van artikel 10 Aw (mede) een mededingingsrechtelijke achtergrond heeft. De Databankenrichtlijn verzet zich niet tegen bepalingen die ongeoorloofde mededinging tegengaan. De voorzieningenrechter dient er derhalve rekening mee te houden dat, ook ingeval de wetgever van oordeel zou zijn dat artikel 10 Aw in zijn huidige vorm niet kan blijven bestaan, hetgeen daarin zakelijk wordt bepaald (nl. een verbod op klakkeloos overnemen) vervolgens op een andere, met de richtlijn in overeenstemming te brengen wijze zal worden geregeld in een mededingingsrechtelijke regeling. Ook dit verzet zich tegen het bij wijze van richtlijnconforme interpretatie toevoegen van de oorspronkelijkheidstoets aan artikel 10 lid 3 Aw.

4.24. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen goede grond voor anticiperende interpretatie van een bepaling van een nieuwe wet ingeval deze niet past in het stelsel van het bestaande recht (vgl. Hoge Raad 19 oktober 1984, LJN AG4882 en Hoge Raad 27 juni 1997, ZC2401). Een dergelijke situatie doet zich in hier voor, nu het huidige stelsel van de Mediawet 2008 uitgaat van een verbod tot openbaarmaking zonder toestemming, terwijl het nieuwe stelsel uitgaan van een verplichting tot openbaarmaking tegen marktconforme tarieven. Daar komt bij dat het wetsvoorstel nog niet door de Eerste Kamer is aanvaard en inwerkingtreding volgens de Telegraaf c.s. eerst per 1 januari 2013 is voorzien. Dit leidt tot het oordeel dat een anticiperende interpretatie zoals door De Telegraaf c.s. bepleit in dit geval niet kan worden aanvaard. Dit klemt temeer nu het hier een wetsbepaling ingegeven door politieke overwegingen betreft. In zo’n geval dient eerst de politiek te spreken en mag de rechter niet op de politieke besluitvorming vooruit te lopen.

Misbruik machtspositie
4.33. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen over deze vragen reeds eerder een bodemprocedure hebben gevoerd, waarin het standpunt van de Telegraaf is verworpen. In een kort geding procedure dient de voorzieningenrechter zich in beginsel te richten naar het eerdere oordeel van de bodemrechter. Door de Telegraaf c.s. zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dit beginsel in onderhavig kort geding uitzondering zal moeten leiden. Ook zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de einduitspraken in de bodemprocedures een kennelijke misslag bevatten. Dat de Telegraaf het niet eens is met de einduitspraken in die procedures is daarvoor onvoldoende. Het betreffende verweer van de Telegraaf c.s. zal derhalve worden verworpen.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (De Telegraaf mag geen programmagegevens publiceren)
LeidenLawBlog (Weekly TV guides and the Football DataCo decision of the CJEU)
MediaReport (Uitspraak programmagegevens: rechter oordeelt dat politiek aan zet is)
Rechtspraak.nl (persbericht)

IEF 11412

Grenspost (conclusie AG)

Conclusie A-G Langemeijer HR 8 juni 2012, in zaak 07/13259 (Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies c.s.)

Conclusie ingezonden door Vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Thuiskopie. In dit geding, over de uitleg van art. 16c Auteurswet, wordt de procedure voortgezet na het tussenarrest van de Hoge Raad van 20 november 2009 (IEF 8367) en na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juni 2011 (IEF 9791).

Een Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten. De vraag is wie dan als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt.

2.20. De slotsom is dat Opus GmbH voor de toepassing van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt als de importeur van de desbetreffende goederen. Anders dan Opus GmbH in de feitelijke instanties als argument heeft aangevoerd, is niet vereist dat de importeur woont of gevestigd is in het land waarin de goederen worden ingevoerd. Grief 2 slaagt en, in het voetspoort daarvan, ook grief 5.

De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en, ondanks het verzoek van de Stichting dat de Hoge Raad de zaak zelf afdoet, en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

Leestips: 2.25 - 2.27.

IEF 11395

Oracle vangt bot tegen Google inzake bescherming functionaliteit

District Court for the Northern District of California 31 mei 2012 (Oracle/Google)

Met samenvatting van Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Uit Amerika, maar niet minder interessant. Auteursrecht op functionaliteit. "This action was the first of the so-called “smartphone war” cases tried to a jury. This order includes the findings of fact and conclusions of law on a central question tried simultaneously to the judge, namely the extent to which, if at all, certain replicated elements of the structure, sequence and organization of the Java application programming interface are protected by copyright."

Op 2 mei jl. heeft het Hof van Justitie zich uitgelaten over de auteursrechtelijke bescherming van functionaliteit van software (zie HvJ 2 mei 2012, zaak C-406/10 (SAS Institute), IT 771):

"Article 1(2) of Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs must be interpreted as meaning that neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used in a computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression of that program and, as such, are not protected by copyright in computer programs for the purposes of that directive." 

Geen bescherming van functionaliteit dus. De rechtbank van het noordelijke district van Californië komt tot dezelfde conclusie (p. 34):

"Contrary to Oracle, copyright law does not confer ownership over any and all ways to implement a function or specification, no matter how creative the copyrighted implementation or specification may be. The Act confers ownership only over the specific way in which the author wrote out his version. Others are free to write their own implementation to accomplish the identical function, for, importantly, ideas, concepts and functions cannot be monopolized by copyright."

Zo worden er de laatste tijd meer principiële zaken uitgevochten over de omvang van het auteurecht op software (zie bijvoorbeeld de UsedSoft zaak, IT 763 inzake uitputting en tweedehands software en IT 197 inzake auteursrecht op gebuikersinterface).

Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat de klassieke softwarebedrijven, die hun markt zien verdwijnen door de opkomst van Cloud Computing en apps, het laatste slaatje proberen te slaan uit hun soms archaïsche systemen. De stroom (beweerdelijke) licentie-inbreukzaken op mijn bureau en de bureaus van mijn confrères (naar ik heb vernomen) spreekt boekdelen.

IEF 11393

De uitvoering van de ontvlechting

Vzr. Rechtbank Almelo 30 mei 2012, LJN BW7412 (Cinc solutions tegen gedaagde)

Uitspraak mede ingezonden door Laurens Bezoen, Daniels Huisman.

Auteursrecht. Wanprestatie. Schending geheimhoudingsovereenkomst na ontvlechting van de samenwerking.

Cinc ontwikkelt en produceert machines, waaronder vloeistofseparatoren met als typeaanduiding CS250, en CS250 PUR. Gedaagde vervaardigt machines en onderdelen daarvan. In januari 2006 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten betreffende de exclusieve productie van vloeistofseparatoren door gedaagde voor Cinc. Partijen hebben in dat kader een geheimhoudingsverklaring gesloten. Daarin zijn partijen onder meer overeengekomen dat het gedaagde niet is toegestaan vertrouwelijke informatie van Cinc aan derden te openbaren. De uitvoering van de ontvlechting geschiedde niet naar tevredenheid van Cinc.

Rechtspraak.nl: De vraag wie van partijen (auteursrechtelijk gezien) rechthebbende is van de in het geding zijnde tekeningen met betrekking tot de vloeistofseparatoren kan in het bestek van het kort geding niet worden beantwoord. De uiteenlopende stellingen van partijen hieromtrent zullen nader onderzocht dienen te worden in een bodemprocedure. Een kort gedingprocedure leent zich daar niet voor. Eiseres heeft voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van wanprestatie. De vorderingen worden derhalve afgewezen.

4.2.    De vraag die in dit geding dient te worden beantwoord is, of er sprake is van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde], meer in het bijzonder of [gedaagde] de geheimhoudingsovereenkomst, dan wel de nadien gemaakte ontvlechtingafspraken, heeft geschonden. Cinc stelt daartoe dat [gedaagde] zonder toestemmingvan Cinc vertrouwelijke informatie en eigendommen van Cinc aan derden heeft verstrekt. Voorts weigert [gedaagde] alle eigendommen, bestaande uit tekeningen en projectmappen, over te dragen aan Cinc, aldus Cinc. [Gedaagde] betwist dat er sprake is van de door Cinc vermeende schending: zij heeft geen separatoren geproduceerd zonder toestemming van Cinc. Voorts betwist zij dat zij geen medewerking heeft verleend aan het overdragen van alle tekeningen en eigendommen van Cinc. [Gedaagde] stelt voorts dat zij Cinc tevergeefs expliciet heeft gevraagd om opgave te doen van de tekeningen en eigendommen die Cinc mist.


4.3.    De voorzieningrechter stelt voorop dat de vraag wie van partijen (auteursrechtelijk gezien) rechthebbende is van de in het geding zijnde tekeningen met betrekking tot de Cinc vloeistofseparatoren in het bestek van dit kort geding niet worden beantwoord. Partijen verschillen wezenlijk van mening wie van beiden rechthebbende is op deze tekeningen. [Gedaagde] heeft betwist dat Cinc rechthebbende is.Het staat onvoldoende vast (en kan in kort geding ook onvoldoende komen vast te staan) welke tekeningen auteursrechtelijk gezien toebehoren aan Cinc. De uiteenlopende stellingen van partijen hieromtrent zullen nader onderzocht dienen te worden in een bodemprocedure. Een kort gedingprocedure leent zich daar niet voor. Dat betekent dat in dit kort geding ook niet kan worden geconstateerd of er sprake is van een inbreuk op die intellectuele eigendomsrechten door het kopiëren van de tekeningen dan wel produceren van separatoren/rotors . De gevorderde staking van de gestelde inbreuk dient dan ook reeds om die reden te worden afgewezen.


4.4.    De voorzieningenrechter overweegt over de gestelde wanprestatie het volgende.

De stellingen van Cinc komen neer op de vrees aan de zijde van Cinc voor het achterhouden van informatie door [gedaagde] met de kennelijke bedoeling zelf separatoren te gaan produceren. Volgens Cinc heeft [gedaagde]vertrouwelijke informatie aan derden verstrekt, heeft [gedaagde] zonder toestemming van Cinc separatoren geproduceerd en heeft zij, in het verlengde daarvan, niet alle tekeningen en (overige) eigendommen aan Cinc overgedragen. Cinc heeft ter zitting toegelicht dat de vrees voornamelijk is ingegeven door het aantreffen door haar directeur van een rotor van een CS250 separator bij [X]. Het vermoeden is gerezen dat dit nog slechts‘het topje van de ijsberg’ is.

Cinc heeft nagelaten te stellen welke vertrouwelijke informatie en voorts aan wie [gedaagde] deze zou hebben verstrekt. Het lag op de weg van Cinc om voldoende feiten en omstandigheden te stellen die aannemelijk maken dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van verplichtingen aan de zijde van [gedaagde]. Nu Cinc haar stellingen niet nader heeft onderbouwd - ook niet nadat daarnaar ter zitting expliciet is gevraagd - dan dat zij de tekeningen met betrekking tot CS250 PUR mist en de daarbij behorende matrijstekening, heeft Cinc haar vordering op dit punt onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Daar komt bijdat partijen twisten over wie (auteursrechtelijk gezien) rechthebbende is van de zojuist bedoelde tekeningen, waarop - zoals hiervoor onder 4.3. reeds overwogen -, in dit kort geding geen antwoord kan worden gegeven. [Gedaagde] heeft tot slot ter zitting verklaard dat (financiële) afspraken kunnen worden gemaakt over overdracht van de (in opdracht van Cinc vervaardigde) rotor.

IEF 11386

Nieuwsberichten en gemengde berichten citeren

Rechtbank Breda 30 mei 2012, HA ZA 10-2303 (Cozzmoss B.V. tegen X h.o.d.n. Belastingplanet en www.griekseagenda.nl)

Cozzmoss-zaak. Artikel 15 Auteurswet; nieuws- en gemengde berichten; auteursrechtvoorbehoud. Artikel 15a Aw: volledig plaatsen van een artikel op een website is niet citeren in de zin van artikel 15a Aw artikel 6:162 BW; schadevergoeding geen punitieve maatregel.

De rechtbank is van oordeel dat de in kranten geplaatste artikelen het resultaat zijn van menselijke creatieve keuzes van de auteurs op het gebied van de vorm, de presentatie van het onderwerp en het taalgebruik. Via de keuze, de schikking en de combinatie van de woorden op een oorspronkelijke wijze hebben de auteurs uitdrukking gegeven aan hun creatieve geest en zijn ze tot een resultaat gekomen dat een intellectuele schepping vormt. De rechtbank stelt vast dat de desbetreffende (rechts)personen bij de openbaarmaking van de onder de feiten vermelde artikelen onderaan die artikelen en/of op de website waarop dat artikel is geplaatst hebben aangegeven “copyright en/of alle rechten voorbehouden”.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voorbehouden uitdrukkelijk gemaakt. Gelet op de locaties van die voorbehouden behoort het voor de gemiddelde oplettende lezer die een artikel wil overnemen duidelijk te zijn dat de openbaarmaker auteursrecht op de artikelen claimt. Dat betekent dat het beroep van gedaagde op een beperking van het auteursrecht behoort te worden verworpen, tenzij de desbetreffende artikelen als nieuwsberichten en/of gemengde berichten moeten worden aangemerkt. Voor dergelijke berichten heeft het maken van een voorbehoud, gelet op artikel 15, lid 2 Aw, niet tot gevolg dat het overnemen daarvan als inbreuk op een auteursrecht wordt aangemerkt, mits aan de overige voorwaarden van artikel 15, lid 1 Aw is voldaan.

3.8.4. Of een bericht is aan te merken als een nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin van artikel 15 Aw dient, bij gebreke van een omschrijving of toelichting in (internationale) regelgeving of wetsgeschiedenis, te worden beoordeeld naar hetgeen in het spraakgebruik daaronder wordt verstaan. In het woordenboek (Van Dale) is “nieuwsbericht” omschreven als “een inlichting of mededeling over iets actueels”. “Artikel” is omschreven als “een opstel in een krant of tijdschrift”. Deze omschrijvingen sluiten aan bij het spraakgebruik; met een bericht, inlichting of mededeling wordt een korte tekst met een gering aantal woorden aangeduid, met een artikel een langere tekst met een grotere hoeveelheid woorden. Een inlichting of mededeling over iets actueels zal, nu dat door middel van een korte tekst geschiedt, nauwelijks meer (kunnen) bevatten dan een mededeling van zuiver feitelijke aard over een recente waarneming. Te denken valt bijvoorbeeld aan de mededeling over actuele beurskoersen, een mededeling over de uitkomst van een rechtszaak, een mededeling over de weersverwachting of een mededeling over de stand van zaken na een natuurramp. De aard van dergelijke berichten, korte teksten, brengt mee dat de arbeid van de maker zal bestaan uit het exact doorgeven van een feitelijke situatie of mededeling. Dergelijke arbeid is niet aan te merken als scheppende menselijke arbeid waaraan creatieve keuzes ten grondslag liggen, zoals die in 3.5. is beschreven. Een gemengd bericht bevat naast een inlichting of mededeling over een actueel onderwerp een andersoortig onderwerp. Ook voor zo’n bericht geldt dat de inlichting of mededeling door middel van een korte tekst plaatsvindt. Om die reden geldt ook voor een gemengd bericht dat de aard van dergelijke berichten meebrengt dat het resultaat van de arbeid van de maker te triviaal is ten aanzien van de in 3.5. vermelde keuzes om als werk in de zin van artikel 10 Aw te kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel past ook bij het uitgangspunt dat het auteursrecht er niet toe dient om woorden te monopoliseren; bij nieuwsberichten en gemengde berichten gaat het om nauwelijks meer dan enkele woorden. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank nieuwsberichten en gemengde berichten als bedoeld in artikel 15 Aw niet als werk in de zin van artikel 10 Aw zijn aan te merken.

3.8.5. De rechtbank heeft hierboven al geoordeeld dat alle door de (rechts)personen openbaar gemaakte artikelen voor wat betreft de vorm, de presentatie van het onderwerp en het taalgebruik als werk in de zin van artikel 10 Aw zijn aan te merken. Alle artikelen houden meer in dan een nieuwsbericht of gemengd bericht in de zin zoals in 3.8.4. is aangeduid. Waar die (rechts)personen het auteursrecht hebben voorbehouden en geen sprake is van een nieuwsbericht of gemengd bericht beroept gedaagde zich tevergeefs op de beperking van het auteursrecht zoals die is opgenomen in artikel 15 Aw.

Lees het vonnis hier (grosse HA ZA 10-2303 en LJN BW7204)

IEF 11384

Enige tijd het artikel op haar website

Kantonrechter Rechtbank Dordrecht, locatie Gorinchem 23 april 2012, CV Expl 11-1998 (Eiseres T c.s. tegen Lenaerts-Meers Opleidingen B.V.)

Uitspraak ingezonden door Renout van Leeuwen, Van Sikkelerus & Ray Advocaten.

Eiser is belastingconsultant en gespecialiseerd in financiële en fiscale consequenties bij echtscheidingen. Hij heeft op verzoek van een tijdschrift FiscAlert een artikel geschreven met als titel '13 financiële valkuilen bij echtscheiding'. LMO exploiteert een opleidingsinstituut voor scheidingsspecialisten en heeft gedurende enige tijd het artikel op haar website geplaatst (gehad).

Eiser T. heeft de auteursrechten op het artikel, nu de naam T. niet in het artikel is vermeld, maakt LMO ook inbreuk op zijn persoonlijkheidsrechten. Ten aanzien van het onrechtmatig handelen is onvoldoende gesteld. Er worden verklaringen van recht afgegeven voor de inbreuk op zowel auteursrechten, persoonlijkheidsrechten en LMO wordt veroordeeld tot betaling van €600 vermeerderd met de rente en de proceskosten.

13. Ten aanzien van het onrechtmatige handelen door LMO jegens [T] B.V., hebben eiseressen onvoldoende gesteld, zodat de vorderingen van [T] B.V. zullen worden afgewezen. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat LMO bedacht diende te zijn op een belang in deze van [T] B.V.. Dit geldt temeer nu [T] B.V. niet onder het artikel van [T] wordt genoemd.

14. LMO is voor voormelde inbreuken op de auteursrechten en persoonlijkheidsrechten van [T] en gelet op het daaruit voortvloeiende onrechtmatige handelen, schadeplichtig jegens [T]. Ingevolge artikel 6:97 BW begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. In dit geval is het passend om aansluitend te zoeken bij de economische waarde van het artikel. Die waarde wordt door de kantonrechter bepaald op het tarief dat [T] voor het schrijven van het artikel heeft ontvangen. Ter zitting heeft [T] verklaard dat dat tarief €600,-- exclusief BTW bedraagt. Dit bedrag zal dan ook aan schadevergoeding worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde rente vanaf 12 oktober 2011, zijnde de dag waarop de betalingstermijn - die [T] LMO had gesteld was verstreken. [T] heeft niet onderbouwd waaruit het meerdere van de door haar gevorderde schadevergoeding bestaat, zodat dat gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.

Op andere blogs:
Charlotte's law & fine prints (Herpublicatie van een artikel, mag dat zomaar?)

IEF 11367

Vingerafdruk geen intellectueel eigendom

Rechtbank Utrecht 25 mei 2012, LJN BW6545 (eiser tegen burgemeester van Utrecht)

Als vrijdagmiddagbericht. De aanvraag van het paspoort van eiser is buiten behandeling gelaten vanwege het niet afgeven van vingerafdrukken. Eiser heeft gewetensbezwaren opgeworpen, onder andere dat eiseres vanwege haar persoonlijke levensovertuiging bezwaar heeft, echter met artikel 8 EVRM is geen strijd.

De rechtbank volgt het betoog van eieser niet dat de wetgeschiedenis is achterhaald aangezien de oorspronkelijk beoogde langdurige opslag van vingerafdrukken inmiddels is komen te vervallen. Dat betekent niet dat de wetsgeschiedenis van de Paspoortwet is achterhaald. Tot slot heeft eiseres een beroep gedaan op art. 17 van het Handvest. Echter de rechtbank is van oordeel dat vingerafdrukken niet kunnen worden aangemerkt als een intellectueel eigendom in de zin van dat artikel.

Wetsgeschiedenis achterhaald
22. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar betoog dat de wetsgeschiedenis van de Paspoortwet inmiddels is achterhaald aangezien de oorspronkelijk beoogde langdurige opslag van vingerafdrukken in een reisdocumentenadministratie inmiddels, per 23 juni 2011, is komen te vervallen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met de wijzigingen van de Paspoortwet is beoogd om het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten betrouwbaarder te maken. Zowel uit de wetsgeschiedenis als uit de totstandkoming van de Verordening blijkt dat de opslag van vingerafdrukken in een paspoort leidt tot een betrouwbaarder verband tussen de houder en het paspoort. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat het feit dat de wetgever inmiddels heeft besloten om af te zien van een systeem van langdurige opslag van vingerafdrukken gevolgen heeft voor de relevantie van de wetsgeschiedenis voor de onderhavige zaak. De rechtbank is overigens van oordeel dat ook uit de totstandkoming van en de onder 14 genoemde jurisprudentie over de Verordening reeds kan worden afgeleid dat de verplichte afgifte van vingerafdrukken ten behoeve van opslag in het paspoort niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

Artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
25. Eiseres heeft betoogd dat verweerder met het afnemen van de vingerafdrukken een inbreuk maakt op haar recht op eigendom, zodat hij haar op grond van artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna; het Handvest) een financiële compensatie had moeten aanbieden. Ook dit betoog slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat vingerafdrukken niet kunnen worden aangemerkt als een (intellectueel) eigendom in de zin van artikel 17 van het Handvest, zodat reeds daarom voor een (aanbod voor een) financiële compensatie geen noodzaak is.

IEF 11359

Software en gegevens uit bedrijfsinformatie ex-werkgever

Rechtbank Utrecht 16 mei 2012, IEF 11359 (geanonimiseerd). - LJN BW7088

Uitspraak ingezonden door Theo Bosboom en Mark Jansen, Dirkzwager advocaten & notarissen.

Uit het dictum: De gedaagde wordt veroordeeld om de inbreuk op de aan (ex-werkgever) toebehorende auteursrechten en databankenrechten te staken en gestaakt te houden. Gedaagde wordt bevolen tot afgifte van alle opgevraagde gegevens uit de databanken. Voorts wordt onrechtmatig handelen vastgesteld voor het in bezit hebben van vertrouwelijke informatie en toespelen van deze informatie aan derden. Het bezit, verspreiden en gebruik van software en gegevens uit de bedrijfsinformatie van eiser dient te worden gestaakt.

Vanwege de bijzondere veelheid aan onderwerpen een leesschema van de beoordeling:

Bezwaar tegen overlegging productie (r.o. 4.1)
Auteursrecht (r.o. 4.7)
- Auteursrechtelijke bescherming
-- offertes
-- Overeenkomst
-- Ontwerptekeningen
-- presentaties
-- notities
-- werkaantekeningen en gespreksverslagen
-- Gebruikshandleidingen
-- Software
- Maker
- Inbreuk
- Tussenconclusie
Databankenrecht (4.36 e.v.)
- Databank
-- invoeren van gegevens
-- controle van gegevens
-- presentatie van gegevens
-- tussenconclusie
- Databankgerechtigde

- Inbreuk
- Tussenconclusie
Onrechtmatige daad (r.o. 4.57)
- bezit vertrouwelijke gegevens
- Handelen in strijd met het geheimhoudingsbeding
-- tussenconclusie
- Actieve betrokkenheid bij de oprichting van een concurrent
-- Schending exclusiviteitsbeding
-- onrechtmatige daad
-- non-concurrentiebeding
-- bijkomende omstandigheden
- Verspreiden van geruchten en foutieve informatie over [eiser]
- Frustreren van de bedrijfsvoering van [eiser]
- Tussenconclusie
Verwijzing naar schadestaatprocedure (r.o. 4.99)
Voorschot (r.o. 4.101)
Dwangsom (r.o. 4.102)
Proceskosten (r.o. 4.103)

Door de inzendende advocaat getipt:
 - in het kader van inzage ex. artikel 843a Rv is het denkbaar dat in verband met de omvang het gelegde beslag (3 terrabyte) de bewaarder informatie krijgt van de eiser (r.o. 4.3);
 - het is denkbaar dat op grond van een inzage ex. 843a Rv meer feiten boven tafel komen dan voorheen bekend en dat die nieuwe feiten in de procedure worden betrokken (r.o. 4.5);
 - ook werkaantekeningen ("krabbels") komen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 4.18);
 - in het kader van artikel 7 Auteurswet komen de auteursrechten toe aan de materiële en niet aan de formele werkgever (r.o. 4.28);
 - kosten voor invoer van gegevens zijn andere kosten dan kosten voor het creëren van die gegevens, dit in het kader van de substantiële investering in het databankenrecht (r.o. 4.43);
 - softwareontwikkelingskosten kunnen meetellen voor de substantiële investering in het databankenrecht (r/o 4.46);
 - om te onderzoeken wie als producent van een databank is aan te merken is relevant welke partij uiteindelijk, eventueel na interne verrekening, het risico draagt (r.o. 4.50);
 - het geheimhoudingsbeding strekt zich uit over het hele concern (r.o. 4.65);
 - door het verstrekken van vertrouwelijke gegevens aan derden die bezig waren een concurrerende onderneming op te richten is onrechtmatig gehandeld (r.o. 4.87);

Rechtspraak.nl: Schending intellectuele eigendomsrechten en geheimhoudingsplicht door voormalig medewerker Gedaagde in deze bodemprocedure is een voormalig werknemer van de failliete onderneming van de eisende partij. De rechtbank Utrecht heeft in haar vonnis van 16 mei 2012 bepaald dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten en databankrechten van eiseres en heeft gehandeld in strijd met zijn geheimhoudingsplicht.

Auteursrecht
De rechtbank stelt vast dat gedaagde – in de periode dat hij werkzaamheden voor eiseres heeft verricht – een aanzienlijke hoeveelheid digitale bestanden (die offertes, ontwerptekeningen, presentaties, gespreksverslagen, werkaantekeningen, gebruikshandleidingen en software van het concern bevatten) heeft overgebracht naar zijn privé harde schijven. Daarmee heeft gedaagde in strijd gehandeld met de auteursrechten van eiseres met betrekking tot die bestanden. Eiseres moet als ‘maker’ van die bestanden in de zin van artikel 7 Auteurswet worden aangemerkt. Deze wettelijke bepaling moet in die zin worden uitgelegd, dat indien de materiële werkgever (eiseres) en de formele werkgever (KIA) niet samenvallen, zoals bij een detacheringsrelatie als de onderhavige, de auteursrechten op werken die ten behoeve van de materiële werkgever zijn gemaakt, op grond van die bepaling (behoudens andersluidende afspraak) bij de materiële werkgever (eiseres) komen te rusten, en niet bij de formele werkgever (zie overweging 4.28). Gedaagde had voor het overbrengen van de bestanden naar privé harde schijven geen (stilzwijgende) toestemming van eiseres. In het kader van diens werkzaamheden bestond geen noodzaak tot het overbrengen van die informatie, omdat gedaagde van afstand toegang kon verkrijgen tot het systeem van eiseres. Gelet op de door eiseres gehanteerde beveiligingsmiddelen mocht gedaagde er ook niet op vertrouwen dat het hem was toegestaan om buiten de beveiligde laptop die hem door eiseres was verstrekt, auteursrechtelijke beschermde werken van het concern op te slaan.

Databankrecht
Door het overbrengen van de bedrijfsinformatie naar zijn privé harde schijven heeft gedaagde voorts in strijd gehandeld met de databankrechten van eiseres met betrekking tot haar bedrijfsinformatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook aanspraak bestaan op een databankrecht in het geval dat de totstandkoming van de databank een gevolg is van de hoofdactiviteit van de producent van de databank, mits de producent de investeringen voor het creëren van de betreffende gegevens niet meetelt bij de onderbouwing van het bestaan van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. De in de jurisprudentie gehanteerde spin-off theorie is dan ook een te absoluut uitgangspunt. Eiseres heeft een substantiële investering (ruim 1,1 miljoen euro) gedaan in het invoeren, controleren en presenteren van gegevens in haar databank, zodat haar een beroep toekomt op het databankenrecht. Gedaagde heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat (het overgrote deel van) de aanzienlijke hoeveelheid bij hem aangetroffen informatie (111 gigabyte) afkomstig is uit de databank van eiseres. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat eiseres een substantieel deel van de databank heeft “opgevraagd” in de zin van artikel 1 sub c van de Databankenwet.

Geheimhouding
Door het verstrekken van vertrouwelijke bedrijfsgegevens van het concern aan derden die bezig waren om een concurrerende onderneming op te zetten, heeft gedaagde gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen KIA en gedaagde. Dat beding geldt in het onderhavige geval als een derdenbeding waaraan ook de andere vennootschappen van het -concern (waaronder eiseres zelf) recht op geheimhouding kunnen ontlenen.

Concurrentie
Eiseres komt geen beroep toe op het in de arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding. Dat beding leent zich – vanwege haar bijzondere aard (het beperkt de werknemer in de wijze waarop hij na het einde van het dienstverband in zijn levensonderhoud voorziet) – niet voor extensieve interpretatie (als derdenbeding). Zie overweging 4.76. Wel heeft gedaagde door vertrouwelijke gegevens van het concern aan derden te verstrekken in het kader van de oprichting van een concurrent onrechtmatig jegens eiseres gehandeld.

Beslissing
De rechtbank veroordeelt gedaagde om het maken van inbreuk op de auteursrechten en databankrechten van eiseres te staken en de gekopieerde bedrijfsinformatie aan eiseres terug te geven. Als gedaagde daaraan niet voldoet, verbeurt hij een dwangsom die kan oplopen tot 1 miljoen euro. Daarnaast moet gedaagde de schade vergoeden die eiseres door diens handelwijze heeft geleden. De omvang van die vergoeding zal in een aparte procedure worden vastgesteld. Gedaagde wordt ten slotte ook veroordeeld in de proceskosten (een bedrag van ruim 24.000 euro). Uit de zinsnede “in afwijking van artikel 843a, eerste lid,” en de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 1019a Rv leidt de rechtbank af dat de in het ongelijk gestelde partij in intellectuele eigendomszaken ook kan worden veroordeeld in de kosten die worden gemaakt voor het verkrijgen van inzage in of afschrift van bescheiden ingevolge artikel 843a Rv, zodat de daarmee verband houdende kosten worden toegewezen.

Op andere blogs:
SOLV (Werkdocumenten (digitaal) meenemen naar huis is inbreuk?)
Van Benthem & Keulen (Bedrijfsdocumenten door auteursrecht beschermd)

IEF 11331

In de hoop een opdracht te verkrijgen

Vzr. Rechtbank Leeuwarden 22 mei 2012, LJN BW6512 (Pootentieel B.V. tegen S.C. Heerenveen B.V.)

Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx en Paul Mazel, Trip Advocaten & Notarissen.

Onrechtmatige daad in relatie tot de bescherming van een concept.

Pootentieel is een bureau dat zich bezighoudt met sportmarketing en evenementen. Zij heeft in opdracht van ABN AMRO een evenement genaamd ChampCamp georganiseerd. Hierbij wordt gevoetbald en gekampeerd op het heilige gras van de favoriete club. SC Heerenveen is benaderd voor eenzelfde soort evenement, hierover is men in gesprek geweest.

In 2010 heeft Univé, hoofdsponsor van SC Heerenveen, "Kamperen op de middenstip" georganiseerd. In 2012 heeft Supermarkt C1000, ook sponsor van SC Heerenveen, eveneens een actie uitgeschreven waarbij men een nachtje slapen op de middenstip kon winnen.

Pootentieel stelt dat SC Heerenveen onrechtmatig profiteert van haar prestaties: de uitgewerkte en op basis van haar knowhow en ervaring tot stand gekomen concept. Er wordt uitdrukkelijk geen bescherming op basis van het auteursrecht ingeroepen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er (ook) geen sprake is van een éénlijnsprestatie*.

Tussen partijen zijn geen voorwaarden verbonden aan het verstrekken van de informatie over ChampCamp en er zijn evenmin afspraken gemaakt over geheimhouding. Het gaat derhalve om op zichzelf onbeschermde informatie die in een bespreking zijn verstrekt in de hoop een opdracht te verkrijgen. Het is gelet daarop niet ongeoorloofd om van die informatie en ideeën gebruik te maken. Dat partijen op hoofdlijnen overeenstemming hadden bereikt en dat SC Heerenveen op oneigenlijke gronden de opdracht zou hebben geannuleerd, maakt dit niet anders. De vordering wordt afgewezen.

* Een prestatie van dien aard dat zij op één lijn valt te stellen met die welke toekenning van een absoluut recht van intellectuele eigendom rechtvaardigt).

4.5. Rest de vraag of SC Heerenveen overigens onrechtmatig jegens Pootentieel heeft gehandeld. Pootentieel heeft SC Heerenveen verweten dat zij de opdracht op onheuse en, achteraf gebleken, onjuiste gronden heeft geannuleerd. Pootentieel betwist niet dat sportieve prestaties van SC Heerenveen in de eerste helft van het seizoen 2009/2010 tegenvielen en daarmee de financiële situatie van de club. Pootentieel voert evenwel aan dat deze feiten voor SC Heerenveen geen reden hebben gevormd om niet (langer) met Pootentieel in zee te willen gaan. Potentieel stelt dat de werkelijke reden van de opzegging van SC Heerenveen in november 2009 was dat SC Heerenveen met ChampCamp zelf aan de haal wilde gaan. Potentieel verwijst in dat verband naar het evenement "Kamperen op de middenstip" van 2011. Uit de door SC Heerenveen ter zitting verschafte toelichting op dit evenement blijkt dat dit evenement op heel andere wijze tot stand is gekomen dan ChampCamp (vide rechtsoverweging 2.6). Gezien deze toelichting kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden volgehouden dat SC Heerenveen met het evenement in 2011 aan de haal is gegaan met het concept ChampCamp. Pootentieel heeft ten slotte nog betoogd dat het evenement 2012, dat in dit kort geding ter discussie staat, elementen vertoont van ChampCamp, zoals het kamperen van kinderen van 6 tot en met 12 jaar met een ouder in een koepeltentje met logo van een sponsor op het voetbalveld en het winnen van het kamperen op de middenstip. Dit betoog faalt. Voor zover SC Heerenveen deze elementen al van ChampCamp heeft overgenomen – wat SC Heerenveen overigens onder verwijzing naar een door haar overgelegde schriftelijke verklaring van de medewerkster van SC Heerenveen die zich met het evenement bezig houdt betwist – staat het, op gronden als onder rechtsoverweging 4.3. is vermeld, SC Heerenveen vrij om deze elementen te gebruiken en kan op die basis evenmin onrechtmatig handelen worden aangenomen.

4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat SC Heerenveen niet onrechtmatig jegens Pootentieel heeft gehandeld. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. Pootentieel zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van SC Heerenveen worden vastgesteld op € 1.391,00 zijnde € 575,00 aan griffierecht en € 816,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-144, LJN BW6512)

Afbeelding gelinkt en geciteerd van leden.ajax.nl.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit ("Kamperen op de middenstip" van S.C. Heerenveen geen onrechtmatige variatie op ChampCamp)