DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 9367

Het auteursrecht op modellen

HvJ EU, 27 Januari 2011, zaak C-168/09, Flos SpA tegen Semeraro Casa e Famiglia SpA / Assoluce – Associazione nazionale delle Imprese degli Apparecchi di Illuminazione (prejudiciële vragen Tibunale di Milano, Italië).

Modellenrecht. Modellenrichtlijn. Toepassing van auteursrecht op modellen die al tot publieke domein behoorden kan niet worden uitgesloten door nationale wetgeving.

Oorspronkelijk Italiaanse zaak over het namaken van de beroemde Arco-lamp, een schepping van de gebroeders Castiglioni, is een geschil ontstaan tussen Flos en Semeraro, waarbij eerstgenoemde stelt houdster te zijn van alle vermogensrechten op deze lamp. Overeenkomstig de destijds geldende wetgeving behoorde het model van de Arco-lamp al tot het publieke domein en mocht Semeraro dan ook de Fluida-lamp, een nabootsing van het Arco-model, vervaardigen, uit China importeren en verhandelen. Met de inwerkingtreding van richtlijn 98/71 en de omzetting ervan in de Italiaanse rechtsorde moet volgens Flos toepassing worden gegeven aan het auteursrecht op het Arco-model. Zij verwijt Semeraro derhalve dat deze de Fluida-lamp vervaardigt en verhandelt en vordert bij de Italiaanse rechter een handelsverbod betreffende deze lamp.

Het Hof oordeelt dat artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat dit artikel zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die erin voorziet dat modellen die vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn al tot het publieke domein behoorden, niet door het auteursrecht worden beschermd.

On those grounds, the Court (Second Chamber) hereby rules:

1. Article 17 of Directive 98/71/EC of the European Parliament and of the Council of 13 October 1998 on the legal protection of designs must be interpreted as precluding legislation of a Member State which excludes from copyright protection in that Member State designs which were protected by a design right registered in or in respect of a Member State and which entered the public domain before the date of entry into force of that legislation, although they meet all the requirements to be eligible for copyright protection.

2. Article 17 of Directive 98/71 must be interpreted as precluding legislation of a Member State which – either for a substantial period of 10 years or completely – excludes from copyright protection designs which, although they meet all the requirements to be eligible for copyright protection, entered the public domain before the date of entry into force of that legislation, that being the case with regard to any third party who has manufactured or marketed products based on such designs in that State – irrespective of the date on which those acts were performed.

Lees het arrest hier.

IEF 9363

Twee van de vele witte, omstreeks twee meter lange dressoirs

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 25 januari 2011, HD 200.065.945, Zijlstra B.V. teegn Klotz V.O.F. (met dank aan Arthur Claassen, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Dressoirs. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 20 april 2010, IEF 8775).  Het oordeel van de voorzieningrechter dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk staat niet ter discussie in hoger beroep. De grieven richten zich op de slaafse nabootsing en de proceskostenveroordeling. Het hof concludeert dat ook van slaafse nabootsing geen sprake is. “Mogelijk zijn de dressoirs in de ogen van die niet op details kritische consumenten uitwisselbaar, maar verwarring in die zin dat de consumenten die een Klotz dressoir zien, menen met een Zijlstra meubel te maken te hebben is naar het voorlopig oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.”

In incidenteel appel stelt Klotz daarnaast nog dat op het dressoir van Zijlstra (afbeelding boven) helemaal geen auteursrecht zou rusten, teneinde volgende procedures op die grond te voorkomen. Die grief wordt afgewezen als een verkapte verklaring voor recht, die in een kort geding niet kan worden gegeven.

M.b.t. de 1019h proceskosten oordeelt het hof dat het geding in eerste aanleg niet ten onrechte als een ‘eenvoudig kort geding’ is aangemerkt. Nu het hoger beroep geheel ziet op het commune recht baseert het hof de kostenveroordeling in hoger beroep echter geheel op het liquidatietarief.

Slaafse nabootsing: 4.8. Het hof merkt grief 2 aan als de kerngrief. Zijlstra komt onder meer op tegen de redenering van de voorzieningenrechter, waarin besloten zou liggen dat nu er geen sprake is van auteursrechtelijke inbreuk, er ook geen sprake zou (kunnen) zijn van slaafse nabootsing.

4.9. Het hof zal zelfstandig, door vergelijking van de beide dressoirs, bezien of sprake kan zijn van nabootsing, van verwarring, en/of van onnodige verwarring. Indien al die vragen ontkennend worden beantwoord, zowel bezien vanuit het standpunt van detaillisten als bezien vanuit het standpunt van consumenten, dient de conclusie te luiden dat van onrechtmatig handelen in de vorm van slaafse nabootsing geen sprake is.

(…)

4.23. Het hof komt tot de slotsom dat in de aanwezige overeenkomsten, gelet op de verschillen, onvoldoende aanwijzingen zijn gelegen dat bij het ontwerpen van het Klotz dressoir dat van Zijlstra tot voorbeeld zou hebben gediend of dat zou zijn getracht dit - geheel of voor een substantieel deel - na te maken.

(…)

4.27. Een stijl, in dit geval bestaande uit strakke meubels met dikke panelen, kan niet worden gemonopoliseerd. Datzelfde geldt voor de grondvorm, bestaande in een omstreeks twee meter lang, wit dressoir met drie laden in het midden en deurtjes aan weerszijden daarvan, welke drie ongeveer even grote vlakken vormen.

(…)

4.30. Het hof kan niet uitsluiten dat onder de detaillisten de Zijlstra 5023 een eigen plaats in de markt inneemt. Maar gesteld noch gebleken is dat dit ook voor consumenten geldt.

4.3 1. Zou dat anders zijn, dan geldt dat de totaalindruk van het Klotz dressoir zo verschillend is van de totaalindruk van het Zijlstra dressoir, dat niet goed voorstelbaar is dat een kritische consument - als deze zich bewust is van het bestaan van specifieke van Zijlstra afkomstige meubelen (eventueel onder een andere naam) - die geconfronteerd wordt met een Klotz 4687, zal menen met een Zijlstra 5023 van doen te hebben, zelfs indien bij hem slechts een onvolmaakt herinneringsbeeld van die Zijlstra 5023 zou zijn blijven hangen.

4.32. Gelet op de doelgroep en de prijsstelling zal het bij beide dressoirs vaak om niet bijzonder kritische consumenten gaan, die gewoon een "strak': wit dressoir zoeken. Voor die consument zijn zowel de Zijlstra 5023 als de Klotz 4687 slechts twee van de vele witte, omstreeks twee meter lange dressoirs met laden in het midden en deurtjes aan weerszijden daarvan. Mogelijk zijn de dressoirs in de ogen van die niet op details kritische consumenten uitwisselbaar, maar verwarring in die zin dat de consumenten die een Klotz dressoir zien menen met een Zijlstra meubel te maken te hebben is naar het voorlopig oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.

(…)

Auteursrecht: 4.37. (…) Klotz meent namelijk dat aan de Zijlstra 5023 helemaal geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. in de pleitnota in hoger beroep sub 52 stelt Klotz: "Klotz heeft bovendien een duidelijk belang bij het instellen van deze auteursrechtelijke vordering. Zij wil voorkomen dat Zijstra nogmaals één van haar ontwerpen aanvalt met een beroep op het auteursrecht op de Zijlstra 5023 (en daarmee wederom Klotz op kosten jaagt). Het is dus van groot belang voor Klotz dat het hof het vonnis op dat punt vernietigt. "

4.38. Het hof wees er reeds op dat de vorderingen van Zijlstra, voor zover gebaseerd op auteursrecht zijn afgewezen, en dat tegen de afwijzing op die grond geen grieven zijn gericht. Vanuit die optiek bezien valt niet in te zien welk rechtens te respecteren belang Klotz zou hebben bij enige heroverweging op dit onderdeel. Klotz miskent dat het oordeel van de voorzieningenrechter uitdrukkelijk een voorlopig oordeel was. De aangevallen passages dragen bovendien de beslissing niet; strikt genomen waren zij overbodig (behalve om de leesbaarheid van de rest van de overweging te verhogen). De hiervoor aangehaalde passage uit de pleitnota lijkt erop te wijzen dat Klotz in feite een verklaring voor recht verlangt dat aan de Zijlstra 5023 geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. in een kort geding kan zo'n verklaring voor recht niet worden gegeven. Trouwens: Klotz maakt weliswaar gewag van "het instellen van deze auteursrechtelijke vordering", maar  hij hééft helemaal geen auteursrechtelijke vordering ingesteld en zou dat bovendien in hoger beroep ook niet voor het eerst kunnen doen. 

(…)

Proceskosten: 4.40. (…) Het ging om een betrekkelijk standaardmatig kort geding, waarbij twee objecten aan de orde waren waarbij enerzijds gesteld en anderzijds betwist werd dat met het aangevallen object auteursrechtinbreuk werd gemaakt c.q. slaafs werd nagebootst. Zowel feitelijk als juridisch ging het om een overzichtelijke kwestie.

4.41. in hoger beroep is de zaak geheel op basis van het commune recht (art. 6:162 BW) beoordeeld. De omstandigheid dat Klotz -tevergeefs -met grief 1 in het incidenteel appel getracht heeft auteursrechtelijke aspecten ook in hoger beroep aan de orde te stellen brengt niet mede dat nu de ten faveure van Zijlstra uit te spreken kostenveroordeling van Klotz gebaseerd zou moeten worden op art. 1019h Rv., daar het hof aan een auteursrechtelijke beoordeling niet is toegekomen. In hoger beroep zal het hof de kostenveroordeling dus geheel baseren op het liquidatietarief.

Lees het arrest hier.

IEF 9358

Van makerschap tot auteursrechthebbende

Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 januari 2011, HA ZA 08-1020, Inspirion GmbH c.s. teegn Pokonobe Associates, Hasbro & MB International

Auteursrecht. Spellen. Tussenvonnis. Eiser vordert een verklaring voor recht dat het door haar op de markt gebrachte spel Wackelturm geen inbreuk maakt op gedaagdes auteursrecht m.b.t. het in welingelichte IE-kringen niet onbekende spel Jenga. Beide spellen betreffen het bouwen van een blokkentoren, waarbij diegene de winnaar is die het laatste blok bovenop de toren legt zonder dat deze omvalt. In reconventie vordert gedaagd een inbreukverbod. De rechtbank houdt de zaak aan, nu er enige onduidelijkheid lijkt te zijn over de ‘keten van  makerschap tot auteursrechthebbende.’

4.6. Gelet op een en ander ziet de rechtbank aanleiding om, met gebruikmaking van de haar in artikel 22 Rv gegeven bevoegdheid, Pokonobe c.s. te bevelen de navolgende bescheiden over te leggen:
1. volledige akte(s) van overdracht tussen Scott en Grebler van 22 oktober 1985;
2. volledige akte(s) van overdracht tussen Grebler en Pokonobe van gelijke datum, desgewenst met zwartmaking van die passages die naar de mening van Pokonobe c.s. vertrouwelijk zijn, met toelichting welke rechten en bevoegdheden door Scott aan Grebler en vervolgens door Grebler aan Pokonobe zijn overgedragen.

4.7. Daarnaast beveelt de rechtbank Pokonobe c.s., eveneens op de voet van artikel 22 Rv, haar stellingen ten aanzien van de volgende punten toe te lichten:
1. het verweer dat de verklaring van Scott vraagtekens oproept over de vraag wie de maker is van het gestelde auteursrechtelijk beschermde werk alsook op welk werk dat auteursrecht nu precies rust (paragrafen 8 t/m 16, 23 t/m 24 en 38 antwoord-akte Inspirion c.s.);
2. het verweer dat de rechtsgeldige overdracht bij akte niet is aangetoond (paragrafen 17 t/m 21, 27, 30 t/m 33 en 47 antwoord-akte van Inspirion c.s.).

Lees het vonnis hier.

IEF 9348

Bij gezamenlijk genomen akte

Gerechtshof Amsterdam. 18 januari 2011, 200.061.517/01 KG, Elcee-Haly B.V. tegen Deco World (met dank aan Lars Bakers, Bingh Advocaten)

Auteursrecht. Merktekens. Souvenirartikelen. Op verzoek van beide partijen vernietigt het hof  het vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank Haarlem, 25 februari 2010, IEF 8622).

Ter verduidelijking bericht de advocaat van Elcee-Haly, op verzoek: “Partijen hebben ter zitting (pleidooi) een mogelijke minnelijke regeling besproken waarvan onderdeel diende te zijn de vernietiging van het eerder door de Voorzieningenrechter gewezen vonnis, nu op grond van dat vonnis (volgens eiseres) mogelijk een onjuiste indruk in de markt zou kunnen blijven bestaan, in het bijzonder m.b.t. de auteursrechten positie van eiseres. Ín dat verband kon de regeling niet enkel bij proces verbaal worden vastgelegd. Het Hof heeft zich bereid getoond arrest te wijzen conform een nader door partijen gezamenlijk in het geding gebrachte akte, waarin onder meer de vernietiging van het kort geding vonnis is gevorderd. Indien het Hof deze medewerking niet verleend zou hebben dan had de betreffende minnelijke regeling niet tot stand kunnen komen,  waardoor partijen alsnog gedwongen zouden zijn voort te procederen.”

 “ (…) Elcee-Haly heeft vervolgens bij gezamenlijk met Deco World c.s, genomen akte haar eis gewijzigd. Deco World c.s. hebben bij genoemde akte te kennen gegeven tegen de gewijzigde eis van Elcee-Baly geen verweer te voeren en hun eerder gevoerd verweer tegen, kort gezegd, de rechten van Elcee-Haly met betrekking tot de tekening afgebeeld op producties 4 en 28 van Elcae-HaLy (hierna: de Afbeelding) in te trekken (zij het onder handhaving van hun stelling dat zij geen voorwerpen voorzien van de Afbeelding in het verkeer gebracht, verkocht of anderszins verhandeld hebben) .

(…) Deco World c.s. hebben in de reeds genoemde akte te kennen gegeven de rechten, waaronder begrepen de auteursrechten, van Elcee-Haly op de Afbeelding te erkennen en geen verweer meer te voeren tegen de gewijzigde eis zoals in die akte geformuleerd. Het hof ziet hierin aanleiding om de vordering van Elcee-Haly zoals bij akte gewijzigd alsnog toe te wijzen op de hierna te vermelden wijze. De dwangsom zal daarbij worden gemaximeerd.

Dit brengt mee dat het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd. De kosten van het geding in beide instanties zullen - overeenkomstig het gezamenlijk verzoek van partijn en - worden gecompenseerd.

Lees het arrest hier.

IEF 9341

Geen simpele kussens

LC2Gerechtshof Leeuwarden, 30 november 2010, LJN: BP1050, Box Seven B.V. tegen Gedaagde

Auteursrecht. Meubels (Le Corbusier). Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep grotendeels  (vzr. Rechtbank Groningen, 18 december 2009, IEF 8489). Inbreuk niet betwist. Geen aanpassing, maar volledige vernietiging inbreukmakende meubelstukken. Ook kussens maken een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen.

5.  Het hof stelt voorop dat het belang van Box Seven bij het hoger beroep deels is komen te vervallen nu tengevolge van de vernietiging van de meubels de oorspronkelijke toestand niet meer kan worden hersteld. Haar belang blijft behouden waar het de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft. Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat Box Seven tevens aan de orde stelt of [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden gebruik kon maken van haar bevoegdheid de meubels van Box Seven te laten vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat het hof, ook al bestaat geen belang meer bij de vernietiging van de toewijzing van deze vordering, niettemin zal hebben te onderzoeken of de vordering door voorzieningenrechter al dan niet terecht is afgewezen, omdat hiervan het oordeel afhankelijk is wie de kosten van het geding zal hebben te dragen.

(…)

Vernietiging: 8.  Het hof kan Box Seven in haar betoog niet volgen. Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde immers de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudigen vormen, als zijn eigendom op te eisen dan wel vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen (art. 28 lid 1 Aw). Door Box Seven is erkend dat de LC2 en LC3 auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat de rechten daarop bij [geïntimeerde] rusten. Door Box Seven is voorts erkend dat haar modellen te beschouwen zijn als ongeoorloofde verveelvoudigingen van de door het auteursrecht beschermde LC2 en LC3. Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de stellingen van partijen dat aan de voorwaarden van de opeising tot afgifte ex. art. 28 lid 1 Aw. is voldaan. Door Box Seven zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voorshands geconcludeerd zou moeten worden dat [geïntimeerde] haar bevoegdheid tot opvordering en vernietiging heeft misbruikt.

(…)

(…)

Kussens: 13.  Het hof stelt voorop dat zij met de voorlopige voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [geïntimeerde] genoegzaam heeft aangetoond dat de kussens beschouwd moeten worden als één van de auteursrechtelijke beschermde elementen van de LC2 en LC3. Door Box Seven is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat het hier om simpele kussen zou zijn die in iedere slaapkamer- en meubelwinkel te koop zijn en om die reden oorspronkelijkheid ontberen.

14.  Het hof overweegt voorts dat voor de vraag of Box Seven met de kussens inbreuk maakt op de auteursrechten van [geïntimeerde], het erop aankomt of het beweerdelijk inbreukmakende werk (de kussens van Box Seven) in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. De stelling van Box Seven dat niemand bij het zien van deze kussens aan [geïntimeerde] zal denken, wat daarvan overigens ook zij, is rechtens niet relevant nu de beoordeling van nabootsing in auteursrechtelijke zin niet afhankelijk is van (indirect) verwarringsgevaar.

15.  Bij de beantwoording van de inbreukvraag acht het hof het volgende van belang:
  -  Box Seven heeft niet weersproken dat de LC2 en LC3 vanwege hun hoge mate van oorspronkelijkheid een ruime beschermingsomvang genieten;
-  Box Seven heeft evenmin weersproken dat de vorm en de maatvoering van haar kussens gelijk zijn aan de kussens van de LC2 en LC3; en
-  Box Seven heeft erkend dat de LC2 en LC3 een auteursrechtelijk te beschermen werk vormen en de nabootsingen die door haar op de markt zijn gebracht hierop inbreuk maken.
16.  Nu er sprake is van een overname van auteursrechtelijke beschermde trekken (de kussens) en door Box Seven niet is gesteld dat de kussen worden verwerkt in een nieuw zelfstandig werk, is de verhandeling van de kussens te beschouwen naar het voorlopig oordeel van het hof te beschouwen als een inbreuk op de auteursrechten van [geïntimeerde].

23.  Uit het voorgaande volgt dat Box Seven als de in het ongelijk gestelde partij in eerste instantie terecht in de proceskosten is veroordeeld.

Lees het arrest hier

IEF 9334

In Noord-Holland wordt al sinds jaar en dag enorm gekeesd

Vzr. Rechtbank Haarlem, 13 januari 2011, LJN: BP0662, [A], h.o.d.n. Keezbord.nl tegen Keezenspel.nl c.s.
 
Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Bordspellen. Opheffingskortgeding na ex partebevel. ‘Keezen’ is een op ‘Mens-erger-je-niet’ gebaseerd bordspel dat, afhankelijk van de uitvoering, met twee, vier, zes of acht personen kan worden gespeeld. “Bij partijen is niet in geschil dat het spel ‘kezen’ al jaren bestaat, getuige het door [B] zèlf ingenomen standpunt dat het spel “al meer dan 20 jaar door Jan en alleman verkocht” wordt, alsmede de stelling van zijn advocaat ter zitting dat in Noord-Holland al sinds jaar en dag “enorm wordt gekeesd”.

Gedaagde i.c. verhandelt het spel Keezbord. Eiser, tevens voormalig mede-vennoot van gedaagde, verhandelt het spel KeezBoard. Bij verzoekschrift van 27 december 2010 heeft gedaagde de voorzieningenrechter verzocht een ex parte-beschikking ex artikel 1019e Rv te geven met bevel tot staking van het vervaardigen, verspreiden en/of verkopen van het spel KeezBoard door eiser, welke ex parte-beschikking op 28 december 2010 is gegeven. Eiser vordert herziening van die beschikking op grond van artikel 1019e lid 3 Rv .

De voorzieningenrechter stelt vast dat het ex parte-verzoek is gebaseerd op een drietal grondslagen, te weten (1) inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht van gedaagde (2) inbreuk op het auteursrecht van gedaagde en (3) slaafse nabootsing door eiser. Inzake rechtsvorderingen betreffende Gemeenschapsmodellen is de rechtbank ’s-Gravenhage uitsluitend bevoegd. Blijkens artikel 1019 Rv is artikel 1019e niet van toepassing op vorderingen uit slaafse nabootsing.

De ex parte-beschikking is derhalve uitsluitend gegeven op grond van de door gedaagde gestelde inbreuk op haar auteursrecht, zodat de gevraagde herziening daarvan eveneens slechts op die grondslag zal (kunnen) worden beoordeeld. Nu zowel het spel zelf als de uiterlijke verschijningsvorm ervan nagenoeg gelijk zijn aan een uitvoering van het oudere Zwitserse ‘Dogspiel’, ontbeert het spel Keezbord naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een eigen oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker, waarmee gedaagde voor dat spel geen auteursrechtelijke bescherming ingevolge de Auteurswet toekomt. Volgt herziening van de ex parte-beschikking.

Lees het vonnis hier.

IEF 9328

Een eenvoudige herhaling

Thoeris: Family Survival PlannerVzr Rechtbank Amsterdam, 23 december 2010, KG ZA 10-2217 SR/BB, Thoeris B.V. tegen Hema B.V.

Auteursrecht. Geschriftenbescherming. Familiekalenders. Gedaagde Hema maakt geen inbreuk op het auteursrecht van eiser m.b.t. gedaagdes gehele Familie Survival Planner (een maandkalender voor afspraken en activiteiten van het gezin), maar wel op lijstje telefoonnummers op de achterkant van de kalender dat zij bijna letterlijk heeft overgenomen. Hema hoeft de kalenders echter niet te vernietigen, nu zij “de mogelijkheid heeft het lijstje daaruit te verwijderen.” Geen slaafse nabootsing: "verdedigbaar [is] dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren (...) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten is afgeweken van de Family Survival Planner. "

Auteursrecht kalender: 1.1. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de familiekalender van Hema als een inbreuk op het auteursrecht op de Family Survival Planner kan worden aangemerkt. Ook hier geldt dat naar de totaalindrukken van beide kalenders moet worden gekeken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft, in tegenstelling tot hetgeen Thoeris heeft betoogd, de familiekalender een andere totaalindruk dan de Family Survival Planner. Wanneer de afzonderlijke elementen met elkaar worden vergeleken, zijn tal van verschillen te benoemen die bijdragen aan de verschillende totaalindrukken. Het meest in het oog springende voorbeeld daarvan is het verschil in uitstraling van de beide kalenders. Daar waar in de Family Survival Planner, zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde, met veel kleuren, tekeningen en fotoplaatjes is gewerkt waardoor deze kalender een bonte kleurrijke uitstraling heeft, is de familiekalender van Hema strakker en soberder. De familiekalender van Hema heeft veel minder kleuren en tekeningen en daarin zijn geen fotoplaatjes opgenomen. Daarnaast is in de familiekalender van Hema meer gebruik gemaakt van zogenoemde krabbeltekeningetjes dan in de Family Survival Planner waarin strakkere tekeningen staan. Weliswaar heeft Thoeris gesteld dat zij in haar kalenders ook altijd veel gebruik maakt van krabbeltekeningetjes maar in de Family Survival Planner van 2011 zijn deze krabbeltekeningetjes nog maar sporadisch aanwezig.

Een ander verschil is dat de lege ruimtes op de verschillende pagina’s in de familiekalender van Hema op een geheel andere wijze zijn ingevuld en vormgegeven dan in de Family Survival Planner. Zo is bij de Family Survival Planner gebruikt gemaakt van uitgebreide themateksten, tips en recepten terwijl in de familiekalender deze teksten niet voorkomen. Daarnaast is de enige overeenkomende titel van de lege ruimtes ‘niet vergeten’ en heeft Hema voor de overige lege ruimtes andere titels gebruikt (‘to do kids’, ‘to do mama/papa’ in de familiekalender en ‘notes’, ‘doen’, ‘voornemens’, ‘bellen’ en ‘kopen’ in de Family Survival Planner).
Wel kan aan Thoeris worden toegegeven dat het erop lijkt dat Hema op enkele punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner, waar het ook anders had gekund, althans zich door de Family Survival Planner heeft laten inspireren. Gedacht wordt daarbij met name aan het formaat, de ophangring, de ingebonden stickervellen met kleurige stickertjes en het lijstje met belangrijke telefoonnummers op de laatste pagina van de kalender. Voor de stickertjes geldt overigens wel weer dat de teksten en symbolen die erop staan niet hetzelfde zijn. Genoemde gelijkenissen worden voorshands echter te gering geacht om van een auteursrechtinbreuk op de gehele Family Survival Planner van Thoeris te kunnen spreken. In het auteursrecht geldt immers dat men zich mag laten inspireren door anderen. Vooralsnog kan ook niet worden gezegd dat het zoeken van aansluiting of het zich laten inspireren in deze zaak zo ver is gegaan dat van een auteursrechtinbreuk sprake is. Om dat te kunnen beoordelen is een nader onderzoek naar de feiten nodig waarvoor het kort geding zich niet leent.

Geschriftenbescherming: 1.2. Voor wat betreft het lijstje met belangrijke telefoonnummers dat zich achterin de kalender bevindt (verder ook het lijstje) geldt het volgende. Het lijstje kan beschouwd worden als een geschrift als bedoeld in artikel 10 lid 1 onder 1 Auteurswet. Derhalve rust op het lijstje auteursrecht. Hema heeft het lijstje in haar familiekalender qua volgorde en benamingen bijna letterlijk overgenomen. Alleen heeft zij in plaats van ‘landelijk alarm 112’ ‘alarmnummer’ gezet en in plaats van ‘landelijke politie (geen spoed) 0900 8844’ ‘politie’ opgenomen. Verder is het lijstje identiek, waarbij met name opvalt dat ook Hema heeft vermeld ‘oma en opa’ terwijl het gebruikelijker is om ‘opa en oma’ te zeggen. Voldoende aannemelijk is derhalve dat Hema dit lijstje ontleend heeft aan het lijstje van Thoeris. Het gaat immers bijna geheel om een eenvoudige herhaling. De wijziging voor wat betreft landelijk alarm en landelijke politie is zo gering dat niet gezegd kan worden dat het lijstje van Hema in haar familiekalender een oorspronkelijk werk is. Het voorgaande betekent dat Hema inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Thoeris op het lijstje.
 
(…)

Slaafse nabootsing: 1.3. Weliswaar is verdedigbaar dat Hema zich op zijn minst heeft laten inspireren door de Family Survival Planner van Thoeris (en -zoals hiervoor reeds weergegeven- op sommige punten duidelijk aansluiting heeft gezocht bij de Family Survival Planner) maar dat neemt niet weg dat Hema op tal van andere punten -waarvoor verwezen kan worden naar hetgeen onder 4.2 is overwogen- is afgeweken van de Family Survival Planner, zodat bij een gemiddelde oplettende consument voorshands geen sprake is van verwarring. Daar komt bij dat de Family Survival Planner en de familiekalender niet in dezelfde winkel of via dezelfde website te koop zijn en de kalenders een aanzienlijk prijsverschil kennen. Nu voorshands geen sprake is van verwarring, kan de familiekalender niet als een slaafse nabootsing van de Family Survival Planner worden aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

IEF 9327

Onvoldoende afwijking

Rechtbank Breda, 5 januari 2011, HA ZA 10-594, Michael Miller Fabrics c.s. tegen Nooteboom textiel B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Dessins.  Gedaagde maakt middels uit China (“haar toeleverancier uit het verre oosten”) geïmporteerde kledingstoffen inbreuk op het auteursrecht van eisers m.b.t. kleding- en textieldessins. De dessins zijn aan te merken al auteursrechtelijk beschermde werken (“de gebruikte gangbare vormen zijn slechts als uitgangspunt genomen”) en de overeenstemmende ontwerpen van gedaagde wijken daarvan onvoldoende af om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is.  De inbreuk is gedaagde bovendien toe te rekenen: “van een grote onderneming (…) met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs.”

3.10. De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC c.s. van oordeel dat aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Voor alle designs geldt dat geen sprake is van louter banale of triviale vormgeving. De wijze waarop Michael Miller Fabrics LLC c.s. met de gangbare vormen als uitgangspunt tot hun designs zijn gekomen vergt creatieve keuzes op het gebied van vormgeving, detaillering en kleurstelling. De designs dragen door die creatieve keuzes ten aanzien van vormgeving, detaillering en kleurstelling in onderling verband en samenhang bezien het persoonlijk stempel van de maker en zijn op deze wijze aan te merken als werk in de zin van de Auteurswet. Het is de rechtbank voorts niet aannemelijk geworden dat sprake is van ontlening. Als de door Nooteboom Textiel BV in het geding gebrachte voorbeelden van designs van derden al eerder in het openbaar zouden zijn gebracht geldt dat die designs met de designs slechts gemeenschappelijk hebben de gangbare vormen die Michael Miller Fabrics LLC c.s. als uitgangspunt heeft genomen.

3.12.3 (…) Doordat zoveel van het auteursrechtelijk beschermde werk is overgenomen nemen de door Nooteboom Textiel BV geschetste afwijkingen het beeld van een overeenstemmende totaalindruk niet weg. Er is derhalve onvoldoende afwijking in het design van Nooteboom Textiel BV om te kunnen oordelen dat van ontlening geen sprake is. (…).

3.12.4. Samenvattend geldt dat ten aanzien van alle designs van Michael Miller Fabrics LLC c.s. sprake is van ontlening behoudens ten aanzien van het design Flowery Stripes. De subsidiaire grondslag, te weten dat sprake is van slaafse nabootsing, is wat betreft dat design eveneens verworpen.

3.14 (…) De rechtbank is met Michael Miller Fabrics LLC C.S. van oordeel dat van een grote onderneming als Nooteboom Textiel BV, met activiteiten in een groot aantal Europese landen en met een lange historie in de stoffenbranche, mag worden aangenomen dat het haar als professional bekend is dat in de stoffenbranche ontlening voorkomt. Zij had het risico dat ontlening aan de orde was moeten uitsluiten, althans ten minste te verkleinen door zich te vergewissen van de oorsprong van de door haar ingekochte designs. De vraag hoe diepgaand Nooteboom Textiel BV zich in die oorsprong had moeten verdiepen kan onbesproken blijven. Nooteboom Textiel BV heeft immers in het geheel geen vragen gesteld aan haar toeleverancier uit het verre oosten. Waar zij dat wel had moeten doen luidt het oordeel dat het feit dat inbreuk is gemaakt naar de in het verkeer geldende opvattingen aan haar behoort te worden toegerekend.

Lees het vonnis hier meer afbeeldingen hier.

IEF 9313

Traditionele aquaria en design aquaria

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 december 2010, KG ZA 10-1387, Reef-One Ltd. tegen Aquadistri B.V.

Auteursrecht. Modellenrecht. Aquaria. Kort geding als onderdeel van breder, internationaal, geschil. Reef-One is houdster van twee Gemeenschapsmodellen m.b.t. aquaria en verhandelt wereldwijd de zogenoemde biOrb-Life aquaria. Gedaagde Aquadistri heeft op de Dibevo-vakbeurs gesteld inbreukmakende aquaria tentoongesteld die afkomstig zijn van de Chinese firma Himat en worden aangeboden onder de naam visiOn.

Inbreuk auteursrecht aangenomen, inbreuk op modelrecht afwezen: “de modelbeschermwaardige trekken – die zij in dit kort geding heeft geadstrueerd met een verwijzing naar de door haar naar voren gebrachte auteursrechtelijk beschermde trekken – blijken onvoldoende uit deze Gemeenschapsmodelregistraties”

Auteursrecht:  4.2. (…) het auteursrecht op de biOrb-Life aquaria is gebaseerd op creatieve keuzes met betrekking tot de combinatie voor ieder van de biOrb-Life aquaria van de opake kunststof zij- en bovenkant (het meest kenmerkende element van de ontwerpen), de afgeronde hoeken, de hoogte/breedteverhouding, het kleurgebruik en de vormgeving van het deksel en de voet van het aquarium, zoals Reef-One voorshands geoordeeld terecht naar voren brengt. Naar voorlopig oordeel heeft, mede gelet op de in het geding gebrachte niet steekhoudend bestreden afbeeldingen van aquaria waarmee is beoogd een indruk te geven van het vormgevingsserfgoed, in ieder geval bedoelde combinatie van kenmerken een oorspronkelijk karakter die het persoonlijk stempel van de maker draagt en zijn de biOrb-Life aquaria te beschouwen als auteursrechtelijk beschermde werken. Het verweer van Aquadistri aan de hand van haar ter zitting getoonde beweerdelijke eigen ontwerpen voor aquaria met afgeronde hoeken in dit verband faalt, omdat deze voorshands geoordeeld in de verste verte niet in de buurt komen van het ontwerp van Reef-One, zodat hieraan geen betekenis wordt toegekend.

4.3. Aquadistri heeft voorts bestreden dat de totaalindruk van de visiOn aquaria te weinig afwijkt van de biOrb-Life aquaria, zoals Reef-One aanvoert. Voor de visiOn aquaria die onderwerp zijn van dit kort geding geldt evenwel dat zij zodanig met de biOrb-Life aquaria overeenkomen dat voorshands sprake is van ontlening. Voor de visiOn aquaria zijn naar voorlopig oordeel met name de in 4.2. genoemde auteursrechtelijk beschermde kenmerken (opake kunststof zij- en bovenkant, afgeronde hoeken, hoogte/breedte-verhouding, kleurgebruik, vormgeving van deksel en voet) van de rechthoekige biOrb-Life aquaria in belangrijke mate overgenomen, althans is onvoldoende afstand bewaard van deze auteursrechtelijk bechermde trekken van de biOrb-Life aquaria. De nog in enige mate van de totaalindruk van de ontwerpen van Reef-One afwijkende licht uitbollende opake zijvlakken zijn doorvoor naar voorlopig oordeel onvoldoende – mede gegeven de niet inhoudelijk steekhoudend bestreden stelling van Reef-One dat haar ontwerp gelet op het aquariavormgevingserfgoed uniek en bijzonder is.

4.5. De vraag of Aquadistri de visiOn aquaria reeds te koop heeft aangeboden (of zulks dreigt te gaan doen) is voor toewijzing van een auteursrechtinbreukverbod niet bepalend, zoals Aquadistri lijkt te menen. Onder de voorbehouden handelingen valt immers ook het zonder toestemming op een vakbeurs tentoonstellen of in een (product)catalogus opnemen van een met een werk overeenstemmend product. (…)

Modelrecht en onrechtmatig handelen: 4.7. Naar voorlopig oordeel heeft Aquadistri terecht aangevoerd dat onvoldoende uit de tekeningen van de Gemeenschapsmodellen blijkt dat sprake is van inbreuk daarop door de visiOn modellen. Anders gezegd: De door Reef-One ingeroepen modelbeschermwaardige trekken – die zij in dit kort geding heeft geadstrueerd met een verwijzing naar de door haar naar voren gebrachte auteursrechtelijk beschermde trekken – blijken onvoldoende uit deze Gemeenschapsmodelregistraties. Met name worden in de geregistreerde tekeningen geen openingen aan de bovenzijde getoond en is geen sprake van naadloze kunststof zijkanten. Dat alleen al volstaat voor afwijzing van het gevorderde Gemeenschapsmodelinbreukverbod in dit kort geding.

4.8. Reef-One heeft niet gesteld welk belang zij naast een auteursrechtinbreukverbod heeft bij een afzonderlijk verbod op grond van het gestelde onrechtmatig handelen – een vordering die zij ter zitting (uit de dagvaarding blijkt dat niet) als subsidiair heeft geken schetst. De daarop gebaseerde vorderingen zullen mitsdien al op deze grond worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9307

Overname van deze enkele trek

Hauck New AlphaRechtbank ’s-Gravenhage, 22 december 2010, HA ZA 08-1897, Firma Hauck GmbH & Co KG tegen Stokke A.S. c.s. (met dank aan Tobias Cohen Jehoram & Simone Kooij, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Tripp Trapp kinderstoel van Stokke tegen de New Alpha van Hauck (afbeelding). Eindvonnis (tussenvonnis: Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 maart 2010, IEF 873). Inbreuk aangenomen op grond van de door het Hof Den Haag vastgestelde criteria (zie IEF 9132). Geen inbreuk op de morele rechten (verminking) van de ontwerper van de Tripp Trapp. Eerst even voor jezelf lezen.

Auteursrecht: 3.6. In het licht van de hiervoor genoemde uitgangspunten vormt de New Alpha een verveelvoudiging in ongewijzigde vorm van het Tripp Trapp-ontwerp. Evenals de in het arrest van het hof aan de orde zijnde Bambino, ten aanzien waarvan ook Hauck van mening is dat deze stoel "(vrijwel) identiek is" aan de New Alpha (positum 42 dagvaarding), vertoont de New Alpha in ieder geval één van de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp, te weten de schuine staanders waarin rugleuning, zitting en voetenplank zijn verwerkt, zodanig dat van opzij gezien deze elementen wegvallen tegen de achterwaarts hellende staanders. De ruime beschermingsomvang die het hof aan het Tripp Trapp-ontwerp toekent, brengt met zich dat, ook al verschillen de totaalindrukken in die zin dat de L-vorm van staander en ligger in de New Alpha niet aanwezig is, overname van deze enkele trek al tot auteursrechtinbreuk leidt omdat de totaalindrukken die de Tripp Trapp en de New Alpha maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de New Alpha als een nieuw en oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Hieruit volgt tevens dat een vermoeden van ontlening kan worden aangenomen, waarbij geldt dat Hauck niets ter ontzenuwing daarvan heeft gesteld. Integendeel, ter comparitie heeft Hauck verklaard dat zij niet ontkent het ontwerp van Stokke te hebben nagevolgd. De rechtbank is aldus van oordeel dat de New Alpha inbreuk maakt op het auteursrecht van de Tripp Trapp.

Persoonlijkheidrechten: 3.12. Uitgangspunt bij de beoordeling van een beroep op artikel 25 lid 1 sub c en d Aw is of er sprake is van een zodanige verminking dat deze nadeel kan toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid (sub d), dan wel of de maker zich in redelijkheid kan ventten tegen de wijziging van zijn werk (sub c). De nadruk ligt hier dus op de auteur en niet op diens werk. Voorts is er op voorhand minder aanleiding tot inbreuk als hier aan de orde te constateren, indien het - zoals hier - gaat om reproducties/massaproducties en niet om authentieke kunstvoorwerpen waarvan slechts één of enkele exemplaren bestaan. In het onderhavige geval is niet, althans onvoldoende, aannemelijk geworden dat de naam van Opsvik bij het publiek bekend is en geassocieerd wordt met de Tripp Trapp-stoel. Bovendien kan niet gezegd worden dat de vormgeving van de New Alpha een verminking van het ontwerp van de Tripp Trapp oplevert. Het gaat om aangebrachte wijzigingen die op zichzelf geen andere dimensie aan het ontwerp van Opsvik geven en evenmin aan de kwaliteiten van Opsvik als industrieel ontwerper afbreuk doen. In dit licht valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, bovendien niet in te zien dat er sprake is van een wijziging van Opsviks werk waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. De persoonlijkheidsrechten van Opsvik zijn derhalve niet geschonden.

Lees het vonnis hier.