DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 9104

Ondernemersrisico

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1632 WT/JS, Cassina S.P.A. tegen Nature Waters B.V. c.s. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Inbreuk door aanbieden Le Corbusier meubels op veilingsite. Ondernemersrisico: ondernemer is gehouden onderzoek te doen naar eventueel inbreukmakend karakter aan te bieden goederen. Het leveren van bewijs gestelde uitputting komt eveneens voor rekening van de aanbieder en gestelde inbreukmaker. Opdrachtgever voor veiling is (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de producten en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Matiging 1019h proceskosten, o.a. omdat in deze zaak sprake is "van enige standaardisatie."

4.2. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat gedaagden niet hebben betwist dat de meubelstukken van Le Corbusier, zoals de LC2 fauteuil en LC4 chaise longue, auteursrechtelijk beschermde werken zijn (…). Verder hebben gedaagden niet betwist dat de op de veiling aangeboden meubelen identiek of in overwegende mate gelijk zijn aan de meubelmodellen LC2 en LC4 van Le Corbusier. Tenslotte hebben gedaagden niet betwist dat het aanbieden op een veilingwebsite valt onder openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet, en dat het voor de vraag of er sprake is van inbreuk op het auteursrecht niet van belang is of zich een koper heeft gemeld voor het inbreukmakend goed.

4.3. ML Wellness en DM Wellness hebben ten verwere gesteld dat niet valt uit te sluiten dat de aangeboden meubelen, die door een derde worden aangeleverd, mogelijkerwijze originele LC-meubelen zijn die rechtmatig in het verkeer zijn gebracht. Het is volgens hen ook heel wel mogelijk dat het gaat om tweedehands goederen. Zij wijzen erop dat zij Cassina in de gelegenheid hebben gesteld het zogeheten kijkexemplaar, dat zich bevindt op de locatie te Bergeijk, aan een onderzoek te onderwerpen en zij menen dat Cassina ten onrechte heeft verzuimd hierop in te gaan.

4.4. ML Wellness en DM Wellness worden in dit betoog niet gevolgd. Als zij tot verweer willen aanvoeren dat de meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht, zodat sprake is van uitputting van het auteursrecht, dan dienen ML Wellness en DM Wellness feitelijke gegevens te verschaffen omtrent aanschaf en herkomst van de meubels, waaruit dit zou kunnen volgen. Dat hebben zij niet gedaan. Integendeel, de wel bekende gegevens wijzen in een heel andere richting. De leverancier van die artikelen blijkt immers een in Hongkong gevestigde vennootschap, niet een adres in China. Aan de goederen is een in de Chinese munt te betalen prijs verbonden, die wordt aangeduid als fabrieksprijs. Ook blijkt dat de goederen bij verscheping in export karton worden verpakt. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de op de veiling aangeboden meubelen nieuw zijn en in China worden gefabriceerd. Gelet op het vorenstaande kunnen de Wellness-vennootschappen Cassina dan ook niet met succes tegenwerpen dat zij geen nader onderzoek naar de echtheid van de meubelen heeft uitgevoerd.

4.5. De Wellness vennootschappen hebben verder nog aangevoerd, kort gezegd, dat het voor hen ondoenlijk is om steeds met volledige zekerheid te moeten vaststellen of met het op de veiling aanbieden van artikelen inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten, nu het gaat om grote aantallen, veelal door derden aangeleverde goederen met soms onzekere herkomst. Hier moet echter worden geoordeeld dat de feitelijke moeilijkheden die de Wellness vennootschappen bij een dergelijk onderzoek wellicht zullen ondervinden in beginsel voor hen, als professionele organisatoren van veilingen, ondernemersrisico vormen en voorshands geen aanleiding geven voor het oordeel dat zij voor eventuele inbreuken op auteursrechten niet aansprakelijk zijn.

4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van inbreuk op de auteursrechten van de rechthebbenden, onderscheidenlijk op de rechten van Cassina. Derhalve komt de vraag aan de orde wie van gedaagden voor deze inbreuk aansprakelijk moet worden gehouden, waarbij wordt aangetekend dat aansprakelijkheid van de ene gedaagde aansprakelijkheid van de andere gedaagden niet uitsluit.

4.7. Nature Waters heeft aangevoerd dat zij geen inbreuk op enig auteursrecht heeft gemaakt en niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Cassina, omdat zij niet de onderhavige veiling niets van doen heeft. Zij stelt verder dat zij slechts als intermediair optreedt en dat haar rol beperkt is gebleven tot het introduceren bij T. van een derde, die de veiling daadwerkelijk heeft georganiseerd. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Uit de bedrijfsomschrijving van Nature Waters blijkt dat zij zich, onder andere onder de naam Crash House, daadwerkelijk bezighoudt met de in- en verkoop van goederen en de organisatie van veilingen. Uit de mededelingen van T. volgt dat S. opdracht heeft gegeven voor de veiling. En verder wordt geoordeeld dat een en ander strookt met de e-mail van Strop van 25 mei 20 10 aan mr. Dogan (zie 2.7) waarin S. zich helemaal niet op het standpunt stelt dat hij met deze veiling niets van doen heeft. S. schrijft weliswaar dat hij persoonlijk niet op de locatie Bergeijk aanwezig is geweest en dat derden de veiling verzorgen, maar dat betekent niet dat hij geen opdrachtgever van de veiling is. Ook schrijft hij de gang van zaken te betreuren en de verantwoordelijke personen aansprakelijk te zullen stellen. Gelet op het voorgaande moet Nature Waters als contractspartij van T. worden aangemerkt. Nature Waters is derhalve als opdrachtgeefster voor deze veiling (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de meubelen en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Dat Nature Waters bezig is een franchiseformule ontwikkelen voor internetveilingen, zoals zij nog heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om over het voorgaande anders te oordelen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9100

Gebruikte namaak

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1433 WT/PvV, Cassina S.P.A. tegen R. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk op auteursrecht en merkenrecht door het ondanks eerdere toezeggingen, herhaaldelijk verhandelen van nagemaakte Le Corbusier-meubels op Marktplaats.nl. Dat het doorverkopen van gebruikte meubelen zou betreffen doet daar niet aan af. “Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht.” Vordering afgifte tot vernietiging toegewezen. Splitsing proceskosten m.b.t. periode vóór en na implementatietermijn 1019h.  In citaten:

2.8. In een e-mail van 23 juni 2010 heeft R. het volgende, voor zover hier van belang, aan mr. Dogan meegedeeld: ."I have done nothing agains your copy writes laws, because if I did try selling something similar to your casina products is all been advertised as USED, in my  apartment! Yes, years ago I told you that I would nor use your trade mark name, and I have NOT!'".

(…)  4.4. Voor wat betreft het auteursrecht is dat het geval, omdat de door R. ter verkoop aangeboden meubels een niet geoorloofde verveelvoudiging vormen van de LC2 modellen waarvan Cassina licentiehouder is. R. heeft immers niet betwist dat de originele LC2 modellen, waarvan door de rechthebbende aan Cassina een licentie is verstrekt om die te fabriceren, een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen, noch dat de door hem met een verwijzing naar de maker (Le Corbusier) en met gebruik van de door de maker aan het ontwerpen gegeven naam (LC2) aangeboden meubelmodellen vrijwel gelijk zijn aan die van de originelen, zodat de nagemaakte modellen op grond van het auteursrecht als inbreukmakende producten kunnen worden aangemerkt. Dat, zoals door R. gesteld, de door hem aangeboden meubels gebruikt zijn, maakt dat niet anders. Daarvoor is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de aangeboden meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht. Van uitputting van het auteursrecht, indien het verweer van R. zo moet worden begrepen, is hier derhalve geen sprake.

(…) 4.6. Tevens is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat R. met de in geding zijnde advertentie inbreuk maakt op het merkrecht van de rechthebbende en Cassina. In de advertentie maakt R. immers gebruik van het woordmerk Le Corbusier om het publiek duidelijk te maken dat de door hem aangeboden meubelmodellen gelijk zijn aan de meubelontwerpen van Le Corbusier. Het relevante publiek zal. zoals door Cassina gesteld, de meubelmodellen onder die aanduiding (ten onrechte) identificeren als afkomstig van deze bekende meubelontwerper. Nu de door R. aangeboden meubelmodellen evenwel niet van de rechthebbende op het woordmerk Le Corbusier afkomstig zijn, is voldoende aannemelijk dat daarmee verwarring bij het relevante publiek kan ontstaan, dan wel dat aldus afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk. Voorshands kan Cassina R. het gebruik van het woordmerk Le Corbusier dan ook op grond van artikel 2.20, eerste lid, BVIE ontzeggen. Ook de vordering om R. te veroordelen de inbreuk op het woordmerk Le Corbusier te staken en gestaakt te houden, zal daarom worden toegewezen. Het tevens gevorderde verbod op het gebruik van het beeldmerk Le Corbusier zal evenwel worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat R. dat beeldmerk in zijn advertentie(s) heeft gebruikt.

4.7. Tevens zal R. worden veroordeeld om de bij hem in voorraad gehouden inbreukmakende meubelmodellen, waaronder de drie door hem ter verkoop aangebonden LC2 meubelmodellen, ter vernietiging aan Cassina af te geven. Artikel 28, eerste lid, van de Auteurswet (Aw) geeft aan Cassina immers de bevoegdheid om niet geoorloofde verveelvoudigingen, waarvan hier sprake is, als haar eigendom op te eisen dan wel vernietiging of ongebruikmaking daarvan te vorderen. Dat R. stelt rechtmatig eigenaar te zijn van de door hem ter verkoop aangeboden LC2 meubelmodellen maakt dat niet anders. Dat doet aan de aan Cassina, dan wel de rechthebbende op het auteursrecht op de LC-meubelmodellen, in artikel 28, eerste lid, Aw gegeven bevoegdheid niet af. Nu R. zich bovendien niet heeft gehouden aan zijn eerdere toezegging(en) om geen inbreuk meer te zullen maken op de auteursrechten van Cassina wordt daarin voorts aanleiding gezien om geen vergoeding voor de door R. af te dragen meubelmodellen aan Cassina te gelasten.

(…) 4.10. R. zal als de in grotendeels het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Cassina heeft veroordeling van R. in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv gevorderd. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Cassina heeft haar vordering onderbouwd met specificaties van de werkzaamheden die de door haar ingeschakelde advocaten in de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 en in de periode van 8 juni 2010 tot en met 7 september 2010 (deels geschat) hebben verricht. De advocaatkosten zijn daarbij op een bedrag van in totaal EUR 7.930,79 begroot. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat naar voorlopig oordeel de gevorderde advocaatkosten voor de periode van 24 november 2005 tot en met 27 januari 2006 niet toewijsbaar zijn. Weliswaar speelde ook toen een ;vergelijkbare inbreuk door R. op de intellectuele eigendomsrechten van Cassina, maar de implementatietermijn van artikel 1019h RV is pas op 29 april 2006 verstreken. Mede gelet op de vele jaren die sinds de inbreuk eind 2005/begin 2006 zijn verstreken komt het onbillijk voor om ook de toen gemaakte advocaatkosten in de onderhavige proceskostenveroordeling te betrekken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9095

Nog daargelaten

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 15 september 2010, LJN: BN7183, Architectuur Dille & Spaas B.V tegen Gedaagde

Auteursrecht. Althans, vordering  tot betaling en schadevergoeding, onder andere vanwege de gestelde onrechtmatige overdracht aan derden van tekeningen en berekeningen van eiser, een onbetaald gebleven architect. De rechtbank oordeelt dat een dergelijke overdracht echter geen inbreuk, maar alleen een tekortkoming oplevert van de principaal jegens de architect, waarbij de rechtbank nog opmerkt: “Voorshands is de rechtbank van oordeel dat aanvaarding van de opdracht tot het vervaardigen van een auteursrechtelijk beschermd ontwerp de toestemming van de auteursrechthebbende insluit tot het (doen) uitvoeren van dit ontwerp”

3.2. (…) Tenslotte verwijt de architect [gedaagde] dat deze, hoewel bekend met de auteurs- en eigendomsrechten van de architect ten aanzien van de door haar vervaardigde tekeningen en berekeningen, bedoelde tekeningen en berekeningen aan de kopers van de onroerende zaken heeft overgedragen. Dit levert een toerekenbare tekortkoming op, althans een onrechtmatige daad, en daarmee schadeplichtigheid jegens de architect.

4.1. Voor zover de architect haar vordering stoelt op de aan [gedaagde] verweten inbreuk op haar auteursrechten terzake de tekeningen en berekeningen moet deze worden afgewezen. Nog daargelaten of de architect zich op grond van het auteursrecht te weer kan stellen tegen (eenmalige) uitvoering van haar ontwerp door haar opdrachtgever dan wel diens rechtsverkrijgenden – voorshands is de rechtbank van oordeel dat aanvaarding van de opdracht tot het vervaardigen van een auteursrechtelijk beschermd ontwerp de toestemming van de auteursrechthebbende insluit tot het (doen) uitvoeren van dit ontwerp – zou een eventuele schending van dit auteursrecht door de principaal, daaruit bestaande dat het ontwerp aan een derde wordt overgedragen zonder dat de architect doorvoor is betaald of daarmee heeft ingestemd hooguit een tekortkoming opleveren van de principaal jegens de architect. Het enkele feit dat de bestuurder van de principaal bekend is met de auteursrechten van de architect alsook met de eventuele inbreuk die een overdracht van het ontwerp op diens auteursrechten met zich brengt leidt er op zichzelf nog niet toe dat die bestuurder – naast de principaal – persoonlijk aansprakelijk is jegens die auteursrechthebbende. Feiten of omstandigheden die zulks in dit geval anders maken zijn gesteld noch gebleken. Daarbij ware nog op te merken dat bij gebreke van een nadere toelichting bovendien niet valt in te zien hoe de aansprakelijkheid van de bestuurder voor een eventuele auteursrechtschending kan leiden tot de schade zoals de architect stelt dat zij die heeft geleden, bestaande uit het onbetaald blijven van haar openstaande facturen van 2005 ter zake de eindafrekening van haar werkzaamheden.
 
Lees het vonnis hier.

IEF 9094

Een ontwerp van een woning

Gerechtshof Leeuwarden, 14 september 2010,  LJN: BN7319, Bewon Buri tegen Bouwmaatschappij Vuurboom B.V.
 
Auteursrecht. Eindarrest na tussenarrest m.b.t. deskundigenbericht. Inbreuk op auteursrecht ter zake van een ontwerp van een woning. Bepaling van de omvang van de schadevergoeding. Geen 1019h proceskostenveroordeling. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (wie over het vonnis van de rechtbank beschikt mag het vanzelfsprekend mailen).
 
11.  Mede gelet op het vorenstaande acht het hof de bezwaren van [appellant] tegen het deskundigenbericht ongegrond. Het hof zal op basis van de antwoorden van de deskundige de vergoeding vaststellen die [appellant] toekomt voor het gebruik dat Vuurboom van zijn ontwerp heeft gemaakt. Het hof bepaalt die vergoeding op € 12.000,-. Vuurboom heeft voor bedoeld gebruik reeds een bedrag van € 4.952,-aan [appellant] betaald, zodat resteert een te betalen bedrag van € 7.048,-. Het eveneens door Vuurboom betaalde bedrag van € 935,- (de door partijen afgeronde helft van de factuur van 5 januari 2000, zie tussenarrest 20 januari 2009, ro. 2) komt hierop niet in mindering, aangezien dit bedrag blijkens het over en weer gestelde en de vermelding op de genoemde factuur een vergoeding inhoudt voor de door Bewon gemaakte kosten voor aanpassing van het ontwerp Orion.

12.  Ten aanzien van de mede gevorderde immateriële schadevergoeding heeft [appellant] aangevoerd dat Vuurboom ten onrechte niet zijn naam heeft vermeld bij de publicatie van het werk in de regionale kranten en de etalage van de verkopende makelaar en dat Vuurboom de naam van een ander bouwkundig bureau heeft vermeld op de tekening (hof: zie artikel 25 lid 1 onder a en b Aw). Zodoende heeft Vuurboom geprofiteerd van zijn werk en reputatie, aldus van der Beek. [appellant] stelt zich hieraan te hebben geërgerd. Het aanbod van Vuurboom om alsnog te worden vermeld op het bouwbord doet hieraan volgens hem niet af.

13.  Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij naast vermogensschade ook ander nadeel heeft geleden dat voor vergoeding in aanmerking dient te komen. De geleden vermogensschade acht het hof voldoende verdisconteerd in de hierboven vastgestelde vergoeding. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.

14.  De mede gevorderde verbodsactie zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen, met matiging en maximering van de dwangsommen als na te melden.

15.  De vordering tot afgifte van door Vuurboom gemaakte bouwtekeningen is niet toegelicht, terwijl het belang van die vordering naast het reeds te geven verbod zonder toelichting niet valt in te zien. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.

(…)

20.  Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof als volgt. Een aanzienlijk deel van het debat had tot inzet de vraag of [appellant] een auteursrecht toekomt. In zoverre is Vuurboom geheel in het ongelijk gesteld. Voor het overige ging het debat vooral over de omvang van de schade. Alhoewel het hof het toe te wijzen bedrag behoorlijk lager heeft vastgesteld dan is gevorderd, blijft toch een substantieel door Vuurboom te betalen bedrag over. Al met al moet Vuurboom als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom wordt zij veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, inclusief de kosten van de in hoger beroep ingeschakelde deskundige. De aan de zijde van [appellant] te liquideren advocaatkosten worden begroot overeenkomstig tarief II, in eerste aanleg 2 punten en in hoger beroep het maximum van 3 punten.

Lees het arrest hier

IEF 9074

Een pleitbare inbreukargumentatie

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 september 2010, gevoegde zaken KG ZA 10-883, Wins-Holland B.V. tegen Hema B.V. en KG ZA 10-944, Hema B.V. tegen Action Non-Food B.V. (met dank aan Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten). 

Auteursrecht. Hema stelt dat Action door de verhandeling van een wegwerptaartplateau inbreuk maakt op Hema’s auteursrecht m.b.t. tot haar wegwerptaartplateau ‘Tast Toe!’ (afbeelding boven, een aan Hema overgedragen ontwerp van de winnares van de jaarlijkse Hema ontwerpwedstrijd). Action’s leverancier Wins-Holland verzet zich tegen de gestelde inbreuk en eist daarnaast een wapperverbod.

De voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk. Afwijkende totaalindruk, zelfs als “de vormgeving als dun kartonnen wegwerpartikel als creatieve keuze wordt meegwogen.” Geen wapperverbod: “niet gezegd kan worden dat Hema handhaafde tegen beter (behoren te) weten in”, ook omdat partijen “de laatste jaren verschillende keren de degens hebben moeten kruisen vanwege (andere) intellectuele eigendomsinbreuken door Action, waarbij Hema telkens aan het langste eind trok.” De toezegging van Wins tot niet-verhandelen tijdens procedure doet niet af aan spoedeisendheid.

Spoedeisendheid: 5.2. Action stelt te hebben toegezegd dat zij hangende de uitkomst van de zaak (…) de gewraakte taartplateaus van de markt te zullen houden en bij toewijzing van een inbreukverbod in die zaak alsnog een met boete versterkte onthoudingsverklaring te zullen tekenen. Dat kwalificeert - anders dan Action aanvoert - niet als een ondubbelzinnige en niet-vrijblijvende onthoudingsverklaring die volgens de stand van de rechtspraak spoedeisend belang zou ontnemen aan een vordering in kort geding (…).

Auteursrecht: 5.4. Hema stelt uitdrukkelijk voorop dat het haar primair om de vormgeving van de taartplateaus gaat, niet zozeer om de daarop aangebrachte prints. De prints van Wins wijken overigens voldoende af - ook de hiervoor getoonde "polkadot prints", zo wordt voorlopig geoordeeld. De (net) voldoende geoordeelde afwijkende vormgeving van de "poten" van de taartplateaus van Wins beschouwd ten opzichte van die van het Tast Toe! ontwerp van Hema, maken dat niet gesproken kan worden van ontlening in auteursrechtelijke zin.

De Tast Toe! poten zijn "strak" vormgegeven. Volgens Hema kenmerken de poten zich door hun sierlijk omhoog krullende rondingen aan de buitenkant met inkepingen in het midden van de poten; of in de bewoordingen van Action ten pleidooie: Een rechte onderkant met een dikke ronde krul. De poten van de aangevallen plateaus van Wins en Action zijn anders vormgegeven in wat Wins aanduidt met een "Hindeloopen"-variant: niet recht ter hoogte van de bodem onderaan, maar met een krullend vormgegeven inkeping/uitsparing naar het uiteinde van de poten toe en aan de bovenzijde niet geprononceerd enkelvoudig bol/rond doorlopend met een scherpe, puntvormige inkeping na het enkelvoudig dik-bolvomige uiteinde, zoals in het Tast Toe! ontwerp, maar - bij het Wins ontwerp - juist als het ware twee kleinere bolvormen met een scherpe krukvormige inkeping in het midden, zodat een heel andere afwerking ontstaat (een "gegolfde krul" volgens Action ten pleidooie). Dat verschaft een veel minder "strakke", eerder een "klassieke" of zo men wil 'barokke" indruk aan het ontwerp, die naar voorlopig oordeel zodanig bepalend is voor de totaalindruk, dat niet kan worden gesproken van inbreuk op het Tast Toe! ontwerp. De ruimte voor afwijking aan de overige elementen van het ontwerp voor een dun kartonnen wegwerp taartplateau (het idee. daarvoor is niet auteursrechtelijk te beschermen), met name dat dit de (doorgaans) ronde standaardtaartvorm volgt en dat de houders van de poten aan de bovenzijde van het plateau afgerond zijn, wordt vanwege aspecten van technische bepaaldheid voorshands beperkt geoordeeld. Maar ook als dat anders zou moeten worden gezien en de vormgeving als dun kartonnen wegwerpartikel als creatieve keuze wordt meegewogen, is door de eerder genoemde voldoende anders vormgegeven poten sprake van een afwijkende totaalindruk.

Wapperen: 5.9. Daarvan is in de onderhavige zaak evenwel onvoldoende aannemelijk geworden. Van een sommatie gericht tegen het aangevallen ontwerp van Wins kan niet gezegd worden dat dit een handhavingshandeling van Hema tegen beter (behoren te) weten in betreft, omdat er onmiskenbaar ook een aantal in het oog springende overeenkomsten tussen het ontwerp Tast Toe! en dat van Wins bestaan, die een onderbouwde en "pleitbare" inbreukargumentatie kunnen dragen. Dat de voorlopige afweging in dit kort geding na wisseling van argumenten in en buiten rechte anders uitvalt, nu het inbreukverbod zal worden afgewezen vanwege de (net) voldoende anders vormgegeven poten, maakt dat niet anders. Anders dan Wins betoogt, verschaft het aangedragen (overigens goeddeels onvoldoende eenduidig voorafgaand aan het Tast Toe! ontwerp gedateerde) "vormgevingserfgoed" geen geschikt argument ten betoge dat Hema had behoren te weten dat het Tast Toe! ontwerp geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Hema heeft - gesteld in de sleutel van voorlopige beoordeling van het gevorderde "wapperverbod" - mogen menen auteursrechthebbende te zijn met betrekking tot het ontwerp voor de Tast Toe!, gelet op de door haar geproduceerde akte van overdracht. Bovendien heeft zij jarenlang Tast Toe! taartplateaus als (uitsluitend) van haar afkomstig op de markt gebracht De vraagtekens, geplaatst door Wins, bij de reikwijdte van bedoelde auteursrechtoverdracht, nu de in de akte van overdracht genoemde bijlage niet is geproduceerd in dit kort geding, brengen hier geen wijziging in; voor Hema en Hennink is volstrekt helder geweest dat voorwerp van overdracht van auteursrecht het prijswinnende Tast Toe! ontwerp was. Als eerder aangegeven staat de vormgeving van dat ontwerp los van de (verscheidene) prints waarin de Tast Toe! op de markt wordt gebracht. Ook dit maakt derhalve niet dat gezegd kan worden dat Hema handhaafde tegen beter (behoren te) weten in.

5.10. Bij de beoordeling van het gevorderde "wapperverbod" kan ten slotte (eveneens ten overvloede) worden meegewogen dat Hema en Action de laatste jaren verschillende keren de degens hebben moeten kruisen vanwege (andere) intellectuele eigendomsinbreuken door Action, waarbij Hema telkens aan het langste eind trok.

Lees het vonnis hier

IEF 9068

Maakt niet alsnog bevoegd

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 1 september 2010, HA ZA 10-701, JunkTrunk Nederland tegen Wehkamp B.V. (met dank aan Lars Bakers & Charlotte Vrendenbarg, Bingh Advocaten).

Modellenrecht. Auteursrecht. Bevoegdheidsincident m.b.t. gestelde inbreuk op Gemeenschapmodel speelmeubelset. Rechtbank ’s-Gravenhage is bij uitsluiting bevoegd, Andere ten grondslag gelegde gronden doen daar niet aan af.

2.4. Vast staat dat de vorderingen van P. mede gebaseerd zijn op een inbreuk op een gemeenschapsmodel zodat de rechtbank te 's-Gravenhage bij uitsluiting bevoegd is van deze vorderingen kennis te nemen. Dat P. aan de vorderingen ook andere gronden ten grondslag heeft gelegd maakt niet dat de rechtbank Zwolle-Lelystad alsnog bevoegd is over de aan de vorderingen ten grondslag gelegde inbreuk op het modelrecht te oordelen. Dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingevolge artikel 90 van de Verordening in geval van een voorlopige of beschermende maatregel wel bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen doet - wat daar verder ook van zij - aan het voorgaande niet af. Het betreft hier immers geen procedure inzake een voorlopige of beschermende maatregel maar een bodemprocedure.

Lees het vonnis hier.

IEF 9036

De verantwoordelijkheid van derden

Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2010, KG ZA 10-1327, Cassina S.p.A. tegen gedaagden (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Meubels Le Corbusier. Inbreuk op de auteursrechten van Le Corbusier en op het woord/beeldmerk ‘Le Corbusier’ door gedaagden die middels hun eigen websites en advertentiewebsites tussen januari 2010 en juli 2010 meubelmodellen te koop heeft aangeboden die nagenoeg identiek zijn aan de meubelmodellen van Le Corbusier.

Spoedeisend belang aangenomen ondanks de constatering van het aanbod in januari 2010. Dat Cassina niet meteen in januari 2010 actie heeft ondernomen, ontneemt haar niet een spoedeisend belang, aangezien de beoordeling van het spoedeisend belang dient te geschieden naar de toestand ten tijde van dit vonnis.

Het verweer van gedaagden te goeder trouw te hebben gehandeld wordt verworpen. Het komt voor haar rekening en risico dat zij mogelijk niet op de hoogte was van haar rechten en plichten, nu zij zich als professional op deze markt begeven. Dat zij beginners zijn in de meubelbranche maakt dat niet anders.

Het verweer van gedaagden dat het de verantwoordelijkheid van derden is dat de meubelmodellen nog zichtbaar zijn via de advertentiewebsites wordt verworpen. Gedaagden hebben erkend dat de advertenties op haar initiatief op de andere sites terecht zijn gekomen en zij derden een volmacht heeft gegeven om haar producten met korting aan te bieden. De derden zijn derhalve gevolmachtigd namens gedaagden om de advertenties te plaatsen. Het ligt op haar weg om alles in het werk te stellen om het aanbod en de afbeeldingen van de meubels en het merk ‘Le Corbusier’ van deze sites te doen verwijderen. Het verbod wordt toegewezen, de overige vorderingen grotendeels.

Lees het vonnis hier.

IEF 9003

Kasteel Almere

Hoge Raad, 9 juli 2010, LJN: BM5712, Greenlir B.V. tegen verweerder

Auteursrecht, althans verbintenissenrecht met een auteursrechtelijke component. Uitleg overeenkomst en licentie. De oorspronkelijke projectontwikkelaar (TBZ) en de architect van het bouwproject "Kasteel Almere" hebben een afspraak gemaakt over de verdeling van de opbrengst bij verkoop van plan en tekeningen voor dit project. Het geschil gaat over de vraag of deze verdelingsafspraak ook ziet op een overeenkomst die de architect heeft gesloten met een opvolgende projectontwikkelaar (Het Pakhuis), die het project verkreeg na uitwinning door de bank van haar zekerheidsrechten op de oorspronkelijke projectontwikkelaar.

De Hoge Raad doet de zaak af op art. 81 RO, geen rechtsvragen, maar de conclusie van A-G Wissink gaat wel in op de auteursrechtelijke kanten van het geschil. Onder andere:

3.34.2 De verdelingsafspraak ziet volgens het hof op de verkoop van het plan/de tekeningen voor de realisatie van projecten elders (buiten Almere). Indien de overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis deze laatste de bevoegdheid zou geven het plan/de tekeningen te gebruiken voor de realisatie van projecten elders, dan zou de verdelingsafspraak m.i. van toepassing zijn. De overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis geeft deze bevoegdheid echter niet aan Het Pakhuis, nu deze bevoegdheid naar het oordeel van het hof geconcentreerd was in de licentie (zie hierboven punt 3.21.3). Nu zou het in theorie zo kunnen zijn, dat de overdracht van een auteursrecht aan een derde afbreuk doet aan een eerder gegeven licentie, nu de licentie veelal in verbintenisrechtelijke termen wordt geduid en een derde daarom daaraan niet automatisch is gebonden. Het hof gaat er echter kennelijk van uit dat een overdracht van het auteursrecht door [verweerder] aan Het Pakhuis niet van invloed is op de licentie. Gezien het partijdebat, waarin dit punt niet aan bod is gekomen, behoefde het hof dit niet nader te motiveren. Of Het Pakhuis de bevoegdheid heeft het plan/de tekeningen te verkopen voor projecten elders, hangt er in de visie van het hof dus van af of Het Pakhuis de licentie van TBZ heeft verkregen, niet van de vraag of [verweerder] zijn auteursrechten heeft overgedragen aan Het Pakhuis.

(…)

3.35.2 (…)  Voor zover het betreft de realisatie van het project "Kasteel Almere" was er inderdaad geen reden voor Het Pakhuis om [verweerder] te betalen voor de overdracht van diens auteursrechten. In de bevoegdheid tot realisatie van dit project was immers reeds voorzien door middel van de licentie van TBZ waarover Het Pakhuis volgens het hof kon beschikken. In de visie van het hof ziet de overeenkomst [verweerder]-Het Pakhuis echter niet op de exploitatierechten met betrekking tot de realisatie van het het project "Kasteel Almere". In het vervolg van rov. 4.9 maakt het hof duidelijk waarom er toch een belang was om de auteursrechten van [verweerder] af te kopen. Het hof geeft aan dat Het Pakhuis er zich rekenschap van heeft gegeven dat het verstandig zou zijn een regeling te treffen over het auteursrecht van [verweerder] indien deze niet meer als architect bij het project betrokken zou zijn omdat een opvolgende derde partij niet met hem zou willen samenwerken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk in het licht van het gegeven dat de auteursrechtelijke positie van de architect ten aanzien van een project gezien zijn persoonlijkheidsrechten niet is uitgeput doordat een ontwikkelaar het project bevoegdelijk gaat realiseren. Zou bijvoorbeeld bij de uitvoering van de bouw blijken dat er aanpassingen nodig of wenselijk zijn, dan zou daarmee de auteursrechtelijke positie van de oorspronkelijke architect gemoeid kunnen zijn. In hoeverre de positie van [verweerder] na beëindiging van de samenwerking met de projectontwikkelaar en de overdracht van zijn auteursrechten daadwerkelijk nog in het gedrang zou kunnen komen,(22) behoefde het hof gezien het partijdebat niet verder te onderzoeken.

Lees het arrest hier.

IEF 8976

In overwegende mate ingegeven

Rechtbank Groningen, 7 juli 2010, HA ZA 09-349, Nautavorm B.V. tegen Oei (met dank aan Douglas Mensink, MICTA)

Auteursrecht. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing voetenplank van voetsteun (zie ook KG: IEF 8647, Gerechtshof Arnhem, 2 maart 2010: geen auteursrecht, wel slaafse nabootsing). Eiser stelt i.c. dat gedaagde het auteursrecht aan eiser had moeten overdragen o.g.v. een overeenkomst tot aandelenoverdracht en geen licentieovereenkomst met een concurrerende derde (de wederpartij in de genoemde KG procedure) had mogen sluiten. Vorderingen afgewezen, aangezien er geen auteursrecht op de voetsteun rust, waarbij de rechtbank ten overvloede concludeert dat er in het algemeen (i.c. betreft het n.l. geen vergelijk met andere producten) ook geen sprake is van slaafse nabootsing.

4.1 1. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de onderhavige voetenplank in overgrote mate technisch en functioneel is bepaald, zodat aan die voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing, nu (ook) de gestelde overstemming tussen de onderhavige voetenplank en de voetenplanken van concurrenten in overwegende mate is ingegeven door de technische en functionele kenmerken waaraan een voetensteun dient te voldoen.

4.12. Het oordeel van de rechtbank dat aan de onderhavige voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt brengt met zich dat de grondslag aan de primaire en de subsidiaire vordering van Nautavorm c.s., te weten de voetenplank is auteursrechtelijk beschermd, komt te ontvallen. Om die reden zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8967

Afstand van het Umfeld

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 09-1368, B.V. Meubelfabriek Arco c.s. tegen Arrben SNC (met dank aan Kitty van Boven. I-EE)

Auteursrecht. Meubels. Eiser Arco stelt dat gedaagde  met de stoel ‘Betta’ inbreuk maakt op het auteursrecht op de stoel ‘Frame’ (afbeelding boven). Bodemprocedure na vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 juni 2008, IEF 6246, waarin de vorderingen werden afgewezen. Nu worden de vorderingen toegewezen.

In het voorafgaande kort geding stond het zitkuipje centraal. Voornamelijk vanwege het “kenmerkende kuipje” werd auteursrechtelijke bescherming van de Frame aangenomen:

4.6. Bij de beoordeling dient het werk als geheel in aanmerking te worden genomen. Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter dat in het ontwerp van de stoel Frame weliswaar de toepassing van een hedendaagse minimalistische stijl is te herkennen maar dat overigens, in elk geval bij de vormgeving van het kuipje, de ontwerper duidelijk een eigen en nieuwe weg is ingeslagen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat Hulshoff en Arrben niet aan de hand van voorbeelden hebben laten zien dat het kuipje niet nieuw of oorspronkelijk zou zijn. (…) Naar voorlopig oordeel komt de stoel Frame dan ook auteursrechtelijke bescherming toe.

Dat mes sneed echter aan twee kanten. Bij de inbreukvraag liet de voorzieningenrechter de sterk op elkaar lijkende frames buiten beschouwing – want te banaal. Wat overbleef waren twee (volgens de rechter) sterk verschillende zitkuipjes.

4.8. (…) Uit hetgeen hierboven met betrekking tot het auteursrecht van de stoel Frame is overwogen , volgt dat de auteursrechtelijke bescherming van de stoel Frame niet is gelegen in het frame (de draagconstructie van dunne vierkante buis). Omdat de zwevende indruk het rechtstreekse gevolg is van de minimalistische uitvoering van het frame is ook daaraan geen doorslaggevend gewicht toe te kennen. Bij de beoordeling dient dan ook met name acht te worden geslagen op de vormgeving van het kuipje. niet kan afwachten.

 

(…)

4.12. Samengevat onderscheiden de stoel Betta en de stoel Frame zich door een geheel verschillende uitvoering van het kuipje. (…) Bij de beoordeling is het grootste gewicht toe te kennen aan de steeds op eigen wijze vormgegeven kuipjes en is voor het auteursrecht minder relevant de banale vormgeving van de frames.

Geen inbreuk dus.

Bodemprocedure

Een tweede ronde volgt wanneer Arco een bodemprocedure aanspant. Daarin komt de rechtbank tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter.

Auteursrecht. Gedaagde Arrben heeft opgelet tijdens het kort geding en komt in de bodemprocedure op de proppen met allerlei voorbeelden van prior art (het “Umfeld”). De beschermings-hamvraag is of met de Frame, binnen de grenzen die worden getrokken door stijl enerzijds en eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand is genomen van het Umfeld. De rechtbank oordeelt van wel, zij het slechts ten aanzien van het frame van de Frame:

4.12. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat met het frame van de Frame voldoende afstand is genomen van het Umfeld en op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de gestelde vigererende minimalistische stijl van ontwerpen. De subjectieve toevoegingen betreffen de dunne metalen vierkante buizen met scherpe hoeken waarbij de armleuning in een scherpe hoek doorloopt in de rugleuning en waardoor – in combinatie met de dwarsverbindingen tussen de verticale staanders – een open kubuseffect ontstaat.

Arrben komt met een eerdere zitkuip en bokst voor elkaar dat de kuip en het “zwevend effect” als gevolg van de wijze van ophanging als niet oorspronkelijk worden geoordeeld. Uitsluitend het frame wordt door de rechtbank als auteursrechtelijk beschermde trek aangemerkt.

Inbreuk: Wat volgt is een vergelijking van de frames van de Frame en de beweerdelijk inbreukmakende stoel, de Betta. De rechtbank oordeelt dat de totaalindrukken overeenstemmen ondanks een tamelijk in het oog springend verschil. De Betta heeft een verbindingsbuis aan de onderzijde van het frame – de Frame niet. Opmerkelijk is dat de rechtbank de verbindingsbuis buiten beschouwing lijkt te laten omdat deze – volgens opgave van Arrben – is geplaatst uit technisch oogpunt:

4.21. (…) Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de auteursrechtelijk beschermde trek van de Frame (vooral) gelegen in het frame van deze stoel. Juist aan dit frame, waarmee Vogtherr [de ontwerper, red.] binnen de minimalistische stijl enerzijds en de eisen an functionaliteit anderzijds voldoende afstand van het Umfeld heeft genomen, ontleent de Frame zijn eigen karakter. Juist deze, voor de totaalindruk van de Frame (welke wordt gedomineerd door het ‘kubus-effect’ en het open karakter daarvan) bepalende auteursrechtelijk beschermde trek, is door Arrben overgenomen. Het frame van de Betta is (nagenoeg) identiek aan dat van de Frame. Het enkele feit dat de Betta aan de onderzijde van het frame nog een verbindingsbuis heeft, doet aan de overeenstemmende totaalindrukken van de frames (en de stoelen) niet af. De frames van beide stoelen verschillen daarvoor te weinig. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de verbindingsbuis, zoals door Arrben ter zitting is erkend, is geplaatst uit constructieoogpunt aangezien het frame van de Betta anders niet sterk genoeg zou zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken die de beide werken maken zo weinig verschillen, dat een onafhankelijke, zelfstandige, schepping bepaald onwaarschijnlijk wordt geacht. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van het vermoeden van ontlening (…).

Arrben stelt dat de Betta is ontleend aan een eigen ontwerp (de Monola), maar slaagt er niet in om het vermoeden van ontlening te ontkrachten:

4.24. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de Betta een zelfstandige schepping is, omdat deze voortvloeit uit de Monola. Daartoe is onvoldoende dat de Betta in hoofdlijnen past binnen de gestelde (mede) door Manuela Benvenuto ontwikkelde minimalistische stijl. Binnen die minimalistische stijl beschikt een ontwerper over voldoende alternatieven voor het maken van eigen creatieve keuzes. De Manola staat te ver af van de Betta om het oordeel te rechtvaardigen dat van ontlening aan de Frame geen sprake is. Hieruit volgt dat Arrben haar verweer dat louter sprake is van een toevallige gelijkenis zonder dat sprake is van - bewuste of onbewuste - ontlening onvoldoende op basis van specifieke feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt. Dit geldt temeer nu - als onweersproken ter zittting gesteld door Arco - vaststaat dat de Frame reeds in 2000 op de IMM-beurs is geïntroduceerd en sindsdien met regelmaat op de internationale vakbeurzen ten toon is gesteld. In dit verband is het - ook op basis van hetgeen Arrben heeft aangevoerd - niet uitgesloten dat bij een professioneel ontwerpster als Manuela Benvenuto, van wie - temeer bij gebreke aan enige betwisting - redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij deze beurzen heeft bezocht, de Frame bewust dan wel onbewust in het geheugen is blijven hangen ter inspiratie van het ontwerpen van de Betta.

Auteursrechtinbreuk wordt aangenomen. Arrben wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding nader op te maken bij staat. De provisionele vordering van Arco tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen nu Arco geen belang heeft gesteld inde zin dat zij de afloop van de hoofdprocedure niet kan afwachten.

Lees het vonnis hier.