DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 9175

Gebrek aan titulariteit

V.l.n.r. Zeeman - CarodelVoorzitter Rechtbank van Koophandel Antwerpen, beschikking van 28 september 2010, NV Zeeman Textiel Supers tegen NV Carodel (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

(Belgisch) Auteursrecht. Nederlandse eiseres Zeeman stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele kledingstukken uit de zomercollectie 2009. Aardig detail: gedaagde zou de inbreukmakende kledingstukken verkopen onder het merk ‘Knot So Bad’. Blijkens het vonnis is in Nederland een parallelle procedure aanhankelijk. Herroeping van gewijsde van de eerdere (ex parte) beschikking tot beslag. Carodel heeft zich ten onrechte beroepen op het ‘vermoeden van titulariteit’.

"CARODEL heeft wel degelijk bedriegelijke kunstgrepen gebruikt om de Voorzitter van de rechtbank van koophandel te misleiden en aldus een gunstige beslissing te bekomen CARODEL deed zich bij het neerleggen van het verzoekschrift voor als auteursrechthebbende, terwijl zij over voldoende gegevens beschikte, minstens kon beschikken, om zelf deze hoedanigheid in twijfel te trekken (eens geconfronteerd met de eigenlijke auteur). (…) De ingrijpendheid van de maatregel wordt nog versterkt door het gegeven dat de maatregelen éénzijdig worden gevraagd. Het niet voldoende nagaan van haar rechten, minstens het nalaten de rechten omtrent de onzekerheid in te lichten, wordt dan ook als eer dusdanige tekortkoming (verdoezelen) beschouwd dat dit als bedrog dient gekwalificeerd te worden."

De oorspronkelijke beschikking wordt derhalve vernietigd waar het de beschrijvende en bewarende maatregelen met betrekking tot de ‘Girls cardigan’ (afbeelding: links Zeeman, rechts Carodel) betreft.

Wat betreft de ‘Boys t-shirt’ en ‘Boys polo’ oordeelt de voorzitter echter dat de vordering tot herroeping ontoelaatbaar is, aangezien “geen specifieke bijkomende (ontdekte) elementen” werden aangedragen. 

Lees het vonnis hier.  

IEF 9169

Traptreden in een lint

Vzr. Rechtbank Breda, 20 oktober 2010, KG ZA 10-522, Dirrix tegen Eestairs Nederland B.V. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Architect (eiser) stelt auteursrechthebbende te zijn met betrekking tot een trap met “traptreden in een lint van 'gevouwen' stripstaal” (afbeelding, links) en maakt bezwaar tegen de door gedaagde aangeboden ZigZagtrap (rechts). De vorderingen worden toegewezen. Opdrachtgeversauteursrecht niet aannemelijk gemaakt. Geen overtuigende prior art. Totaalindrukken “maken te weinig verschillen.” Inbreuk aangenomen. In citaten: 

3.4. Het verweer van Eestairs dat Dirrix geen auteursrechthebbende is, wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Eestairs heeft enkel aangevoerd dat het niet uitgesloten is dat de opdrachtgever van de bewuste woning auteursrechthebbende is omdat wel eens sprake zou kunnen zijn van een eigen uitgewerkt idee van de opdrachtgever. Eestairs kan echter, mede in het licht van de door Dirrix overgelegde producties 3 en 10, niet volstaan met het uiten van vermoedens. Zij had haar verweer nader dienen te concretiseren. Aannemelijk is derhalve dat Dirrix de maker van de trap is en mitsdien auteursrechthebbende.

(..) 3.6. (…) Anders dan Eestairs meent, kan op grond van de overgelegde foto's in voldoende mate worden beoordeeld of de trap van Dirrix voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. De totaalindruk van de trap van Dirrix wordt met name bepaald door de uitvoering van de traptreden in een lint van 'gevouwen' stripstaal waarbij telkens twee treden (om en om) aan één zijde met elkaar verbonden zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Dirrix bij de vormgeving van de trap wel degelijk, voor het bereiken van het beoogde technische resultaat niet noodzakelijke, subjectieve keuzes gemaakt, die juist de totaalindruk van de trap bepalen en die hebben geresulteerd in een oorspronkelijk ontwerp met eigen karakter dat het persoonlijke stempel van de maker draagt. De vorm en het uiterlijk van de trap van Dirrix wijken zodanig af van de door Dirrix overgelegde reeds eerder in de handel gebrachte trappen, dat daaruit in voldoende mate blijkt van persoonlijke, creatieve keuzes van Dirrix als maker.

Eestairs heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de door haar overgelegde ontwerpen van trappen (productie 2 en 4) eerder op de markt zijn gebracht dan de trap van Dirrix, zodat het verweer dat de trap van Dirrix niet nieuw is wordt gepasseerd. Uit het vorenstaande volgt dat de trap van Dirrix als werk in de zin van artikel 10 lid 1 Aw moet worden aangemerkt en aldus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

3.7. Ten slotte dient te worden beoordeeld of Eestairs inbreuk op dit recht heeft gemaakt. Vergelijking van de beide trappen wijst uit dat de ZigZag trap in zodanige mate auteursrechtelijk beschermde trekken van de trap van Dirrix vertoont dat de totaalindrukken die de beide trappen maken te weinig verschillen om te kunnen oordelen dat de ZigZag trap als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Ook de ZigZag trap van Eestairs heeft de kenmerkende uitvoering van de traptreden in een lint van 'gevouwen' stripstaal waarbij telkens twee treden (om en om) aan één zijde met elkaar verbonden zijn. De aanwezige verschillen zijn van ondergeschikte betekenis en doen niet af aan de overeenstemmende totaalindruk. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vertonen de beide trappen zoveel gelijkenis dat dit geen toeval kan zijn.Aan de stelling van Eestairs dat de trap van Dirrix niet en de ZigZag trap wel zou voldoen aan bouwvoorschriften doet aan het vorenstaande niet af.

3.8. Uit het vorenstaande volgt dat Eestairs met de ZigZag trap inbreuk maakt op het aan Dirrix toekomende auteursrecht.

Lees het vonnis hier.

IEF 9155

Zij doen aan het evenbeeld in totaalindruk niet af

KSI PlatinumGerechtshof ’s-Gravenhage, 12 oktober 2010, zaaknr. 200.019.990/01, Connect tegen KSI Gastronomiezubehör (met dank aan Diederik Stols, Boekx).

Auteursrecht. Horeca-sfeerlampen. Nieuw tussenarrest na Gerechtshof ’s-Gravenhage, 22 december 2009, IEF 8581. Geen Electrolux-opdrachtgeversauteursrecht (naar oordeel van partijen), wel fictief makerschap ex artikel 8 Aw. Inbreuk op auteursrecht KSI.

Slaafse nabootsing m.b.t. het gebruik van de nummering van de navullingen. “Het is evident dat de aldus ontstane verwarring wordt vergroot door daarnaast ook dezelfde nummeraanduidingen te gebruiken. De toevoeging van enkele letters en het vermelden van de firmanaam is naar het oordeel van het hof onvoldoende om deze verwarring weg te nemen.” Aanhouding m.b.t. opmaken accountantsverklaring. Citaat dat in de auteurswet zelf niet zou misstaan: “Aan het uitoefenen van het auteursrecht stelt de wet geen nadere voorwaarden.”

Artikel 8 AW: 5. (…) Weliswaar is artikel 8 vooral in de auteurswet opgenomen om te bewerkstelligen dat ook ingeval sprake is van een opdracht buiten een arbeidsrelatie tussen de rechtspersoon en de feitelijke maker om - en artikel 7 Aw dus toepassing mist - het auteursrecht toe te laten komen aan de instelling of rechtspersoon, maar dat impliceert nog niet dat de bepaling toepassing mist indien ook een echte opdrachtgever - opdrachtnemer relatie ontbreekt. Voorwaarde voor de toepasselijkheid van artikel 8 Aw is slechts dat de rechtspersoon het werk als eerste openbaar heeft gemaakt zonder vermelding van een natuurlijke persoon als maker. In dat kader is van belang dat als onbetwist vaststaat dat MSI in ieder geval sinds 1992 sfeerlampen op de markt brengt (…) terwijl Sauer [de ‘opdrachtnemer’-IEF] zijn collectie eerst na de breuk met KSI, gaandeweg 2005, op de markt heeft gebracht. (…) Een en ander leidt tot de conclusie dat - wat er zij van de vraag wie in het onderhavige geval de feitelijke maker van de litigieuze lampen is geweest, partijen verschillen daarover van mening - KSI als (fictief) maker en auteursrechthebbende in de zin van artikel 8 Aw moet worden beschouwd. Grief 11 wordt derhalve verworpen.

Inbreuk Auteursrecht: 9. (…)  Het hof is op grond van de in het geding gebrachte foto's van de litigieuze lampen van oordeel dat de ter vergelijking voorliggende lampen steeds een treffende gelijkenis vertonen. Voor alle te vergelijken lampenstellen afzonderlijk geldt dat de door het hof in rechtsoverweging 9 van voormeld tussenmest reeds genoemde auteursrechtelijk beschermde trekken, de vormgeving van zowel de voet en de kap afzonderlijk als het samenstel daarvan in combinatie met de keuze van het materiaal en de kleur van de door Mieras op de mark gebrachte lampen, in zodanige mate overeenstemmen met die van de KSI-lampen dat daardoor een gelijke totaalindruk wordt gemaakt. De nog door Mieras genoemde detailverschillen (MvGr onder 27) acht het hof van volstrek ondergeschikt belang; zij doen aan het evenbeeld in totaalindruk niet af. Bij een dergelijke mate van overeenstemming kan het feit dat de beschermingsomvang gering moet worden geacht, niet van invloed zijn.

11. De stelling dat M. de lampen slechts inkoopt (het hof begrijpt: en dus niet verveelvoudigen) kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat M. de lampen wel openbaar maakt door deze in Nederland te distribueren en aldus inbreuk maakt op het aan KSI toekomend auteursrecht. (…) Hetzelfde geldt voor de nog door Mieras opgeworpen stelling dat KSI de lampen niet meer zelf verhandelt. Aan het uitoefenen van het auteursrecht stelt de wet geen nadere voorwaarden. Bovendien kan het enkele niet optreden tegen andere inbreukmakers niet leiden tot rechtsverwerking.

Slaafse nabootsing nummering: 17. Het gebruik van de nummers 40, 45, 50 en 80 is naar het oordeel van het hof nodeloos verwarringwekkend. Uit de in het geding gebrachte afbeeldingen en de bij pleidooi overhandigde exemplaren blijkt dat de vorm en maatgeving van de vullingen als verhandeld door M. exact gelijk zijn aan die van KST, over de noodzaak waartoe partijen kennelijk niet (meer) van mening verschillen. Hierdoor bestaat reeds het gevaar dat het in aanmerking komend publiek de vullingen met elkaar zal verwarren. Het is evident dat de aldus ontstane verwarring wordt vergroot door daarnaast ook dezelfde nummeraanduidingen te gebruiken. De toevoeging van enkele letters en het vermelden van de firmanaam is naar het oordeel van het hof onvoldoende om deze verwarring weg te nemen. Tenslotte blijkt uit de door Mieras in het geding gebrachte producties niet dat de door KSI gehanteerde nummering beschouwd moet worden als een ook door andere bedrijven gehanteerde standaardnummering, waardoor deze geen onderscheidende plaats op de markt zou innemen. Zo gebruikt de firma Candola juist andere cijfer/lettercombinaties, terwijl de voorts nog opgevoerde Zweedse firma OKAI weliswaar dezelfde nummering gebruikt, maar - naar KSI onbetwist heeft gesteld - evenals M. klant is van Sauer: zodat daaraan geen betekenis kan worden gehecht.

18. (…) Met het verhandelen van de vullingen heeft ook M. gebruik gemaakt van nodeloos verwarringwekkende type-aanduidingen, dit terwijl hij door zijn voormalige relatie met KSI zich daarvan bewust moest zijn en hij als importeur had kunnen verzoeken om het gebruik van andere type-aanduidingen, hetgeen uiteindelijk na de uitspraak van dit hof in kort geding d.d. 12 juli 2007 ook is gebeurd. Daaemee heeft ook Mieras onrechtmatig jegens KSI gehandeld.

Lees het arrest hier.

IEF 9132

Niet recht, maar licht gebogen

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 5 oktober 2010, zaaknr. 105.006.685/01, Stokke AS c.s. tegen Fikszo B.V. c.s.  (met gelijktijdige dank aan Tobias Cohen Jehoram, Henriëtte van Helden en Simone Kooij, De Brauw Blackstone Westbroek en Olaf van Haperen, Lawton Advocaten)

Auteursrecht. Tripp Trapp zaak. Eindarrest na tussenvonnis Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 juni 2009, IEF 8029. Wel inbreuk d.m.v. Bambino-kinderstoel, maar niet door de  kinderstoelen Thomas en Yasmine, nu in deze laatste stoelen de twee in het tussenvonnis geformuleerde auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp niet zijn terug te vinden. Inbreukverbod Bambino is beperkt tot Nederland en  bevel tot afgifte inbreukmakende producten kan zich dus niet buiten Nederland uitstrekken. (Klik op afbeelding voor vergroting)
 
9. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 30 juni 2009 overwogen dat de Tripp Trapp twee afzonderlijke auteursrechtelijk beschermde trekken heeft: de schuine staanders waarin alle elementen van de stoel zijn verwerkt en de L-vorm van de staanders en de liggers (rov. 13 jo rov. 9 en 10). De eerstgenoemde trek geeft de Tripp Trapp een strak, geometrisch uiterlijk rov. 9), terwijl door de laatstgenoemde trek het 'zwevende' effect ontstaat (rov. 10). De Tripp Trapp ziet er als volgt uit: Het hof heeft voorts overwogen dat in een geval als het onderhavige, waarin in een werk twee auteursrechtelijk beschermde trekken kunnen worden onderscheiden, terwijl voorts moeten worden uitgegaan van een ruime beschermingsomvang, niet kan worden aanvaard dat het overnemen van slechts één van die trekken zou meebrengen dat van auteursrechtinbreuk geen sprake kan zijn (mv. 16). In het licht hiervan zal het hof onderzoeken of de Yasmine en de Thomas inbreuk maken op het auteursrecht op de Tripp Trapp.

Yasmine: 11. Het hof is van oordeel dat de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp niet in de Yasmine zijn terug te vinden, althans niet in zodanige mate dat de totaalindrukken van beide kinderstoelen overeenkomen. Hoewel ook bij de Yasmine alle elementen van de stoel zijn verwerkt in de schuin naar achter hellende staanders, zijn - anders dan bij de Tripp Trapp - deze staanders niet recht maar licht gebogen, hetgeen het uiterlijk van de Yasmine minder strak maakt. De tweede auteursrechtelijk beschermde trek is geheel niet terug te vinden. De naar achter hellende staanders van de Yasmine rusten immers niet op horizontale liggers, maar op schuin naar voren hellende staanders, zodat bij de Yasmine de L-vorm van de staanders en de liggers geheel ontbreekt. Daardoor verschillen de totaalindrukken die de Tripp Trapp en de Yasmine maken zodanig dat de Yasmine als een nieuw en oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

Thomas: 13. Naar het oordeel van het hof zijn ook in de Thomas de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp niet zodanig aanwezig dat de totaalindrukken van beide stoelen overeenkomen. Daarbij is van belang dat, anders dan bij de Bambino, geen van de twee auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp volledig is overgenomen in de Thomas. Ook als aangenomen moet worden dat alle elementen van de kinderstoel in de schuine staanders zijn verwerkt - strikt genomen geldt dat alleen voor de zitting en de voetenplank; de rugleuning is alleen tussen de achterste latten aangebracht en de veiligheidsbeugel alleen tussen de voorste latten - bestaan de staanders van de Thomas uit twee, in lengte verschillende, latten die tezamen, inclusief tussenruimte, breder zijn dan de staanders van de Tripp Trapp. Door de tussenruimte tussen de latten zijn bovendien de rugleuning, de zitting en de voetenplank tussen de latten door zichtbaar en kan niet worden gezegd dat deze elementen zodanig in de schuine staanders zijn verwerkt dat zij van opzij bezien wegvallen tegen de achterwaarts hellende staanders. Een en ander heeft tot gevolg dat de Thomas, van opzij bezien, aanmerkelijk minder strak oogt dan de Tripp Trapp en dat zijn uiterlijk niet als 'geometrisch' kan worden aangemerkt. Ook de tweede auteursrechtelijk beschermde trek van de Tripp Trapp is slechts gedeeltelijk terug te vinden in de Thomas. De L-vorm van de staanders en de liggers van de Tripp Trapp is als zodanig niet aanwezig, al kan in het zijaanzicht van de Thomas wel een in L worden gezien als de twee latten van de schuine staanders als geheel worden beschouwd en het gedeelte van de liggers dat zich bevindt vóór de verbinding met de staanders wordt weggedacht. Daar komt echter bij dat de hoek die de staanders en de liggers van de Thomas met elkaar maken groter is dan de hoek die de staanders en de liggers van de Tripp Trapp met elkaar maken. Daardoor wordt wel enig 'zwevend' effect verkregen, maar veel minder dan bij de Tripp Trapp. Een en ander leidt ertoe dat de totaalindrukken die beide kinderstoelen maken zodanig van elkaar verschillen dat de Thomas als een nieuw en oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

(...) Het hof  vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis (...), en, opnieuw rechtdoende:

(…) verklaart voor recht dat door het verveelvoudigen en/of openbaar maken door Fikszo
C.S. van de kinderstoel Bambino in Nederland, bijvoorbeeld door vervaardiging,
verhandeling of het ten verkoop aanbieden van deze stoel, inbreuk gemaakt op de
auteursrechten op de Tripp Trapp-stoel (…) verklaart voor recht dat de stoelen Thomas en Yasmine (…) geen inbreuk maken op det auteursrechten van Stokke c.s.

Lees het arrest hier.

IEF 9126

De slank vormgegeven rug

Rechtbank Arnhem, 29 september 2010, HA ZA 09-1889, Rolf Benz AG & Co.KG tegen Zijlstra B.V. (met dank aan Gert Jan van de Kamp, CS Advocaten en Thomas Berendsen, Banning).

Modellenrecht. Auteursrecht. Meubels. Gedaagde maakt met de stoel ‘Zijlstra 3621’ inbreuk op het modelrecht (“hoewel vooralsnog de precieze invulling van dit inbreukcriterium onduidelijk is”) en het auteursrecht (“het samenstel van deze oorspronkelijke aspecten”) op de designklassieker ‘Rolf Benz 7400’. Geen slaafse nabootsing (“verwarringsgevaar onvoldoende onderbouwd”).

Modellenrecht: 4.12. (…)  Bij de beoordeling of de stoel van Zijlstra inbreuk maakt op het modelrecht van Rolf Benz dient het volgende voorop te staan. Artikel 3.16 lid I BVE geeft de houder van een tekening of model het recht om op grond van zijn uitsluitend recht zich te verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin de tekening of het model is verwerkt of waarop de tekening of het model is toegepast en dat hetzelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model, dan wel dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
Hoewel vooralsnog de precieze invulling van dit inbreukcriterium onduidelijk is, is wel duidelijk dat bij de beoordeling of sprake is van een inbreuk door de rechtbank gelet moet worden op de totaalindruk.

4.13. (…) Ten aanzien van de geïnformeerde gebruiker geldt dat deze geen deskundige bij uitstek hoeft te zijn maar wel enige kennis van de markt van dergelijke stoelen heeft.

4.16. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door Zijlstra aangevoerde verschillen van ondergeschikte aard die er niet toe leiden dat haar stoel een andere algemene indruk wekt dan de ROLF BENZ 7400. Immers de door Zijlstra aangevoerde verschillen zijn alleen duidelijk en waarneembaar als de stoelen naast elkaar worden geplaatst en van de zijkant worden bekeken. Dat de zitting van de ROLF BENZ 700 los zit van de rugleuning is met name in zijaanzicht zichtbaar. doch zulks slechts bij nauwkeurige observatie, terwijl dit ten dele een technische functie betreft, zoals in 4.7. reeds is vastgesteld. Mogelijk biedt dit een beter zitcomfort, maar voor de algemene visuele indruk is dit van ondergeschikte betekenis. Van de voor- en achterzijde bezien vertonen de stoelen nagenoeg hetzelfde uiterlijk en wekken zij eenzelfde algemene indruk

Auteursrecht: 4.21. Tenslotte stelt Zijlstra dat de totaalindruk van beide stoelen dusdanig verschillend is dat er geen sprake is van enige auteursrechtelijke inbreuk. Zijlstra heeft deze stelling nader onderbouwd door te wijzen op de verschillen tussen de ROLF BENZ 7400 en haar eigen stoel, meer in het bijzonder de verschillen in de naden qua vorm, aanbrenging en/of positionering en de afstand tussen zitkussen en rugleuning, die niet met elkaar verbonden zijn.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij ten aanzien van het modelrecht heeft overwogen, waaraan de rechtbank voor de inbreuk op het auteursrecht toevoegt, dat het hier niet zozeer gaat om de totaalindruk als zodanig, noch om de stijl, maar om de overeenstemmende kenmerkende aspecten daarvan, in het bijzonder (i) de slank vormgegeven rug, die zonder overgang in een kenmerkende boog naar achter loopt tot vlak boven de grond, (ii) de niet op de modeldepotfoto's maar wel bij de stoelen zelf zichtbare bijzondere en opvallende positionering van de naden, (iii) de onder verstek gelaste buizen van het sledeframe, met name ook aan de achterzijde, hetgeen afwijkt van wat in de markt gebruikelijk is en ook (iv) de spanning tussen het relatief massief ogende zitkussen en de dunne rugleuning. Het samenstel van deze oorspronkelijke aspecten leent zich voor auteursrechtelijke bescherming.
De geringe verschillen op deze onderdelen bij de Zijlstra 3621 maken van deze stoel ten opzichte van de ROLF BENZ 7400 geen nieuw, oorspronkelijk werk. Mitsdien is de door Zijlstra verhandelde stoel te beschouwen als een ongeoorloofde verveelvoudiging van de ROLF BENZ 7400 in de zin van artikel 13 van de Auteurswet. Het vervaardigen, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen van de stoel van Zijlstra vormt een inbreuk op de auteursrechten van Rolf Benz.

Slaafse nabootsing: 4.23. Bij de beoordeling of sprake is van slaafse nabootsing stelt de rechtbank voorop dat Zijlstra ter comparitie onweersproken heeft verklaard dat de stoel, de Zijlstra 3621 in China wordt gemaakt en dat Zijlstra niet zelf opdracht heeft gegeven tot het maken van deze stoel. Zijlstra koopt de stoel slechts en verhandelt deze in Nederland net zoals andere importeurs dit ook doen in verschillende landen. Voorts constateert de rechtbank dat deze stoel op details afwijkt van de ROLF BENZ 7400, in het bijzonder bij de maatvoering, terwijl bij de Zijlstra 3621 de zitting verbonden is met de rugleuning waar deze bij de ROLF BEN2 7400 juist gescheiden zijn, hetgeen zeer kenmerkend is en mede bepalend voor het zitcomfort. Ook is de Zijlstra 3621 bestemd voor een heel ander, veel goedkoper, marktsegment. De Zijlstra 3621 wordt in andersoortige winkels verkocht voor een fractie van de adviesprijs van de ROLF BENZ 7400. in dit licht is de rechtbank van oordeel dat Rolf Benz haar stelling dat sprake is van slaafse nabootsing en verwarringsgevaar onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank deze grondslag verwerpt.

Lees het vonnis hier.

IEF 9124

Maar dat is nog geen verwarring

Gerechtshof Arnhem, 28 september 2010, zaaknr. 200.053.992, Deltex B.V. tegen Jade B.V. (met dank aan Maarten Rijks & Wim Maas, Banning

Slaafse nabootsing. Merkenrecht. Auteursrecht. Kort geding over de vraag of Jade, de producent van de Silvana Support hoofdkussens kan optreden tegen de door Deltex op de markt gebrachte Cinderella Orthoflex hoofdkussens. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Almelo, 4 december 2009, IEF 8404) en wijst alle vorderingen van Jade af.

Geen auteursrechtelijke bescherming, kussen en elementen zijn niet oorspronkelijk, functioneel bepaald of (zo) banaal en triviaal. Geen (vorm)merkenrechtelijk verwarringsgevaar. Geen (eerder toegewezen door de rechtbank) slaafse nabootsing. Associatiegevaar is onvoldoende: “De door Deltex gevolgde wijze van aanhaken valt binnen de grenzen van de concurrentievrijheid en levert dus ook overigens geen onrechtmatig handelen jegens Jade op.”

Auteursrecht: 4.2 Evenals de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat aan de afzonderlijke elementen waaruit de Silvana Support is opgebouwd geen auteursrechtelijke bescherming toekomt waarmee tegen het Orthoflex kussen van Deltex kan worden opgetreden. Zo is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat het concept van een kussen met nekrol een vondst van Jade is geweest mede in aanmerking genomen dat Deltex gemotiveerd heeft aangevoerd dat een zodanig kussen in 1984 reeds op de markt was in de vorm van The Pillow van de firma Meijers. Hetzelfde geldt voor de drie gezichtjes op het kussen, nog daargelaten dat Deltex deze niet op inbreukmakende wijze heeft gekopieerd. Evenmin kan in dit kort geding worden aangenomen dat de door Jade gekozen vorm van het kussen, in het bijzonder het in drie segmenten verdeelde bovenvlak, op een creatieve keuze van de maker berust en dus niet (louter) functioneel is bepaald. Ten aanzien van de overige door Jade genoemde elementen - de bies, het label, de twee ingestikte hoeken aan de onderzijde en de punten aan de bovenzijde - heeft Jade evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat deze oorspronkelijk zijn; daarenboven acht het hof de gekozen vormen van de bies, de boeken en punten zo banaal of triviaal dat een persoonlijk stempel van de maker ontbreekt omdat achter deze vormen, voorzover deze niet volledig voorvloeien uil de gekozen functie, geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen.

4.3 Denkbaar is wel, en daarop heeft Jade in hoger beroep de nadruk gelegd, dat de combinatie van voornoemde elementen een auteursrechtelijk beschermd werk vormen. In dat geval gaat het echter om een zo specifieke combinatie van elementen, en is dientengevolge de omvang van de auteursrechtelijke bescherming zodanig beperkt, dat van een inbreuk door Deltex geen sprake is. (…)

Merkenrecht: 4.4 Als tweede grondslag voert Jade aan dat Deltex inbreuk maakt op haar merkrechten, waartoe zij zich heeft beroepen op het (…) Benelux vormmerk alsmede de (…) beeldmerkregistratie voor de drie gezichten (…). Ook deze grondslag acht het hof ondeugdelijk. Voorzover al kan worden gezegd dat de door Jade geregistreerde vorm geschikt is om haar kussens van die van andere producenten op deze markt te onderscheiden, is van merkinbreuk geen sprake omdat de vorm van het kussen van Deltex zodanig afwijkt dat geen verwarringsgevaar valt te duchten. Het kussen van Deltex heeft immers een ronde uitsparing aan de bovenzijde, waar de bovenzijde van de Silvana Support (nagenoeg) recht is. Ten aanzien van het door Jade geclaimde beeldmerk moet worden geconstateerd dat de drie liggende figuurtjes die Deltex gebruikt zodanig afwijken van de door Jade geregistreerde gezichtjes dat bepaald niet aannemelijk is dat bij de consument de indruk wordt gewekt dat beide kussens van dezelfde producent afkomstig zijn. Ook grief 2 in het incidenteel appel Leidt dus niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.

Slaafse nabootsing: 4.5 Ten aanzien van de slaafse nabootsing, de grondslag waarop de voorzieningenrechter de vorderingen heeft toegewezen, oordeelt het hof als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat het Silvana Support kussen, met zijn vormgeving (combinatie van vorm, gezichtjes en kleuren), merknaam, historie en marktaandeel een eigen positie op de markt inneemt. Voorts valt, de mate van gelijkenis van beide kussens in aanmerking nemend, bepaald niet uit te sluiten dat Deltex bij het vormgeven van haar Orthoflex kussenlijn heeft gedacht aan de Silvana Support kussens van Jade, mogelijk ook met het oogmerk om bij de consument een associatie op te wekken met voornoemde kussens die al geruime tijd met succes op de markt worden gebracht. Deze gelijkenis in afzonderlijke elementen en in totaalindruk neemt echter niet weg dat de kussens zodanige verschillen vertonen dat het hof voorshands van oordeel is dat van een reëel verwarringsgevaar geen sprake is. Zoals eerder overwogen, is een in het oog springend verschil tussen beide kussens de nekuitsparing in de bovenzijde van het kussen van Deltex. Voorts is het gebruik van drie figuurtjes op het kussen om de juiste slaaphouding aan te geven wellicht door Deltex ontleend aan de Silvana Support, maar vervolgens wordt met de vormgeving van die figuurtjes bij de Orthoflex weer de nodige afstand genomen. Daarbij komt dat zowel de kussens als de verpakking door Deltex is voorzien van de zeer sterk afwijkende naam Orthoflex en dat op de bies en de verpakking tevens het merk Cinderella staat vermeld, dat - naar Jade niet dan wel onvoldoende heeft bestreden - een gevestigde en bij de relevante consument bekende merknaam is. Met dit alles is naar ’s hofs voorlopig oordeel niet, althans onvoldoende, aannemelijk dat een consument de significant lager geprijsde Orthoflex van Deltex zal aanzien voor een Silvana Support van Jade. Mogelijk denkt hij, "echte slaapkenner" of niet, meteen aan de Silvana Support serie van Jade (zoals in productie 31 bij inleidende dagvaarding wordt aangenomen) wanneer hij de Orthoflex onder ogen of in handen krijgt, maar dat is nog geen verwarring waartegen via het leerstuk van de slaafse nabootsing kan worden opgetreden. De door Deltex gevolgde wijze van aanhaken valt binnen de grenzen van de concurrentievrijheid en levert dus ook overigens geen onrechtmatig handelen jegens Jade op. Dit betekent dat de eerste twee grieven (de algemene grief en grief 1) in het principaal appel slagen en dat de door Jade gevorderde voorzieningen alsnog zullen worden afgewezen.

4.6 Nu alle vorderingen van Jade worden afgewezen dient niet Deltex doch Jade te worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg.

Lees het arrest hier.

IEF 9120

Ontlening, dat wil zeggen overname

Esschert (boven) S&S (onderVzr. Rechtbank Groningen, 24 september 2010, KG ZA 10-321, Esschert Design B.V. tegen S&S Import en Export B.V. (met dank aan Patrick Koerts, Trip).

Auteursrecht. Vuurkorf. Geen inbreuk, aangezien de vuurkorf van eiser niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt: “de kenmerkende vormingselementen van de vuurkorven vloeien in overwegende mate dwingend voort uit de technische vereisten die aan vuurkorven worden gesteld.” Geen slaafse nabootsing: “(…) niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gelijkenis berust op ontlening, dat wil zeggen overname van juist het product van Esschert.” Voor een goede beoordeling van eventuele de slaafse nabootsing is een kort geding bovendien geen geschikte procedure: “Een bodemprocedure leent zich bij uitstek voor een gedegen marktonderzoek.”

Auteursrecht: 6.3. Esschert stelt dat haar vuurkorven en de verpakking oorspronkelijke elementen bevatten. De vijf losse onderdelen van de korf zijn plat op elkaar liggend verpakt in een houten krat. De platte krat is draagbaar door middel van een hengsel van dik touw. De verpakking kan als eerste 'brandhout' in de vuurkorf worden verbruikt. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt. Waar voor auteursrechtelijke bescherming als belangrijkste vereiste heeft te gelden dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter bezit en een persoonlijk stempel van de maker draagt, valt het door genoemde technische objectieve inventiviteit ingegeven model van Esschert niet onder die bescherming, nu - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - haar product en de verpakking ervan in onvoldoende mate onderscheidende elementen bevatten. Esscher en S&S hebben een product met vier rechte wanden en een bodemplaat op de markt gebracht. Inherent aan het gebruik van het product is dat de wanden zwart van kleur zijn en dat in de wanden ventilerende openingen worden aangebracht. Met het oog op het drukken van de transportkosten en de gebruikte constructie van plaatmateriaal is het vanzelfsprekend om door de klant te monteren onderdelen plat te verpakken. In het enkele gegeven dat het product in een (brandbaar) houten skelet is geplaatst en het geheel is voorzien met een hengsel van touw ziet de voorzieningenrechter voorshands niet een zodanige oorspronkelijkheid dat het geheel auteursrechtelijke bescherming hoort te genieten. Anders dan Esschert heeft betoogd vloeien de kenmerkende vormingselementen van de vuurkorven in overwegende mate dwingend voort uit de technische vereisten die aan vuurkorven worden gesteld. Op grond van voorgaande dient het ter zake gevorderde te worden afgewezen.

Slaafse nabootsing: 6.4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de ter zitting tentoongestelde en door partijen op de markt gebrachte producten naar zijn oordeel grote gelijkenis vertonen. (…)

6.5. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat bij de toepassing van dezelfde combinatie van elementen in andere vuurkorven, gegeven het Umfeld met korven in dezelfde stijl, niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gelijkenis berust op ontlening, dat wil zeggen overname van juist het product van Esschert. Om in kort geding zó ver te kunnen gaan en bovendien vast te kunnen stellen dat het gebruik van dezelfde combinatie van elementen een onrechtmatig handelen jegens S&S oplevert, zal binnen de totaalindruk van de op de markt aanwezige vuurkorven sprake moeten zijn van een substantiële gelijkenis met zoveel punten van overeenstemming en zo weinig punten van verschil, dat de korven niet meer kunnen worden aangemerkt als nieuwe, zelfstandige en oorspronkelijke werken, maar als een enkele bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm van de korven van Esschert.

6.6. Esschert heeft haar bezwaren (mede) gericht op slaafse nabootsing van de hierboven genoemde combinatie van elementen. De voorzieningenrechter overweegt dat bij toepassing van deze combinatie van elementen in een andere vuurkorf, gegeven het Umfeld met meerdere vuurkorven in dezelfde stijl, niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gelijkenis berust op ontlening. Met S&S stelt de voorzieningenrechter - op grond van de door haar in het geding gebrachte producties - vast dat de gebezigde strakke, rechthoekige (ofwel vierkante) onopgesmukte vormgeving in de huidige markt meer voorkomt. S&S heeft een aantal afbeeldingen in het geding gebracht op grond waarvan dit (voorshands) aannemelijk is gemaakt. Daarnaast is voor het aannemen van verwarringsgevaar vereist dat de vuurkorven zich uiterlijk aanmerkelijk onderscheiden van de andere in de handel zijnde modellen, zodat deze een eigen plaats in de markt innemen. Bij de beoordeling of dat het geval is, speelt het Umfeld weer een belangrijke rol. Op dit punt acht de voorzieningenrechter zich onvoldoende voorgelicht.

6.7. Hoewel in zaken met betrekking tot het beweerdelijk slaafs nabootsen van producten de eisende partij vaak een spoedeisend belang heeft om daar door middel van een kort gedingprocedure een einde te maken en daar ook dikwijls een voorziening bij voorraad nodig is, zal de voorzieningenrechter in het onderhavige geval de gevorderde voorzieningen afwijzen omdat een zorgvuldig oordeel over de gestelde slaafse nabootsing naar het oordeel van de voorzieningenrechter een grondiger onderzoek vergt naar de rest van de markt, waarvoor in dit kort geding mede ook door de beperkte substantiëring in de dagvaarding onvoldoende mogelijkheid heeft gehad. Een bodemprocedure leent zich bij uitstek voor een gedegen marktonderzoek. De gevorderde voorzieningen zullen dus ook worden afgewezen, voor zover deze zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen, te weten slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

IEF 9119

De juridische consequenties

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 september 2010, KG ZA 10-930, Fritz Hansen A/S tegen Jetset Living c.s.

Auteursrecht. Niet weersproken inbreuk op auteursrecht meubels Arne Jacobsen en Poul Kjærholm door het aanbieden van de meubels op de website van gedaagde. Inbreukverbod, maar geen aansprakelijkheid voor blijven aanbieden namens gedaagde door aangeschreven eerdere gevolmachtigde derden. De mate van verwijtbaarheid van een inbreuk is als regel niet relevant is voor de toepassing van artikel 1019h Rv. In citaten:

4.1. Jetset [zonder advocaat – IEF] heeft niet weersproken dat zij inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Jacobsen en Kjærholm door het aanbieden op haar website van de onder 2.6 getoonde meubels aangeduid als “Swan Sofa”, “Swan Lounge Chair”, “Egg Chair”, “PK 20 Lounge Chair” en “PK 22 Lounge Chair”. Evenmin heeft zijn weersproken dat Hansen gemachtigd is om op te treden tegen die inbreuken. Daarnaast staat als onweersproken vast dat Jetset door het aanbod van de stoel aangeduid als “Egg Chair” inbreuk heeft gemaakt op het Gemeenschapsvormmerk van Hansen. Een en ander brengt mee dat de vorderingen van Hansen in hoofdzaak toewijsbaar zijn.

(…) 4.4. Om executiegeschillen te voorkomen zal in dit verband worden bepaald dat onder het bevel om het doen verveelvoudigen en openbaar maken van de meubels te staken en gestaakt te houden niet valt het namens Jetset aanbieden van de meubels door derden op basis van een volmacht die Jetset heeft gegeven, mits Jetset kan aantonen dat die volmacht voor de datum van dit vonnis is verleend en dat zij die derden heeft aangeschreven met het verzoek om het aanbieden te staken. Voor zover de derden de meubels onder die omstandigheden blijven aanbieden zou het, zoals Jetset terecht heeft aangevoerd, onredelijk zijn dat Jetset daarvoor dwangsommen verbeurt.

(…) 4.12. Het betoog van Jetset dat zij de juridische consequenties van tekening van die verklaring niet kon overzien omdat zij geen juridische kennis bezit, moet worden gepasseerd. Voor zover de nodige kennis haar daadwerkelijk ontbrak, had het op haar weg gelegen een adviseur in te schakelen om haar voor te lichten over de juridische consequenties. In ieder geval kan zij onder die omstandigheden Hansen niet verwijten dat Hansen extra kosten heeft moet maken om een en ander nader toe te lichten aan Jetset.

(…) 4.14. Ten derde betoogt Jetset dat een kostenveroordeling niet redelijk is omdat zij niet wist dat zij inbreuk maakte. Dit betoog gaat niet op omdat de mate van verwijtbaarheid van een inbreuk als regel niet relevant is voor de toepassing van artikel 1019h Rv. Daar komt bij dat Hansen terecht heeft aangevoerd dat de door Jetset gestelde onwetendheid voor rekening van Jetset dient te komen. Van een professionele partij als Jetset mag worden verwacht dat zij zich voorafgaand aan de verhandeling van een product vergewist of de verhandeling daarvan is toegestaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 9111

Kracht van gewijsde

Rechtbank Breda, 8 september 2010, HA ZA 08-869, Jess Meubeldesign B.V. tegen Montis B.V. c.s. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Vordering tot schadevergoeding, aangezien Jess, gelet op het arrest van het Hof Den Bosch (IEF 4667), ten onrechte de stoelen Manta en Spider zou hebben teruggeroepen en afgestaan aan Montis (recall-schade).  De reconventionele vordering tot nakoming door Jess van de toegewezen veroordeling (IEF 8308) tot schadevergoeding wordt eveneens toegewezen. (Later) oordeel HR over auteursrecht stoelen doet daar niet aan af. Eerst even voor jezelf lezen:

Conventie: 3.7. In beginsel moet worden aangenomen dat de partij die een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis executeert voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, hetgeen Montis heeft gedaan, onrechtmatig jegens de veroordeelde, Jess, heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is, wanneer dit vonnis met de daarin begrepen veroordeling wordt vernietigd.

3.19. De rechtbank stelt vast dat Jess in conventie op onderdelen in het gelijk wordt gesteld maar dat haar vordering voor slechts een gering deel zal worden toegewezen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat partijen in conventie ieder de eigen proceskosten dragen.

Reconventie: 3.20. Montis heeft aan haar vordering in reconventie ten grondslag gelegd dat Jess gehouden is de bij vonnis van 14 juni 2006 door de rechtbank in 's-Hertogenbosch toegewezen veroordeling tot schadevergoeding na te komen en voorts dat Jess aan Montis schadevergoeding dient te betalen in verband met onrechtmatig door Jess gelegd conservatoir beslag ten laste van Montis. Montis heefî voorts enkele nevenvorderingen.

3.21. De rechtbank verwerpt het verweer van Jess dat Montis geen vordering tot schadevergoeding toekomt omdat de Hoge Raad in een zaak tussen Montis en Goossens heeft geoordeeld dat het auteursrecht van Montis op de stoelen Charly en Chaplin reeds in 1993 is vervallen. De veroordeling door de rechtbank in 's-Hertogenbosch is gebaseerd op schending van auteursrecht van Montis door Jess. Bij arrest van 14 augustus 2007 heeft het gerechtshof in 's-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Bij arrest van 26 mei 2009 heefî het gerechtshof in 's-Hertogenbosch het verzoek van Jess tot herroeping van haar arrest van 14 augustus 2007 afgewezen. Het arrest van 14 augustus 2007 is in kracht van gewijsde gegaan en daarmee ook het vonnis van de rechtbank voor zover dat is bekrachtigd. 

3.22. De rechtbank is met Montis van oordeel dat het arrest van 14 augustus 2007 en het vonnis van 14 juni 2006 ingevolge artikel 236 Rv in dit geding tussen Jess en Montis bindende kracht hebben. Dat betekent dat Montis van Jess nakoming van de veroordeling tot betaling van schadevergoeding, gebaseerd op een inbreuk op het auteursrecht van Montis, mag vorderen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9110

Een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen

Rechtbank Amsterdam, 14 juli 2010, HA ZA 09-3194, Cassina S.P.A. c.s. tegen Dimensione Direct Sales SRL (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk door openbaarmaken en aanbieden Rietveld en Le Corbusier meubels middels een op Nederland gerichte .com-website. De gerichtheid blijkt i.c. uit direct mailing en e-mailreclame in Nederland. Gestelde eigendomsoverdracht in Italië doet daaraan niet af:  “Anders dan Dimensione betoogt, gaat het dus om een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen in Nederland van de meubels. Dat aanbod moet worden aangemerkt als distributie in de zin van artikel 4 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Het gaat immers om het aanbieden ter verkoop, hetgeen een eigendomsoverdracht impliceert. Het enkele feit dat die eigendomsoverdracht juridisch in Italië zou hebben plaatsgevonden, maakt dat niet anders.” Naast inbreuk Auteur- en merkenrechten ook misleidende reclame. 2:1 schadevergoeding.

Openbaarmaking: 4.5. Van openbaarmaking in Nederland is sprake indien de openbaarmakingen van de afbeeldingen van de (inbreukmakende) meubelen en het te koop aanbieden daarvan via de website, catalogus en de mailing op Nederland zijn gericht. Of sprake is van een op Nederland gerichte website hangt af van alle omstandigheden van bet geval. De enkele omstandigheid dat de website in Nederland toegankelijk is, is niet voldoende. Anderzijds en anders dan Dimensione stelt, gaat het niet uitsluitend om omstandigheden die zien op inrichting woord en inhoud van de website. In dit geval bevat de website van Dimensione geen Nederlandse top-level domeinnaam is deze niet gesteld in de Nederlandse taal en is de websitehouder niet in Nederland gevestigd. Maar in Nederland wordt wel via (direct) mailing en e-mails reclame gemaakt door Dimensione waarbij wordt verwezen naar de website. Op de website kan vervolgens (ook) vanuit Nederland de catalogus worden besteld die naar Nederland wordt toegezonden en kunnen via het bestelformulier meubels worden besteld, die via een transporteur naar Nederland kunnen worden gebracht, hetgeen naar vaststaat ook daadwerkelijk is gebeurd. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat Dimensione zich met haar direct mailing, haar e-mails en haar website, waarop ook de catalogus kon worden besteld, mede heeft gericht op Nederland.

4.6. Dit betekent dat Dimensione door het zonder toestemming van rechthebbenden tonen van de inbreukmakende meubelmodellen in haar direct mailing, e-mails, op haar website en in de catalogus in strijd heeft gehandeld met de Auteurswet. Het feit dat de website inmiddels niet meer toegankelijk zou zijn voor Nederland, hetgeen door Cassina c.s. wordt betwist, en de verzending van de catalogus, direct mailing en e-mails inmiddels zou zijn gestaakt, doet daaraan niet af.

Aanbieden: 4.7. Vervolgens staat ter beoordeling de vraag of Dimensione de meubelmodellen ook via website, e-mail, direct mailing heeft aangeboden in de zin van de Auteurswet. Volgens Dimensione kan daarvan geen sprake zijn, omdat zij haar meubels uitsluitend "Ex Works" Levert, hetgeen inhoudt dat de levering en de overdracht van eigendom plaatsvindt bij het magazijn van Dimensione in Italië. Dimensione miskent daarbij dat ook indien het aanbod van Dirnensione inhoudt dat de juridische levering en het economische overdracht in Italië plaatsvindt, zij desondanks haar meubels in Nederland in de zin van de Autemwet te koop kan aanbieden, wanneer het aanbod, zoals in dit geval, ertoe strekt de meubels op de Nederlandse markt ter beschikking te stellen. Uit de onweersproken gebleven stellingen en de overlegde productie volgt dat wanneer een bestelling vanuit Nederland via de website plaatsvindt, de klant op het bestelformulier kan opgeven of hij het transport wil laten uitvoeren door één van de twee daarop genoemde transporteurs, of door een andere zelf gekozen transporteur, of dat hij zelf de meubelen in Italië komt ophalen. Wanneer de klant één van de twee transporteurs aanklikt, behoeft hij alleen bij aflevering de koopsom aan de transporteur te voldoen. Nu het aannemelijk is dat een Nederlandse klant kiest voor de aangeboden transportmogelijkheid in plaats van de goederen zelf in Italië op te halen en ook niet is gesteld of gebleken dat in Nederland bij Dimensione bestelde meubels in Italië zijn opgehaald, is het aanbod erop gericht dat de klant via het bestelformulier de meubels bestelt en dat vervolgens zonder verdere handelingen de meubels thuis worden bezorgd.

4.8. Anders dan Dimensione betoogt, gaat het dus om een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen in Nederland van de meubels. Dat aanbod moet worden aangemerkt als distributie in de zin van artikel 4 van de Auteursrechtrichtlijn 20011291EG. Het gaat immers om het aanbieden ter verkoop, hetgeen een eigendomsoverdracht impliceert. Het enkele feit dat die eigendomsoverdracht juridisch in Italië zou hebben plaatsgevonden, maakt dat niet anders. De verwijzing van Dimensione naar het arrest van het HvJ EG ( zie 2.8.) kan haar dan ook niet baten. In die zaak ging het bovendien om de situatie dat Peek & Cloppenburg de inbreukmakende meubels in haar winkel opstelde zonder dat zij deze meubels aan haar klant wilde leveren. Het HvJ EG heeft geoordeeld dat in dat geval geen sprake was van distributie in de zin van de Richtlijn. De beperktere uitleg van artikel 4 van de Auteursrichtlijn 2001/29/EG die Dimensione voorstaat, volgt niet uit het oordeel van het HvJ EG.

Merkenrecht: 4.12. Dimensione voert verder aan dat zij de aanduidingen uitsluitend beschrijvend gebruikt, te weten als verwijzing naar de ontwerpers van de betreffende door Dimensione aangeboden meubels. Ook dit verweer faalt. Niet is in geschil dat de ontwerpers Le Corbusier en Rietveld wereldwijd bekendheid genieten als meubelontwerpers. Het relevante publiek zal de meubelmodellen onder de aanduiding Le Corbusier en Rietveld op basis van die aanduiding identificeren als afkomstig van deze bekende meubelontwerpers. De namen hebben dan ook zeer grote onderscheidende kracht. Dimensione gebruikt de namen om het publiek duidelijk te maken dat de door haar aangeboden meubelmodellen gelijk zijn aan de meubelontwerpen van Le Corbusier en Rietveld. De gelijkenis van de aanduidingen Le Corbusier en (Gerrit) Rietveld met het gedeponeerde woord(/beeldmerk(en) is bovendien zeer groot. Dimensione gebruikt de namen Le Corbusier en Rietveld dan ook ten minste als overeenstemmende tekens voor waren waarvoor het merk is ingeschreven, en wel op zodanige wijze dat daardoor verwarring kan ontstaan bij het publiek, omdat het publiek denkt dat het originele modellen betreft. Dimensione handelt daarmee in ieder geval in strijd met het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 onder b van het Benelux Verdrag inzake de intellectuele Eigendom ( BVIE). De stelling van Cassina c.s. dat sprake is van inbreuk op de merkenrechten van Cassina c.s. en de rechthebbenden slaagt. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of ook sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 onder a, c en d BVIE.

Misleidende reclame: 4.13. Vast staat dat de onderhavige door Dimensione aangeboden meubels zijn nagemaakt van de ontwerpen van Le Corbusier en Rietveld. De door Dimensione aangeboden meubelmodellen zijn dus geen originele, maar nagemaakte meubelmodellen. Nu Dimensione op haar website, in haar (direct) mailing en catalogus suggereert dat het de originele meubelmodellen betreft, handelt zij door naar deze namen te verwijzen zonder daarbij duidelijk te maken dat het om nagemaakte meubelmodellen gaat, onrechtmatig jegens Cassina.

Schadevergoeding: 4.25. Het feitelijk aantal gemiste verkopen kan niet worden vastgesteld. Cassina c.s. gaat er bij haar berekening vanuit dat zij voor elke twee door Dimensione in Nederland verkochte modellen, één model zou hebben verkocht. Zij verwijst daartoe naar het verschil in prijs van de oorspronkelijke modellen en de prijs die Dimensione hanteert. De rechtbank acht dit uitgangspunt in dit geval gelet op het prijsverschil redelijk en zal daarvan bij de berekening van de gederfde winst ook uitgaan. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken waaruit een ander uitgangspunt zou moeten volgen.

Lees het vonnis hier.