Inbreuk, eigen oefening: “4.2. Ten aanzien van de schilderijen 1/15 en 4/15 heeft B erkend dat deze het resultaat zijn van haar poging ‘Kippengekeuvel’ na te schilderen, althans aan dit schilderij zijn ontleend. Zij beroept zich echter op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden, mits, aldus lid 3 van dit artikel, de kopie door haar formaat of werkwijze duidelijk van het origineel afwijkt.
Zoals A terecht heeft gesteld gaat het beroep van B op deze bepaling in dit geval niet op, omdat deze werken in ieder geval openbaar gemaakt zijn via de website van B. De ‘eigen-gebruik’-regeling van artikel 16b geldt niet voor het openbaar maken van voor eigen oefening of gebruik gemaakte verveelvoudigingen, aangezien -zodra een werk wordt openbaar gemaakt- van eigen oefening of studie geen sprake meer is. Dat de website van B geen commerciële aangelegenheid was, zoals zij heeft aangevoerd, en dat de toevoegingen ‘verkocht’ en ‘prijs op aanvraag’ voor de grap door haar dochter bij de afbeeldingen op de website waren geplaatst, doet in dit verband niet ter zake, daar vaststaat dat deze website wel voor derden vrij toegankelijk was. Dat de werken 1/15 en 4/15 in Ateliercafé Mauve, of elders dan op haar website, openbaar zouden zijn gemaakt, is overigens niet gebleken.
4.3. Nu niet bestreden is dat de schilderijen 1/15 en 4/15 verveelvoudigingen zijn van ‘Kippengekeuvel’ en het beroep van B op artikel 16b Aw niet slaagt, staat in beginsel vast dat B met deze schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van A.
4.4. (…) Bij de beantwoording van de vraag of 5/15 en 11/15 zijn aan te merken als verveelvoudigingen van ‘Kippengekeuvel’, en derhalve of B met deze schilderijen inbreuk pleegt op het werk van A, is van belang of hierin auteursrechtelijk beschermde trekken van ’Kippengekeuvel’ herkenbaar zijn overgenomen. Daarbij geldt dat het feit dat twee werken een zekere gelijkenis vertonen nog niet betekent dat ook sprake is van ongeoorloofde nabootsing, aangezien die gelijkenis kan berusten op bepaalde onbeschermde aspecten, zoals stijl, methode of feitelijke gegevens. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre beschermde trekken van een werk zijn overgenomen, kan bij werken van beeldende kunst als maatstaf worden gehanteerd in hoeverre de totaalindrukken van de beide werken overeenstemmen.
4.5. (…) De rechtbank is van oordeel dat ‘Kippengekeuvel’ en de werken 5/15 en 11/15 aanmerkelijk verschillende totaalindrukken bieden. Voor zover enige overeenstemming vertonende elementen aan ‘Kippengekeuvel’ zijn ontleend, betreft het elementen die geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Ook de door A ter comparitie beschreven kenmerken van haar werk, zoals de, naar haar zeggen, menselijke eigenschappen van de kippen, de knusheid, de gele snavel, de vlakvorming en de compositie zijn naar het oordeel van de rechtbank geen auteursrechtelijk beschermde kenmerken van ‘Kippengekeuvel’ die in 5/15 en 11/15 terug te vinden zijn. Daar komt bij dat de op 5/15 en 11/15 afgebeelde kippen in een andere positie zijn afgebeeld, waarbij de pluimstaarten van de kippen zichtbaar zijn (in tegenstelling tot de kippen op ‘Kippengekeuvel’ waarbij geen staarten zijn afgebeeld) de lichamen van de kippen beduidend anders zijn geschilderd, met meer contrasterende lijnen en dikker in verf zijn gezet, de poten van de kippen op 5/15 en 11/15 niet zichtbaar zijn, en als achtergrond éénn kleur is gebruikt, grasgroen, in tegenstelling tot de kleuren zwart en blauw die als achtergrond van ‘Kippengekeuvel’ zijn gebruikt. 5/15 en 11/15 houden dan ook voldoende afstand van ‘Kippengekeuvel’ en zijn derhalve niet aan te merken als verveelvoudigingen van dat werk. (…)
4.6. Evenmin kan worden geoordeeld dat B zich met 5/15 en 11/15 schuldig zou hebben gemaakt aan onrechtmatige nabootsing. Handelingen die geen inbreuk op auteursrecht opleveren, maar wel schadelijk zijn voor de maker van een werk, kunnen onder omstandigheden weliswaar onrechtmatig zijn, maar van schade is, zoals uit het hiernavolgende blijkt, in dit geval niet gebleken.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen ten aanzien van 5/15 en 11/15 moeten worden afgewezen. (…)
Afgifte: 4.8. Werk 4/15 is ter comparitie door B aan A afgegeven, zodat A bij haar vordering tot afgifte ten aanzien van dat werk geacht moet worden geen belang meer te hebben.
Bij brief van 2 februari 2007 heeft B toegezegd “alle litigieuze werken die zij in haar bezit heeft” aan A, althans haar raadsman, af te staan. Bij brief van 27 maart 2007 heeft B aan A bericht dat zij 1/15 niet meer kon vinden en dat zij dit werk daarom niet kon afgeven. Ter comparitie heeft B desgevraagd verklaard dat zij hard gezocht heeft naar 1/15, omdat zij van begin af aan alles aan A heeft willen afgeven, maar dat 1/15 onvindbaar is gebleven.
Nu vaststaat dat B bij een veroordeling tot afgifte van 1/15 hieraan niet zal kunnen voldoen, en dit derhalve slechts tot het verbeuren van dwangsommen zal leiden, oordeelt de rechtbank dat deze vordering niet kan worden toegewezen.
Verklaring voor recht: 4.9. A vordert verder te verklaren voor recht dat - kort samengevat - de werken van B ontoelaatbare verveelvoudigingen zijn. De rechtbank is van oordeel dat een vordering tot verklaring voor recht eiseres slechts toekomt, indien zij voldoende belang bij een dergelijke rechtsvordering heeft en dat A, zoals B terecht heeft aangevoerd, dat belang onvoldoende heeft aangetoond.
(…) A heeft ter comparitie desgevraagd toegelicht dat haar belang bij de gevraagde verklaring voor recht gelegen is in het persoonlijkheidsrechtelijke aspect van de zaak. (…) A miskent met die stelling echter dat B niet ‘Kippengekeuvel?’ (het werk, in de zin van artikel 25 Aw) onder haar naam openbaar heeft gemaakt, maar een (ontoelaatbare) verveelvoudiging, waartegen A zich krachtens de haar toekomende exploitatierechten kan verzetten. De gevorderde verklaring voor recht wordt derhalve afgewezen.
Schade: 4.12. A heeft verder gesteld schade te hebben geleden door het handelen van B (…) A heeft erkend dat zij niet kan bewijzen dat zij inkomsten heeft misgelopen door de verveelvoudigingen van B. Dat aannemelijk zou zijn dat A door de werken van B minder van haar eigen werk heeft verkocht, zoals A stelt, is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt.
Gelet op de betwisting door B en de onvoldoende onderbouwing van de schade door A, is deze niet toewijsbaar. De immateriële schade is gebaseerd op de schending van haar persoonlijkheidsrechten, zo stelt B. Nu van schending van de persoonlijkheidsrechten van B niet is gebleken, zoals volgt uit het hiervoor onder 4.9. overwogene, is deze schade reeds hierom niet toewijsbaar.
4.13. Tot slot vordert A B te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten (…) De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A. (…) In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat B kort nadat zij door de raadsman van A was benaderd, zich bereid heeft verklaard tot het afgeven van de werken waar A bezwaren tegen had, alsmede een onthoudingsverklaring heeft getekend en een schikkingsbedrag heeft aangeboden, een omstandigheid is waarmee bij de vraag of -ondanks dat inbreuk vaststaat- rekening moet worden gehouden bij de proceskostenveroordeling.
4.14. (…) A kan niet gevolgd worden in haar stelling dat B onwillig en draaierig was en geen loyale medewerking heeft willen geven en dat zij pas in april 2007 onder druk van een kort geding tot afgifte van de werken en de onthoudingsverklaring werd overgegaan. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.