Alle rechtspraak  

IEF 7399

Een zogenaamde duowerkplek

Kembo SEQ - Presto DuoRechtbank Assen, 11 december 2008, KG ZA 08-236, Kembo B.V tegen Drentea Kantoormeubelen (met dank aan Harry Smeltekop, Plas Bossinade).

Eerst even voor jezelf lezen. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Vormgeving kantoor- en projectmeubilair. Deskundigenrapporten spreken elkaar tegen. Geen inbreuk. Proceskosten volgens indicatietarieven: €10.000,-. Advocaatkosten en €2500,- deskundigenkosten. Klik op afbeelding voor vergroting.

“4.8 (…) Op grond van genoemde verschillen op de meest kenmerkende punten, die naar het oordeel van de voorzieningenrechter door Kembo onvoldoende (onderbouwd) zijn weersproken, staat onvoldoende vast dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat er sprake is van een inbreuk op het Gemeenschapsmodellenrecht of het auteursrecht, dan wel slaafse nabootsing. Met betrekking tot punt a. (dubbele werkplek met twee onafhankelijke in hoogte verstelbare werkbladen die op één onderstel steunen) heeft Drentea geen opmerking gemaakt, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het hierbij gaat om uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald en niet voor bescherming op grond van de ingeroepen rechten in aanmerking komen. Ten aanzien van punt g. (de mogelijkheid van een scheidingswand) is de voorzieningenrechter van oordeel, - ook gelet op de overgelegde foto's van duowerkplekken van andere fabrikanten - dat dit een gebruikelijk onderdeel is bij duowerkplekken. De toepassing van kunststof voor het blad (punt i) ziet de voorzieningenrechter niet als een origineel kenmerk, nu het om een gangbaar materiaal gaat, zodat ook hiervoor geen bescherming op grond van de ingeroepen rechten kan worden verkregen. De vorderingen van Kembo zullen reeds om deze redenen worden afgewezen, zodat de overige stellingen en verweren geen verdere bespreking behoeven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7396

Misbrøk door het Musikbyrå?

\HvJ EG, 11 december 2008, zaak C 52/07, Kanal 5 Ltd & TV 4 AB tegen Föreningen Svenska Tonsättares Internationella Musikbyrå (STIM) upa.(prejudiciële vragen  ingediend door de Marknadsdomstol (Zweden)).

Auteursrecht. Auteursrechtenbureau met feitelijk monopolie. Heffing van royalty’s voor uitzending van muziekwerken op televisie. Methode voor berekening van royalty’s. Machtspositie. Misbruik. Klacht van de Zweedse commerciële televisiezenders Kanal 5 en TV 4 bij het Konkurrensverk [de Zweedse mededingingsautoriteit] tegen STIM, de Zweedse Buma.

Kanal 5 en TV 4 betalen een percentage van hun reclame inkomsten aan STIM, waarbij wel rekening gehouden wordt met het percentage muziekgebruik, maar niet met de kijkdichtheid. De Zweedse publieke TV-zender Sveriges Television betaalt aan STIM een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag van tevoren is overeengekomen.

Vragen en antwoorden HvJ, kort samengevat:

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) een percentage vragen van de (reclame-)inkomsten van een commerciële omroep?

Antwoord HvJ: Ja, tenzij het zonder te hoge kosten nauwkeuriger kan. “Het kan echter niet worden uitgesloten dat de toepassing van een dergelijk vergoedingsmodel onder bepaalde omstandigheden misbruik kan opleveren, met name indien er een andere methode bestaat waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd, en met deze methode hetzelfde rechtmatige doel, te weten de bescherming van de belangen van de auteurs, componisten en muziekuitgevers, kan worden bereikt, zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van de auteursrechtelijk beschermde muziekwerken onevenredig te verhogen”  (ov. 40).

Vraag: Mag een auteursrechtenbureau (met een machtspositie) voor een publieke omroep een geheel ander vaststellingswijze gebruiken dan een percentage van de inkomsten?

Antwoord HvJ: Nee, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor is. “Een dergelijke rechtvaardiging zou met name kunnen liggen in de taak en de wijze van financiering van de publieke televisiezenders” (ov. 47).

Het Hof van Justitie (Vierde kamer) verklaart voor recht:

"1) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat een auteursrechtenbureau dat een machtspositie bezit op een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt, geen misbruik maakt van deze machtspositie wanneer het als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken op commerciële televisiezenders een vergoedingsmodel toepast volgens hetwelk het bedrag van deze royalty’s overeenkomt met een deel van de inkomsten van deze zenders, op voorwaarde dat dat deel in grote lijnen in verhouding staat tot de hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde muziekwerken die werkelijk op televisie is of kan worden uitgezonden, en mits er geen andere methode is waarmee het gebruik van deze werken en het kijkcijfer nauwkeuriger kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd zonder evenwel de kosten van het beheer van de overeenkomsten en van het toezicht op het gebruik van deze werken onevenredig te verhogen.

2) Artikel 82 EG moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een auteursrechtenbureau de royalty’s die worden geheven als vergoeding voor de uitzending op televisie van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken, op verschillende manieren berekent naargelang het commerciële of publieke televisiezenders betreft, het daarmee misbruik kan maken van zijn machtspositie in de zin van dat artikel indien het ten opzichte van deze televisiezenders ongelijke voorwaarden toepast bij gelijkwaardige prestaties en hun daarmee nadeel berokkent bij de mededinging, tenzij een dergelijke praktijk objectief kan worden gerechtvaardigd."

Lees het arrest hier.

IEF 7385

Een nieuwe uitgaveovereenkomst

Heb je even voor Mij? Comp. E. HartkampRechtbank Utrecht, 28 november 2008, KG ZA 08-1100, Hartkamp tegen Basart B.V. & Strengholt B.V. (met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten)

IE-overeenkomstenrecht. Geschil over, kort gezegd, onderhandelingen over voortzetting muziekuitgaveovereenkomst. Bevoegdheid om met derden te onderhandelen.

"4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden gesteld dat Hartkamp in de periode tot en met 30 september 2008 niet, dan wel niet te goeder trouw, met Basart heeft onderhandeld. Hartkamp is gesprekken met Basart niet uit de weg gegaan, nu hij - in ieder geval - op 1 april 2008, l0 juni 2008, 20 augustus 2008 en 25 september 2008 met Basart over het aangaan van een nieuwe uitgaveovereenkomst heeft gesproken. Daarnaast heeft Hartkamp naar aanleiding van de voorstellen van Basart bij brief van 9 september 2008 en tijdens de bespreking op 25 september 2008 een aantal vragen aan Basart gesteld, zodat niet kan worden gezegd dat Hartkamp niet inhoudelijk op de voorstellen van Basart is ingegaan.  

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het Hartkamp niet worden aangerekend dat partijen vóór 1 oktober 2008 niet tot overeenstemming zijn gekomen. In artikel 1 van her addendum is immers expliciet bepaald dat Hartkamp niet verplicht was een door de uitgever gedaan aanbod te aanvaarden.

Uit de brief van de raadsman van Hartkamp d.d. 26 september 2008 blijkt voorts dat Hartkamp na de bespreking op 25 september 2008 van mening was dat hij nog onvoldoende antwoord had gekregen op een aantal voor hem essentiële vragen die hij in zijn brief van 9 september 2008 aan Basart had gesteld. Er was volgens Hartkamp nog geen duidelijkheid gecreëerd over de hoogte van het voorschot en de wijze waarop buitenlandexploitatie zou plaatsvinden, Gelet daarop was Hartkamp niet gehouden om een tegenvoorstel te doen en was hij bevoegd om na 30 september 2008 ook met derden re onderhandelen. Hartkamp heeft derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter jegens Basart geen wanprestatie gepleegd, zodat Basart niet bevoegd was het addendum partieel te ontbinden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7377

Een bijzonder Chapter

Rechtbank Utrecht, 10 december 2008, KG ZA 08-1118, Sijthoff tegen Vereniging Wikimedia Nederland en Stichting Wikimedia Nederland (met dan aan Hendrik Struik en Menno Briët, CMS Derks Star Busmann)

Vordering tot verwijdering artikel van Wikipedia en bekendmaking personalia auteur afgewezen. Wikimedia Nederland c.s. heeft geen zeggenschap over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia

Wikipedia is een project van Wikimedia Foundation (opgericht naar het recht van de staat Florida). Wikimedia Foundation wordt ondersteund door locale "chapters"; Vereniging Wikimedia is de Nederlandse "chapter" van Wikimedia Foundation.

Jacob H, moderator bij Wikipedia, heeft omstreeks april 2008 op de website van Wikipedia een artikel over Sijthoff geschreven. Wikipedia Nederland c.s. heeft geen gevolg gegeven aan de brief van Sijthoff waarin hij haar aansprakelijk stelt voor de door hem geleden schade wegens de, naar hij stelt, onrechtmatigheid van passages uit het artikel. In kort geding vordert Sijthoff onder meer het artikel van de website te verwijderen en bekendmaking van de personalia van auteur Jacob H.

De rechtbank is van oordeel dat, nog daargelaten wat van de gestelde onrechtmatigheid van passages uit het artikel zij, Sijthoff, in het licht van de gemotiveerde betwisting van Wikimedia Nederland c.s., onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. zeggenschap heeft over de beschikbaarstelling en de inhoud van de Nederlandse versie van Wikipedia. Niet alleen blijkt uit de statuten van Wikimedia Nederland c.s. het tegendeel, ook uit de feitelijke gang van zaken valt dit standpunt niet zonder meer af te leiden. Niet voldoende aanemelijk is geworden dat Wikimedia Nederland c.s. zelfstandig tot verwijdering van het artikel in staat is danwel invloed kan uitoefenen op verwijdering van het artikel door Wikimedia Foundation of een andere verantwoordelijke. Tevens is niet aannemelijk gemaakt dat Wikimedia Nederland c.s. over de gegevens van Jacob H. beschikt. De vorderingen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7375

Voetbal kijken

ECVBeschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2008, KG RK 08/2021, Eredivisie tegen www.davinciserver.nl.

Auteursrecht. Merkenrecht. Ex parte bevel tegen inbreukmakend live-streamen van  auteursrechtelijk beschermde (live) televisieprogramma's van wedstrijden gespeeld in de Eredivisie en het gebruik door gerekwestreerde van de gecombineerde woord/beeldmerken van ECV en de Voetbalclubs op de website www.davinciserver.nl en op webfora.

“De voorzieningenrechter: beveelt Gerekwestreerde om onmiddellijk na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op Gemeenschaps en Benelux beeldmerkrechten en het auteursrecht van verzoeksters, met name door gebruik van beeldmerken en openbaarmaking van (live) eredivisiewedstrijden waarvan verzoeksters rechthebbenden zijn, via de door Gerekwestreerde geëxploiteerde website www.davinciserver.nl of enige ander website, te staken en gestaakt te houden. ”

Lees de beschikking hier. Lees de rectificatie hier.

IEF 7344

Een paar kiekjes ging die zij kon publiceren

Obsession Magazine oktober 2008Rechtbank Amsterdam. 26 november 2008, HA ZA 08-215, Neijhorst tegen Damsko Sociaal Cultureel Centrum (met dank aan Emilie Flohil, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Auteursrecht. Uitgever van het tijdschrift  Obsession Magazine plaatst zonder toestemming van eiser een door eiser gemaakte foto op de omslag van het oktobernummer en op meerdere andere plaatsen in het blad. Eiser heeft weliswaar een overeenkomst met het afgebeelde model (Tiney) voor promotiedoeleinden, maar de publicatie van de foto op de cover betreft naar het oordeel van de rechter niet de promotie van het model. Eiser is verder niet gekend in de publicatie en aangezien gedaagde ook geen enkel onderzoek heeft verricht naar de auteursrechthebbende van de foto kan de inbreuk aan gedaagde worden toegerekend.1019h proceskosten worden gematigd, nu zaken als dagvaarding en pleitnota naar het oordeel van de rechter teveel tijd in beslag hebben genomen:  €4336,44.

“4.5. De rechtbank overweegt het volgende. Damsko zelf heeft ter comparitie verklaard dat Tiney haar heeft gezegd dat de foto was gemaakt door Neijhorst. Of de naam van Neijhorst (ook) op de aangeleverde foto was vermeld, kan dan ook in het midden blijven. Het had dan ook op de weg van Damsko gelegen nader onderzoek te doen naar liet bestaan van een auteursrecht aan de zijde van Neijhorst. Dat Damsko, zoals zij eveneens ter comparitie heeft verklaard, er vanuit ging dat het om een paar kiekjes ging die zij kon publiceren, komt voor haar risico. Dat Tiney (althans volgens Dainsko) heeft gezegd dat Neijhorst de vriend was van haar zus, maakt het voorgaande niet anders. Damsko heeft geen enkel onderzoek verricht naar de auteursrechthebbende van de foto. De inbreuk op het auteursrecht is aan Dainkso toe te rekenen en zij is aansprakelijk voor de door Neijhorst als gevolg van die inbreuk geleden schade. De overig aangevoerde stellingen van partijen ter zake van de inbreuk op het auteursrecht behoeven geen behandeling meer.”

lees het vonnis hier.

IEF 7331

Op een buitensporig hoog niveau

HvJ EG, 27 november 2008, conclusie A-G Mengozzi in zaak C-425/07 P AEPI (Elliniki Etaireia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias AE) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Mededinging. Auteursrecht. Auteursrechtenorganisaties. Afwijzing van klacht door Commissie wegens gebrek aan communautair belang.

Het Griekse AEPI, belast met het gezamenlijk beheer van auteursrechten op muziek, heeft bij de Commissie een klacht ingediend tegen de Helleense Republiek en tegen drie Griekse organisaties voor het gezamenlijk beheer van de naburige rechten van zangers, musici en producenten van geluids- en/of beelddragers. In deze klacht heeft AEPI aangevoerd dat deze organisaties de artikelen 81 EG en 82 EG hadden geschonden door de vergoeding voor de naburige rechten op een buitensporig hoog niveau, tot 5 % van de bruto-inkomsten van de Griekse radio- en televisiestations, vast te stellen, en dat de Helleense Republiek artikel 81 EG had geschonden door hun de mogelijkheid te bieden dienaangaande overeenkomsten te sluiten en deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Doordat de ondernemingen die muziekwerken gebruiken, buitensporige lasten dienen te dragen, hebben zij de auteursrechten die AEPI van hen wilde innen, niet kunnen betalen.

A-G Mendozzi stelt voor het arrest van het GvEA te vernietigen en de beschikking van de Commissie waarin de klacht van AEPPi wordt afgewezen nietig te verklaren.

“74. Ook al zouden de gevolgen van de gelaakte inbreuk op het grondgebied van andere lidstaten – zoals de Commissie in haar verweerschrift in eerste aanleg heeft gesteld – miniem zijn, waarvan overigens mijn inziens niet kan worden uitgegaan op basis van het loutere feit dat de organisaties waartegen rekwirantes klacht is gericht, slechts bevoegd zijn in Griekenland, zou dit niets afdoen aan het feit dat bovengenoemde vaststelling kennelijk onjuist is en dus, om de hierboven in de punten 63 tot en met 66 uiteengezette redenen, aan de onwettigheid van de litigieuze beschikking.”

Lees de conclusie hier.

IEF 7322

De Deukbeker tegen De Deukmok (Deukbeker wint)

Links Deukbeker. rechts DeukmokRechtbank Haarlem, 25 november 2008, ex parte bevel in de zaak Brandt tegen Vroom & Dreesmann (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle). 

Ex parte. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Toewijzing verzoek tot bevel tot staken inbreuk op de Deukbeker, de keramische versie van het ingedeukte plastic koffiebekertje. De naderende feestdagen dragen bij aan het spoedeisende karakter. Het oorspronkelijke, niet gedeukte (en wellicht zo banale en triviale) plastic bekertje wordt aangeduid als de traditionele plastic koffiebeker en komt als ontwerp verder niet ter sprake. (Afbeelding: v.l.n.r. Deukbeker en Deukmok, klik voor vergroting). Uit het verzoekschrift:

“8. Uit het feit dat Brandt bij elke mal voor de Deukbeker met de hand de deuken aanbrengt, blijkt ook dat bij elke beker opnieuw esthetische keuzes worden gemaakt, heel concreet betrekking hebbend op het aantal deuken, de plaats van de deuken, de diepte van de deuken en de grootte van de deuken. Elke Deukbeker is daarmee een rechtmatige bewerking van de allereerste Deukbeker uit 1975 en daarmee opnieuw een auteursrechtelijk beschermd werk.

9. De Deukmok is (nagenoeg) identiek aan de Deukbeker en de totaalindruk is gelijk. Immers de Deukmok heeft dezelfde kenmerken als de Deukbeker, de plaats van de ribbels, de grootte van de band van de ribbels, de verhoudingen met de gladde stukken van de beker, de omgebogen rand, de vormgeving (reliëf) van het onderste randje, maar voroal ook de aangebrachte deuken. De deuken in de Deukmok zijn zowel qua vorm als plaatsing (nagenoeg) identiek aan die in de Deukbeker.

(…) 15. V&D brengt de Deukmok in een zeer slechte en grove uitvoering op de markt en biedt de Deukmok ook in grote getalen aan tegen een bijzonder lage prijs in haar winkels, in haar folders en op haar website. En dit in een periode waarin juist de Deukbeker een aardig geschenk is tijdens de feestdagen en er voor dergelijke producten extra veel afzet is, heeft zowel Brandt als ook haar distributeur grote onherstelbare schade geleden en lijden voortdurende onherstelbare schade.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7319

Een stijlverwantschap, maar geen verveelvoudiging

Vlinder (Jacobsen) - Lugano (Blokker). Klik voor vergrotingRechtbank Amsterdam, 13 november 2008, LJN: BG5119, Fritz Hansen A/S tegen Blokker B.V.

Kort geding tussen Fritz Hansen, de producent van de Vlinderstoel van Arne Jacobsen, en Blokker. Volgens Fritz Hansen wordt door Blokker een stoel aangeboden  (de Lugano, afbeelding rechts, klik voor vergoting) die een inbreuk vormt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Vordering wordt afgewezen. Er is wel een stijlverwantschap, maar de totaalindrukken verschillen. Onbetwiste redelijke proceskosten: €4.613,58.
 
“Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel.”

“2.6.  In haar folder de “Blokker Topper” van week 38 is door Blokker een stoel met de naam “Lugano” in de kleuren mat wit en mat transparant beuken voor een prijs van EUR 17.99 ter verkoop aangeboden. De producent van de Luganostoel is het in Taiwan gevestigde bedrijf Suiann Industrial Co. Ltd."

Auteursrecht

"(…) 4.2.  Niet in geschil is dat op de Vlinderstoel auteursrecht rust. (…) 

(…) 4.5.  Uit het voorgaande blijkt dat de Vlinderstoel en de Luganostoel zeker overeenkomsten hebben, zoals de smallere taille in de rugleuning en de vorm van de poten. Niet onaannemelijk is dan ook dat bij het ontwerpen van de Luganostoel de Vlinderstoel als inspiratiebron heeft gediend. Dit betekent echter nog niet dat daarmee met de Luganostoel ook een inbreuk is gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Daarvoor is de totaalindruk van de Luganostoel te verschillend van de Vlinderstoel, waarbij in zoverre onderscheid wordt gemaakt tussen de uitvoering van beide stoelen in wit dan wel beukenhout. De totaalindruk van de witte Luganostoel is sterk verschillend van de Vlinderstoel. De beukenhouten versie van de Luganostoel, met de daarop aangebrachte suggestie van een houtnerf, lijkt op dichtere afstand van de Vlinderstoel te staan dan de witte versie van de Luganostoel. Bij de Luganostoel ontbreekt echter in beide uitvoeringen het voor de Vlinderstoel kenmerkende welvende en glooiende lijnenspel, zowel aan de buitenzijde van de rugleuning en het zitvlak als in de rugleuning en het zitvlak zelf. Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel."

Slaafse nabootsing

"4.6.  Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat de verkoop van de Luganostoel door Blokker onrechtmatig is omdat de Luganostoel een slaafse nabootsing is van de door haar geproduceerde en verkochte Vlinderstoel, wordt overwogen dat nabootsing van een product van een concurrent alleen dan ongeoorloofd is indien men, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product af te doen, op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht bij het relevante publiek over de herkomst van het product.

4.7.  Zoals hiervoor reeds overwogen zijn er weliswaar overeenkomsten tussen de Vlinderstoel en de Luganostoel, maar zijn de totaalindrukken van deze stoelen verschillend. Waar mogelijk heeft de fabrikant van de Luganostoel bij het ontwerp een andere weg gekozen. Niet aannemelijk is dan ook dat het relevante publiek de Luganostoel met de Vlinderstoel zal verwarren, te minder nu door eiseres daarvoor geen bewijzen zijn aangedragen. Van slaafse nabootsing is voorshands dan ook geen sprake."


Lees het vonnis hier.

 

IEF 7318

Verend opgelegde dekvloeren

Fonofloor - RedufloorRechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2008, LJN: BG4633, Fonofloor B.V. tegen O.C.A.M. Holding B.V.,

Auteursrecht. Merkenrecht. Concurrentie na samenwerking. Geen inbreuk op auteursrecht m.b.t brochure, folder algemene voorwaarden en  prestatiecertificaat. Onduidelijkheid over eventuele auteursrechthebbende is niet van belang, nu van inbreuk geen sprake is. “Zeer vergelijkbaar” is onvoldoende, nu de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Merk Redufloor maakt geen inbreuk op Fonofloor.

Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen. 

“De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s.” Proceskosten volgens liquidatietarief.

Auteursrecht op de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften:

"4.4. De brochure van Fonofloor en de folder met verwerkingsvoorschriften zijn door Mediacom in opdracht van Fonofloor gemaakt, dat staat tussen partijen vast. De maker wordt niet op dit materiaal vermeld. Op grond van artikel 8 Auteurwet wordt in een dergelijk geval de vennootschap die het werk als afkomstig van haar openbaarmaakt, als maker aangemerkt. Partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken. Volgens OCAM c.s. gelden de algemene voorwaarden van Mediacom, waarin onder meer is bepaald dat zij eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten van door haar ontwikkelde producten blijft. Fonofloor beroept zich op vernietiging van die voorwaarden, omdat deze volgens haar niet door Mediacom aan Fonofloor zijn verstrekt. Volgens OCAM c.s. zijn de voorwaarden wél verstrekt. Het staat dus nog ter discussie wie auteursrechthebbende van de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften is.

4.5. Als blijkt dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht, kan hier echter in het midden blijven welk van partijen auteursrechthebbende is. Wanneer de reclame van OCAM c.s. (productie 2 Fonofloor) met de brochure van Fonofloor (productie 1 Fonofloor) wordt vergeleken, blijkt dat de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Datzelfde geldt wanneer de folder met verwerkingsvoorschriften van OCAM c.s. (productie 4 Fonofloor) met die van Fonofloor (productie 3 Fonofloor) wordt vergeleken. Alleen de in beide folders afgebeelde schema’s vertonen gelijkenissen. Fonofloor noemt het materiaal van haarzelf en Redumax “zeer vergelijkbaar”, maar dat is niet voldoende om inbreuk op auteursrecht aan te nemen. Voor zover er door OCAM c.s. al auteursrechtelijk beschermde trekken van het materiaal van Fonofloor zijn overgenomen, is dat niet in een mate gebeurd waardoor sprake is van inbreuk op het auteursrecht."

Auteursrecht op de algemene voorwaarden en het prestatiecertificaat:

"4.6. OCAM c.s. heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden van Fonofloor zijn gekopieerd van die van haar zusterbedrijf Wedeflex en dat ook het prestatiecertificaat een aangepaste versie van het certificaat van Wedeflex is. Dit is door Fonofloor niet weersproken, zodat het tussen partijen vast staat. Fonofloor heeft niets aangevoerd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat haar voorwaarden en prestatiecertificaat niettemin als nieuwe, oorspronkelijke werken zouden moeten worden aangemerkt en dus auteursrechtelijk beschermd zijn. Voor zover de voorwaarden en het certificaat van Wedeflex wél auteursrechtelijk beschermde werken zijn, kan dat evenmin tot toewijzing van de vorderingen leiden. Wedeflex is immers geen partij in deze procedure."

Merkrecht

"4.7. Voor zover Fonofloor ook een inbreuk op haar merkrecht aan haar vorderingen ten grondslag legt, overweegt de rechtbank het volgende. Fonofloor heeft als merkhouder van het merk “Fonofloor” het uitsluitend recht op dit merk, onder andere voor isolatiemateriaal en vloerbedekking. Redumax gebruikt het teken “Redufloor” voor dergelijke producten. Er is echter geen sprake van merkinbreuk, omdat “Redufloor” onvoldoende met “Fonofloor” overeenstemt om op basis daarvan verwarringsgevaar tussen beide aan te nemen.

(…) 4.9. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Fonofloor, voor zover gegrond op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, worden afgewezen."

Gesteld onrechtmatig handelen

"4.10. Partijen zijn het erover eens dat het product van Fonofloor niet door een intellectueel eigendomsrecht zoals octrooirecht wordt beschermd. Zij twisten onder meer over de vraag of het door Redumax verhandelde product is nagemaakt van het door Redumax verhandelde product, in hoeverre de producten gelijk zijn en of er verwarringsgevaar bestaat.

(…) 4.13. De rechtbank benadrukt dat bij de beoordeling van de handelwijze van OCAM c.s. de vrijheid van handel en nijverheid voorop staat. Bij het beëindigen van de zakelijke relatie tussen enerzijds Fonofloor en anderzijds OCAM, Mediacom en [S] is geen non-concurrentiebeding overeengekomen. Dat OCAM c.s. aan derden en mogelijk ook aan Fonofloor heeft laten weten zich op reclamewerk te willen gaan toeleggen, betekent niet dat zij dus geen concurrerende activiteiten mócht gaan ontplooien. Dat stond haar in beginsel vrij. Dat zou anders kunnen zijn als zij bij de concurrerende activiteiten stelselmatig of in substantiële mate het bedrijfsdebiet van Fonofloor zou afbreken, maar dit is gesteld noch gebleken.

Fonofloor stelt dat verwarring tussen beiden ontstaat door het gebruik van de brochures, verwerkingsvoorschriften, prestatiecertificaten en algemene voorwaarden van Redumax en van gelijkende namen. De brochures en verwerkingsvoorschriften van Redumax wijken naar het oordeel van de rechtbank echter zozeer af van die van Fonofloor dat deze niet tot verwarring zullen leiden (zie overweging 4.5). Datzelfde geldt voor de door Redufloor gebruikte namen “Redufloor”, “Hotfix-methode”, “Redustrip” en “Redumax-tape” ten opzichte van de door Fonofloor gebruikte namen “Fonofloor”, “Hotmeld-methode” “Fonostrip” en “Fonotape”. Het certificaat en de algemene voorwaarden van Redumax lijken weliswaar zeer sterk op die van Fonofloor, maar het gebruik van vergelijkbare certificaten en voorwaarden is in diverse branches zó algemeen dat het gebruik van het certificaat en de voorwaarden van Redumax evenmin tot verwarring tussen Redumax en Fonofloor zal leiden.

(..) 4.15. De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s. Het betoog van Fonofloor dat OCAM c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld faalt, ook wanneer de diverse handelingen van OCAM c.s. in onderling verband worden beschouwd. De vorderingen van Fonofloor zullen dan ook worden afgewezen."

Gebruik materiaal na verbreken relatie opdrachtgever en ontwikkelaar

  “4.18. De rechtbank gaat ervan uit dat OCAM c.s. met het reclamemateriaal doelt op de brochures en folders die ook in conventie onderwerp van discussie zijn geweest. Zoals reeds in conventie is besproken, is tussen partijen in geschil wie het auteursrecht op dit materiaal heeft. Ook in reconventie kan het antwoord op die vraag in het midden blijven en is bewijslevering op dit punt dus niet aan de orde. Als OCAM c.s. het auteursrecht op dit materiaal heeft, geldt namelijk het volgende. Het materiaal is in opdracht van Fonofloor ontwikkeld, dat staat tussen partijen vast. Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen (zie ook Spoor c.s. in Auteursrecht, paragraaf 2.14). Dat daarover tussen partijen andersluidende afspraken zijn gemaakt, is niet gesteld of gebleken. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aanleiding geven van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.”

Lees het vonnis hier