Alle rechtspraak  

IEF 14778

Hof verbiedt citeren uit dagboek moeder Marianne Vaatstra

Hof Amsterdam 17 maart 2015, IEF 14778; ECLI:NL:GHAMS:2015:955 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra)
Uitspraak ingezonden door Yehudi Moszkowicz, Moszkowicz advocaten Utrecht. Auteursrecht. Citaatrecht. Zie eerder IEF 13354 en IEF 13491. Het auteursrecht van Terpstra moet in casu niet wijken voor vrijheid van meningsuiting van eiser. Dat het dagboek aan anderen is verstrekt in het kader van het onderzoek naar de dader van de moord op dochter Marianne Vaatstra impliceert geen toestemming voor publicatie van (delen van) het dagboek op een website of in het boek. Aanbieden van het dagboek aan derden is nog geen toestemming tot openbaarmaking door D. Beroep op citaatrecht (15a Aw) faalt. Dat er in hoofdstuk 4 rechtmatig openbaargemaakte toespraken, gebaseerd op passages uit het dagboek, zijn geciteerd wordt onvoldoende duidelijk en concreet aangegeven. Verbod en vernietiging van 'Maaike's dagboek'.

Er wordt geen straat- of contactverbod afgegeven omdat D. slechts éénmaal boeken heeft uitgedeeld in woonplaats van moeder Vaatstra en niet meer naar haar belt. De grief dat de inhoud van het vonnis integraal moet worden vermeld zonder duurbeperking slaagt.

3.3.2 (...) Voor zover D. c.s. in hoger beroep het verweer hebben gehandhaafd dat het dagboek van Terpstra geen auteursrechtelijke beschermd werk is, wordt het verworpen. Het dagboek bevat een verslag van hetgeen Terpstra te ntijde van de moord op haar dochter Marianne en de jaren nadien heeft meegemaakt en hoe zij een en ander heeft ervaren. Het dagboek van Terpstra is haar schepping en draagt derhalve (in hoge mate) haar persoonlijke stempel, zodat het als gevolg hiervan auteursrechtelijke bescherming geniet.

Leestips 3.3.3. t/m 3.3.6.

3.6. De grief slaagt. D c.s. voeren terecht aan dat niet van D. kan worden verwacht dat het vonnis tot in lengte der dagen gepubliceerd te houden op de website. Het hof zal de toegewezenduur beperken tot de dag waarop het onderhavige arrest wordt uitgesproken.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14777

Gelijkenis tussen spijkerbroeken

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 maart 2015, IEF 14777 (Imperial tegen Çak)
Uitspraak ingezonden door Manon Rieger-Jansen en Lara van Huizen, Bird & Bird. Auteursrecht. Imperial ontwerpt en produceert spijkerbroeken voorzien van het merk PLEASE. Çak gebruikt het merk LTB-jeans en verhandeld de Margie-broek. De omstandigheid dat de Margie-broek niet meer wordt verhandeld, doet niet af aan het spoedeisend belang van eiser. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat vóór de ontwerpdatum van de PLEASE-broek geen vergelijkbare broeken waren en de genoemde elementen komen niet banaal of trivial voor. Gelet op de gelijkenis tussen de broeken kan een vermoeden van ontlening worden aangenomen. Staking van de broek en verspreiding van reclamemateriaal wordt bevolen en verwijdering van afbeeldingen van hun websites, advertentiewebsites al dan niet van derden.

4.5. Door de keuze, de combinatie en de rangschikking van de hierna te noemen kenmerkende elementen heeft de ontwerper, uitdrukking aan zijn creatieve geest gegeven wat resulteerde in een auteursrechtelijk beschermde intellectuele schepping, aldus Imperial. Die elementen zijn:
* V-vormige stiksel over de bovenboven, waarbij de stiksels diagonaal naar beneden lopen vanaf de dubbel gestikte broekzakken naar de binnen been naad en deze raken ter kniehoogte;
* dubbel gestikte broekzakken aan de voorzijde;
* bij de sluiting zichtbare knopen;
* dubbelen horizontale stiksel boven de achterzakken.
Imperial benadrukt dat deze elementen niet banaal zijn of louter voortvloeien uit het toepassen van een bepaalde stijl. Dit geldt volgens haar des te sterker voor de gekozen combinatie van de elementen.

4.8. Nu er in het kader van dit kort geding van moet worden uitgegaan dat er vóór de ontwerpdatum van de PLEASE-broek geen vergelijkbare broeken waren en de door Imperial als (combinatie van) kenmerkend aangemerkte elementen de voorzieningenrechter niet banaal of trivial voorkomen, geldt dat de PLEASE-broek voorshands als auteursrechtelijk beschermd werk moet worden beschouwd.

4.15. De voorzieningenrechter overweegt dat gelet op de gelijkenis tussen de broeken er een vermoeden van ontlening kan worden aangenomen. Dat vermoeden wordt onvoldoende weggenomen door de enkele summiere schriftelijke verklaring van de ontwerper van Çak en de overgelegde ontwerptekeningen, eens te minder gelet op de door Imperial benadrukte omstandigheden en de — aanzienlijk gedetailleerdere — verklaringen van Bernardi op dit punt. Voor nadere bewijsvoering door Çak is in het kader van dit kort geding geen plaats.

IEF 14767

HEKSENKAAS-smaak voldoet aan auteursrechtvereisten

Vzr. Rechtbank Den Haag 13 januari 2015, IEF 14767 (Levola tegen European Food Company) + verzoekschrift
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sven Klos, Klos Morel Vos & Reeskamp. Auteursrecht op smaak. Gerekwestreerde produceert onder de naam 'Magic Cheese' een product waarvan de smaak is nagebootst van de smaak van het product dat Levola onder de merknaam HEKSENKAAS® verhandeld. Verlof om bewijsbewarende maatregelen te treffen wordt verleend. Van de inzendende advocaat: "Voor zover bekend is het nooit eerder voorgekomen dat een rechter een voorlopig oordeel heeft geveld over de auteursrechtelijke bescherming van een smaak. Het is ook de eerste keer dat een dergelijk oordeel werd gegeven op basis van het proeven van producten door de rechter."

2.2. Gelet op het arrest Lancôme/Kecofa (ECLI:NL:HR:2006:AU8940) is voorshands aannemelijk dat er auteursrecht op een smaak kan rusten en dat (de smaak van) het product van verzoekster voldoet aan de vereisten voor auteursrechtelijke bescherming. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat er inbreuk op haar recht is gemaakt om te voldoen aan de maatstaf van artikel 1019b Rv. Zij heeft die inbreuk voldoende gemotiveerd gesteld en de smaak van beide producten stemt tot op zekere hoogte overeen.

Op andere blogs:
DeClercq
Charlotte's Law
SOLV
Dirkzwager
Legal Tree

IEF 14762

Klant- en trainersbestand noch hardloopmethode zijn een werk

Hof Amsterdam 14 oktober 2014, IEF 14762; ECLI:NL:GHAMS:2014:5589 (Trainingsmethode)
Geen verbod executie dwangsommen. Onvoldoende aannemelijk dat klantenbestand, trainersbestand en trainingsmethode inzake hardlopen zijn aan te merken als werk in de zin van de Auteurswet.

(...) Dit brengt mee dat het hof met de voorzieningenrechter tot de slotsom komt dat er voor het uitspreken van een verbod op executiemaatregelen geen reden is.

3.6.3. Door [appellant] is niet zodanig aannemelijk gemaakt dat het klantenbestand, het trainersbestand en de trainingsmethode [geïntimeerde sub 1] zijn aan te merken als werk in de zin van de auteurswet dat een op een auteursrecht gegrond verbod om daarop inbreuk te maken in het kader van dit kort geding voor toewijzing in aanmerking komt.
IEF 14745

Prejudicieel gestelde vraag: Kan een hypothetische royaltyvergoeding samenvallen met vergoeding voor inbreuk op morele rechten?

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 12 januari 2015, IEF 14745; zaak C-99/15 (Liffers tegen Producciones Mandarina en Gestevisión Telecinco) - Bericht van MinBuza.
Vraag gesteld door Tribunal Supremo van Spanje. Het geschil gaat tussen Christian Liffers, regisseur, screenwriter en producent van film getiteld "Dos patrias, Cuba y la noche" (="Twee vaderlanden, Cuba en de nacht") en Producciones Mandarina/Gestevisión Telecinco. De laatstgenoemden hebben een documentaire over kinderprostitutie in Cuba gemaakt waarin passages van een documentaire van Liffers zijn opgenomen. Het Juzgado de lo Mercantil de Madrid wijst compensatie toe van 3.370 euro voor inbreuk op auteursrechten en 10.000 euro voor inbreuk op morele rechten. Het Audiencia Provincial de Madrid verlaagt de vergoeding van de auteursexploitatierechten naar 962 euro en 10.000 euro voor inbreuk op morele rechten. Gestelde vraag (onder voorbehoud):

Moet artikel 13, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat de benadeelde die vergoeding van de materiële schade wegens inbreuk op zijn intellectuele-eigendomsrechten vordert op basis van het bedrag van de royalty’s of vergoedingen die hem verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht te gebruiken, niet tevens vergoeding van de toegebrachte morele schade kan vorderen?
IEF 14738

Auteursrechten overleden kunstenaar zijn overgedragen aan vennootschap

Rechtbank Noord-Holland 24 december 2014, IEF 14738; ECLI:NL:RBNHO:2014:12269 (eisers tegen NIC.)
Auteursrecht. Contractenrecht. De auteursrechten zijn bij leven van de kunstenaar ingebracht in de door hem opgerichte vennootschap ten behoeve van de exploitatie van de kunstwerken/beeldentuin/museum. De rechtbank legt de bepalingen in de akte van oprichting van de vennootschap uit met inachtneming van de omstandigheden van het concrete geval en concludeert dat de vennootschap auteursrechthebbende is.

Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien overdracht van auteursrechten niet zou worden aangenomen, ervan uit dient te worden gegaan dat een licentieovereenkomst bestaat. De door eisers gevraagde verklaring voor recht dat de licentieovereenkomst is beëindigd, zou in dat geval voor afwijzing gereed liggen aangezien geen sprake is van een redelijke opzegtermijn en bovendien een aanbod tot passende schadeloosstelling geheel ontbreekt. De tegen de certificaathouder van de vennootschap gerichte uitstotingsvordering ontbeert juridische grondslag. Het beroep op artikel 2:336 BW wordt verworpen. Verder worden de vorderingen tot terugbetaling van de leningen en de achterstallige stamrechtuitkering aan de echtgenote van de kunstenaar toegewezen. De algemene schadevergoedingsvordering wordt afgewezen omdat niet is onderbouwd waaruit de gestelde schade bestaat.


III Auteursrechten
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de kunstwerken van [A.] auteursrechten rusten. Evenmin is tussen partijen in geschil dat die auteursrechten bij leven van [A.] en voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap bij [A.] rustten. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de auteursrechten bij de oprichting van de vennootschap in de vennootschap zijn ingebracht, dan wel dat de auteursrechten bij [A.] zijn gebleven en na zijn overlijden krachtens erfopvolging zijn overgegaan op [eiser1].
4.12.
Voor overdracht van auteursrechten is ingevolge artikel 2 lid 2 Auteurswet (hierna: Aw) een daartoe bestemde akte vereist. Nu gedaagden zich op het standpunt stellen dat sprake is van overdracht van de auteursrechten aan hen, ligt de bewijslast van het bestaan van een akte van overdracht bij gedaagden. Gedaagden beroepen zich in dat kader onder meer op de oprichtingsakte van de vennootschap. In de oprichtingsakte, zoals vermeld onder 2.4, is voor zover hier van belang, vermeld dat [A.] zijn “gehele” onderneming zal inbrengen, omvattende “alle activa” van gemelde onderneming. In de akte van inbreng, zoals vermeld onder 2.5., is voor zover hier van belang, vermeld dat [A.] het huis met atelier, expositieruimte, erf schuur en weiland en “alle overige activa” omschreven in de akte van oprichting inbrengt en in volle eigendom overdraagt aan de vennootschap.

4.13.
De taalkundige uitleg van de aktes wijst er op dat alles is overgedragen, zonder daarbij een uitzondering te maken voor de auteursrechten. (...)
4.15.
De conclusie van het voorgaande luidt dat de auteursrechten van [A.] bij akte van inbreng in de vennootschap zijn ingebracht, zodat de vennootschap auteursrechthebbende is.
IEF 14736

Buma heeft niet aan inspanningsverplichting voldaan

Rechtbank Noord-Holland 11 februari 2015, IEF 14736 (Van Katwijk tegen Vereniging BUMA)
Uitspraak ingezonden door Ilse Werts en Wim Maas, Deterink. Muziekauteursrecht. Eiser is tekstschrijver/componist voor de artiest René Froger. Buma beheert de muziekauteursrechten. Eiser vordert een verklaring voor recht dat Buma in haar inspanningsverplichting (exploitatie en schikkingsovereenkomsten) toerekenbaar tekort is geschoten. Van Katwijk stelt, terecht, dat Buma toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar inspanningsverplichting en haar verplichting tot uitbetaling van het meer dan 50% geïncasseerde zoals uit de schikkingsovereenkomst volgt. Hoewel met de schikking was gebleken dat Froger geen volledige set- en speellijsten overlegde, is enkel op reguliere wijze geïncasseerd en uitbetaald. Gelet op deze voorgeschiedenis die heeft geleid tot de schikking had het op Buma's weg gelegen op eigen initiatief actie te ondernemen richting (het management van) Froger om de benodigde lijsten te krijgen. De rechtbank stelt Buma in de gelegenheid de e-mail te overleggen waaruit de instemming door Van Katwijk van de uitbetaling blijkt.

4.2. Vervolgens is de vraag aan de orde of Buma heeft voldaan aan de inspanningsverplichting die zij op grond van artikel 5, derde lid, van het reglement heeft. Ondanks het feit dat deze inspanningsverplichting niet onbeperkt is, heeft Buma hieraan niet voldaan. Hoewel met de schikking van 2005 namelijk al was gebleken dat Froger geen volledige set- en speellijsten overlegde, heeft Buma voor optredens van Froger in de periode 2005-2011 alleen op reguliere wijze geïncasseerd en uitbetaald aan Van Katwijk. Pas toen in 2011 op basis van door Van Katwijk geleverde informatie bleek dat er mogelijk wederom door Froger onvolledige set- en speellijsten waren overgelegd, heeft Buma Froger gedagvaard. Vervolgens is gebleken dat meerdere set- en speellijsten inderdaad niet bij Buma bekend waren en is Van Katwijk pas in 2012 uitbetaald voor meerdere optredens van Froger in de periode 2005-2010. Buma is in dit kader dan ook toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar inspanningsverplichting. Gelet op de voorgeschiedenis die heeft geleid tot de schikking had van haar immers mogen worden verwacht dat zij al eerder en op eigen initiatief actie zou ondernemen richting (het management van) Froger om in bezit te komen van de benodigde lijsten. De door Van Katwijk in dit verband geleden schade bestaat uit de wettelijke rente over de bedragen die door Buma zijn uitgekeerd over de periode 2005-20 1 1 te rekenen vanaf het moment dat de reguliere uitkering aan Van Katwijk voor het gebruik van zijn werken door Froger zou hebben plaatsgevonden indien de lijsten direct na het optreden beschikbaar zouden zijn, tot het moment dat Buma Froger heeft gedagvaard. Op dat moment is Buma immers wel aan haar inspanningsverplichting gaan voldoen.

4.3. Daarnaast is Buma toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar inspanningsverplichting door naar aanleiding van de getuigenverklaring van Froger geen nader onderzoek te doen naar de door hem aangeleverde setlijsten. Froger heeft in 2011 aan Buma setlijsten van zijn optredens in de periode 2007-2011 overgelegd waaruit naar voren komt dat hij tijdens zijn optredens alleen de nummers “Just say hello”, “Are you ready for loving me” en “Calling out your name” uitvoert. Op basis hiervan heeft Buma aan Van Katwijk in 2012 voor de optredens van Froger in de periode 2005-20 10 uitgekeerd. Froger heeft tijdens zijn getuigenverhoor op 8 februari 2013 echter verklaard dat hij tijdens optredens ook de nummers “Man with a mission” en “Your place or mine” uitvoert. Nu Buma geen onderzoek heeft gedaan naar deze tegenstrijdigheid, levert dit een schending van haar inspanningsverplichting op.

De rechtbank 5.1. Stelt Buma in de gelegenheid de e-mail te overleggen waaruit naar voren komt dat Van Katwijk heeft ingestemd met de uitbetaling voor optredens in de periode 2005-2010 aan hem in 2012 door Buma gedaan en verwijst de zaak hiertoe naar de rolzitting van 11 maart2015;

IEF 14735

EER-verbod na bepaalde aanwijzingen voor auteursinbreuk verfmengsoftware

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 6 maart 2015, IEF 14735; ECLI:NL:RBNNE:2015:1006 (AkzoNobel tegen Kirs)
Auteursrecht. Software verfmengmachines. AkzoNobel produceert en verkoopt mengverven die met behulp van software Mix2Win tot gewenste kleuren kunnen worden gemengd. Kirs revisereert, repareert en onderhoudt verfmachines, waarop AkzoNobel-software is of kan worden geïnstalleerd. Akzo Nobel vordert staking auteursrechtinbreuk op de Mix2Win-software voor verfmengmachines. Er zijn bepaalde aanwijzingen voor inbreuk, maar meer dan een zekere aannemelijkheid daarvan is er niet. De vereiste behoedzaamheid leidt ertoe dat een deel van de vorderingen wordt toegewezen; waaronder staking binnen de EER, een verklaring op eigen website en in beslagname.

3.12. Gelet op het vorenoverwogene is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat allerminst vaststaat dat Kirs (stelselmatig) handelt in strijd met het auteursrecht van AkzoNobel. Het door AkzoNobel aangedragen bewijs is niet sluitend en in belangrijke mate gebaseerd op schriftelijke onbeëdigde verklaringen van aan AkzoNobel verbonden personen. Een kort geding biedt geen gelegenheid om uitgebreide bewijslevering te doen plaatsvinden.
Bovendien is – anders dan AkzoNobel stelt – voorshands niet aannemelijk geworden dat de vervaardiging van backups – gemaakt voor het geval er iets mis zou gaan bij de revisie van machines – reeds een schending van het auteursrecht van AkzoNobel met zich brengt. Het had – mede in het licht van de stelling van Kirs dat zij de gemaakte backups na revisie verwijdert – op de weg van AkzoNobel gelegen van haar stelling nader bewijs voor te brengen. Nu zij dat heeft nagelaten kan aan deze stelling geen verdere betekenis worden toegekend.

3.13. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat er anderzijds wel degelijk aanwijzingen zijn voor de juistheid van de stellingen van AkzoNobel.
Een belangrijke aanwijzing ligt daarin dat de Mix2Win-software die mogelijk met gedragingen van Kirs in verband te brengen is (de software in de mengmachines te Sneek, Elst en Vianen), dezelfde - kennelijk uit 2008 stammende - code “versie 2.3, build 108, ADO version 2.3” vermeldt, terwijl voor de hand liggend is dat bij verschillende afnemers van Mix2Win-software ook verschillende codes aan de orde zijn, omdat software nu eenmaal veroudert en nieuwe versies elkaar snel plegen op te volgen.
Een andere belangrijke aanwijzing ligt daarin dat genoemde Mix2Win-software die mogelijk aan Kirs te linken is, overduidelijk bestemd lijkt voor heel verschillende groepen van afnemers (bouwmarkten, schildersbedrijven, winkels van Decokay, winkels van Decorette, enzovoorts). Het is niet goed voorstelbaar dat AkzoNobel aan licentiehouders die per definitie ieder slechts een deelmarkt bestrijken, deze volledige (brede) software aanbiedt; het is juist voor de hand liggend dat deze ‘brede’ software alleen in handen is van Akzo zelf (waarmee elk gebruik door een ander daarvan strijdig is met de rechten van Akzo).
De hiervoor omschreven aanwijzingen laten onverlet dat het allerminst is uitgesloten dat het verweer van Kirs terecht wordt gevoerd; alleen in een bodemprocedure kan de waarheid in juridische zin worden vastgesteld.

3.14. Er zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter bepaald aanwijzingen voor inbreuk door Kirs op het auteursrecht van AkzoNobel, maar meer dan een zekere aannemelijkheid daarvan is er nu niet.
Omtrent de toewijsbaarheid van de vordering overweegt de voorzieningenrechter, in het licht van het voorgaande, als volgt.
De door AkzoNobel gevorderde maatregelen zijn verregaand; toewijzing van de vorderingen legt aan Kirs een zeer zware last op. Integrale toewijzing is eigenlijk slechts denkbaar bij aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat Kirs onrechtmatig handelt. Bij de twijfels die de voorzieningenrechter nu nog heeft, past – gelet op de wederzijdse belangen – de voorzieningenrechter grote terughoudendheid
De vereiste behoedzaamheid leidt ertoe dat de voorzieningenrechter slechts toewijsbaar acht de volgende vorderingen: i, viii (zij het met een tekst als hierna aangegeven), x, xi en xii.
IEF 14729

HvJ EU: Voor telefoongeheugenkaarten afhankelijk van functie geen billijke thuiskopiecompensatie verschuldigd

HvJ EU 5 maart 2015, IEF 14729; ECLI:EU:C:2015:144; zaak C-463/12 (Copydan Bandkopi)
Auteursrecht. Naburige rechten. Thuiskopieheffing. Compensatie. Billijke compensatie. Geheugenkaarten, voor mobiele telefoons, die door een mobieletelefonie-operator worden ingevoerd en verkocht in een lidstaat. Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, verzet zich niet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor kopieën voor privégebruik voor multifunctionele dragers zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, ongeacht of het vervaardigen van deze kopieën de voornaamste functie van deze dragers is, mits een van de functies van deze dragers, eventueel secundair, de houders ervan in staat stelt deze dragers voor dit doel te gebruiken. Niettemin kan het van invloed zijn op het bedrag van de verschuldigde billijke compensatie of het vermogen om met de drager reproducties te vervaardigen, de voornaamste of een secundaire functie ervan is en wat het relatieve belang ervan is. In situaties waarin de schade voor de rechthebbenden als minimaal wordt beschouwd, is het mogelijk dat door de terbeschikkingstelling van deze functie geen verplichting ontstaat om deze compensatie te betalen.

 

2) Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 verzet zich niet tegen een nationale regeling die een vergoeding ter financiering van de billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor kopieën voor privégebruik oplegt voor de levering van dragers die kunnen worden benut voor het vervaardigen van kopieën voor privégebruik, zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, maar niet voor de levering van bestanddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd om kopieën voor privégebruik op te slaan, zoals de interne geheugens van mp3-spelers, mits deze verschillende categorieën (dragers en bestanddelen) niet vergelijkbaar zijn of het verschil in behandeling gerechtvaardigd is. Het staat aan de verwijzende rechter dit na te gaan.

3) Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die producenten en importeurs die geheugenkaarten voor mobiele telefoons aan handelaren verkopen en ervan op de hoogte zijn dat deze kaarten bestemd zijn om te worden doorverkocht, maar niet weten of de eindverwervers particulieren of handelaren zijn, verplicht de vergoeding ter financiering van de billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor kopieën voor privégebruik te betalen, mits

– een dergelijk stelsel gerechtvaardigd wordt door praktische moeilijkheden;

– betalingsplichtigen zijn vrijgesteld van de betaling van deze vergoeding als zij aantonen dat zij de geheugenkaarten voor mobiele telefoons hebben geleverd aan andere dan natuurlijke personen die deze installaties, apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, met dien verstande dat deze vrijstelling niet kan worden beperkt tot de levering aan enkel handelaren die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert;

– dit stelsel voorziet in een recht op terugbetaling van de vergoeding dat doeltreffend is en de teruggave van de betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maakt, waarbij de vergoeding enkel kan worden terugbetaald aan de eindverwerver van een geheugenkaart die daartoe een verzoek bij de organisatie indient.

4) Artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, gelezen in het licht van overweging 35 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten de mogelijkheid biedt om betalingsplichtigen in bepaalde gevallen die binnen de werkingssfeer van de uitzondering op het reproductierecht voor het kopiëren voor privégebruik vallen, vrij te stellen van de betaling van de billijke compensatie uit hoofde van die uitzondering, op voorwaarde dat de schade voor de rechthebbenden in die gevallen minimaal is. Deze staten zijn bevoegd de drempelwaarde voor die schade vast te stellen, met dien verstande dat deze drempelwaarde met name in overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling moet worden toegepast.

5) Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat, indien een lidstaat krachtens artikel 5, lid 2, van deze richtlijn heeft besloten om binnen de materiële werkingssfeer van deze bepaling elk recht van de rechthebbenden om reproducties van hun werken voor privégebruik toe te staan, uit te sluiten, de toestemming van een rechthebbende voor het gebruik van de bestanden met zijn werken geen impact kan hebben op de verplichting van een billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor de reproducties die overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn met behulp van deze bestanden zijn vervaardigd en op zichzelf geen verplichting voor de gebruiker van de betrokken bestanden kan scheppen om de rechthebbende een vergoeding te betalen.

6) De tenuitvoerlegging van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29 voor inrichtingen gebruikt om beschermde werken te reproduceren, zoals dvd’s, cd’s, mp3-spelers of computers, is niet van invloed op de verplichting van een billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor kopieën voor privégebruik vervaardigd met behulp van die inrichtingen. Niettemin kan de tenuitvoerlegging van invloed zijn op het concrete niveau van de compensatie.

7) Richtlijn 2001/29 verzet zich tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor reproducties vervaardigd vanaf onrechtmatige bronnen, namelijk van beschermde werken die zonder toestemming van de rechthebbenden ter beschikking van het publiek zijn gesteld.

8) Richtlijn 2001/29 verzet zich niet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie uit hoofde van de uitzondering op het reproductierecht voor reproducties van beschermde werken vervaardigd door een natuurlijke persoon vanaf of met behulp van een inrichting die aan een derde toebehoort.

Gestelde vragen IEF 12086:

1)      Is het verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een nationale wet voorziet in compensatie van de rechthebbenden in geval van reproducties die zijn gemaakt vanaf een van de volgende bronnen:
[a)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant een vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud van bijvoorbeeld internetwinkels);
[b)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant geen vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud bijvoorbeeld in het kader van een marketingactie);
[c)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar geen doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[d)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[e)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer of een ander apparaat van een derde;
[f)]      onrechtmatig gekopieerde werken, van het internet of van andere bronnen;
[g)]      bestanden die op een andere wijze rechtmatig zijn gekopieerd van bijvoorbeeld het internet (uit rechtmatige bronnen, waarbij geen licentie is verleend)?
2)      Hoe moet rekening worden gehouden met doeltreffende technische voorzieningen (zie artikel 6 van [richtlijn 2001/29]) in de regelgeving van de lidstaten inzake billijke compensatie (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [genoemde] richtlijn)?
3)      Wanneer is bij de berekening van de compensatie voor kopieën voor privégebruik (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [richtlijn 2001/29]) sprake van ‚situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn’ als bedoeld in [punt 35 van] de considerans van de richtlijn, waardoor het niet verenigbaar zou zijn met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor dergelijke kopieën voor privégebruik (zie in dit verband het onderzoek waarnaar in punt 2 [van de verwijzingsbeslissing] wordt verwezen)?
4)      a)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik niet de hoofdfunctie of belangrijkste functie is van geheugenkaarten in mobiele telefoons, is het dan verenigbaar met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
b)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik een van de verscheidene hoofdfuncties of wezenlijke functies van geheugenkaarten in mobiele telefoons is, is het dan verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
5)      Is het verenigbaar met het begrip ‚rechtvaardig evenwicht’ als bedoeld in punt 31 van de considerans van de richtlijn en met de uniforme uitlegging van het begrip ‚billijke compensatie’ in artikel 5, lid 2, sub b, daarvan, waarbij moet worden uitgegaan van de ‚schade’, dat een regeling van een lidstaat voorziet in een vergoeding voor geheugenkaarten, terwijl geen vergoeding wordt verlangd voor interne geheugens zoals van mp3-spelers of iPods, die zijn ontworpen en hoofdzakelijk worden gebruikt voor het opslaan van kopieën voor privégebruik?
6)      a)      Staat richtlijn [2001/29] in de weg aan een regeling van een lidstaat die bepaalt dat de producent en/of de importeur, die geheugenkaarten verkoopt aan handelaren, die de geheugenkaarten op hun beurt doorverkopen aan zowel particulieren als aan handelaren, zonder dat genoemde producent en/of importeur weet of de geheugenkaarten worden verkocht aan particulieren dan wel handelaren, verplicht is een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen?
b)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a, relevant of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt; dat de producent, de importeur en/of de distributeur, die de vergoeding toch heeft betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt; en dat de producent, de importeur en/of de distributeur zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert?
c)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a of sub b, relevant
1)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar het begrip ‚gebruik voor professionele doeleinden’ als een aftrekmogelijkheid wordt opgevat die enkel bestaat voor ondernemingen die zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi, terwijl de vergoeding moet worden betaald voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt door andere zakelijke klanten die niet zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi;
2)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur, wanneer de vergoeding (in theorie) toch is betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar:
a)      in de praktijk alleen de koper van de geheugenkaart de terugbetaling van de vergoeding kan verkrijgen, en
b)      de koper van de geheugenkaart een verzoek om terugbetaling van de vergoeding moet indienen bij Copydan Båndkopi;
3)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeurs zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert, maar:
a)      Copydan Båndkopi de organisatie is die de vergoedingen beheert, en
b)      de geregistreerde ondernemingen niet weten of de geheugenkaarten zijn verkocht aan particulieren dan wel handelaren?

Op andere blogs:
IPWatch

IEF 14728

Ex parte tegen actief reageren, verzenden en aanbieden van ebooks via Facebookgroep

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 24 februari 2015, IEF 14728 (Facebookgroep ebooks)
Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Ex parte. Auteursrecht. Social Media. Via een Facebookgroep van ruim 700 leden reageert Gerekwestreerde actief op verzoeken van groepsleden die om ebooks vragen. Deze worden door hem per e-mail kosteloos gezonden naar groepsleden die daarom verzoeken, maar niet verwijdert van de eigen computer. In februari 2015 lijkt Gerekwestreerde een ebookcollectie van 15.000 items te hebben. 'Oorlogswinter' van Jan Terlouw is niet alleen als ebook verkrijgbaar, de omslag bevat ook het bol.com-logo. Ebooktitels van boeken die nooit als ebook zijn uitgegeven betreffen gescande boeken. Het blijkt steeds te gaan om relatief recente, courante titels die thans commercieel verkrijgbaar zijn. Ex parte verzoek wordt toegewezen.

19. Gerekwestreerde geeft binnen de groep aan dat sommige boeken alleen 'te koop' zijn en niet 'free te downloaden'. Duidelijk is dat Gerekwestreerde actief op internet zoekt naar illegale gratis exemplaren van ebooks en deze vervolgens verder verspreid onder de leden van de Facebookgroep.

26. De schade is om verschillende redenen onherstelbaar. Naast misgelopen omzet voor elk individueel boek dat door Gerekwestreerde ongeautoriseerd wordt verveelvoudigd en verspreid is het meest van belang de onomkeerbare schade die ontstaat doordat gebruikers van de facebookgroep van Gerekwestreerde eraan gewend raken gratis ebooks te kunnen verkrijgen waardoor de bereidheid om in de toekomst te betalen voor ebooks afneemt. Daarnaast is het de vraag of Gerekwestreerde verhaal biedt voor de door hem veroorzaakte schade. Gezien deze omstandigheden zijn BREIN's aangeslotenen (vooral) gebaat bij het zo snel mogelijk en daadwerkelijk effectief doen staken van de door Gerekwestreerde gepleegde inbreuken.