Alle rechtspraak  

IEF 13683

Auteursrecht naar Oekraïens recht, dus niet onrechtmatig gewapperd

Vzr. Rechtbank Den Haag 24 februari 2014, KG ZA 13-1409 (SDC Verifier tegen Femto Engineering)
Auteursrecht. Art. 6 Aw: leiding & toezicht. Berner Conventie makerschap. Onder de naam ‘SDC Verifier’ wordt “add-on”-software op de markt gebracht. Het programmeren is grotendeels door de in Oekraïne gevestigde Femto uitgevoerd. SDC vordert staking van onrechtmatig wapperen over inbreuk op haar auteursrechten door Femto aan wederverkopers. De Berner Conventie kent geen bepaling over de vraag wie de maker van een werk is. SDC beroept zich op artikel 6 Aw (werk onder leiding en toezicht tot stand gebracht), van dit artikel is geen Oekraïense equivalent.

Er is geen sprake van onrechtmatig ‘wapperen’.

SDC Verifier auteursrechthebbende?
4.8. Ter zitting heeft SDC Verifier verklaard dat zij de auteursrechten heeft verkregen van [A] doordat hij zijn onderneming CO.EN heeft ingebracht in SDC Verifier bij de oprichting. Vervolgens zijn de ondernemingsactiviteiten ‘uitgezakt’ naar Engineering B.V. met achterlating van de auteursrechten in SDC Verifier, aldus SDC Verifier.

4.10. Anders dan Femto Engineering c.s. betoogt, heeft het voorgaande niet tot gevolg dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren. SDC Verifier wijst er bovendien terecht op dat haar vorderingen niet zijn gebaseerd op een inbreuk op de door haar gestelde auteursrechten, maar op het onrechtmatig wapperen door Femto Engineering c.s. met auteursrechten. Het slagen van dit verweer betekent dus niet direct dat SDC Verifier niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Het verweer van Femto Engineering c.s. roept echter wel de vraag op of de norm die Femto Engineering c.s. volgens SDC Verifier heeft geschonden, ook strekt tot bescherming van de schade van SDC Verifier c.s. als zij niet de auteursrechthebbende op de software is.

4.11. Die vraag dient naar voorlopig oordeel ontkennend te worden beantwoord. SDC Verifier is naar haar eigen zeggen een beheermaatschappij. De bedrijfsactiviteiten die voorheen door [A] werden uitgevoerd, worden sinds juni 2013 door Engineering B.V. uitgevoerd, niet door SDC Verifier. Niet SDC Verifier maar Engineering B.V. treedt derhalve in concurrentie met Femto Engineering. De belangen van SDC Verifier die door het gestelde onrechtmatig handelen worden geschaad, beperken zich derhalve tot haar belangen als aandeelhouder nu niet aannemelijk is geworden dat zij auteursrechthebbende is. Het feit dat SDC Verifier schade lijdt door vermindering van de waarde van haar aandelen ten gevolge van de handelwijze van Femto Engineering c.s., brengt niet mee dat de handelwijze van Femto Engineering c.s. ook onrechtmatig is jegens SDC Verifier5. SDC Verifier heeft ook niet gesteld welk ander specifiek belang dan het belang als auteursrechthebbende met zich brengt dat Femto Engineering c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Femto Engineering c.s. heeft derhalve naar voorlopig oordeel niet onrechtmatig jegens SDC Verifier gehandeld. De vorderingen van SDC Verifier zijn daarom niet toewijsbaar.

Femto Engineering (mede) auteursrechthebbende?
4.13. (...) De Berner Conventie kent geen bepaling over de vraag wie de maker van een werk is. Deze vraag wordt beheerst door het auteursrecht van het land waar bescherming wordt gevraagd6. Dat betekent dat voor alle landen waar Femto Engineering c.s. volgens SDC Verifier ten onrechte een beroep heeft gedaan op auteursrechten, afzonderlijk naar het daar toepasselijke auteursrecht beoordeeld dient te worden wie de maker is. Femto Engineering c.s. heeft volgens SDC Verifier gewapperd in Nederland, Oekraïne, Oostenrijk en Japan. In brieven gestuurd naar wederverkopers in die landen wordt impliciet of expliciet gesteld dat de verkoopactiviteiten van die wederverkoper in het betreffende land inbreuk maken op de auteursrechten van Femto Engineering. Ook binnen de TU Delft zou [X] zich op auteursrechten van Femto Engineering hebben beroepen. In het onderhavige geval dient dit derhalve naar het recht van Nederland, Oekraïne, Oostenrijk en Japan beoordeeld te worden.

Werk naar ontwerp [A]?
4.16. Uit de door partijen overgelegde opinies van Oekraïense advocaten komt niet naar voren dat Oekraïens auteursrecht een bepaling kent die vergelijkbaar is met artikel 6 Aw. Naar Oekraïens auteursrecht kan [A] derhalve niet op overeenkomstige wijze auteursrechthebbende zijn geworden. Over Oostenrijks en Japans auteursrecht hebben partijen zich niet uitgelaten. Voor zover deze rechtsstelsels een vergelijkbare bepaling als artikel 6 Aw zouden kennen, geldt het voorgaande ook daarvoor.

Auteursrechthebbende krachtens overdracht?
4.22. Uit het voorgaande volgt dat de aanspraak van Femto Engineering naar Nederlands en Oekraïens recht voorshands niet onjuist is, zodat van onrechtmatig wapperen door Femto Engineering c.s. in die landen geen sprake lijkt te zijn.

AMI 2014-5 noot M.M.M. van Eechoud

IEF 13661

IE-rechten op scheepsmodellen en rechtsvermoeden uit het merkenregister

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, zaaknr. 200.135.499/01 (Nieko Beheer c.s. tegen Weiwerd Vastgoed B.V.)
Zie eerder Vzr. Rechtbank Noord-Nederland. Spoedappel waarin de vraag wordt voorgelegd aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen op de door Kremer en Akkerman ontworpen scheepsmodellen en de naam Waarschip. Op de overdracht van een Benelux-merk is naar analogie van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 Nederlands recht van toepassing. De ingeschreven merkhouder wordt vermoed rechthebbende te zijn. De ontbrekende beschikkingsbevoegdheid is door bekrachtiging niet geheeld (3:58 lid 1 BW). Vanwege het ontbreken van een schriftelijke akte kan niet worden aangenomen dat de auteursrechten van Kremer en Akkerman aan appellante zijn overgedragen. Op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 dient het vermeend inbreukmakend handelen in Duitsland te worden beoordeeld naar Duits recht.

3.1.1 Nieko Beheer c.s. en Weiwerd Vastgoed c.s. houden zich bezig met de bouw en verkoop van schepen onder de naam Waarschip.

3.1.2 Kremer en Akkerman zijnde oorspronkelijke ontwerpers van deze schepen. In 1963 zijn zij onder de naam Waarschip een scheepswerf in ‘t Waar gestart. De werf heeft sindsdien Waarschepen geproduceerd en verkocht.

Rechthebbende Benelux-merk nr. 0578711
3.16 Naar het voorlopig oordeel van het hof kan niet worden aangenomen dat er een rechtsgeldige levering van het Benelux-merk 0578711 van Waarschip Holding B.V. aan Waarschip International Yachtservices B.V. heeft plaatsgevonden. Waarschip Internationaal Yachtservices B.V. heeft het merk dus ook niet rechtsgeldig kunnen leveren aan ’t Waar Beleggingen B.V. Daarmee is het in de eerste stap van de keten reeds misgegaan. De overige in de grieven 1 tot en V opgenomen klachten ter zake de rechtsgeldigheid van de gestelde keten van overdrachten behoeven daarom geen verdere bespreking.

Overige Benelux-merkregistraties
3.23 Door Weiwerd Vastgoed c.s. is onweersproken gesteld dat een verbod op het gebruik van het merk WAARSCHIP leidt tot sluiting van hun bedrijf, terwijl de noodzakelijkheid van de gevraagde voorzieningen in 2013/2014 door Nieko Beheer c.s. niet nader is onderbouwd. Gelet op het lange stilzitten van Nieko Beheer en het ontbreken van duidelijke antwoorden van Nieko Beheer c.s. op de in het verweer opgeroepen rechtsvragen, wijst het hof de vorderingen op basis van de overige door Nieko Beheer c.s. genoemde Beneluxmerken af.

Handelsnaaminbreuk?
3.24 Nu onduidelijk is wat partijen in 2001 met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam zijn overeengekomen, moet de vordering op basis van de Handelsnaamwet eveneens worden afgewezen.

Auteursrechtinbreuk?
3.26 Niet in geschil is dat het hier gaat om de scheepsmodellen die destijds in 1963 door Kremer en Akkerman zijn ontworpen. Evenmin is in geschil dat die scheepsmodellen moeten worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet. Ingevolge artikel 2 lid 2 van de Auteurswet vereist de levering voor overdracht van de auteursrechten op bedoelde scheepsmodellen een (onderhandse) akte die door Kremer en Akkerman is ondertekend.

Door Nieko Beheer c.s. is geen stuk overgelegd dat kwalificeert als een (onderhandse) akte in vorenbedoelde zin. Bij het ontbreken van een dergelijke stuk moet het ervoor worden gehouden dat de auteursrechten op de betreffende Waarschip modellen thans nog steeds bij Kremer en Akkerman (en/of hun erfgenamen) berusten. De overige keten van overdrachten behoeft dus geen verdere bespreking.

Misleidende mededelingen?
3.27 Grief XIII klaagt erover dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de gestelde misleiding ex artikel 6:194 BW. Volgens Nieko Beheer c.s. zijn de uitingen van Weiwerd Vastgoed c.s. op hcin website waarschip.com (prod. 5 Nieko Beheer c.s.) onjuist en derhalve misleidend. Het hof kan Nieko Beheer c.s. hierin niet volgen. Nu onduidelijk is wat partijen bij het uiteengaan in 2000 zijn overeengekomen, terwijl vaststaat dat H en N als onderdeel van de schikking Waarschip Werf B.V. hebben mogen voortzetten, kan niet worden aangenomen dat de door Nieko Beheer c.s. in hun inleidende dagvaarding onder sub 53 opgenomen citaten onjuist en misleidend zijn. Anders dan Weiwerd Vastgoed c.s. aanvoeren, wordt niet de suggestie gewekt dat er nog maar één onderneming over is die Waarschepen maakt. De uitingen maken voldoende duidelijk dat het om Waarschip Werf B.V. gaat. De grief faalt evenzeer.

Slaafse nabootsing?
3.28 Vanwege de hiervoor genoemde onduidelijkheid, kan evenmin worden aangenomen dat Weiwerd Vastgoed c.s. door de verhandeling van de Waarschepen onrechtmatig jegens Nieko Beheer c.s. handelen, zoals zij in de inleiding van de memorie van de grieven stellen. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. kunnen, anders dan Nieko Beheer c.s. betogen, niet beschouwd worden als ongeoorloofde nabootsingen van de Waarschepen die door Nieko Beheer c.s. op de markt worden gebracht. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. zijn immers ontleend aan de oorspronkelijke modellen van Kremer en Akkerman, terwijl niet is gebleken dat de rechten daarop exclusief aan Nieko Beheer c.s. toekomen.

IEF 13655

Procedures over varianten Rubik's kubus verknocht

Rechtbank Den Haag 29 januari 2014, HA ZA 13-545 (A tegen Beckx Trading en Out of the Blue KG)
rubik completoProcesrecht. Bevoegdheid. A vordert staking van auteursrechtinbreuk op Rubik's kubus. Out of the Blue c.s. vordert succesvol de verwijzing naar een andere gewone rechter van gelijke rang, rechtbank Midden-Nederland, op basis van 220 lid 1 Rv vanwege verknochtheid met een zaak [IEF 13314].

4.2. Vast staat dat de zaak 13-316 eerder dan de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt bij de Rechtbank Midden Nederland, en derhalve bij een andere gewone rechter van gelijke rang. Voorts zijn in die zaak dezelfde partijen betrokken als in de onderhavige procedure. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat beide procedures mede hetzelfde onderwerp betreffen, althans dat de onderwerpen van de procedures zijn verknocht, nu in beide procedures de vraag aan de orde is of (varianten van) de Rubik’s kubus auteursrechtelijk is/zijn beschermd en zo ja, of Out of the Blue c.s. inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [A]. Derhalve is voldaan aan de vereisten van artikel 220 lid 1 Rv.
4.3. [A] heeft in zijn conclusie van antwoord in het incident betoogd dat de incidentele vordering niettemin zou moeten worden afgewezen omdat de rechtbank Midden Nederland onbevoegd zou zijn om van de zaak 13-316 kennis te nemen en hij zich op die onbevoegdheid zou beroepen, zodat verwijzing van de onderhavige zaak processueel ondoelmatig zou zijn. Inmiddels heeft de rechtbank Midden Nederland bij vonnis van 4 december 2013 [IEF 13314] geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak 13-316. Daarom behoeft dit verweer van [A] geen bespreking meer.

Lees de uitspraak:
HA ZA 13-545 (pdf)

IEF 13642

Bewijsopdracht vormgevingserfgoed Smart Little Bag met spiegel

Rechtbank Den Haag 12 maart 2014, HA ZA 12-1399 (By Lou Lou tegen Beernink & Beernink)

Modellenrecht. Auteursrecht. Vormgevingserfgoed. [A] is ontwerpster van portemonnees en tassen, die door By Lou Lou onder de naam 'Smart Little Bag' op de markt worden gebracht. Beernink stelt dat haar portemonnee met klittenband rondom een spiegel in het voorvak (de Bear 1) eerder aan het publiek ter beschikking is gesteld dan de SLB, zodat de modellen tot het vormgevingserfgoed behoren. De rechtbank draagt Beernink op haar stellingen te bewijzen en de zaak wordt aangehouden.

3.29. [A] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat de Bear 1 al bestond vóór creatie van de SLB, dan wel vóór de terbeschikkingstelling aan het publiek. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.

3.30. Voor zover de stelling van Beernink, dat de Bear 1 al vóór februari 2010 voorhanden was, juist is, volgt daaruit dat de Bear 1 niet kan zijn ontleend aan de SLB en van auteursrechtinbreuk dus geen sprake is. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan de SLB dan wel dezelfde totaalindruk maakt. Als juist is dat de Bear 1 vóór februari 2010, althans vóór 22 november 2010, voor het publiek in de EU beschikbaar is gesteld, volgt daaruit eveneens dat de Bear 1 behoort tot het vormgevingserfgoed en dat de (niet-) ingeschreven modellen niet nieuw zijn dan wel geen eigen karakter bezitten nu ook niet in geschil is dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan dan wel in grote mate overeenstemt met en dezelfde algemene indruk wekt als de (niet-)ingeschreven modelrechten. Van modelrechtinbreuk is dan geen sprake. In dat geval kan ook geen slaafse nabootsing worden aangenomen.
 
3.31. Omdat de stellingen van Beernink enerzijds door Beernink met stukken zijn onderbouwd en anderzijds door [A] c.s. gemotiveerd zijn weersproken, kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen of Beerninks stellingen feitelijk juist zijn. Daarom zal de rechtbank Beernink, op wie op dit punt de bewijslast rust, opdragen haar stellingen te bewijzen. Beernink heeft daartoe ook een concreet bewijsaanbod gedaan.

Lees de uitspraak:
HA ZA 12-1399 (pdf)

IEF 13631

Onvoldoende onderbouwd auteursrecht op foto's en constructietekeningen aquatrainer

Rechtbank Gelderland 26 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (Aquatrainers constructie)
Geen auteursrecht. Foto's en constructietekeningen. Partijen claimen vorderingen op elkaar te hebben en wensen inzage in elkaars boekhouding en administratie. Daarbij vordert eiser een verbod op elke inbreuk op zijn auteursrechten, alsmede elk onrechtmatig handelen, waaronder het bezit van foto’s en of (constructie)tekeningen. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd dat eiser een auteursrecht heeft.

Niet valt op te maken door wie de foto's zijn gemaakt en er is niet toegelicht waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Het had op de weg van eiser gelegen een nadere toelichting te verstrekken. De rechtbank gaat dan ook aan de stellingen voorbij gaan en wijst de vordering op dit punt af.

Inbreuk op auteursrecht
5.18. [eiser] stelt dat [gedaagde] na de beëindiging van de samenwerking een eigen website heeft gelanceerd en dat hij daarop zonder zijn toestemming zesentwintig door [eiser] gemaakte foto’s heeft afgebeeld. [eiser] stelt dat [gedaagde] daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. Voorts stelt hij dat [gedaagde] beschikt over constructietekeningen, waarop het auteursrecht van [eiser] rust, en voert hij aan dat het [gedaagde] niet is toegestaan die constructietekeningen te gebruiken. Hij betoogt dat het enkel in het bezit hebben van de foto’s en constructietekeningen door [gedaagde] reeds onrechtmatig is, omdat het zonder expliciete toestemming van [eiser] niet is toegestaan de afbeeldingen openbaar te maken of te verveelvoudigen.

[gedaagde] betwist dat [eiser] auteursrecht heeft op de foto’s en de constructietekeningen. Hij stelt dat een aantal foto’s niet zijn gemaakt door [eiser] maar door een klant en dat er ook een foto bij zit die door hemzelf, [gedaagde], is gemaakt. Bovendien zijn de foto’s in het kader van de samenwerking tussen partijen onderling uitgewisseld en door [eiser] aan [gedaagde] toegezonden, zonder voorbehoud van mogelijke auteursrechten of commentaar. Ook [gedaagde] heeft foto’s gemaakt en aan [eiser] gezonden. Hij voert voorts aan dat er geen auteursrecht rust op de constructietekeningen, nu de oorspronkelijke ontwerpen voor deze tekeningen niet afkomstig zijn van [eiser]. Hij betoogt dat deze ontwerpen op de markt vrij verkrijgbaar zijn en dat het enkele feit dat op de tekeningen een logo van [eiser] is afgedrukt, niet betekent dat hij auteursrecht op de tekeningen heeft. Ter comparitie van partijen heeft [gedaagde] voorts verklaard dat hij met ingang van 1 oktober 2013 alle ter discussie staande foto’s en andere afbeeldingen van zijn website heeft verwijderd, zodat [eiser] geen belang meer heeft bij zijn vordering.

Ter comparitie heeft [eiser] erkend dat hij geen belang meer heeft bij het verbod op openbaarmaking. Hij handhaaft zijn vordering echter ter zake van het bezit van [gedaagde] van de foto’s en de constructietekeningen.

5.19. De rechtbank is van oordeel dat [eiser], tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde], zijn stelling dat hij, [eiser], auteursrecht heeft op de foto’s en constructietekeningen onvoldoende heeft onderbouwd. [eiser] heeft slechts een aantal foto’s overgelegd maar daaruit valt niet op te maken door wie die foto’s zijn gemaakt. Voorts is niet nader toegelicht waaruit blijkt dat [eiser] de constructietekeningen zelf heeft gemaakt en waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Gelet op het verweer van [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen een nadere toelichting te verstrekken, hetgeen hij heeft nagelaten. De rechtbank zal aan deze stellingen dan ook, als onvoldoende onderbouwd, voorbij gaan en de vordering sub 3 afwijzen.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (pdf)

IEF 13615

Heffing thuiskopieervergoeding ook op audio- en videospelers

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:523 (Staat der Nederlanden tegen NORMA e.a.)
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn; Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek; Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, bureau Brandeis. Auteursrecht. Naburige rechten. Thuiskopieheffing. Aanhouding beslissing omtrent proceskosten in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de heffing op hardware ten behoeve van de thuiskopieervergoeding, die lange tijd alleen gold voor cd’s en dvd’s, ook op digitale audio- en videospelers had moeten worden gelegd. De Hoge Raad laat met dit oordeel de eerdere uitspraak van het hof [IEF 11110] in deze zaak in stand. Het hof gaf de belangenbehartiger voor uitvoerend kunstenaars, Norma gelijk in haar procedure tegen de Staat.

Op grond van een EU-richtlijn (de Auteursrechtrichtlijn) staan de Auteurswet (art. 16c) en de Wet op de naburige rechten (WNR, art. 10) aan particulieren toe om voor eigen gebruik beschermde werken op te nemen op bijvoorbeeld cd’s, dvd’s, digitale audio- en videospelers, en die werken ook vanaf die dragers weer te geven. Voorwaarde daarvoor is dat de makers en uitvoerenden van die werken een ‘billijke vergoeding’ voor dat gebruik ontvangen. De wet heeft daarvoor een systeem ingevoerd waarbij bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aan de fabrikanten van die dragers een – in de regel in de koopprijs verwerkte – heffing wordt opgelegd, die aan de stichting De Thuiskopie wordt uitgekeerd. De Thuiskopie moet de ontvangen bedragen als vergoeding uitkeren aan de rechthebbenden.
De heffing is vele jaren voordat dit geding begon alleen van toepassing geweest op recordable cd’s en dvd’s, en niet op digitale audio- en videospelers. De heffingsbedragen zijn sinds 2007 bevroren.
Norma, die de belangen van de WNR-rechthebbenden behartigt, is een procedure tegen de Staat begonnen. Norma heeft het standpunt ingenomen dat de Staat onrechtmatig handelt door digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten. Norma voert aan dat de laatste jaren het gebruik van digitale audio- en videospelers sterk is toegenomen ten koste van de afzet van recordable cd’s en dvd’s. Norma heeft gevorderd voor recht te verklaren dat dat beleid onrechtmatig is en dat de Staat de door dat beleid aan de rechthebbenden toegebrachte schade dient te vergoeden.
De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen. Het gerechtshof heeft ze echter toegewezen. De in hoger beroep toegevoegde eis de amvb’s waarin de heffingen zijn vastgelegd, buiten toepassing te verklaren, wees het hof af.

Kort gezegd oordeelde het hof dat de Staat op grond van de Auteursrechtrichtlijn verplicht is te zorgen voor een stelsel dat ertoe leidt dat de rechthebbenden de billijke vergoeding ontvangen waarop zij aanspraak hebben. Door alleen cd’s en dvd’s in de heffing te betrekken en de bedragen daarvan te bevriezen, en bovendien digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten, heeft de Staat niet voor een coherente, binnen de Unie geharmoniseerde wijze van heffing van een ‘billijke vergoeding’ gezorgd. Daarmee heeft de Staat in strijd met zijn uit de Auteursrechtrichtlijn voortvloeiende verplichtingen, en dus onrechtmatig, gehandeld.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Staat verworpen. Aan de hand van een reeks uitspraken van het Europese Hof van Justitie is geoordeeld dat de Staat weliswaar beleidsvrijheid heeft om vorm, wijze van financiering en inning van de ‘billijke compensatie’ te bepalen, maar daarbij verplicht is ervoor te zorgen dat de benadeelde rechthebbenden daadwerkelijk een billijke compensatie uitgekeerd krijgen. Voor dit laatste is vereist dat de vergoeding volgens een samenhangend stelsel wordt vastgesteld en geheven. De door de Staat gekozen wijze – waarbij de financiering van de billijke compensatie volledig op twee minder belangrijk wordende dragers wordt afgewenteld en juist in het geheel niet op andere, steeds belangrijker wordende dragers, voldoet niet aan die eis van een samenhangend systeem.

De Hoge Raad verwierp het verweer van de Staat dat de burgerlijke rechter geen bevel tot het tot stand brengen van wetgeving mag geven. Zo’n bevel heeft het hof namelijk ook niet gegeven: toegewezen door het hof zijn alleen de vordering tot onrechtmatigverklaring en schadevergoeding

Partijen hebben ook de vraag aan de orde gesteld of Norma in deze zaak aanspraak heeft op vergoeding van haar volledige proceskosten als bedoeld in art. 1019h Rv (gebaseerd op de EU-Handhavingsrichtlijn inzake rechten van intellectuele eigendom). De beslissing op dit punt is aangehouden, in afwachting van een binnenkort te verwachten uitspraak van het Europese Hof van Justitie daarover in een vergelijkbaar geval [IEF 13402].

IEF 13614

Aansluiting schadeberekening bij Fotografenfederatie aanvaardbaar

Rechtbank Limburg 5 maart 2014, CV EXPL 13-3093 (Arjen Schmitz Fotograaf tegen MK Projects B.V.)
Uitspraak ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten. Auteursrecht. Foto's. Onderzoeksplicht. Matiging proceskosten. Eiser fotografeert regelmatig voor het Maastrichtse Architectenbureau MH1 Architecten. Gedaagde heeft 22 foto's op haar website geplaatst, zonder toestemming en zonder naamsvermelding (25 lid 1 onder a Aw). Voor de berekening van de schade haakt eiser aan bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagde is een professionele partij en heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht naar het mogelijk bestaan van auteursrecht noch naar de maker van de foto's.

Gedaagde had niet zomaar mogen afgaan op het copyrightteken op deze website, nu dit teken volledig onbeschermd is en derhalve door iedereen te gebruiken, ook als dat foutief is. Vanwege het gebruik van het ©-teken en de link naar de website van gedaagde had gedaagde erop bedacht moeten zijn dat eiser auteursrechten had op die foto's. De gevorderde proceskosten acht de kantonrechter onredelijk hoog, deze worden gematigd.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 13608

Stamboom is slechts een opsomming van gegevens

Ktr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 november 2013, CV EXPL 13-1610 (Stamboomboekwerk)
Uitspraak ingezonden door Leo van Osch, KZO|O13 Advocaten. Auteursrecht. Databankenrecht. X1 heeft zich sinds de jaren '80 tot 2003 beziggehouden met het samenstellen van een stamboom en deze afgedrukt in een boekwerk. X2 heeft de stamboomgegevens en een stamboom op de website geneanet.org geplaatst. Dat het boekwerk auteursrechtelijk beschermd is, is onvoldoende feitelijk onderbouwd (middels voorzijde van boekwerk, een pagina, inhoudsopgave en de eerste pagina van de index). Ook een beroep op 2 lid 1 sub a Databankenwet faalt.

Een stamboom komt niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, het betreft immers een opsomming van gegevens die vaststaan en waarin dus geen creatieve keuzes kunnen worden gemaakt, omdat anders de stamboom incorrect of onvolledig is. Dat 14 van de 400 pagina's van het boekwerk is overgenomen, is geen substantieel deel in kwantitatief opzicht.

3.7. Naar het oordeel van de kantonrechter komt de stamboom niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Een stamboom betreft immers een opsomming van gegevens die vaststaan en waarin dus geen creatieve keuzes kunnen worden gemaakt, omdat anders de stamboom incorrect of onvolledig is. Dat ten behoeve van het samenstellen van de onderhavige stamboom eerst geschriften uit de 18e eeuw zijn ontcijferd en vertaald, de verzamelde gegevens met elkaar zijn verbonden en aan de hand waarvan conclusies zijn getrokken, brengt niet met zich dat de stamboom zelf een intellectuele schepping van X1 is. De ontcijfering en vertaling van de geschriften uit de 18e eeuw zijn immers geen onderwerp van geschil, maar aan de hand van de daarvan gemaakte stamboom. Verder valt niet in te zien dat het verbinden van de gegevens en het trekken van conclusies uit de voorhanden zijnde gegevens enige creatieve arbeid vereist. De keuze of rangschikking van stamboomgegevens vormt geen intellectuele schepping.

3.10. X1 stelt dat 14 van de 400 pagina's van het boekwerk door X2 zijn gebruikt. In kwantitatief opzicht is dit geen substantieel deel.

Dat sprake is van in kwalitatief opzicht substantieel gebruik van het boekwerk heeft X1 niet onderbouwd. X1 stelt niet welk deel van de totale investering in het maken van het boekwerk is gespendeerd aan juist datgene wat X2 zou hebben ontleend.

X1 stelt nog wel dat het door X2 overgenomen deel de volledige samenvatting, een hoofdelement, van het boekwerk betreft en daarom wel substantieel is. Het volledige boekwerk, of een kopie daarvan, heeft X1 echter niet overlegd.

IEF 13604

Aansluiting bij voorwaarden Fotografenfederatie rechtens aanvaardbaar

Ktr. Rechtbank Rotterdam 18 oktober 2013, CV EXPL 13-1988 (Bert van Loo Produkties tegen Rederij FORTUNA)
Bert van Loo, niet de kwestieuze fotoUitspraak ingezonden door Bert van Loo, Van Loo Produkties B.V.. Fortuna exploiteert een website met informatie voor het selecteren en boeken van vaartochten. Op een van de pagina's wordt een foto getoond van een typisch Volendams dorpsgezicht, het Noordeinde (foto is soortgelijk aan de foto links). Van Loo is beroepsfotograaf en schrijft Fortuna aan vanwege inbreuk ad €1.250 door onder meer het ontbreken van naamsvermelding. Er wordt aansluiting gezocht bij de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie die weliswaar niet van toepassing zijn op de (niet-contractuele) relatie, maar wel een rechtens aanvaardbaar uitgangspunt vormen om de schade te begroten.

Van Loo vordert een toeslag van één keer het basistarief wegens 'regeling achteraf' ex artikel 18 van de leveringsvoorwaarden (op grond waarvan het recht op drie keer de toeslag bestaat), opsporingskosten ex. artikel 6:96 lid 2 BW, de waardevermindering auteursrecht, gederfde winst en de te verwachten prijsbederf. Fortuna heeft aangevoerd dat de gevorderde toeslag niet redelijk is, gelet op de korte periode dat de foto op haar website heeft gestaan.

5.4 De basisprijs voor de eerste afname van een beeld zoals de foto is € 500,00 exclusief BTW. In dat bedrag zitten vaste order- en researchkosten. Vastgesteld kan worden dat Van Loo het basistarief dat Fortuna aan Van Loo verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd, is misgelopen. Fortuna is de fase, waarbij de mogelijkheid bestand om over dit bedrag te onderhandelen misgelopen door de foto zonder toestemming van Van Loo te plaatsen. De kantonrechter gaat er voor de verdere beoordeling daarom vanuit dat het gevorderde basistarief redelijk is.

5.5 Van Loo vordert een toeslag van één keer het basistarief wegens 'regeling achteraf ex. artikel 18 van de leveringsvoorwaarden (op grond waarvan het recht op drie keer de toeslag bestaat), opsporingskosten ex. artikel 6:96 lid 2 BW en waardevermindering auteursrecht, gederfde winst en te verwachten prijsbederf. Fortuna heeft aangevoerd dat de gevorderde toeslag niet redelijk is, gelet op de korte periode dat de foto op haar website heeft gestaan. Dit verweer houdt geen stand, nu Fortuna een foto op haar website heeft geplaatst waarvoor zij, indien zíj deze wel op de gebruikelijke wijze van Van Loo gekocht zou hebben en ook al wilde zij die foto maar voor een korte periode gebruiken, ook € 500,000 verschuldigd zou zijn geweest. Nu onder 5.3 is geoordeeld dat de leveringsvoorwaarden van de fotografenfederatie als uitgangspunt voor de begroting van de schade mogen dienen, is een toeslag ter hoogte van dit bedrag ook als redelijk te bestempelen. Daarbij heeft te gelden dat het niet aantrekkelijk gemaakt moet worden voor gebruikers van auteursrechtelijk beschermd werk om een inbreuk te herstellen door achteraf alsnog te betalen en dan niet slechter af te zijn dan als zij tevoren toestemming zouden hebben gevraagd. Een dergelijk gebruik van haar werk levert de auteursrechthebbende immers ook schade op. Dat geldt ook voor het weglaten van de naamsvermelding bij de foto zoals die geplaatst is, zodat op grond van artikel 25 lid I sub a Auteurswet nogmaals een verhoging met het basistarief toegestaan is.

5.6 De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het voorgaande een schadevergoeding van € 1.250,00 niet, zoals door Fortuna betoogd, als onredelijk aan te merken is. Het gevorderde bedrag aan schadevergoeding zal dan ook toegewezen worden.

IEF 13602

Geen inbreuk auteursrechten HAVAIANAS, wel merkinbreuk

Rechter in KG Gerecht EA van Aruba 11 december 2013, KG 2957 van 2013 (Alpargatas tegen Arubian Shoco Authentic and Company/Lazy Feet)
Uitspraak ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh. Met samenvatting van Suzanne van Duijn, Textilia.
De slippers en strandkleding van Arubianas maken geen inbreuk op de auteursrechten van Havaianas. Wél zorgen deze voor verwarringsgevaar met het bekende slipper-merk.

Vanaf 2009 kan men op Aruba terecht voor slippers van het merk Havaianas. In 2012 kwam ook concurrent Arubianas op de markt met slippers en strandkleding. Hierop is door Havaianas een rechtszaak aangespannen bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het bekende slippermerk eist ondermeer dat Arubianas stopt met het inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten van Havaianas. Het gerecht heeft Havaianas nu (deels) in het gelijk gesteld. Lees hier het vonnis.

Geen auteursrecht Havaianas heeft aangevoerd dat haar auteursrecht toekomt. De (combinatie van) elementen van slippers zijn immers zo origineel dat hierop auteursrecht zou rusten. De slippers van Arubianas zouden hierop inbreuk maken. Het gerecht oordeelde echter dat daarmee nog niet zonder meer vast staat dar Havaianas – en geen andere fabrikant – auteursrecht toekomt op die (combinatie van) elementen. De slippers van Arubianas kunnen op hun beurt dan ook niet zonder meer inbreuk maken op het vermeende auteursrecht van Havaianas.

Merkinbreuk Het gerecht is het wel met Havaianas eens dat het (beeld)merk van Arubianas visueel, auditief en begripsmatig een sterke gelijkenis vertoont met dat van Havaianas. Met name het gebruikte lettertype heeft een vergelijkbare uitstraling. Beide merken verwijzen ook naar een welbekende tropische vakantiebestemming. De totaalindruk van de merken komt dus in zoverre overeen dat hierdoor verwarring zou kunnen ontstaan bij het publiek.

Uitspraak Arubianas moet nu iedere inbreuk op het woord- en beeldmerk Havaianas staken. Doet zij dit niet, dan kost dit haar 5.000 Arubaanse florin per dag (iets meer dan 2.000 euro).

4.2. Uit de door gedaagde overlegde productie alsmede ter zitting getoonde slippers is gebleken dat niet alle modellen ARUBIANAS-slippers dezelfde combinatie van door eiseres bedoelde kenmerken vertonen. Een of meer van de kenmerken (bijvoorbeeld de vlag op de straps en de gelaagdheid van de zool) ontbreken op sommige modellen ARUBIANAS-slippers of bevinden zich op een andere plaats op de slipper (de plaatsing van de merknaam op het voetbed). Dat de aanwezigheid van één van deze kenmerken of elke combinatie daarvan al voldoende is om te concluderen dat inbreuk op het door eiseres gestelde auteursrecht wordt gemaakt, heeft eiseres vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. (...) Naar het oordeel van het gerecht kan reeds hierom vooralsnog niet van alle modellen ARUBIANAS-slippers gezegd worden dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op een aan eiseres toekomend auteursrecht.

4.4. Met name houdt het gerecht het voor mogelijk dat bij het publiek de onjuiste opvatting postvat dat de onder het merk ARUBIANAS op de markt gebrachte producten lokale varianten zijn van de door eiseres geproduceerde HAVAIANAS-slippers.

Op andere blogs:
Fashion United