Alle rechtspraak  

IEF 13930

Overeenkomsten tussen interfaces is nog geen inbreuk op software

Rechtbank Den Haag 11 juni 2014, IEF 13930 (Zoorobotics tegen Labelsoft)
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen en Nathalja Doing, CMS. Auteursrecht. Software. Zoorobotics heeft auteursrecht op software genaamd Meditra NTS en de daartoe behorende gebruikersinterface. Zij stelt dat Labelsoft inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en dat Labelsoft onrechtmatig handelt door de Zoorobotic software en de interface daarvan te gebruiken voor een eigen module die onnodig verwarring bij het publiek wekt. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Een dergelijk vermoeden kan niet zonder nadere motivering een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.

4.4. Labelsoft heeft in dit incident niet bestreden dat de door Zoorobotics opgesomde en in productie 5 bij dagvaarding weergegeven overeenkomsten tussen de beide interfaces daarin aanwezig zijn. Ook heeft zij niet bestreden dat die overeenkomsten auteursrechtelijk beschermde trekken van de Zoorobotics interface betreffen. Labelsoft bestrijdt weliswaar de ontlening maar heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, uitgelegd hoe die gelijkenissen tussen beide interfaces dan wel verklaard kunnen worden. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Zoorobotics maakt echter onderscheid tussen de gestelde auteursrechtelijke inbreuk op de Zoorobotics interface en de gestelde inbreuk op de Zoorobotics software zelf en wil inzage in bescheiden die betrekking hebben op die laatste gestelde inbreuk. Een vermoeden van inbreuk op de Zoorobotics interface kan dan ook niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.

4.6 Zoorobotics heeft de inbreuk op de software voorlopig derhalve alleen maar gemotiveerd gesteld, terwijl Labelsoft die motivering betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook niet voldaan aan het vereiste redelijk vermoeden van auteursrechtinbreuk op de Zoorobotics software. Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Labelsoft een non-obfuscated versie van de Zoorobotics software heeft ontvangen, is er evenmin sprake van een redelijk vermoeden dat Labelsoft anderszins onrechtmatig jegens Zoorobotics heeft gehandeld. Van een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv is derhalve geen sprake.

Lees de uitspraak:
IEF 13930 (pdf/link)

IEF 13928

Geen inbreuk op auteursrecht IP Bank

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 februari 2014, IEF 13928 (IP Bank tegen gedaagde)
Auteursrecht. Licentie. IP Bank, opgericht door gedaagde, is auteursrechthebbende op de BowTie-software. Gedaagde is tevens bestuurder van GovProDev, welke in 2009 een licentieovereenkomst sloot met IP Bank. In 2010 werkte IP Bank samen met CGE, waarbij CGE optrad als reseller en sublicentienemer onder de Governorslicentie. Na ontslag van gedaagden bij IP Bank, is een nieuw initiatief gestart, gericht op de verkoop van Bow Tie software en BowTieMed. Gedaagden handelen op grond van een (sub)licentieovereenkomst met IP Bank, er is geen auteursrechtinbreuk.

De beoordeling
4.9. Het verweer van IP Bank slaagt naar voorlopig oordeel niet. Uit de CGE-licentie en de verklaring van een adviseur van IP Bank, [Q], blijkt dat het de bedoeling van alle partijen was de Governorslicentie op enig moment te beëindigen. Uit de verklaring van [Q] en het gestelde ter zitting blijkt echter dat dat niet onmiddellijk bij het aangaan van de CGE-licentie is gebeurd, omdat een belangrijke afnemer van de software, BP, niet bereid was mee te werken aan een contractsovername. Dat de Governorslicentie na het sluiten van de CGE-licentie daadwerkelijk is beëindigd, blijkt nergens uit. Dat GovProDev, [X] en/of [Y] op de hoogte waren van het voornemen van IP Bank om de Governorslicentie op enig moment te beëindigen, betekent nog niet dat IP Bank en GovProDev daadwerkelijk hun overeenkomst hebben beëindigd. Bekend was immers ook dat het de bedoeling van IP Bank was dat de Governorslicentie voorlopig nog zou voortduren. Ook het feit dat [X] daags voor zijn ontslag als bestuurder van IP Bank nog de [Y]licentie is aangegaan, impliceert niet dat de Governorslicentie is beëindigd. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de Governorslicentie nog altijd van kracht is.

4.13. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt. Uit de door IP Bank overgelegde producties waarin reclame wordt gemaakt voor (gebruikslicenties voor) de BowTieMed software, blijkt geenszins in welke hoedanigheid dat gebeurde. [X] is in één van die producties als ‘consultant’ van JR Healthcare vermeld en in een aantal e-mails met uitsluitend zijn eigen naam. IP Bank geeft zelf aan dat voor haar niet duidelijk is welke entiteit de gewraakte uitingen heeft gedaan. Voorts is niet gebleken dat [X] handelde namens een andere rechtspersoon waarvan hij bestuurder was dan GovProDev. De in de betreffende documenten gebruikte handelsnamen WellReasoned en JR Healthcare corresponderen niet met de statutaire namen van de andere rechtspersonen waarvan [X] bestuurder is. SCGF en GRC Cares zijn wel bestaande rechtspersonen waarvan [X] bestuurder is. Dat die rechtspersonen gebruikslicenties voor de software hebben aangeboden aan derden of anderszins aan de auteursrechthebbende voorbehouden handelingen hebben verricht, blijkt echter niet uit de door IP Bank overgelegde producties. De stelling van [X] dat hij gebruikslicenties voor de BowTieMed software aanbiedt in zijn hoedanigheid van bestuurder van GovProDev, is dan ook onvoldoende onderbouwd weersproken door IP Bank.

4.14. Bovendien kent de Governorslicentie de mogelijkheid om sub-licenties te verstrekken voor de verkoop van louter gebruikslicenties. Voor zover de handelingen van [X] al niet aan GovProDev toe te rekenen zouden zijn, dient het er voorshands dan ook voor te worden gehouden dat aan [X] een stilzwijgende sub-licentie is verleend door GovProDev.

 4.15. De slotsom is dat, als er al sprake is van auteursrechtelijk relevante handelingen, die handelingen naar voorlopig oordeel zijn verricht uit naam van GovProDev (en dus op grond van de Governorslicentie), dan wel op basis van een sub-licentie.

4.16. [Y] heeft verwezen naar het door [X] gevoerde verweer en heeft in aanvulling daarop onder meer gesteld dat hij persoonlijk op geen enkele wijze naar buiten is getreden in verband met de BowTie-software. Alle handelingen waartegen IP Bank in dit kort geding bezwaar maakt zijn door hem (onbezoldigd) verricht in opdracht van [X] en GovProDev. [Y] benadrukt dat hij geen gebruik maakt van de [Y]licentie en dat hij zijn activiteiten heeft gestaakt in afwachting van een beslissing in het geschil met IP Bank.

4.17. De naam van [Y] is vermeld in een aantal e-mailberichten, op de bowtiemed.com website en in een Japanse presentatie waarin de handelsnaam BowTieMed is gebruikt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [Y] geldt ook ten aanzien daarvan dat onvoldoende vast is komen te staan dat [Y] die uitingen verrichte voor een eigen onderneming of een eenmanszaak van [X] en niet als opdrachtnemer of sub-licentiehouder van GovProDev.

IEF 13925

Niet uitgaan van licentierechten erotische lingeriefoto's uit China

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 mei 2014, IEF 13925 (Dreamgirl VS tegen Uwantisell)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, Van Benthem & Keulen. Auteursrecht. Foto's. Licentie. Dreamgirl is ontwerper en producent van erotische lingerie. Foto's hiervan staan in catalogi en op www.dreamgirldirect.com. Voor Nederland is een exclusieve distributieovereenkomst gesloten met eisers, zij hebben een licentie voor alle IE-rechten. Uwantisell koopt lingerie in bij vaste leveranciers in China, waarbij zij  foto's ter beschikking krijgt. Zonder nader onderzoek naar de herkomst van de foto's mocht Uwantisell er niet van uitgaan dat haar Chinese leveranciers de rechten bezaten op het aan haar toegezonden fotomateriaal. Dit blijken foto's van Dreamgirl te zijn. Dreamgirl stelt terecht dat Uwantisell inbreuk maakt op haar auteursrechten en ontvangt als gevolg van herhaalde inbreuk schadevergoeding.

De beoordeling
3.7 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Dreamgirl op grond van het  in Ameria geregistreerde auteursrecht jo artikel 1 van de Auteurswet het uitsluitend recht heeft om de foto's uit de 2012/2013 collectie openbaar te maken en te verveelvoudigen en dat anderen dit in beginsel niet toegestaan dan met voorafgaande toestemming van Dreamgirl. Uwantisell heeft niet weersproken dat zij geen toestemming heeft gekregen van Dreamgirl om de foto's van Dreamgirl op haar website te plaatsen. De inbreuk op de auteursrechten van Dreamgirl VS is daarmee gegeven.
3.13 De rechtbank is echter met Dreamgirl van oordeel dat Uwantisell onzorgvuldig heeft gehandeld, door ondanks de eerdere problemen met het aan haar toezonden fotomateriaal te blijven vertrouwen op de mededeling van haar Chinese leveranciers dat zij het fotomateriaal mocht gebruiken. Zonder nader onderzoek naar de herkomst van de foto's mocht Uwantisell er niet van uitgaan dat haar Chinese leveranciers de rechten bezaten op het aan haar toegezonden fotomateriaal. Hoewel Uwantisell heeft toegezegd om zelf beeldmateriaal te gaan vervaardigen om iedere discussie in de toekomst om iedere discussie in de toekomst over een mogelijke inbreuk te vermijden, ziet de rechtbank ziet in de, tot op heden getoonde, onzorgvuldige handelwijze van Uwantisell voldoende aanleiding om het verbod te formuleren op de door Dreamgirl gevorderde ruime wijze, met dien verstande dat de toewijzing wordt beperkt tot de foto's die zijn gepubliceerd op de ook voor Uwantisell toegankelijke websites www..dreamgirldirect.com en www.dreamgirllingerie.nl, nu Dreamgirl de stelling van Uwantisell, dat  zij niet de beschikking heeft of kan krijgen over catalogi van Dreamgirl, niet heeft weersproken. (...)
IEF 13912

Kabouter Plop en Piet Piraat beschermen hun karakters

Rechtbank Amsterdam 4 juni 2014, IEF 13912 (Studio100 tegen Vrolijke Kabouters/Pret Piraat)
Uitspraak ingezonden door Natalie van der Laan en Anne Voerman, DLA Piper. Studio100 exploiteert de karakters Kabouter Plop en Piet Piraat. Gedaagden treden op als lookalike onder de namen de Vrolijke Kabouters en Pret Piraat. De combinatie van elementen in de characters en de wijze waarop deze worden gepresenteerd genieten auteursrechtelijke bescherming, waarop inbreuk wordt gemaakt. Geen inbreuk op woordmerk Kabouter Plop als derden dat teken gebruiken voor aankondigingen. Tussen PRET en PIET PIRAAT is een grote visuele en auditieve overeenstemming. Door het gedogen gedurende vijf opeenvolgende jaren is ex 2.4 sub f BVIE geen merkrecht verkregen als dat te kwader trouw is verricht. PRET PIRAAT wordt nietig verklaard en er moet informatie over optredens en boekingen worden gegeven.

4.9. Niet ter discussie staat dat Studio 100 bevoegd is op te komen tegen inbreuken op de woordmerken KABOUTER PLOP en PIET PIRAAT. Van een inbreuk op het woordmerk KABOUTER PLOP door gedaagde is evenwel niet gebleken. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde zelf dit woordmerk heeft gebruikt. Dat derden onder de naam Kabouter Plop hebben aangekondigd, maakt niet dat dit gebruik aan gedaagde kan worden toegekend. Dit geldt temeer, nu gedaagde onbetwist heeft aangevoerd dat zij in de algemene voorwaarden die zij bij de optredens hanteert heeft opgenomen dat zij als de Vrolijke Kabouters aangekondigd dient te worden.

4.12. Op grond van artikel 2.4 sub f BVIE wordt er geen recht op een merk verkregen door de inschrijving van een merk waarvan het depot te kwader trouw is verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat gedaagde op de hoogte was van het gebruik van het woordmerk PIET PIRAAT in de periode van drie jaar voorafgaand aan haar depot, nu dit niet door haar is betwist. Het televisieprogramma rond Piet Piraat wordt bovendien al sinds december 2001 uitgezonden en geniet grote bekendheid, ook in Nederland. Gedaagde heeft haar verweer, dat zij het merk PRET PIRAAT al sinds 2001 gebruikt op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat zij al in 2001 kleding voor het character Pret Piraat heeft aangeschaft, duidt immers niet op gebruik als woordmerk. Dit betekent dat Studio 100 met recht de nietigheid inroept van de inschrijving van het merk PRET PIRAAT.

Lees de uitspraak:
IEF 13912 (pdf)
IEF 13912 (link)

Op andere blogs:
Abcor
DirkzwagerIEIT
IE-Forum.nl

IEF 13911

Conclusie AG: Bibliotheken mogen boeken via elektronische leesplaatsen aanbieden

Conclusie AG HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13911, zaak C-117/13 (TU Darmstadt) - dossier  - persbericht
Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. Zie eerder IEF 11773. Uitlegging van artikel 5, lid 3, sub n, van [InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG]. Beperkingen en restricties op reproductierecht en recht van mededeling bij gebruik voor onderzoek en privéstudie. Boek dat in een universiteitsbibliotheek via speciale terminals beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek. Situatie waarin het mogelijk is dit boek te printen of op een USB-stick op te slaan. Conclusie AG:

1)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la [InfoSoc-directive 2001/29/CE], doit être interprété en ce sens qu’une œuvre n’est pas soumise à des conditions en matière d’achat ou de licence, lorsque le titulaire du droit offre aux établissements visés dans cette disposition de conclure à des conditions adéquates des contrats de licence d’utilisation de cette œuvre.
2)      L’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29, interprété à la lumière de l’article 5, paragraphe 2, sous c), de ladite directive, ne s’oppose pas à ce que les États membres accordent aux établissements visés dans cette disposition le droit de numériser les œuvres de leurs collections, si la mise à la disposition du public au moyen de terminaux spécialisés le requiert.

3)      Les droits prévus par les États membres conformément à l’article 5, paragraphe 3, sous n), de la directive 2001/29 ne permettent pas aux usagers des terminaux spécialisés d’imprimer sur papier ou de stocker sur une clé USB les œuvres qui y sont mises à leur disposition.

Gestelde vragen:

1. Is een werk te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen in de zin van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer de rechthebbende de in dat artikel bedoelde instellingen het afsluiten van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit werk onder redelijke voorwaarden aanbiedt?
2. Mogen de lidstaten op grond van artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG de instellingen het recht toekennen, de in hun verzamelingen opgenomen werken te digitaliseren, indien dat noodzakelijk is om deze werken via terminals beschikbaar te stellen?
3. Mogen de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 3, sub n, van richtlijn 2001/29/EG vastgestelde rechten zo ver gaan dat gebruikers van de terminals aldus beschikbaar gestelde werken op papier kunnen printen of op een USB-stick kunnen opslaan?
IEF 13904

Opsomming van programmering in een lijst niet beschermd

Rechtbank Amsterdam 4 juni 2014, IEF 13904 (Stichting NPO tegen Telegraaf Media Groep)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Zie eerder tussenarrest IEF 13859. Auteursrecht. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat ten aanzien van die programmering er sprake is van voldoende creatieve keuzevrijheid om de programmering aan te merken als een werk in auteursrechtelijke zin, dan geldt dat niet voor de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke programmering weergeeft. De aanvullende diensten zijn geen kosten die als investering in de samenstelling van de databank kunnen worden aangemerkt. Geen databank en geen geschriftenbescherming op grond van Ryanair/PR Aviation. Geen beroep op oneerlijke mededeling op grond van de éénlijnsprestatie. Geen belang bij wanprestatie op grond van contract.

4.7. De rechtbank overweegt als volgt. Vereist voor auteursrechtelijke bescherming op grond van artikel 10 lid 3 Auteurswet is dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Daarvan is, voor zover het de programmagegevens betreft, geen sprake.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de programmering als zodanig en de daaruit voortvloeiende programmagegevens. De programmering is het proces waarbij bepaald wordt welke programma's op welke data en tijdstippen, in welke volgorde op welke zender zullen worden uitgezonden. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat ten aanzien van die programmering er sprake is van voldoende creatieve keuzevrijheid om de programmering aan te merken als een werk in auteursrechtelijke zin, dan geldt dat niet voor de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke programmering weergeeft.

4.12. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 1 lid 1 sub a Dw volgt dat onder een databank wordt verstaan (kort gezegd) een verzameling van werken of gegevens waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwantitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. De vraag die beantwoord dient te worden is of de NPO substantieel heeft geïnvesteerd in het opstellen van de databank met programmagegevens.

4.13. (...) De aanvullende diensten betreffen, blijkens die bijlage onder meer technische ondersteuning, kwartaal rapportage, signalering start/stop levering, identificatie gebruik en zendervolgonderzoek. Dat zijn geen kosten die als investering in de samenstelling van de databank kunnen worden aangemerkt. (...) Nu niet is vast komen te staan dat de NPO substantieel heeft geïnvesteerd in het opstellen van de databank met programmagegevens, komt de databank met programmagegevens niet in aanmerking voor sui generis databankenbescherming. Voorgaande geldt eveneens voor de databank met programmagegevens van de NPO, RTL en SBS. Van inbreuk op het sui generis databankenrecht door De Telegraaf is dan ook geen sprake.

4.17. De rechtbank stelt op grond van dit arrest vast dat databanken niet vallen onder geschriftenbescherming.
Lees de uitspraak hier:
IEF 13904 (pdf)
ECLI:NL:RBAMS:2014:3140 (link)

Op andere blogs:
MediaReport

IEF 13903

Auteursrechtinbreuk op prestigieuze servies door groothandel

Rechtbank Den Haag 4 juni 2014, IEF 13903 (Hermès tegen Van Roon BV)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan. Auteursrecht. Auteursrechtinbreuk door Van Roon op prestigieuze Cheval d’Orient servies van Hermès. Dat Van Roon niet behoefde te weten dat op het Cheval d’Orientservies auteursrecht rust is onjuist en de gevolgen zijn voor rekening van Van Roon. Van Roon is, getuige de door Hermès in haar dagvaarding genoemde procedures, reeds eerder betrokken in procedures betreffende auteursrechtinbreuk. De rechtbank overwoog daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat de rechten van intellectuele eigendom in China minst genomen niet altijd worden gerespecteerd. Verklaring voor recht, rectificatie en schadevergoeding wegens gederfde inkomsten en verlies van exclusiviteit van het servies.

4.8. Van Roon is een professionele verkoopster van meubels en woonaccessoires en moet in dit verband over de kennis beschikken dat serviezen auteursrechtelijk beschermde objecten kunnen zijn. Voor zover Van Roon heeft betoogd dat - naar de rechtbank begrijpt - het feit dat het servies werd aangeboden op een bekende meubelbeurs in China een omstandigheid is waardoor zij naar haar mening niet behoefte te weten dat het om een auteursrechtelijk beschermd werk ging, kan dit betoog niet slagen. Van Roon is, getuige de door Hermès in haar dagvaarding genoemde procedures, reeds eerder betrokken in procedures betreffende auteursrechtinbreuk. In het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2010 inzake Cassina - Van Roon, is het feit dat de betreffende inbreukmakende meubels werden aangeboden op een beurs in China juist aangemekrt als een verzwarende omstandigheid. De rechtbank overwoog daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat de rechten van intellectuele eigendom in dat land minst genomen niet altijd worden gerespecteerd. Het Gerechtshof Den Haag heeft zich daarbij aangesloten. De daar besproken situatie, herhaalt zich hier ten aanzien van het door Van Roon wederom in China aangeschafte servies.
IEF 13902

Gebruik beeldcitaat ter verduidelijking en onderbouwing interview

Ktr. Rechtbank Limburg 29 januari 2014, IEF 13902 (beeldcitaat)
Auteursrecht. Citaatrecht. Beeldcitaten. Eiser exploiteert een communicatie-adviesbureau en heeft door hem gemaakte foto's op zijn website staan. Gedaagde heeft zonder toestemming of licentieovereenkomst de foto gebruikt op zijn website. Gedaagde beroept zich met succes op het (beeld)citaatrecht als bedoeld in artikel 15a Aw. Er is sprake van een interview tussen gedaagde met een betrokken derde en het beeldcitaat dient ter verduidelijking of onderbouwing. De omvang van de foto moet voorts worden bezien in het licht van het gehele interview en niet enkel in het licht van het korte voorstukje. De foto is niet disproportioneel en er is geen wanverhouding. De vorderingen worden afgewezen.

De beoordeling van het geschil
4.8. De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu sprake is van een interview dat door gedaagde met [betrokkene] is gehouden en het beeldcitaat in ieder geval is opgenomen ter verduidelijking of onderbouwing van dit interview, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een rechtsgeldig beeldcitaat. Juist is dat ook dan een beeldcitaat eerst redelijkerwijs geoorloofd is wanneer het inhoudelijk relevant is en slechts een klein onderdeel uitmaakt van het werk. Het betreft dan de gehele publicatie waarin het beeld is opgenomen. Het beeld moet ook een duidelijk functioneel verband hebben met het werk waarin het wordt gebruikt. Dienaangaande kan worden vastgesteld dat sprake is van een voldoende duidelijk verband tussen de foto en de inhoud van het interview. De foto kan worden beschouwd als ondersteuning van de inhoud van het interview en heeft een duidelijke functie bij de tekst door het bericht goed herkenbaar te maken voor de lezer en met als doel de lezer door te laten klikken naar het volledige artikel op de achterliggende site. De foto heeft derhalve als doel de lezer een indruk te geven van het betreffende artikel. De omvang van de foto moet voorts worden bezien in het licht van het gehele interview en niet enkel in het licht van het korte voorstukje. In die zin is de foto niet disproportioneel en is geen sprake van een wanverhouding. Dat de foto een jongere [betrokkene] laat zien, is in het licht van de bedoeling om de lezer te intrigeren en door te laten lezen, geen reden om te komen tot het oordeel dat sprake zou zijn van disproportionaliteit.
4.9. Gelet op het vorenoverwogene is voldaan aan de cumulatieve vereisten van artikel 15a lid 1 Aw en slaagt het beroep van gedaagde op het citaatrecht. Dit betekent dat de op de website van gedaagde opgenomen beeldcitaten toelaatbaar waren en hij geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser. De vorderingen van eiser zullen worden afgewezen.
IEF 13892

Inbreuk op kleine afbeelding van Wereldbol van Draadstaal

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 28 mei 2014, IEF 13892 (Masterfile tegen Orange Peak)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Auteursrecht. Fotolicentie. Masterfile heeft een exclusieve licentie op Wereldbol van Draadstaal. Orange Peak heeft deze geplaatst op haar website zonder toestemming, dat levert inbreuk op. Dat de foto direct is verwijderd, en dat de website door weinig bezoekers wordt bezocht, doet hieraan niet af. Door verschillende bedrijven worden kleine afbeeldingen voor een bedrag van 100 tot 150 euro aangeboden. Masterfile heeft toegelicht dat €430,- , volgens de berekening zoals op haar website, voor haar een gebruikelijke licentievergoeding is.

Leestips: 4.5 - 4.7.

IEF 13890

Inbreuk op auteursrecht cursusmateriaal niet gespecificeerd

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 mei 2014, IEF 13890 (Bloom Training tegen Hulshof)
Als randvermelding. Verzoek tot opheffing beslag. Partijen ontwikkelen en geven cursussen gericht op het bedrijfsleven. Eiser wenstte de samenwerking te beëindigen en Hulshof heeft eiser verzocht zich te onthouden van trainingen bij haar accounts. Dat is niet (geheel) gebeurd. Hulshof heeft conservatoir beslag laten leggen, tevens op IE-rechtelijke gronden. Inbreuk op auteursrecht cursusmateriaal is niet voldoende gespecificeerd. Subsidiair stelt eiser dat als er al sprake zou zijn van enige noodzaak tot beslaglegging het beslag op haar woonhuis al voldoende zekerheid biedt voor de vordering van Hulshof c.s.. Verzoek tot partiële opheffing slaagt.

3.3. Aan haar overige vorderingen legt [X] ten grondslag dat zij schade lijdt door het beëindigen van de samenwerking onder meer nu zij door toedoen van Hulshof bij een aantal klanten geen trainingen meer kan verzorgen. Voorts wordt zonder haar toestemming door (trainers) van Hulshof nog gebruik gemaakt van cursusmateriaal waarvan de intellectuele eigendomsrechten bij haar berusten, aldus [X].
Inbreukverbod
4.13. [X] vordert een verbod op het gebruik door Hulshof c.s. van door haar ontwikkeld cursusmateriaal waar zij intellectuele-eigendomsrechten op heeft, waarmee zij, zo begrijpt de voorzieningenrechter, auteursrechten bedoelt. Hulshof c.s. verweert zich onder meer door erop te wijzen dat [X] niet heeft gespecificeerd waar dit intellectuele eigendom uit bestaat. Daarnaast stelt Hulshof c.s. dat het materiaal waarop [X] wellicht doelt, is ontwikkeld in samenwerking met Hulshof, zodat moet worden betwijfeld of [X] (de enige) rechthebbende is op die rechten en een verbod kan vorderen. Tot slot betwist Hulshof c.s. dat zij enig materiaal dat afkomstig is van [X] gebruikt.
4.14. Met Hulshof c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [X] niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Hulshof c.s. inbreuk maakt op enig aan [X] toekomend auteursrecht. Ook deze vordering van [X] zal derhalve worden afgewezen.