Alle rechtspraak  

IEF 11632

Opschorten tot na uitspraak Rechtbank Amsterdam

Handelsrechtbank van Namen (België) 19 juli 2012, rolnr. A/12/00263 (EMRYSS B.V. tegen De SPRL (bvba) B.Jain Archibel)

Uitspraak ingezonden door Keetje IJff, IJff Advocaten.

In navolging van IEF 10164. Auteursrecht. Contractenrecht. Royaltyvergoedingen eBooks, vertalingen. In eerste aanleg is de auteur van het boek verplicht tot nakoming van de uitgavecontracten, maar is vervolgens met een Belgische uitgever in zee gegaan. Eiseres, sinds 1995 uitgever van het boek 'Concordant Materia Medica', geschreven in het Engels door dhr. Vermeulen, verwijt verweerster in 2011 een 'verbeterde' versie te hebben uitgegeven getiteld 'Concordant Reference'. De auteur en uitgever stellen zich op het standpunt dat het twee verschillende werken zou betreffen.

De Belgische rechtbank oordeelt daarentegen dat de 'Concordant Reference' de volledige 'Concordant Materia Medica' in dezelfde vorm met enkele toevoegingen, updates en wijzigingen bevat, zonder dat er sprake is van een vernieuwde benadering. Hoewel de toevoeging van het zogenaamde APG-classificatiesysteem een verbetering vormt, maakt deze van de 'Concordant Reference' geen onderscheiden, origineel en vernieuwend werk.

De rechtbank stelt vast dat de 'Concordant Reference'' geen nieuw werk vormt ten opzichte van de 'Concordant Materia Medica' en schort voor het overige haar uitspraak op totdat de rechtbank Amsterdam een vonnis heeft gewezen in de bodemprocedure tussen EMRYSS en Vermeulen.

Nieuw werk?
De "Concordant Reference" bevat bijna de volledige "Concordant Materia Medica" in dezelfde vorm met enkele toevoegingen, updates en wijzigingen, zonder dat gesproken kan worden van in zijn geheel een vernieuwende benadering zoals wordt beweerd (conclusie verweerster pag. 11).

Uit dit alles en uit nauwkeurige bestudering van de werken blijkt dat de "Concordant Reference" een verbeterde versie is van de "Concordant Materia Medica", met rectificaties, aanvullende middelen en een actualisering, en niet een nieuw werk dat ontsnapt aan het toepassingsgebied van het uitgeverscontract dat EMRYSS bindt aan de heer Vermeulen.

Opschorting
De kwestie van de ontbinding van deze contracten wordt beoordeeld door de rechtbank van Amsterdam in een momenteel lopende procedure tussen eiseres en de heer Vermeulen. Een uitspraak wordt zeer binnenkort verwacht.

Verweerster eist opschorting van de uitspraak wegens samenhang, aangezien de rechtbank vanAmsterdam als eerste is benaderd.

Het is gepast om deze eis in te willigen om tegenstrijdige uitspraken te vermijden, overeenkomstig artikel 28 lid 1 van Verordening (EG) 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

IEF 11630

Toepassing Usedsoft-zaak in verfmengsoftware

Toepassing Usedsoft-zaak in verfmengsoftware: te kort door de bocht?

Bijdrage van Menno Weij, SOLV.

Zie ook IEF 11571.

Het Europees Hof van Justitie (EHJ) heeft recent een uitspraak gedaan over de verkoop van tweedehands software. Het betreft de zogenaamde Usedsoft-zaak. De Usedsoft-zaak ligt genuanceerd. Het is dus nog niet zo simpel om de Usedsoft-leer in de praktijk toe te passen. De voorzieningenrechter in Almelo heeft dat recent wel gedaan, in een geschil rondom verfmengsoftware. En zoals de titel van deze blog al aangeeft, vraag ik mij af of de voorzieningenrechter niet te kort door de bocht gaat. Ok, het is een kort geding, maar toch.

De vraag die in de Usedsoft-zaak van het Europees Hof centraal staat is of er sprake is ‘uitputting’ bij tweedehands software. Kort gezegd betekent uitputting dat de leverancier de verdere verhandeling van een kopie van de software niet meer kan tegengaan. Belangrijke voorwaarde bij software is wel dat de oorspronkelijk verkrijger, de kopie na wederverkoop onbruikbaar of ongedaan maakt.

Laat ik eerst een de nuances aanbrengen op de Usedsoft-uitspraak, en dan behandel ik daarna de zaak van de voorzieningenrechter te Almelo.

Nuances Usedsoft-zaak

Allereerst is van belang dat de uitspraak enkel ziet op software die op dragers is verspreid of die via het internet gedownload is. Het EHJ wijst in de Usedsoft-zaak continu op het feit dat de klant een kopie van de software rechtstreeks op zijn computer downloadt via de website van de leverancier. Anders gezegd: geen kopie, geen Usedsoft.

Ten tweede is van belang dat voor uitputting sprake moet zijn van een ‘eigendomsoverdracht’ van de kopie. Volgens het EHJ is algemeen aanvaard dat sprake is van eigendomsoverdracht, wanneer een persoon tegen betaling van een prijs zijn eigendomsrechten op een zaak aan een ander overdraagt via een contract. Toegepast op de Usedsoft-zaak, zijn dan de volgende omstandigheden van belang: (i) het gaat om standaardsoftware, (ii) die wordt gedownload of op een drager verstrekt, (iii) tegen betaling van een prijs (de economische waarde van die kopie), en (iv) het gebruiksrecht is in tijd onbeperkt (“perpetual license”). Overigens is teleurstellend dat het Hof zwijgt over de wettelijke uitzondering met betrekking tot huur. De uitputting gaat niet op indien software wordt verhuurd. Het is dus jammer dat het Hof deze zaak niet aangrijpt om aan te geven wanneer er dan wel sprake is van huur. Wordt vervolgd, is mijn verwachting.

Ten derde is van belang dat softwarelicenties niet kunnen worden gesplitst. Het Europees Hof beklemtoont dat wanneer de door de eerste verkrijger verkregen licentie geldt voor een aantal gebruikers dat groter is dan zijn behoeften, de uitputtingsregel die eerste verkrijger níet het recht verleent die licentie te splitsen. Ratio: die eerste verkrijger moet namelijk zijn eigen kopie op het moment van wederverkoop daarvan onbruikbaar maken. In een splitsing situatie zal de klant de op zijn server geïnstalleerde kopie van het computerprogramma echter blijven gebruiken en deze dus niet onbruikbaar maken, aldus het Hof.

En ten vierde is de vraag van onderhoud en support van belang. In de Usedsoft-zaak had de leverancier aangevoerd dat er géén sprake is van uitputting als er ook onderhoud en support wordt verricht. Immers, zo is de redenering, er wordt dan een nieuwe kopie (een update) van de software verstrekt. In zijn algemeenheid gaat het EHJ daarin mee: “[de uitputting] geldt niet voor serviceovereenkomsten, zoals overeenkomsten voor software updates, die van een dergelijke verkoop kunnen worden gescheiden en die –in voorkomend geval voor bepaalde tijd– bij gelegenheid van die verkoop zijn gesloten”. Maar bij Usedsoft-zaak beargumenteert het Hof vervolgens dat de updates onderdeel zijn geworden van de aanvankelijke kopie, en de uitputting dus weer wel opgaat. Dat komt mij overigens enigszins gekunsteld over, maar goed.

En dan heb ik het nog niet gehad over de volgende vraagstukken bij de Usedsoft-zaak: (i) vragen rondom het contractuele kader tussen eerste verkrijger en de leverancier, (ii) het uitputtingsregime onder het gewone auteursrecht op het GUI ("look&feel") deel van de software. Ik ga hier nu verder niet op in, maar voorspel op deze punten nog de nodige discussie.

De Vermengsoftware zaak.


De feiten in deze zaak zijn beperkt. Datacolor heeft software ontwikkeld voor PPG om verfmengmachines aan te sturen en de gewenste kleur verf en kwaliteit te vervaardigen. De Voordeelmarkt is verkoper van verf en aanverwante artikelen met meerdere vestigingen. Populus is een verfgroothandel met meerdere vestigingen. De Voordeelmarkt en Populus hebben verfmengmachines met de verfmengsoftware en updates gekocht van sublicentienemers van PPG. Datacolor en PPG vorderen nu een verbod dat Voordeelmarkt en Populus geen inbreuk meer maken op de auteursrechten op die vermengsoftware en op updates. Volgens De Voordeelmarkt en Populus is sprake van de uitputtingsregel, mede onder verwijzing naar het UsedSoft-arrest (HvJ EG 3 juli 2012, C-128/11).

Het oordeel van de voorzieningenrechter is als volgt: PPG en Datacolor hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de eigendom van de software en updates niet is overgedragen. Ook het vaststellen van een licentieovereenkomst tussen PPG en haar afnemers zou bij een dergelijke verkoopsituatie geen ander oordeel meer met zich meebrengen blijkens de zeer recente uitspraak in de UsedSoft-zaak van het Hof (HvJ EG, 3 juli 2012, C-128/11). Van een inbreuk op het auteursrecht op PPG Software of Updates is dan geen sprake meer. Dat de software om niet ter beschikking zou zijn gesteld door PPG aan de door haar geselecteerde afnemers, brengt geen ander oordeel met zich, maar illustreert enkel de handelswijze van PPG in haar branche. Daar komt nog bij dat De Voordeelmarkt en Populus hebben betwist dat hun systemen na zes maanden (zonder het installeren van de updates) op zwart zijn gegaan. De enkele niet onderbouwde stelling dat De Voordeelmarkt en Populus illegale kopieën zouden hebben verkregen, is onvoldoende om deze betwisting te weerleggen. Dat sprake is van PPG Updates die telkenmale verplicht dienen te worden geïnstalleerd om het systeem draaiende te houden, is dan ook evenmin aannemelijk geworden. Nu niet aannemelijk kan worden geacht dat sprake is van een inbreuk op de auteursrechten zoals door Datacolor en PPG gesteld, zullen alle vorderingen uit dien hoofde worden afgewezen.

Er speelt ongetwijfeld een deel processtrategie mee – mijn indruk is namelijk dat PPG en Datacolor wel wat meer feiten boven water hadden kunnen halen om de inbreuk te bepleiten en/of om de verweren van De Voordeelmarkt en Populus te betwisten. Maar dan nog steeds zet ik vraagtekens bij de kwestie van eigendomsoverdracht versus huur en de 4 gezichtpunten die het Europees Hof meegeeft. Gaat het bijvoorbeeld inderdaad om de oorspronkelijke kopie? En naar mijn mening stapt de voorzieningenrechter in dit verband wel makkelijk over de ‘terbeschikkingstelling om niet’ heen. Ook besteedt de voorzieningenrechter weinig aandacht aan het uitgangspunt dat updates in beginsel níet uitputten.

Kortom,ik zie wel mogelijkheden voor een beroep zijdens PPG en Datacolor. Volgens mij loopt de termijn nog…..

IEF 11625

Hoge bewijslast voor valse kunst

Gerechtshof Leeuwarden 24 juli 2012, LJN BX2307 (Valse Groninger Ploeg schilderijen)

In navolging van IEF 9125.

Kunst en recht. In het tussenarrest van 28 september 2010 heeft het hof toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat de vijf schilderijen vals zijn. Hierbij gaat het om schilderijen die als echte 'Ploegschilderijen' waren verkocht, maar vals bleken te zijn. Het zou voornamelijk gaan om doeken van de hand van Altink en Dijkstra. Alle schilderijen waarover het in dit geding gaat zijn door de in eerste aanleg door de rechtbank benoemde deskundige als vals bestempeld.

Het hof komt tot de conclusie dat twee van de vijf schilderijen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vals zijn. Ten aanzien van de drie andere schilderijen oordeelt het hof dat aan de echtheid van deze werken kan worden getwijfeld, doch dat de valsheid niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast is komen te staan. Er wordt een hoge bewijslast toegekend voor het bewijzen van de valsheid van de schilderijen.

Het hof gelast een comparitie van partijen tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking.

31. Ze maken wel deel uit van de werken die aanvullend door [getuige/deskundige 2] zijn onderzocht en waarvan de resultaten zijn neergelegd in diens rapport d.d. 15 juni 2011. Voor alle drie de werken (in laatstgenoemd rapport aangeduid als 2011.690, 2011.692 en 2011.691) geldt dat de rapportage van [getuige/deskundige 2] betrekkelijk summier is. In alle drie de werken zou een verfstof zijn aangetroffen, waarvoor het pigment voor het eerst in kunstenaarsmateriaal zou zijn aangetroffen, na de periode waarin de drie werken (volgens bedoeld rapport) vallen te dateren (na 1924/25). Nu de dateringen waarvan de deskundige [getuige/deskundige 2] telkens uitgaat (behoudens ten aanzien van Pic de Luc) allerminst vaststaan en [geïntimeerden], gesteund door genoemde [ingenieur] heeft aangeven dat de beweerdelijk gevonden pigmenten door schilders veel eerder werden toegepast dan in commercieel bereide verf en in ieder geval nog tijdens het leven van Dijkstra en Altink, komt aan deze bevindingen van [getuige/deskundige 2] geen doorslaggevende betekenis toe. Het hof tekent hierbij nog aan dat [geïntimeerden], gesteund door [ingenieur], heeft betwist dat het pigment, geregistreerd onder C.1 Pigment Red 170 ook is aangetroffen op Het Blauw Borgje.

32. Voor alle drie de werken resteert als bewijsmateriaal derhalve hetgeen de diverse getuigen/deskundigen daaromtrent in eerste aanleg en in hoger beroep hebben verklaard. Daarvoor geldt hetgeen hiervoor omtrent deze verklaringen is overwogen. Tegen de achtergrond van het door [getuige/deskundige 3] in 1993 afgegeven rapport (wat daar verder ook van zij) en het gegeven dat de verschillende deskundigen zich evenzeer negatief hebben uitgelaten over de vijf inmiddels uit de procedure gehaalde werken, waaromtrent naderhand kennelijk toch nog enige twijfel is ontstaan, komt het hof niet verder dan de conclusie dat weliswaar aan de echtheid van deze werken kan worden getwijfeld, doch dat de valsheid van deze werken en de daarop vermelde signatuur niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is komen vast te staan.

33. Het hiervoor weergegeven oordeel brengt mede dat het tussenvonnis van de rechtbank Assen, waarvan beroep, niet geheel in stand kan blijven en in zoverre dient te worden vernietigd dat er thans van moet worden uitgegaan dat de schilderijen Het Reitdiep en Pic de Luc vals zijn en dat het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de werken Roggestompen, Gronings Landschap en Blauwborgje moet worden bekrachtigd, terwijl de overige vijf werken geen onderdeel meer uitmaken van de procedure. Onder verwijzing naar het bepaalde in de artikelen 335 en 336 Rv is het denkbaar dat het hof de zaak ter verdere berechting terug wijst naar de rechtbank Assen. Evenzeer is het denkbaar dat het hof de zaak aan zich houdt, zeker als partijen daar prijs op zouden stellen.

34. Het hof zal een comparitie van partijen gelasten teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich op dit punt nader uit te laten en de nadere standpunten van partijen te vernemen over de afwikkeling van de schade, nu het debat op dat punt in eerste aanleg niet veel verder is gekomen dan stellingen (bij inleidende dagvaarding) door [appellant] en betwisting daarvan (bij conclusie van antwoord) door [geïntimeerden]. Van partij [appellant] wordt in ieder geval verwacht dat hij de beweerdelijk door hem geleden (immateriële) schade ten gevolge van verlies van reputatie en de restauratieschade van Het Reitdiep, meer handen en voeten geeft en zijn vorderingen aanpast aan de inhoud van de hiervoor gegeven beslissing.

IEF 11620

Het daarin opgenomen boetebeding van toepassing

Rechtbank Breda 25 juli 2012, zaaknr. 244017/HA ZA 12-12 (Younique Music Group B.V. tegen D.)

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten.

Auteursrecht. Naburige rechten. Younique is sinds 1992 een professioneel productiebedrijf van duizenden hoogwaardige midi-files en daarvan afgeleiden, zoals songtitels en medleys. Deze midibestanden kunnen worden aangewend voor het gebruik van onder andere keyboards en synthesizers. Deze files worden onder meer via de website van Younique geëxploiteerd. D is sinds enige jaren abonnee bij Younique. In 2010 en 2011 heeft D kopieën van 109 midi-files van Younique verkocht en geleverd.

De rechtbank stelt dat Younique is aan te merken als de producent van de midi-files en dus op grond van de WNR gerechtigd is haar vorderingen in te stellen. De rechtbank gaat ervan uit dat de algemene voorwaarden van Younique van toepassing zijn op de rechtsverhouding van partijen. Het daarin opgenomen boetebeding geldt dus ook. De rechtbank matigt de boete tot € 50.000,-. Volgens de rechtbank leidt onverminderde toepassing van de boeteclausule tot een billijkheidshalve onaanvaardbaar resultaat.

De rechtbank beveelt D om de inbreukmakende handelingen te staken en gestaakt te houden onder last van een dwangsom en veroordeelt D tot betaling van een boete ad € 50.000,- aan Younique.

3.4 Het verweer dat Younique niet-ontvankelijk is wordt verworpen. Younique stelt -onweersproke- dat midi-files zijn aan te merken als fonogrammen in de zin van de WNR. Niet weersproken is dat Younique de fonogrammen heeft gemaakt. Younique is dus aan te merken als de producent van de midi-files als bedoeld in artikel 1 sub d WNR. Younique is derhalve op grond van de WNR gerechtigd haar vorderingen in te stellen.

Nu de vorderingen zowel op het auteursrecht als op de naburige rechten zijn gebaseerd, kan de vraag of sprake is van auteursrechtelijk beschermde werken in het licht van het vorenstaande in het midden blijven.

3.7 Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de algemene voorwaarden van Younique voor of bij het sluiten van de overeenkomst door haar ter hand zijn gesteld aan D. (...) Het verweer van D dat hij het bestand Agreement.pdf niet heeft geopend, kan hem niet baten. Artikel 6:234 lid 2 BW bepaalt immers dat de mogelijkheid om kennis te nemen van de algemene voorwaarden is geboden indien de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij langs elektronische weg ter beschikking zijn gesteld op een zodanige wijze dat deze door haar kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming. Op het moment van de overeengekomen verlenging van de overeenkomst per 1 januari 2009 was of had D dus bekend kunnen zijn met de algemene voorwaarden d.d. 1 januari 2008. Vanaf 1 januari 2009 kan D zich er dus niet met succes op beroepen dat de algemene voorwaarden d.d. 1 januari 2008 hem niet ter hand zijn gesteld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat vanaf 1 januari 2009 artikel 7.8 (het boetebeding) van de algemene voorwaarden d.d. 1 januari 2008 van toepassing is op de rechtsverhouding van partijen.

3.11 De rechtbank is van oordeel dat onverminderde toepassing van de boeteclausule tot een billijkheidshalve onaanvaardbaar resultaat leidt. Dit is vooral het gevolg van de relatief hoge boete van € 5.000,- per overtreding per songtitel. De rechtbank zal de boete dan ook matigen. Bij de matiging speelt, zoals hiervoor overwogen, verder een rol of en zo ja, in hoeverre werkelijk schade is geleden. (...) De rechtbank acht verder van belang dat de boete dient ter preventie tegen toekomstige inbreuken op de naburige rechten van Younique. De individuele transacties hebben een gering economisch belang en wanneer de boete gelijk wordt gesteld aan de (gebruiks)vergoeding, zou het D en derden vrij staan om de toestemmking pas achteraf te kopen door alsnog de (gebruiks)vergoeding te voldoen. (...) De rechtbank is van oordeel dat op grond van al het voorgaande de boete gematigd diet te worden tot € 50.000,-. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de op te leggen boet lager is dan het nog nader vast te stellen bedrag aan schadevergoeding. De rechtbank zal dan ook de boete van € 50.000,- toewijzen. Dit betekent dat de onde sub 5. gevraagde verwijzing naar de schadestaatprocedure en het sub 6. gevorderde voorschot op de schadevergoeding zullen worden afgewezen.

IEF 11617

Geen auteursrechtinbreuk op Babykadobon

Rechtbank Amsterdam 25 juli 2012, LJN BX8750, zaaknr. 504642/HA ZA 11-2760 (Eiser tegen Sanoma Media Netherlands B.V. c.s.)

Uitspraak ingezonden door  Josine van den Berg & Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.

Auteursrecht. Eiser voert een eenmanszaak die zich bezighoudt met de ontwikkeling van product- en marktconcepten. In 2007 heeft hij zich tot Sanoma gewend met het concept voor een Babykadobon, waarmee ouders zelf hun (baby)cadeau kunnen uitzoeken bij verschillende winkels en webshops. Sanoma houdt zich (onder meer) bezig met het uitgeven en exploiteren van bladen en tijdschriften. Partijen hebben een geheimhoudingsovereenkomst getekend. Sinds het voorjaar van 2011 brengt Sanoma de Babygiftcard op de markt. Eiser vordert primair te verklaren voor recht dat Sanoma inbreuk maakt op zijn auteursrechten.

De rechtbank oordeelt dat de Babygiftcard van Sanoma uiterlijk geheel verschilt van de Babykadobon van eiser. Er is gebruik gemaakt van heel andere kleuren en vormgevingselementen. Eiser heeft bovendien niet gesteld dat inbreuk is gemaakt op de vormgeving, maar op het concept en de 'businesscase' van de Babykadokaart. Er is volgens de rechtbank dus geen sprake van auteursrechtinbreuk door Sanoma. Met betrekking tot de geheimhoudingsovereenkomst oordeelt de rechtbank dat Sanoma niet in strijd met deze overeenkomst heeft gehandeld. De termijn van anderhalf jaar (zoals bepaald in artikel 7 van de overeenkomst) was namelijk verstreken toen Sanoma met de ontwikkeling van de Babygiftcard aan de slag ging.

De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt eiser in de proceskosten.

Auteursrechtinbreuk? 4.6. De door Sanoma op de markt gebrachte Babygiftcard verschilt uiterlijk echter geheel van de Babykadobon, zoals die in het concept van Buijs is vormgegeven. Er is gebruik gemaakt van heel andere kleuren en vorragevingseleraenten. De Babygiftcard wordt niet standaard raet een wenskaart verkocht. Buijs heeft bovendien niet gesteld dat inbreuk is gemaakt op de vormgeving, maar zich expliciet beroepen op inbreuk op het concept en de 'businesscase' van de Babykadokaart.

4.7. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van inbreuk op (mede)auteursrechten van Buijs, zodat de primaire vordering zal worden afgewezen.

Wanprestatie? 4.11. Er bestond voor Sanoma geen (juridische) verplichting om Buijs over de voorgenomen exploitatie van de Babygiftcard te informeren. Het anti concurrentiebeding in artikel 7 van de Geheimhoudingsovereenkomst beperkte partijen in die zin dat het hen gedurende anderhalfjaar na de ingangsdatum van de geheimhoudingsovereenkomst niet was toegestaan activiteiten/producten te ontwikkelen, verkopen of aan derden aan te bieden, welke identiek zijn aan het door ImageNation gepresenteerde concept Babykadobon. Sanoma heeft - door Buijs onvoldoende betwist - gesteld dat de termijn van anderhalfjaar was verstreken toen zij met de ontwikkeling van de Babygiftcard aan de slag ging. Van handelen in strijd met (het anti concurrentiebeding in) de geheimhoudingsovereenkomst is dan ook geen sprake. De rechtbank zal het subsidiair gevorderde dan ook afwijzen.

Lees de grosse HA ZA 11-2760 en LJN BX8750.

IEF 11616

Onderzoek van deskundige moet auteursrechtinbreuk uitwijzen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 juli 2012, zaaknr. 519034/KG ZA 12-801 HJ/MB (Massxess B.V. tegen MCXess B.V. c.s.)

Uitspraak ingezonden door John Allen, NautaDutilh N.V..

Auteursrecht. Software. Massxess is gespecialiseerd in dienstverlening op het gebied van voice response- en routeringsdiensten. Voor deze dienstverlening wordt een eigen technisch platform aangeboden en hanteert Massxess speciale software, de zogenoemde 'IVR-Manager'. MCXess is een reseller van Massxess. MCXess heeft op 13 april 2012 een SMS gezonden aan Massxess, waarin zij aankondigt haar klanten te zullen migreren naar een ander platform, de zogenoemde MCIN software. Massxess vordert een voorlopige voorziening tot onder meer veroordeling van MCXess tot het gedogen dat Massxess inzage krijgt in de Beslagobjecten (genoemd in r.o. 2.10).

De voorzieningenrechter stelt vast dat Massxess als maker van de IVR-Manager kan worden aangemerkt en dus als auteursrechthebbende. Naar oordeel van de voorzieningenrechter is het rapport van de partijdeskundige van MCXess een indicatie dat de software van MCXess door haar zelf is ontwikkeld en dat deze een andere architectuur heeft en van andere standaarden gebruik maakt. Dit staat echter nog niet vast. Een onderzoek door een onafhankelijke deskundige moet dat uitwijzen.

De voorzieningenrechter bepaalt in conventie dat partijen zich nog dienen uit te laten over bepaalde vragen (r.o. 5.15) en weigert de gevraagde voorziening.

Inbreuk
5.12 MCXess stelt dat uit een onderzoek door haar partijdeskundige [derde] blijkt dat MCIN geen inbreuk maakt op het auteursrecht van Massxess op IVR-Manager. Alleen al om die reden zal het verzoek om de broncode te mogen onderzoeken moeten worden afgewezen, aldus MSXess. Het rapport van [derde] wordt betwist door Massxess en is naar het oordeel van de voorzieningenrechter weliswaar een indicatie dat de software van MCXess door haar zelf is ontwikkeld en dat deze een andere architectuur heeft en van andere standaarden gebruik maakt, maat dat staat, mede gelet op de rapporten van TNO en van Spoor, waarop Massxess zich beroept, nog niet vast en sluit bovendien niet uit dat er in de software ontleningen aan software van Massxess aanwezig zouden kunnen zijn. Een onderzoek door een onafhankelijke deskundige kan dat uitwijzen.

Vragen deskundige
5.15 (...) De voorzieningenrechter wijst daaron een tussenvonnis. Partijen zullen namen mogen noemen van volgens hen geschikte deskundigen, -niet zijnde (partij-) deskundigen die bij het onderhavige geschil reeds betrokken zijn- waarbij ht de voorkeur heeft dat partijen gezamenlijk een deskundige kiezen. Ook kunnen partijen zich uitlaten over de volgende concept vragen.

'(...) Vragen:
1. Hoe zijn de programma's opgebouwd, wat is de architectuur?
2. Van welke protocollen, standaarden en programmeertalen maken de programma's gebruik?
3. Zijn er tussen de broncode van de beide programma's overeenkomsten die erop wijzen dat MCIN geheel of gedeeltelijk aan IVR-Manager is ontleend? Zo ja, welke overeenkomsten ziet u?
4. In hoeverre zijn de overeenkomsten tussen de gebruikersinterface van IVR-Manager en MCIN technisch noodzakelijk om te komen tot het door MCXess gewenste mogelijkheid dat in haar programma MCIN scripts van klanten die draaiden onder IVR-Manager moesten kunnen worden overgenomen?'

(...)

IEF 11607

Mededeling auteursrechtinbreuk te staken is onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad 17 juli 2012, LJN BY0508, zaaknr. 198988/KZ ZA 12-108 (Autohopper Nederland B.V. tegen gedaagde c.s.)

Uitspraak ingezonden door Jetse Sprey, Versteeg Wigman Sprey advocaten.

Auteursrecht.

Autohopper is een franchiseorganisatie die zich richt op het verhuren van auto's. Gedaagde is een reclame ontwerp- en adviesbureau. Gedaagde is benaderd door de bestuurder van Autohopper voor het ontwerpen en ontwikkelen van een naam en logo op basis van een geschreven businessplan betreffende het ontwikkelen en uitbouwen van een franchiseorganisatie op het terrein van de autoverhuur. Sinds begin 2011 gebruikt Autohopper de handelsnaam 'Autohopper' en bijbehorende logo's op onder meer haar website. Hierbij is het door gedaagde geleverde communicatieconcept gebruikt als kapstok voor de onderneming en is gebruik gemaakt van het door gedaagde geleverde logo met tagline. Gedaagde heeft Autohopper gesommeerd om auteursrechtinbreuk te staken, waarop door Autohopper niet is gereageerd.

In de algemene voorwaarden stond "eenmalig gebruik", een logo is naar zijn aard een product dat niet bedoeld is om eenmalig te worden gebruikt.

De voorzieningenrechter oordeelt dat Autohopper op grond van de afspraken tussen partijen gerechtigd was het door gedaagde ontworpen communicatieconcept en logo nader uit te werken en te gebruiken. Er is geen sprake van auteursrechtinbreuk.  In conventie oordeelt de voorzieningenrechter dat het doen van de door gedaagde aangekondigde mededeling aan de franchisenemers dat zij het maken van auteursrechtinbreuk moeten staken, onrechtmatig is. Het doen van een dergelijke mededeling zal leiden tot onrust en financiële schade aan de zijde van Autohopper.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Autohopper toe en wijst de vorderingen in reconventie af.

5.6.  Dat in de algemene voorwaarden wordt uitgegaan van een "eenmalig gebruik" doet aan het voorgaande niet af. Nog afgezien van de toepasselijkheid van genoemde algemene voorwaarden is niet goed voorstelbaar wat wordt verstaan onder "eenmalig gebruik" van een door Puur!fct gemaakt concept inclusief logo. Een logo is immers naar zijn aard een product dat niet bedoeld is om eenmalig te worden gebruikt. Daarbij komt dat, zo al enige betekenis kan worden toegekend aan het gebruik van het woord "eenmalig" in de algemene voorwaarden, moet worden aangenomen dat partijen - in afwijking daarvan - een veelvuldiger gebruik zijn overeengekomen. In ieder geval blijkt uit de onder 2.6 geciteerde passage uit de mail van Puur!fct aan [bestuurder sub 2] dat het concept bedoeld was om uit te werken en te gebruiken.

5.7. Geconcludeerd moet dan ook worden dat Autohopper op grond van de afspraken tussen partijen gerechtigd was het door gedaagde ontworpen communicatieconcept en het daarbij behorende logo inclusief tagline nader uit te werken en te gebruiken in haar marketinguitingen zodat van een inbreuk op enig auteursrecht van gedaagde geen sprake is. Dit brengt met zich dat de vorderingen van gedaagde reeds hierom zullen worden afgewezen. De beantwoording van de vraag of gedaagde dan wel Autohopper auteursrechthebbende is ten aanzien van het door gedaagde ontworpen concept met bijbehorend logo en tagline zal daarom in het midden worden gelaten.

6.2. Hiervoor is reeds geoordeeld dat van een inbreuk door Autohopper op enig auteursrecht van gedaagde geen sprake is. Dit in aanmerking nemende staat in conventie nog ter beoordeling of het doen van de door gedaagde aangekondigde mededeling aan de franchisenemers dat zij het maken van een inbreuk op het auteursrecht van gedaagde moeten staken kan worden aangemerkt als onrechtmatig jegens Autohopper.

De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat dit het geval is. Voldoende aannemelijk is dat het doen van een dergelijke mededeling aan de franchisenemers zal leiden tot onrust onder -en mogelijk vertrek van- franchisenemers en dat dit tot (grote) financiële schade kan leiden aan de zijde van Autohopper.

Anders dan gedaagde meent kan zij aan de vrijheid van meningsuiting, die ook in het zakelijk verkeer geldt, niet het recht ontlenen op onjuiste gronden derden te sommeren het gebruik van het door gedaagde ontworpen logo en overige marketingconcepten te staken, nu waarschijnlijk is dat het doen van dergelijke mededelingen/sommaties haar (gewezen) zakenrelatie schade zal berokkenen.

Lees het afschrift KZ ZA 12-108, LJN BY0508.

 Op andere blogs:
Merkwaardigheden (Vormgeving hoppen)

IEF 11605

Auteursrechtinbreuk van rappers met Youtubefilmpje

Kantonrechter Breda, sector kanton 18 juli 2012, zaaknr. 711770 CV EXPL 12-2508 (Eiseres tegen gedaagden)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE Advocatuur.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrecht.

Betreft een fotozaak van een fotografe tegen twee rappers en hun management. De zaak heeft betrekking op een youtubefilmpje van de rappers, waarin een foto van de eiseres te zien is. Zij vordert gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. Het verweer van gedaagden is niet meegenomen in de beoordeling, omdat conclusie van gedaagden retour is gezonden wegens niet ondertekenen daarvan. Hierop hebben gedaagden niet gereageerd. De gevorderde imagoschade van eiseres wordt afgewezen.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagden inbreuk hebben gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van eiseres en wijst een schadevergoeding van € 5.000,- toe.

2.3 Gedaagden zijn op 30 mei 2012 in rechte verschenen. Nu door de gedaaden ingediende conclusie niet ondertekend was, heeft de griffier de conclusie aan gedaagde sub 1 retour gezonden met de mededeling dat deze ondertekend ingediend diende te worden op de rolzitting van 13 juni 2012. Vervolgens hebben gedaagden ter rolzitting van 13 juni 2012 niet meer gereageerd. De vordering van eiseres is door gedaagden derhalve niet weersproken.

2.4 Nu de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde imagoschade zal worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd door eiseres.

IEF 11599

Auteursrechtinbreuk op foto's van handen

Gerechtshof Amsterdam 17 juli 2012, zaaknr. 200.093.647/10 (Eiser tegen Gedaagde)

Uitspraak ingezonden door Mira Herens, NVJ Advocaten.

In navolging van IEF 9762. Auteursrecht op foto's. Plaatsen van foto's op website.

Eiser is professioneel fotograaf en heeft foto´s gemaakt van de handen van een derde die werkzaam is als osteopaat. Deze derde heeft met toestemming van eiser deze foto´s openbaar gemaakt op haar website met daarbij een copyright vermelding. De betreffende foto´s zijn zonder toestemming van eiser openbaar gemaakt op de website van gedaagde, die eveneens werkzaam is als osteopaat. De website van gedaagde is door Studio Royaal geactualiseerd, die de bewuste foto´s op www.osteopaat.org heeft geplaatst.

Het hof stelt vast dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk door gedaagde. Het hof oordeelt dat gedaagde een professionele ondernemer is en dat hij een onderzoeksplicht heeft naar de auteursrechtelijke herkomst van de foto´s, waaraan niet is voldaan. Hierdoor heeft gedaagde bewust het risico van auteursrechtinbreuk genomen en aldus verwijtbaar gehandeld. Hieraan doet niet af dat gedaagde de foto´s direct nadat eiser hem aansprakelijk had gesteld van zijn website heeft verwijderd. Met betrekking tot het vaststellen van de schadevergoeding, oordeelt het hof dat het niet relevant is welke afspraken eiser met de derde heeft gemaakt.

Het hof vernietigt het vonnis in eerste aanleg en veroordeelt gedaagde tot het betalen van schadevergoeding ad € 5000 aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten.

Auteursrechtinbreuk
3.3.3 Dit verweer treft geen doel. Zoals eiser terecht stelt, vereist de Auteurswet voor inbreuk geen opzet of kwade trouw. Evenmin stelt de Auteurswet vormvereisten voor het ontstaan of handhaven van auteursrecht zoals het vermelden van de naam van de maker bij de foto's. Gedaagde is een professionele ondernemer zodat van hem mocht worden verwacht dat hij zich ervan had vergewist of de onderhavige foto's auteursrechtelijk beschermd zijn en wie de maker is van de desbetreffende foto's alvorens tot openbaarmaking daarvan over te gaan. Aan deze onderzoeksplicht heeft gedaagde niet voldaan. Onbestreden is immers dat gedaagde voorafgaand aan de plaatsing van de foto's op zijn website noch met eiser noch met de derde contact heeft opgenomen. Indien hij contact zou hebben gezocht met de derde, die in zijn visie immers als auteursrechthebbende had te gelden, zou hij -gelet op haar in het geding gebrachte verklaring (productie 1 bij conclusie van repliek)- vernomen hebben dat eiser auteursrechthebbende op de bedoelde foto's is. Door niet aan zijn onderzoeksplicht te voldoen, heeft Konings bewust het risico van auteursrechtinbreuk genomen en aldus verwijtbaar gehandeld.

3.3.4 Aan het voorgaande doet niet af dat gedaagde de foto’s direct nadat hij door eiser aansprakelijk was gesteld van zijn website heeft verwijderd. Derhalve slagen de hierboven besproken grieven.

Schadevergoeding
3.4.2 Gelet op de aard van de overtreding en de overige omstandigheden zoals hiervoor vermeld, waaronder begrepen de niet betwiste stelling van eiser dat hij bij gevraagde toestemming doorgaans een bedrag van € 599,- per foto vraagt en het feit dat eiser zijn vordering zoals die uit de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie zou volgen heeft gematigd, acht het hof een vergoeding van € 5000,- toewijsbaar met inachtneming van hetgeen omtrent schadebegroting is bepaald in artikel 6:97 BW. In dat bedrag is schadevergoeding wegens het ontbreken van toestemming en van naamsvermelding begrepen. In het kader van de begroting van de schade is, anders dan gedaagde betoogt, niet relevant welke afspraken eiser met de derde heeft gemaakt en evenmin dat eiser de door hem verrichte werkzaamheden pas op 28 december 2009 aan de derde heeft gefactureerd. Derde heeft immers de foto's openbaar gemaakt met toestemming van eiser waarmee de rechtsverhouding tussen hen essentieel verschilt van die tussen eiser en gedaagde. Grief 4 slaagt dus eveneens.

Op andere blogs:
NVJ (NVJ verheugd met uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam)

IEF 11593

Inbreuk op Gemeenschapsmerk geautomatiseerde omroepsystemen

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 17 juli 2012, zaaknr. 418934/KG ZA 12-482 (AviaVox B.V. tegen YAP B.V.)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE Advocatuur.

Merkenrecht. Software.

AviaVox houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van geautomatiseerde omroepsystemen voor luchthavens. Eén van de klanten van AviaVox is Schiphol. AviaVox is houdster van het Gemeenschapswoordmerk AIRLINE-GATE-CLIENT. Daarnaast brengt AviaVox producten op de markt onder de beschrijvingen Zone Visualizer en Vox-out-of-a-box. YAP B.V. is een concurrent van AviaVox. Op de website van YAP staat onder meer een promotiefilm waarop beelden worden getoond die zijn opgenomen op de luchthaven Schiphol en teksten waarin de beschrijving Zone Visualizer en Out of the box solution worden genoemd. AviaVox vordert onder meer verbod op inbreuk op haar Gemeenschapswoordmerk en productbeschrijvingen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk door YAP op het Gemeenschapsmerk. Het merk van AviaVox heeft volgens de voorzieningenrechter onderscheidend vermogen verkregen voor software met betrekking tot omroepsystemen. YAP heeft het teken gebruikt in combinatie met een productomschrijving die vrijwel letterlijk is gekopieerd van die van AviaVox, maar ook het gebruik van het teken los van de productomschrijving is inbreukmakend. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat de inbreuk niet geldt voor het teken 'YAP Gate Client', omdat de toevoeging van het element YAP zorgt dat het teken niet meer overeenstemt met het merk van AviaVox. Met betrekking tot de productomschrijvingen oordeelt de voorzieningenrechter dat YAP inbreuk pleegt op de uit de Auteurswet voortvloeiende bescherming van geschriften. Alle andere vorderingen van AviaVox met betrekking tot de website en het promotiefilmpje worden afgewezen.

De voorzieningenrechter veroordeelt YAP tot het staken en gestaakt houden van de inbreuk op het merk en productbeschrijvingen van AviaVox onder last van een dwangsom, voor het overige zijn de vorderingen afgewezen dus worden de proceskosten gecompenseerd.

4.6 Naar voorlopig oordeel heeft YAP door gebruik van het teken 'Gate Client' in het kader van de in 2.8 geciteerde tekst inbreuk gemaakt op het Gemeenschapsmerk. Het verweer van YAP dat zij het teken daar niet heeft gebruikt ter onderscheiding van waren of diensten, is naar voorlopig oordeel ongegrond. Gelet op het feit dat het teken wordt gebruikt als kop van een alinea waarin door YAP aangeboden software wordt omschreven, moet voorshands worden aangenomen dat een aanzienlijk deel van het relevante publiek zou kunnen menen dat YAP die software aanbiedt onder het teken 'Gate Client' en dat het teken dus (op zijn minst mede) dient ter onderscheiding van die software.

4.7 Tevens is naar voorlopig oordeel sprake van een met het Gemeenschapsmerk overeenstemmend teken, gelet op het feit dat het teken bestaat uit twee van de drie elementen van het Gemeenschapsmerk. Door de weglating van het eerste element en de streepjes is de overeenstemming weliswaar beperkt, maar gelet op de overige omstandigheden van het geval is voorshands voldoende aannemelijk dat door het genoemde gebruik van het teken verwarring kan ontstaan bij het publiek in de zin van artikel 9 lid 1 sub b GMVo. Daarbij staat voorop dat het teken wordt gebruikt voor diensten die identiek zijn aan de diensten waarvoor het Gemeenschapsmerk is ingeschreven. Daar komt bij dat tussen partijen vast staat dat AviaVox het Gemeenschapsmerk jarenlang intensief en wijdverspreid heeft gebruikt voor precies het product waarvoor YAP het teken ook gebruikt, te weten een computerprogramma dat de berichten die de verschillende vliegtuigmaatschappijen laten horen tijdens het aan boord gaan van het vliegtuig, ondersteunt en verspreidt. Dat brengt mee dat voorshands moet worden aangenomen dat het Gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen voor juist die software. Ten slotte is naar voorlopig oordeel van belang dat YAP het teken heeft gebruikt in combinatie met een productomschrijving die vrijwel letterlijk is gekopieerd van de productomschrijving die AviaVox hanteert (zie ook hierna r.o. 4.9). Die omstandigheid versterkt het gevaar van verwarring, maar ook het gebruik van het teken los van die productomschrijving is naar voorlopig oordeel inbreukmakend.

4.8 Het voorgaande geldt niet voor het teken 'YAP Gate Client'. Naar voorlopig oordeel leidt de toevoeging van het onderscheidende element 'YAP' aan het teken 'Gate Client' ertoe dat niet meer gesproken kan worden van een met een Gemeenschapsmerk overeenstemmend teken in de zin van artikel 9 lid 1 sub b GMVo.

4.9 Naar voorlopig oordeel moet het gebruik door YAP van de onder 2.8 bedoelde omschrijving van de producten Zone Visualizer en Gate Client worden aangemerkt als een eenvoudige herhaling van de onder 2.3 en 2.4 geciteerde omschrijvingen van de producten van AviaVox. De verschillen tussen die teksten zijn minimaal. Aangezien YAP niet heeft bestreden dat zij de productomschrijvingen heeft ontleend aan die teksten van AviaVox moet voorshands worden geconcludeerd dat YAP met het gebruik van de betreffende teksten op haar website inbreuk heeft gemaakt op de uit de Auteurswet voortvloeiende bescherming van geschriften. Voor de toepassing van die geschriftenbescherming is niet relevant of de productomschrijvingen van AviaVox een oorspronkelijk karakter hebben. Daarom kan het verweer van YAP dat de productomschrijvingen niet oorspronkelijk zijn, worden gepasseerd. YAP heeft niet aangevoerd dat de auteursrechtrichtlijn zich verzet tegen de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften. Daarom moet die kwestie hier buiten beschouwing blijven.