Alle rechtspraak  

IEF 10934

Post-HvJ EU Premier League

High Court Chancery Division 3 February 2012, [2012] EWHC 108 (Ch) (Football Association Premier League tegen QC Leisure)

De follow-up van HvJ EU Premier League. De High Court oordeelt dat het tonen van de uitzendingen (voetbalwedstrijden) via televisieschermen en luidsprekers in openbare plaatsen het recht op "communication to the public" van deze uitzendingen schendt. Echter in sec. 72 van de CDPA staat ondubbelzinnig dat het in het openbaar tonen van een uitzending geen inbreuk maakt op de auteursrechten op de beelden / films die daarin zijn opgenomen.

Leestip: vanaf overweging 65 en eindigend met r.o. 78:

In my judgment s.72(1)(c) means what it says. The showing or playing of a broadcast in a public house to members of the public who have not paid for admission does not infringe any copyright in any film included in the broadcast.”

Meer over Premier League lezen?
Conclusie AG Kokott, IEF 9387
Korte samenvatting HvJ EU, IEF 10278
Uitgebreide HvJ EU samenvatting, IEF 10286
Ook in NSE/BREIN is het arrest ingeroepen, IEF 10442
Noot Seignette, vermeld in IEF 10554, link
Noot van Van Ginneken en Chavannes, IEF 10690, link
E-Commerce online services en gevolgen van Premier League, IEF 10764

IEF 10930

Ingekleurd met groen- en roodtinten (arrest)

HR 17 februari 2012, LJN BU4903 (7-Eleven Inc. tegen Laprior)

Uitspraak is ook ingestuurd door Niels Mulder, DLA Piper.

Auteursrecht. In navolging van IEF 10809 (Concl AG) waarin AG Verkade concludeert tot verwerping van het beroep. Deze verwerping wordt gevolgd door de Hoge Raad. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden, gezien art. 81 RO, behoeft dit geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uit eerdere conclusie AG Verkade: Auteursrecht in navolging van een niet-geslaagd merkenrechtelijk beroep in een langlopende zaak. In deze zaak - waarin de feiten zich afspelen op Sint Maarten - heeft de internationaal, maar niet op Sint Maarten opererende supermarktketen 7-Eleven zich tevergeefs gekeerd tegen het gebruik van de handelsnaam '7 Alive' door Laprior op Sint Maarten.

Eerder in deze serie:
IEF 4664 (Gem. Hof NA en Aruba),
IEF 7821 (Concl. AG),
IEF 7885 (HR) en
IEF 9055 (Gem. Hof NA en Aruba).

IEF 10929

Recensie: De Billijke Vergoeding bij Filmwerken

P. Lindhout, De Billijke Vergoeding bij Filmwerken, over relaties tussen financiers, makers, exploitanten en producenten, Amsterdam: deLex 2012.

Met recensie van Elise Menkhorst, De Gier|Stam & Advocaten

Onlangs is bij deLex het boek ‘de Billijke vergoeding bij filmwerken’ verschenen, van de hand van Peter Lindhout.

In dit boek(je; het telt 62 pagina’s) wordt in de eerste plaats toegelicht hoe de auteursrechten met betrekking tot filmwerken zijn geregeld en wat de achtergrond is van de betreffende bepalingen. Voorts wordt aangegeven welke partijen een rol kunnen spelen bij het tot stand komen en de exploitatie van filmwerken. In de laatste hoofdstukken wordt een toelichting gegeven bij het leerstuk van de billijke vergoeding en worden enkele suggesties gedaan hoe deze zou moeten worden berekend.

Het boek verschijnt in een periode waarin de billijke vergoeding voor het gebruik van IE-rechten een hot issue is. De directe aanleiding hiervan is het voorontwerp voor het auteurscontractenrecht, en meer in het bijzonder het voorgestelde artikel 25c ten aanzien van exclusieve licenties en artikel 45d, specifiek met betrekking tot filmwerken.

Het afgelopen jaar is het onderwerp ook in meerdere lezingen en symposia behandeld. Telkens bleek dat het erg lastig is om te bepalen wat nu precies een billijke vergoeding is. Deze boodschap klinkt ook duidelijk door in dit boek. Maar daarnaast zet de auteur op heldere wijze uiteen welke problemen er specifiek ten aanzien van filmwerken spelen, die het vraagstuk nog complexer maken. Zo is er vaak sprake van een gezamenlijk werk met een gedeeld auteursrecht, zijn voor het tot stand brengen van een filmwerk hoge investeringen vereist, is er een groot aantal verschillende wijzen van exploitatie en is niet van alle producties exact vast te stellen hoe hoog de winst is. Te dien aanzien zijn de rechtsvergelijkingen met Duitsland en Spanje interessant, om te zien hoe men daar met de problematiek omgaat.

Volgens de korte biografie op de achterzijde van het boek is de heer Lindhout niet alleen jurist, maar bovendien ook filmmaker en producent van animatiefilms. Dit is goed terug te zien in het boek. Het geeft namelijk blijk van een grote kennis van zaken over hoe het er in de praktijk aan toegaat. Daarmee is het boek interessant voor eenieder (IE-advocaten, studenten, juristen, filmmakers en producenten) die meer wil weten over het reilen en zeilen van de filmindustrie.

Het boek biedt verrassende inzichten (zo verbaasde het mij dat men over het algemeen meer problemen heeft om tot redelijke afspraken te komen met publieke omroepen dan met commerciële omroepen), bevat het interessante wetenswaardigheden (zo is de meest succesvolle Nederlandse film Turks Fruit en is de duurste Nederlandse film met € 18 miljoen Zwartboek) en leuke anekdotes (de uitzonderingspositie van de componist en de tekstschrijver, van wie de auteursrechten niet automatisch toekomen aan de producent, voert terug tot de tijd dat men live piano speelde bij stomme films).

Mijn enige punt van kritiek is dat het boek naar mijn mening af en toe iets juridischer had gemogen. Zo wordt in de tekst slechts zelden verwezen naar jurisprudentie. Sommige stellingen zijn wellicht iets te kort door de bocht, bijvoorbeeld daar waar wordt geschreven dat de producent een beroep kan doen op naburige rechten. Dit zal vermoedelijk in de meeste gevallen zo zijn, maar zal toch altijd afhangen van de omstandigheden van het geval. Ook is de afgelopen periode de discussie gevoerd of ons recht wel mag voorzien in een (vermoeden van) overdracht van rechten aan de producent en of dit wel wenselijk is. In februari 2012 is door het Hof van Justitie van de EU bepaald dat het Unierecht de lidstaten inderdaad deze mogelijkheid laat. Zie hiertoe ook de Kamervragen van juni 2011. Ook is een aantal stellingen niet te herkennen als de mening van de auteur, maar ontbreekt een bronvermelding.

Een klein schoonheidsfoutje dat gezien de context erg grappig uitpakt, is vermoedelijk veroorzaakt door de auto-correctiefunctie van Word. Om onderscheid te maken tussen de geraadpleegde documenten van C. (de advocaat) en R. (de scenarioschrijver) Alberdingk Thijm, is tussen haakjes de eerste letter van de voornaam weergegeven. Dit is uiteindelijk weergegeven als Alberdingk Thijm® en Alberdingk Thijm©.

Al met al is het boek geschikt voor diegenen die in korte tijd praktische inzichten op willen doen over de filmindustrie. Het is te prijzen dat deLex dergelijke publicaties mogelijk maakt.

Bestel uw exemplaar voor €22,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) hier, ook inbegrepen in het Praktijkgebied IE.

IEF 10927

Time switch licentie ebook Werkgever en auteursrecht

R. Snijders, 'In de verlenging: Werkgever en auteursrecht', vakblog 16 februari 2012.

Een bijdrage van Raymond Snijders, senior informatiebemiddelaar Hogeschool Windesheim.

Auteursrecht. Creative Commons Licentie. Time switch op ebook over werkgever en auteursrecht.

Vanochtend werd ik door @wbk500 getipt op een ebook ‘Werkgever en auteursrecht‘ (PDF), geschreven door Mathieu Paapst [red. Rijksuniversiteit Groningen]. In de pdf kun je niet zien dat het boek in 2010 geschreven is maar met een beetje googelen is dat wel te vinden. Aangezien (ook) wij op Windesheim met een beleidsnota voor Open Access bezig zijn voor publicaties van medewerkers leek dit zeker een interessant boek om te lezen en de PDF ging ook op mijn stapeltje nog te lezen literatuur. Ik had echter de eerste pagina’s even snel bekeken en mijn oog viel op de copyrightnotice op de tweede pagina.

Copyrightnotice: Time switch licentie (TS0113/CC-BY)
Alle auteursrechten op dit werk zijn door de auteur voorbehouden tot januari 2013. Na deze datum is op dit werk de volgende licentie van toepassing: Creative Commons, naamsvermelding 3.0

Nu heb ik regelmatig met licenties te maken en komt zowel het deel van voorbehoud van rechten als een Creative Commons licentie bijna altijd wel terug maar deze constructie was nieuw voor me. Een time switch licentie, daar had ik nog niet eerder van gehoord.

Dat blijkt niet heel vreemd te zijn want Mathieu Paapst is de bedenker van deze licentie. Vanuit het idee dat een werk vooral waarde heeft in de eerste twee jaar maar dat dit juist (te) vaak een reden is om alle rechten voor te behouden en het niet te verspreiden met een Creative Commons licentie, bedacht hij dat je het ook met een vertraging, een soort embargo, die Creative Commons licentie mee kon geven. Alle rechten voorbehouden tot een specifieke datum waarna het verspreid en gebruikt mag worden conform de CC-BY 3.0 licentie.

Grote bijval heeft hij overduidelijk niet gekregen want voor zover ik het kan overzien is zijn boek ook het enige boek dat deze licentie draagt. Er was in augustus 2010 nog een Wikipedia pagina aangemaakt voor een time switch licentie maar dat werd door het legertje beroepszeur.. editors verwijderd omdat het als oneigenlijke reclame voor het boek werd beschouwd. Tja.

Op de cc-licenses mailinglijst is in december 2011 een mailwisseling tussen Mathieu en Mike Linksvayer van Creative Commons geplaatst die wellicht nog als input dient voor de gesprekken over de komende vierde editie van de Creative Commons licenties. De vergelijking tussen een time switch licentie en een embargo-periode voor opname van artikelen uit (dure) tijdschriften in databases of open access repositories is snel gemaakt dus op het eerste gezicht lijkt het me helemaal geen gek idee om bij de Creative Commons 4 licenties ook te voorzien in een dergelijk licentietype.

R. Snijders

IEF 10926

Moeilijk te rijmen dat niet akkoord is gegaan

Hof Amsterdam 3 februari 2012, zaaknr. 200/101.312/01 SKG (Stichting NTR tegen T.B./N.B.)

Uitspraak ingezonden door Charissa Koster en Freek Stoove, ABC Legal.

Turbo spoed appel. Portretrecht artikel 21 Aw. Afwegen van grondrechten, waardoor casuïstiek niet onbelangrijk is. In navolging van IEF 10863 (vzr. Amsterdam) waarin werd afgewogen dat het onduidelijk is onder welke voorwaarden er aanvankelijk medewerking is toegezegd en dus de uitzending werd verboden.

Het Hof neemt als uitgangspunt dat een persoon die erin heeft toegestemd dat van hem filmopnamen worden gemaakt ten behoeven van een tv-programma in beginsel de uitzending niet kan verhinderen. Een beroep op het portretrecht is door het verlenen van toestemming in de regel afgesneden. Aan de opnamen heeft T.B. steeds vrijwillig zijn medewerking verleend onder meer door het dragen van een opgespelde microfoon. Des te meer valt het moeilijk te rijmen niet akkoord is gegaan, omdat de gemonteerde documentaire is bekeken.

Dat de documentaire afwijkt van normen van zorgvuldige en maatschappelijk aanvaardbare journalistiek is niet aannemelijk. Er is een indringend maar respectvol beeld gemaakt met de bij het leven horende ups en downs en de documentaire eindigt positief.

Van een situatie waarin het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privé leven (op relevante wijze) is geschonden en/of zou moeten prevaleren boven de in artikel 10 EVRM gewaarborgde uitingsvrijheid is naar het oordeel van het hof ook gelet op dit een en ander geen sprake." (r.o. 4.5).

4.6. Met betrekking tot het door B. gestelde 'vetorecht', ten aanzien van de uitzending van de documentaire is het hof, anders dan de voorzieningenrechter, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat B. een dergelijk recht is verleend en/of dat hem daarop thans nog een beroep toekomt. Het hof wijst er in dit verband op dat NTR, met een beroep op verklaringen van o.a. T.V., die als producent en eindredacteur van de serie optrad, en van programmamaker P.T., gemotiveerd betwist dat aan B. en/of T. een 'vetorecht' zou zijn toegezegd. Anders dan B. in de Memorie van Antwoord betoogt, vindt die toezegging geen steun in de door NTR als productie in hoger beroep overlegde verklaring van B.B., onderdirecteur bij JJC. Uit het feit dat aan B. en T. van de zijde van NTR zou zijn medegedeeld dat de documentaire aan hen zou worden vertoond en dat "zij dan eventuele bezwaren kenbaar zouden kunnen maken" valt een dergelijke toezegging immers niet op te maken. Wel kan daaruit worden afgeleid dat B. en T. in de gelegenheid zouden worden gesteld om eventuele onjuistheden te signaleren en bezwaren met betrekking tot de beeldvorming te uiten en dat NTR gehouden zou zijn daaraan binnen redelijke grenzen tegemoet te komen, zoals in het onderhavige geval ook is geschied.

IEF 10925

Rechtenvrije stock cd's gekocht

Rechtbank Haarlem 7 december 2012, LJN BV6111 (Masterfile c.s. tegen gedaagde tevens h.o.d.n. EyeForYou)

In navolging van IEF 9774
. Auteursrecht. Bevoegdheidsincident inzake het gebruik van stockfoto's door een websitebouwer.

Gedaagde betoogd dat zij niet schadeplichting is ex 6:162 BW, omdat zij zogenoemde "stock cd's" kocht. Deze zijn echter van lagere kwaliteit en niet rechtenvrij. Het ligt op de weg van gedaagde de stelling dat zij een rechtenvrije stock cd heeft gekocht nader te onderbouwen. Een inbreuk wordt vastgesteld en gedaagde dient een vergoeding voor de gederfde licentievergoeding te betalen. De rechtbank wijst de gevorderde 100%-opslag, om het onderscheid te maken tussen gebruikers die vooraf toestemming vragen en degenen die eerst achteraf de toestemming kopen, af.

De citaten vertellen het verhaal:

4.5.  Voor wat betreft de vordering van Masterfile Corporation overweegt de rechtbank dat [gedaagde] de door Masterfile Corporation overgelegde contracten met de betrokken fotografen, waarin deze (ook al vóór het jaar 2000) de exclusieve rechten hebben overdragen aan Masterfile Corporation, niet heeft betwist. Nu ook vaststaat dat [gedaagde] de betreffende foto’s (in ieder geval na begin 2000) op haar websites heeft gebruikt, staat vast dat zij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht toebehorend aan Masterfile Corporation.

4.6.  Of [gedaagde] hiermee schadeplichtig is, hangt af van het antwoord op de vraag of deze inbreuk aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Dit is het geval, indien deze inbreuk is te wijten aan haar schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt (zie artikel 6:162 BW).

4.7.  In geval van een professionele partij wordt niet snel aangenomen dat de inbreuk niet toegerekend dient te worden. [gedaagde] is een dergelijke professionele partij. Zij heeft de betreffende foto’s gebruikt in de uitoefening van haar bedrijf: zij heeft ze aangewend om aan klanten te laten zien hoe een webpagina eruit kan zien. Zij is derhalve geen particulier die voor eigen gebruik, dan wel per ongeluk, de foto’s op haar website heeft geplaatst.

4.8.  [Gedaagde] betoogt evenwel dat zij niet schadeplichtig is. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij regelmatig zogenoemde “stock cd’s” kocht, onder andere bij Beekman Art Supplies, dat de foto’s die [gedaagde] op haar websites heeft gebruikt afkomstig zijn van een dergelijke stock cd die zij in 2000 bij Beekman Art Supplies heeft gekocht waarop afbeeldingen stonden die rechtenvrij waren. Daarbij is van de zijde van [gedaagde] gesuggereerd dat de fotografen mogelijk “dubbel spel’ hebben gespeeld. [Gedaagde] mocht er derhalve vanuit gaan dat de betreffende foto’s door haar gebruikt mochten worden.

4.9.  In reactie hierop heeft Masterfile Corporation het volgende gesteld. De foto’s waarop zij exclusieve rechten heeft - waaronder de foto’s waar het hier om gaat - worden nooit op een cd verkocht. Er zijn wel cd’s met afbeeldingen, maar die zijn alleen ter inzage om te kunnen kijken welke afbeeldingen men vervolgens (tegen betaling) wil afnemen. Deze cd’s bevatten foto’s met een lage resolutie en deze zijn niet rechtenvrij. Het feit dat van de zijde van [gedaagde] is verklaard dat de door haar gebruikte foto’s een lage resolutie hadden, kan er volgens Masterfile Corporation op duiden dat deze afkomstig waren van zo’n ‘presentatie cd’. Voorts is Beek Art Supplies nooit een agent van Masterfile geweest.


4.10.  Mede gelet op deze betwisting van Masterfile Corporation, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar stelling dat zij wel degelijk een rechtenvrije stock cd heeft gekocht met daarop de betreffende foto’s, nader te onderbouwen. Nadat van de zijde van [gedaagde] eerst was aangeboden om te bewijzen dat de foto’s afkomstig waren van een rechtenvrije stock cd, bleek ter comparitie dat die cd zelf niet meer aanwezig was, dat Beek Art Supplies desgevraagd ook geen informatie kon/wilde verstrekken, dat de boekhouding van Beek Art Supplies waarschijnlijk ook niet zover terug gaat, en dat [gedaagde] bovendien niet meer zeker wist of de cd wel van Beek Art Supplies afkomstig was. Nu [gedaagde] haar stelling terzake van de rechtenvrije stock cd niet afdoende nader kan substantiëren, zal de rechtbank dit verweer als onvoldoende onderbouwd verwerpen en wordt aan bewijs op dit punt niet toegekomen.

4.15.  Daarnaast heeft Masterfile Corporation betoogd dat het schadebedrag moet worden verhoogd met 100%. Deze opslag is volgens Masterfile bedoeld om onderscheid te maken tussen gebruikers die vooraf toestemming vragen en degenen die eerst achteraf de toestemming kopen door alsnog de licentievergoeding te betalen, en om de kosten van het opsporen van de inbreuk te dekken. De rechtbank zal deze 100%-opslag afwijzen, nu zonder nadere motivering - die ontbreekt - niet valt in te zien waarom een (vaste) extra opslag boven de gederfde licentie-inkomsten in verband met het feit dat men achteraf voor de afbeeldingen betaalt, moet worden aangemerkt als schade die Masterfile Corporation heeft geleden. Daarnaast heeft Masterfile Corporation niet aangegeven welk deel van deze opslag moet worden beschouwd als dekking voor de kosten van opsporing van de inbreuk, zodat niet kan worden beoordeeld of deze kosten voldoende aannemelijk zijn geworden.

IEF 10923

Meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën

Hof 's-Gravenhage 3 februari 2012, LJN BV5850 (meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën), LJN BV5750

Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films,  te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.

Ontbreken van opzet
Met betrekking tot het ontbreken van de opzet bij de verdachte overweegt het hof het volgende. De verdachte stond op een parkeerterrein met zijn medeverdachten bij auto's vol met spindels met dvd's, kaften van dvd-dozen te bekijken. Diverse getuigen, onder wie [getuige 1] en [getuige 2], hebben verklaard dat alle betrokkenen ermee bekend waren dat het hier ging om illegale kopieën van recente films. In de schuur van de medeverdachte [medeverdachte] zijn grote voorraden illegale dvd's aangetroffen, waarmee de markt werd bevoorraad. Naast dvd's op spindel, was er sprake van lege doosjes en slecht vervaardigde kopieën van de inlegvellen. De objectieve omstandigheden, in samenhang beschouwd met hetgeen de getuigen hebben verklaard, brengen het hof ertoe wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.

Verder stelt het hof vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 31a en 31b van de Auteurswet 1912 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Het ten laste gelegde is bewezen verklaard:
hij op een of meer tijdstip(pen) liggende in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 12 september 2005 te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft in de periode van november 2008 tot en met februari 2010, samen met een of meer mededaders in winkelbedrijven op geraffineerde wijze een zeer groot aantal met name oudere personen bestolen van hun portemonnee. In enkele gevallen werd korte tijd later met de gestolen pinpas geld opgenomen van de rekening van het slachtoffer en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] althans een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer voorwerp(en), te weten een (groot) aantal informatiedrager(s) (cd's en/of dvd('s), waarin (telkens) met inbreuk op het auteursrecht van (een) ander(en), te weten Yash Raj Films International Limited en/of Tip Top Entertainment Limited en/of een of meer andere rechthebbende(n), zonder toestemming van bovenbedoelde rechthebbende(n), illegaal vervaardigde kopieën van een of meer werk(en), te weten (een) filmwerk(en) met onder meer de titel(s), "Bunty aur Babli" "Veer-Zaara" "Parineeta" "Sarkaar" "Viruddh" was/waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft/hebben aangeboden en/of ter verspreiding voorhanden heeft/hebben gehad, zulks terwijl hij/zij, verdachte, en/of zijn/ haar mededader(s) van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven zijn/haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt of het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

IEF 10920

Geen filtersysteem installeren voor sociaalnetwerksites

HvJ EU 16 februari 2012, zaak C-360/10 (SABAM tegen Netlog) - dossier - persbericht

Gelijkenis met IEF 10551 (Scarlet/SABAM). Mag preventief filteren verplicht worden gesteld bij een sociaalnetwerksite? Neen...

De exploitant van een sociaalnetwerksite kan niet worden verplicht voor al zijn gebruikers een algemeen filtersysteem te installeren om te voorkomen dat muziek- en audiovisuele werken onrechtmatig worden gebruikt. Die verplichting zou in strijd zijn met het verbod om aan een dergelijke dienstverlener een algemene toezichtverplichting op te leggen alsook met het vereiste dat een juist evenwicht wordt verzekerd tussen enerzijds de bescherming van het auteursrecht en anderzijds de vrijheid van ondernemerschap, het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie.

Antwoord:
De richtlijnen [red. inzake elektronische handel”, infosoc-harmonisatie richtlijn, IE-handhavingsrichtlijn], samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een hostingdienstverlener door een nationale rechter wordt gelast een filtersysteem te installeren:
– voor de informatie die de gebruikers van zijn diensten op zijn servers opslaan;
– dat zonder onderscheid op al die gebruikers wordt toegepast;
– dat preventief werkt;
– dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en
– dat geen beperking in de tijd kent,
waarmee elektronische bestanden die muziek‑, cinematografische of audiovisuele werken bevatten waarvan de verzoekende partij stelt bepaalde intellectuele-eigendomsrechten te bezitten, kunnen worden geïdentificeerd, zodat kan worden voorkomen dat die werken ter beschikking van het publiek worden gesteld en aldus het auteursrecht wordt geschonden.

Op andere blogs:
Bits of Freedom: EU Hof: permanent controleren internetters verboden
DeGier|Stam Social network websites en ISP's hebben geen algemene filterverplichting voor o.a. illegale muziek
DomJur 2012-833
EDRI: SABAM Vs Netlog - Another Important Ruling For Fundamental Rights
ICT~Office Europese rechter: verbod internetfilter geldt ook voor hostingbedrijven
IViR Gezamenlijke noot onder Hof van Justitie EU 24 november 2011, C-70/10 (Scarlet Extended NV/SABAM) en Hof van Justitie EU 16 februari 2012, C-360/10 (SABAM/Netlog NV)
IPKAT: A Study in Scarlet as Court imposes blanket ban on blanket filters -- again
KluwerCopyrightBlog SABAM v. Netlog (CJEU C 360/10) … as expected!
Techdirt: EU Court Of Justice Says Social Networks Can't Be Forced To Be Copyright Cops
The1709blog: Filtering is not for social networks, says the CJEU
Torrentfreak: EU Court Bans Anti-Piracy Filters On Hosting Services
Recht.nl
SOLV: HVJEU: ook social networks hoeven niet te filteren
Schoups advocaten (Sabam vs. Netlog)
Webwereld: EU-Hof verbiedt copyright-filterplicht voor hosters

IEF 10918

Zolang de factuur niet is betaald

Rechtbank 's-Gravenhage 15 februari 2012, HA Z 11-2654 (Onsia tegen Liniper Exploitatie I B.V.)

Incident. Auteursrecht. Algemene voorwaarden.Onsia heeft ontwerpwerkzaamheden voor Liniper verricht voor de verbouwing en uitbreiding van een voormalige wagenschuur te Nootdorp. De opdracht is met wederzijdse instemming beëindigd. Onsia vordert verbod op uitvoering op basis van auteursrecht. Ingevolge de algemene voorwaarden is het auteursrecht niet overgedragen zolang de factuur niet is betaald. Hierdoor staat het Liniper niet vrij met medewerking van een andere architect het project uit te voeren. Vorderingen worden afgewezen.

Verder in citaten:

4.3.Liniper heeft niet betwist dat zij voornemens is het project uit te laten voeren, doch zij heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat dit niet aan de hand van het ontwerp van Onsia zal gebeuren, maar op basis van het ontwerp van een andere architect, dat op essentiële punten zal afwijken van het eerdere ontwerp. (...) In het licht hiervan heeft Onsia onvoldoende gemotiveerd gesteld dat inbreuk op zijn auteursrecht dreigt, zodat hij geen belang aannemelijk heeft gemaakt bij het gevorderde verbod. De gevorderde voorlopige voorziening inhoudende een verbod zal derhalve worden afgewezen.

4.4.    Partijen zijn voor uitvoering van de werkzaamheden van Onsia kennelijk aanvankelijk een bedrag van € 28.000,- overeengekomen (zoals ook volgt uit de door Onsia overgelegde productie D, zijn brief aan Liniper van 28 april 2011), welk bedrag deels of geheel door Liniper is voldaan. Het meerdere wordt door Liniper betwist terwijl in dit stadium van de procedure de verschuldigdheid vooralsnog onvoldoende blijkt. Voor toewijzing van het gevorderde voorschot is in ieder geval noodzakelijk dat de verschuldigdheid van het bedrag in hoge mate aannemelijk is. Dit is niet het geval. Ook het gevorderde voorschot dient derhalve te worden afgewezen. 

IEF 10906

Te herleiden tot de standaard/basisprogrammatuur

Hof 's-Gravenhage 31 januari 2012, LJN BV3775 (The Sun Company tegen Sol de Mallorca c.s.)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Huisstijl. Computerprogramma.

Introductie: Sun, eigenaresse van zonnestudio's in Den Haag handelt onder de handelsnaam The Sun Company Bruinings Sensatie Studio en is heeft in haar zonnestudio's een huisstijl toegepast. [S] - directeur van Sun - is houdster van het afgebeelde woord-/beeldmerk. Er zijn vier licentieovereenkomsten gesloten met een of meer van de geïntimeerden in de periode van juli 2000 tot begin 2004, met betrekking tot zonnestudio's in Delft, Vlaardingen, Roosendaal en Tilburg. Deze zijn ook beëindigd, waarover is geproceceerd, zie IEF 6379 (Rb Den Haag).

Over de niet-nakoming en beëindiging van licentieovereenkomsten met betrekking tot zonnestudio's en de gevolgen hiervan. De conventionele vorderingen tot betaling schadevergoeding en verbeurde boetes, behoudens een bedrag van € 95,20, worden afgewezen.

Er is geen inbreuk op auteursrechten met betrekking tot het computerprogramma aangenomen. Er blijkt niets omtrent de punten "die het Suncompany programma speciaal maken". Voor zover de beeldschermen overeenstemmen lijkt het te gaan om elementen die te herleiden zijn tot de standaard/basisprogrammatuur.

De reconventionele vordering tot verklaring voor recht dat ex-licentienemer gebruik van handelsnaam, merk en huisstijl twee weken na betekening van kort geding vonnis heeft gestaakt en gestaakt heeft gehouden wordt afgewezen, nu niet kan worden aangenomen dat zij merk en/of handelsnaam helemaal niet meer heeft gebruikt.

De subsidiaire vordering tot verklaring voor recht dat ex-licentienemer voormeld gebruik heeft gestaakt en gestaakt gehouden, met uitzondering van door de rechter nader te bepalen specifieke inbreuken, kan niet worden toegewezen nu zij te vaag en te weinig concreet en onderbouwd is. Eiseres in reconventie stelt immers geen feiten of omstandigheden die tot het oordeel moeten leiden dat er geen andere overtredingen zijn dan de door haar - als niet-overtredingen - aan de orde gestelde handelingen.

Computerprogramma
28. Sol de Mallorca heeft betwist dat het programma van Sun een auteursrechtelijk beschermd werk is dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Voorts betwist zij dat zij na januari 2006 inbreuk heeft gepleegd. Zij heeft gesteld dat zij een nieuw programma heeft laten ontwikkelen door Adetech Consultancy B.V, waarvoor zij € 18.000,-- exclusief BTW heeft betaald, waartoe zij als producties 6 en 7 bij conclusie van antwoordde de desbetreffende offerte en factuur heeft overgelegd.

Voor het ontstaan van auteursrecht is, ook bij computerprogramma's, vereist dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het mag derhalve niet ontleend zijn aan een ander werk en er moet sprake zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van subjectieve keuzes. Sol de Mallorca c.s. stellen dat de onderhavige software van Sun standaard/basis software is, die ontwikkeld is in opdracht van Sundays - een grotere marktspeler op het gebied van zonnestudio's en voormalig werkgever van [S] - en waarop slechts enkele aanpassingen zijn aangebracht, die niet bijzonder zijn, terwijl de opbouw en structuur bovendien in hoge mate functioneel zijn bepaald. Sun heeft niet gemotiveerd betwist dat haar computerprogramma is gebaseerd op dat van Sundays. Wat betreft de betwisting dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk volstaat zij met een verwijzing naar de door haar als productie 17 overgelegde verklaring van CB plan. Daaruit valt naar het oordeel van het hof af te leiden dat de programmatuur van Sun zich slechts onderscheidt van (die) standaard/basissoftware door een aantal daarop aangebrachte aanpassingen. In die verklaring wordt immers slechts een aantal punten opgesomd die "het Suncompany programma speciaal maken". De eerste twee punten betreffen de naamsaanduidingen, waarvan niet gesteld is - en ook niet voor de hand ligt - dat die zijn overgenomen. De andere twee punten betreffen, naar het oordeel van het hof algemene, functionaliteiten, waarvan de aanwezigheid, zonder toelichting, die ontbreekt, niet de conclusie rechtvaardigt dat deze het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Bovendien is niet voldoende gemotiveerd gesteld dat het door Sol de Mallorca na januari 2006 gebruikte programma overeenstemt met het programma van Sun juist wat betreft die gedeelten of aspecten die het "speciaal maken". De bij grieven als productie 23 overgelegde foto's van het beeldscherm en het verslagje van Sun wijzen daar niet op. Daaruit blijkt immers niets omtrent de punten "die het Suncompany programma speciaal maken"; voor zover de beeldschermen overeenstemmen lijkt het te gaan om elementen die te herleiden zijn tot de standaard/basisprogrammatuur. Gelet op het bovenstaande gaat het hof aan de gestelde auteursrechtinbreuk op de programmatuur als onvoldoende onderbouwd voorbij, zodat grief VI niet tot vernietiging kan leiden.

Staken van handelsnaam, merk, huisstijl, etc.
33. Sun heeft het vonnis van 22 juni 2006 op 23 juni 2006 laten betekenen, zodat Sun vanaf 8 juli 2006 dwangsommen zou verbeuren bij overtreding van de opgelegde verboden. Sun stelt dat op die datum het merk en de handelsnaam van Sun nog werden gebruikt en alle elementen van de huisstijl nog aanwezig waren en dat vele malen de bij het vonnis van 22 juni 2006 opgelegde verboden zijn overtreden. Sol de Mallorca stelt in haar conclusie van antwoord zelf dat op 8 en 9 juli 2006 twee keer een cadeaubon, voorzien van het merk, door haar is afgegeven. In de memorie van antwoord stelt zij dat alleen op 9 juli 2006 zo'n cadeaubon is getoond op verzoek van de echtgenote van [S] die deze vervolgens zou hebben meegegrist. Sun stelt onder meer dat het merk en/of de handelsnaam na 7 juli 2006, blijkens de als productie 16 bij memorie van grieven overgelegde foto van september of oktober 2006, is gebruikt op een reclameaanhangwagen die zichtbaar was vanaf de openbare weg en dat Sol de Mallorca in 2006 en (een deel van) 2007 gebruik heeft gemaakt van een website met de naam www.thesuncompany.nl. Deze stellingen heeft Sol de Mallorca niet voldoende gemotiveerd betwist.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat Sol de Mallorca haar stelling dat zij het gebruik van de handelsnaam, het merk en de huisstijl van Sun binnen twee weken na betekening van het vonnis van 22 juni 2006 heeft gestaakt en gestaakt gehouden en de daarop gebaseerde vordering niet voldoende heeft onderbouwd, althans - voor het geval moet worden aangenomen dat de bewijslast ter zake op Sun rust - voormelde verweren/stellingen van Sun niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Het oordeel van de rechtbank, dat het niet in de rede ligt voormelde cadeaubonnen met het merk van Sun als inbreukmakend op enig recht van Sun aan te merken, acht het hof in dit kader niet relevant en niet juist. In het kort geding vonnis van 22 juni 2006 is het Sol de Mallorca immers ten opzichte van Sun verboden het merk en de handelsnaam te gebruiken.
Het bovenstaande brengt mee dat het hof van oordeel is dat niet kan worden aangenomen dat Sol de Mallorca het merk en/of de handelsnaam van Sun na 8 juli 2006 (helemaal) niet meer heeft gebruikt. Het bewijsaanbod van Sol de Mallorca c.s. is niet relevant nu het niet ziet op deze handelingen en wordt dan ook gepasseerd. Hetgeen Sol de Mallorca c.s. ter verontschuldiging van deze handelingen aanvoeren kan wellicht van invloed zijn op de te verbeuren dwangsommen, maar kan niet in de weg staan aan toewijzing van het gevorderde. Grief VI slaagt derhalve.
Ten overvloede merkt het hof op dat de omstandigheid dat de gevorderde verklaring voor recht niet wordt toegewezen, niet zonder meer betekent dat Sol de Mallorca genoemde verboden heeft overtreden en - thans nog te vorderen - dwangsommen heeft verbeurd. Die kwestie is in deze procedure niet aan de orde.

Lees het arrest hier (LJN, schone pdf).