Auteursrecht  

IEF 13867

Conclusie AG: Uitleg van het begrip parodie

Conclusie AG HvJ EU 22 mei 2014, zaak C-201/13, IEF 13867 (Deckmyn en Vrijheidsfonds) - dossier
Zie eerder IEF 12642. Uitlegging van artikel 2, sub a, en artikel 5, lid 3, sub k, van InfoSocrichtlijn 2001/29/EG en van de artikelen 11, 13 en 17 van het Handvest . Reproductierecht. Uitzonderingen en beperkingen, waaronder de uitlegging van het begrip „parodie” als autonoom begrip van Unierecht. Conclusie AG:

1) Het begrip ‚parodie’ in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, is een autonoom Unierechtelijk begrip.

2) Een ‚parodie’ in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29 is een werk dat, met een spottende intentie, bestanddelen van een duidelijk herkenbaar bestaand werk combineert met voldoende originele bestanddelen, zodat het werk in redelijkheid niet kan worden verward met het oorspronkelijke werk.

 

3) Bij de uitleg van het begrip ‚parodie’ dient de civiele rechter zich te laten leiden door de grondrechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dient hij de noodzakelijke afweging tussen deze rechten te maken wanneer de omstandigheden van het geval dit vergen.

Gestelde vragen:

Is het begrip "parodie" een autonoom Unierechtelijk begrip?
Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
de bron vermelden van het geparodieerde werk.
Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?
IEF 13859

Publicatie van programmagegevens omroepen niet beperkt door auteursrecht

Hof Amsterdam 20 mei 2014, IEF 13859; ECLI:NL:GHAMS:2014:1798; ECLI:NL:GHAMS:2014:2844 (Telegraaf tegen Stichting NPO)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Sophie van Loon en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan. Uit het persbericht: NPO en de commerciële omroepen mogen De Telegraaf niet op grond van de Auteurswet verbieden hun programmagegevens te publiceren, zo heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag in een tussenarrest beslist. In deze procedure gaat om de vraag of De Telegraaf de radio- en televisie-programmagegevens van de omroepen een week voor de uitzending mag publiceren. Op grond van overeenkomsten met de omroepen mag De Telegraaf die programmagegevens namelijk steeds niet meer dan 24 uur, en in het weekend 48 uur, van tevoren publiceren.

De Telegraaf had in juni 2012 twee maal, in een bijlage bij haar zaterdageditie, een overzicht gepubliceerd van de programma’s die in de daaropvolgende week werden uitgezonden. NPO (namens de publieke omroepen) en de commerciële omroepen hebben daarop in kort geding gevorderd dat De Telegraaf verdere publicatie van weekoverzichten wordt verboden.
De rechtbank Amsterdam heeft die vordering toegewezen; zij vond dat de programma-gegevens auteursrechtelijk als geschrift beschermd waren.

Geen auteursrecht. In hoger beroep komt het hof - in een tussenarrest - tot het oordeel dat de publicatie van programmagegevens niet wordt beperkt door het auteursrecht. In de eerste plaats niet, omdat een programmaoverzicht alleen de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft en geen creatief werk vormt. In de tweede plaats niet, omdat een programmaoverzicht niet als ‘ander geschrift’ is aan te merken. Op dit tweede punt komt het hof tot een ander oordeel dan de rechtbank. Het hof verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad uit januari 2014 (Ryanair) en naar het Dataco-arrest uit 2012 van het Hof van Justitie van de EU. Op grond van die jurisprudentie over databanken, die volgens het hof ook hier toepasselijk is, geniet het programmaoverzicht geen auteursrechtelijke bescherming.

Vervolg De partijen (NPO en De Telegraaf) krijgen nu tot 15 juli 2014 de tijd om zich over de andere, nog niet besproken grondslagen van de vordering van NPO uit te laten. Het gaat daarbij onder meer om de gewijzigde Mediawet (programmaoverzichten worden sinds 1 januari 2013 tegen een marktconforme vergoeding 6 weken voor uitzending ter beschikking gesteld).

Auteursrecht
2.3.  Het programmaoverzicht is de drager van haar creatieve programmering.
2.4. De grief faalt omdat deze is gebaseerd op een onjuiste vereenzelviging van het programmeren van omroepzenders met de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens. Ook indien kan worden aangenomen - De Telegraaf heeft dit uitdrukkelijk betwist - dat de bij het programmeren van omroepzenders gebezigde selectie en rangschikking van het uit te zenden materiaal het resultaat zijn van vrije creatieve keuzes en dat dit resultaat - in auteursrechtelijke zin - kan worden aangemerkt als een voortbrengsel met een eigen, oorspronkelijk karakter dat het stempel van de maker draagt en dat als zodanig voorwerp van auteursrecht kan zijn, dan nog is het zo dat dit (verondersteld) creatieve werk concreet is belichaamd in de programmering zelf en niet in de opsomming daarvan op een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke gegevens van de programmering weergeeft. Zo ook is bijvoorbeeld de foto van een bouwwerk niet de (materiële) belichaming van het werk zelf (de immateriële creatie) van de architect.

Geschriftenbescherming
2.9. Het voorgaande is naar het oordeel van het hof mutatis mutandis ook van toepassing op de omroepprogrammagegevens waar het in het onderhavige geding om gaat. Dat brengt mee dat het beroep van NPO op de geschriftenbescherming geen doel kan treffen en dat de anders luidende overwegingen van het vonnis reeds hierom geen stand kunnen houden. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat de verwijzing in het vonnis naar de artikelen 3.28 en 2.140 van de Mediawet 2008, daargelaten de relevantie ervan voor het onderhavige geschilpunt, is achterhaald doordat deze wetsartikelen per 1 januari 2013 zijn vervallen en inmiddels in het najaar van 2013 een wijzigingsvoorstel van de Auteurswet bij de Tweede Kamer is ingediend tot afschaffing van de geschriftenbescherming.

2.10. Het genoemde arrest inzake Ryanair is gewezen nadat in het onderhavige geding de pleidooien waren gehouden en de stukken waren gefourneerd. Partijen hebben doen blijken dat zij bekend waren met die andere zaak en het arrest van de Hoge Raad bevat geen andere argumenten dan zoals reeds aan de orde gesteld door partijen in dit geding, zodat er geen sprake is van een verrassingsbeslissing ten aanzien van dit geschilpunt en er in zoverre geen aanleiding bestaat tot heropening van het debat. Het hof ziet evenwel aanleiding om alvorens (verder) te beslissen partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten omtrent de consequenties hiervan voor de onderhavige zaak wat betreft nog niet besproken (meer subsidiaire) grondslagen van de vordering van NPO die via de devolutieve werking van het appel nog aan de

orde zullen kunnen komen, en daarbij mede te betrekken de toepassing van art. 2.139 Mediawet 2008 zoals dat artikel per 1 januari 2013 is gewijzigd. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen

Lees de uitspraak hier:
ECLI:NL:GHAMS:2014:2844
ECLI:NL:GHAMS:2014:1798 (link)

Op andere blogs:
MediaReport
AMI

IEF 13857

Slogan bestaand uit 17 woorden is niet onderscheidend

Hof van Beroep Brussel 8 mei 2013, IEF 13857 (Table 14 tegen BBIE)
Merkenrecht. Het Franstalige beroep is gericht tegen de beslissing van het BBIE waarin de aanvraag wordt afgewezen van het woordmerk 'Le plus important au poker, ce ne sont pas les cartes, c'est ce que vous en faites' (vertaald: het belangrijkste bij poker zijn niet de kaarten, het is wat u ermee doet). Het teken heeft geen onderscheidend vermogen en is beschrijvend. Het is slechts samengesteld uit een banale zin in gebruikelijke (Franse) taal (art. 2.11.1 sub b BVIE). Het hof wijst het beroep af.

25. Par ailleur, en tant que slogan, la phrase n'est pas suffisamment brève, ni saillante, ni concise, ni originale pour qu'elle puise s'inscrire facilement dans l'esprit du public.

Ne sortant pas de la banalité, la phrase n'est pas susceptible de déclencher dans l'esprit du public un processus de perception d'un signe distinctif qui renvoie au dépositaire de la marque, car le public n'est certainement pas habitué à rechercher dans une phrase composée de 17 mots l'identité d'une entreprise.

Dès lors le signe déposé par la demanderesse est inapte à faire fonction de marque.
IEF 13842

NORMA en Sena hosten internationale conferentie SCAPR

Vandaag start de 39e SCAPR-bijeenkomst in Amsterdam. SCAPR is de internationale koepelorganisatie van collectieve beheersorganisaties wereldwijd op het gebied van naburige rechten. NORMA en Sena organiseren dit jaar de SCAPR General Assembly, die jaarlijks in een gastland plaatsvindt. De speech (hier) voor de openingsborrel is van Erwin Angad-Gaur.

Het doel van SCAPR is om de samenwerking en uitwisseling van naburige rechtengelden tussen alle zusterorganisaties wereldwijd te bevorderen en te verbeteren, zodat alle uitvoerende kunstenaars de gelden ontvangen waar zij wereldwijd recht op hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de internationale distributiesystemen IPD4 en (het nog in ontwikkeling zijnde) VRDB2 om de uitwisseling van gelden efficiënter te maken.

Tijdens de SCAPR-bijeenkomst wordt er verslag gedaan van alle activiteiten van het afgelopen jaar, waaronder de presentaties van de resultaten van verschillende werkgroepen die betrekking hebben op verbeteringen in de internationale uitwisseling van rechtengelden en alle technische en juridische aspecten die daarbij komen kijken.

IEF 13838

Antwoord kamervragen over 165 miljoen omzet van torrentsites

Antwoorden kamervragen over het bericht dat torrentsites een omzet halen van 165 miljoen euro, 8 mei 2014, nr. 2014Z04671.
Dragen deze Nederlandse torrentsites auteursrechtgelden af en betalen ze belasting?
Antwoord 3: Voor het openbaar maken van een auteursrechtelijk beschermd werk is toestemming van de rechthebbende vereist. Aan het verlenen van toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een financiële vergoeding. Op degene die openbaar maakt, rust de plicht om te bezien of het werk auteursrechtelijk beschermd is en zo ja, om toestemming te verkrijgen. Bij illegale torrentsites is geen toestemming verkregen voor de openbaarmaking en zal dus geen vergoeding zijn betaald. De Belastingdienst houdt toezicht op naleving van fiscale regelingen, ook wanneer partijen en personen op het internet activiteiten verrichten. Of belasting moet worden betaald, hangt af van verschillende factoren, onder andere vanuit welke plaats activiteiten worden verricht, of hiervoor een vergoeding wordt ontvangen en of er duurzaam wordt deelgenomen aan het maatschappelijk verkeer.

Vraag: 4: Kunt u inschatten wat de financiële schade is die de sector oploopt door het gratis aanbieden van content?
 
Antwoord: 4
De schattingen van de schade die wordt veroorzaakt door het zonder toestemming aanbieden van auteursrechtelijke werken lopen sterk uiteen. De hoogte van de schade hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is in eerste instantie aan de rechthebbende om de omvang van de schade vast te stellen. De vaststelling en de onderbouwing daarvan kan in laatste instantie door de rechter worden beoordeeld.

Vraag: 5 Bent u bereid om adverteerders op sites die illegaal aanbieden aan te spreken op het feit dat ze illegale verdienmodellen ondersteunen?
 
Antwoord: 5
Stichting Brein benadert sinds enige tijd actief Nederlandse bedrijven en organisaties waarvan advertenties verschijnen op sites waarop illegaal aanbod is te vinden. Brein meldt dat de respons veelal positief is. Adverteerders kunnen van het illegale aanbod onbewust zijn omdat voor de verkoop van advertentieruimte gebruik wordt gemaakt van tussenpersonen. Bona fide adverteerders willen doorgaans niet geassocieerd worden met illegaal aanbod en worden door de aanpak van Brein gestimuleerd om maatregelen te treffen.

1) Rapport Digital Citizens Alliance, 'Good money gone bad, Digital Thieves and the Hijacking of the Online Ad Business, februari 2014

IEF 13832

Vlaams Belang propagandamateriaal Westmal' of Halal verboden

Vzr. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 9 mei 2014, IEF 13832 (Abdij Trappisten van Westmalle tegen Vlaams Belang)
Uitspraak ingezonden door Kristof Neefs, Altius en Geert Philipsen, GSJ advocaten. Merkenrecht. 2.20 lid 1 sub d BVIE. Op eenzijdig verzoekschrift wordt het Vlaams Belang verboden om propagandamateriaal met daarop de slogan "Westmal of Hala - De keuze is duidelijk" en een afbeelding met een glas Westmalle trappist te gebruiken. De tekens WESTMAL (een verkorte auditieve weergave van WESTMALLE) en het kelkvormig glas worden beschouwd als overeenstemmend met de geregistreerde merken. Onder last van een dwangsom van €500 per overtreding en per (aangevat) uur met een maximum van €500.000.

Tegen dit vonnis is hoger beroep aangekondigd.

p. 8: Gebruik in een verkiezingscampagne wordt beschouwd als een gebruik in de zin van de niet-limitatieve begripsomschrijving van het begrip “gebruik” als weergegeven in artikel 2.20.2. BVIE. Een te enge invulling van dit begrip zou het toepassingsgebied van vermeld artikel 2.20.1.d. BVIE op een zodanige wijze kunnen beperken dat het de eerder aangegeven aansluiting met artikel 5 §5 van de Merkenrichtlijn ongedaan zou maken.
Anderzijds worden in 2.20.1.d. BVIE waarborgen weergegeven tegen een onredelijke of te verregaande toepassing. De merkhouder kan enkel optreden indien er “zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk”.
Het door artikel 2.20.1.d. BVIE vooropgestelde gebruik van het “teken”, dient ruim geïnterpreteerd te worden in de zin dat zowel een gelijk als een overeenstemmend teken onder dit begrip dienen gelezen te worden.
p. 9: •Het (overeenstemmend) teken “WESTMAL’” houdt een verwijzing in naar het woordmerk “WESTMALLE TRAPPIST” en het beeldmerk “TRAPPIST WESTMALLE”. Dat het begrip “WESTMAL’” niet wordt gebruikt als territoriale aanduiding van het dorp “Westmalle” doch wel als verwijzing naar het trappistenbier gebrouwen door WESTMALLE blijkt de vergelijking die gemaakt wordt met voedingsproducten. Het begrip “WESTMAL’” wordt geplaatst naast het islamitische begrip “halal”. Ondanks de verwijzing van het begrip “halal” zowel naar handelingen als producten, bestaat bij het publiek de algemene opvatting dat dit naar voedingswaren verwijst (en als dusdanig ook naar dranken waarbij eveneens halal-drank bestaat).
Op dezelfde wijze houdt het gebruik van het kelkvormige glas een verwijzing in naar het beeldmerk WESTMALLE TRAPPIST-bierglas, zeker gezien het gebruikt in combinatie met een donkerbruin (trappist)kleurige vloeistof.
Deze beoordeling geldt des te meer door het gecombineerd gebruik van beide tekens, waarbij gecombineerd gebruik niet enkel verwijst naar het samen gebruiken van de tekens op één drager (2D-kaartje) doch eveneens het kruiselings in verschillende media.
•Het teken wordt gebruikt anders ter onderscheiding van waren of diensten, waarbij wordt aangegeven dat het gebruik van een teken als slagzin een “ander gebruik” kan opleveren (cfr. Vgl.: Hof Den Haag 27 mei 2004, IER 2004,77 m.nt. ChG (Correct/Mediamarkt); Vzr. Rb. Amsterdam 10 juli 2003, IER 2003, 74 (Serious Fun/Unilever e.a.; serious fun).
•Door het gebruik van de teken(s) wordt een ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit het onderscheidende vermogen en de reputatie van de respectievelijke merken.
p.10: •Door de politieke recuperatie in een politieke campagne (eender van welke strekking) van de respectievelijke merken wordt afbreuk gedaan aan de reputatie ervan.
•Er wordt geen geldige reden aangehaald om de betrokken tekens op een dergelijke wijze te gebruiken. Omtrent de vermeende verwijzing naar het dorp “Westmalle” werd hierboven geoordeeld.
Gezien bovenstaande beoordeling wordt de merkenrechtelijke inbreuk op grond van artikel 2.20.1.d. BVIE aanvaard.

IEF 13814

Noot onder Blackstone v. Brainwave

P.G.F.A. Geerts, Noot onder Hof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013 (Blackstone/Brainwave), publicatie volgt in IER 2014.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen. 1. Eiser (Blackstone) meent dat gedaagde (Brainwave [IEF 13287]) inbreuk maakt op zijn auteursrechten en/of zich schuldig maakt aan onrechtmatig handelen (slaafse nabootsing). Voor de vraag of de schoen van Blackstone auteursrechtelijk beschermd is moet beoordeeld worden of die schoen op het moment dat de schoen is ontworpen aan de werktoets voldoet. Of de schoen in aanmerking komt voor slaafse nabootsingsbescherming is beslissend of ten tijde van de aanvang van de gestelde inbreuk van Brainwave, de schoen van Blackstone een eigen plaats in de markt heeft.

Lees verder

IEF 13810

SENA roept in vrijwaring op vanwege overeenkomst muziekgebruik en onjuiste playlists

Rechtbank Den Haag 30 april 2014, IEF 13810 (All Music Publishing tegen SENA)
Onjuiste playlists. Vrijwaring. AMP vordert de vergoedingen voor het gebruik van het muzieknummer 'Lolly' voor muziekgebruik op televisie te reparteren. Volgens AMP is het nummer gebruikt in uitzendingen van onder andere Tel Sell en LM Products op de zenders van RTL en SBS. Dit gebruik is niet aan SENA opgegeven. Met succes vordert SENA om RTL en ook LM in vrijwaring op te roepen. SENA heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, op grond van de Overeenkomst Muziekgebruik, verhaal heeft op RTL en, vanwege het aanleveren van de onjuiste playlist, op LM.

2.2. AMP c.s. voert hiertoe, voor zover thans van belang, aan dat AMP producent en X de uitvoerende kunstenaar van het muzieknummer is, dat AMP c.s. met SENA een exploitatieovereenkomst is aangegaan en dat uit onderzoek is gebleken dat het muzieknummer in de periode 2007 tot en met 2012 vaker is gebruikt dan uit de aan SENA aangeleverde lijst van gebruikte muzieknummers (hierna: ‘playlist’) volgt en op grond waarvan SENA aan AMP c.s. vergoedingen heeft voldaan. Volgens AMP c.s. is gebleken dat het nummer is gebruikt in uitzendingen van Tel Sell en LM Products B.V. op de zenders van RTL en SBS en dat dit gebruik niet aan SENA is opgegeven. AMP c.s. stelt dat zij daarom recht heeft op uitkering van het resterende gedeelte van de aan haar toekomende vergoedingen.

3.2. SENA voert aan dat, zo de vorderingen van AMP c.s. jegens haar toewijsbaar zouden zijn, RTL haar zou moeten vrijwaren omdat ingevolge de tussen SENA en RTL gesloten Overeenkomst Muziekgebruik op RTL de inspanningsverplichting rust om een zo nauwkeurig mogelijke playlist aan te leveren waarop SENA haar verdeling van gelden baseert. Indien mocht blijken dat RTL deze verplichting niet is nagekomen door een onvolledige playlist aan te leveren, is zij naar stelling van SENA gehouden de schade die SENA daardoor lijdt te vergoeden.

3.3. Ten aanzien van LM voert SENA aan dat ook LM haar zou moeten vrijwaren voor de schade die zij lijdt in het geval de vorderingen van AMP c.s. worden toegewezen, omdat LM in dat geval ten onrechte het gebruik van het muzieknummer niet heeft vermeld op de playlist die zij, LM, op haar beurt aan RTL heeft aangeleverd, waarmee zij volgens SENA onrechtmatig jegens SENA heeft gehandeld. Volgens SENA wist of behoorde LM namelijk te weten dat het gebruik van een commercieel fonogram niet rechtenvrij is en dat het niet opgeven van dat gebruik voor SENA gevolgen zou hebben voor de vervulling door SENA van haar wettelijke taak. De claim van AMP c.s. is in dat geval volgens SENA veroorzaakt door het verzuim van LM om opgave van het muziekgebruik in haar programma’s te doen, zodat LM gehouden is deze schade aan haar te vergoeden.

4.2. SENA heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, op grond van de Overeenkomst Muziekgebruik geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op RTL. De incidentele vordering SENA toe te staan RTL in vrijwaring op te roepen zal dan ook worden toegewezen omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen en AMP c.s. zich in dit verband aan het oordeel van de rechtbank refereert.

4.3. Indien LM, zoals SENA zakelijk weergegeven stelt, welbewust heeft veroorzaakt dat door RTL onjuiste playlists aan SENA zouden worden aangeleverd, moet haar handelen mogelijk als onrechtmatig jegens SENA worden aangemerkt. Aldus bestaat voldoende grond om SENA toe te staan ook LM in vrijwaring op te roepen.

IEF 13809

Geen inbreuk Tripp Trapp-stoel en schadevergoeding onterechte sommaties

Hof Den Haag 29 april 2014, IEF 13809 (Hauck tegen Stokke)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Sjo Anne Hoogcarspel, Klos Morel Vos & Schaap. Auteursrecht. Schade onterechte sommaties. Het hof gaat er vanuit dat de Tripp Trapp twee afzonderlijke auteursrechtelijke trekken heeft, namelijk (i) de schuine staander waarin alle elementen van de stoel zijn verwerkt, en (ii) de L-vorm van de staander en de ligger; de New Alpha bevat geen van de in Stokke-Fikszo geïdentificeerde auteursrechtelijke trekken. Het Hof vernietigt het eindvonnis [IEF 9307] en verklaart voor recht dat de New Alpha geen inbreuk maakt en beveelt Stokke zich te onthouden van mededelingen jegens derden dat de New Alpha inbreuk maakt op de auteursrecht op de Tripp Trapp. Stokke wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Hauck als gevolg van de ten onrechte uitgebrachte sommaties geleden schade, op te maken bij staat.

Kostenveroordeling ex 1019h Rv uit beiden instanties (€32.500 en €58.450,54)

4.7. ln de New Alpha bevindt de onderste dwarsbalk zich een stuk(je) hoger dan de onderste dwarsbalk in de Bambino. Hierdoor heeft de onderste dwarsbalk in de New Alpha niet, althans veel minder dan in de Bambino, het karakter van een 'ligger' als bedoeld in Trek (ii). Dit wordt benadrukt door de omstandigheid dat de dwarsbalk aanmerkelijk 'dunner' is uitgevoerd dan die van de Bambino of de ligger van de Tripp Trapp. Bovendien is in de New Alpha boven de onderste dwarsbalk nog een tweede dwarsbalk aangebracht die in ieder geval niet als een 'ligger' als bedoeld in Trek (ii) kan worden beschouwd. Deze twee dwarsbalken van de New Alpha zijn niet verwerkt in de voorste staander, maar daar tegenaan geplaatst. Dit betekent dat -anders dan de rechtbank heeft geoordeeld - in de New Alpha Trek (i) niet voorkomt, en dus ook niet het daarvan uitgaande effect (zie rov. 9 van Stokke-Fikszo Hof TA), dat het zijaanzicht wordt bepaald door de achterover hellende staander met aan weerszijden daarvan de uitstekende elementen, waardoor een strak 'geometrisch' uiterlijk wordt verkregen. In de New Alpha ontbreekt - veel meer dan in de Bambino die maar één en laaggeplaatste dikkere dwarsbalk heeft - deze strakke geometrie door de aanwezigheid van twee tamelijk hoog geplaatste dwarsbalken die niet in, maar tegen de staander zijn aangebracht.
 
4.8 Hierbij komt nog dat in de New Alpha-stoel het zitvlak niet, zoals in de Bambino het geval is, alleen in de voorste schuine staander is verwerkt, maar ook kruist met de achterste staander (vgl. punten 47 en 48 MvG), althans wanneer het zitvlak op een zodanige hoogte wordt aangebracht dat de afstand tussen het zitvlak en de voetensteun niet te groot of te klein is voor een baby/peuter (vgl. punten 50 en 51 MvG). Ook hierdoor is in de New Alpha-stoel (visueel) niet aan Trek (i) voldaan, en treedt het daarvan uitgaande, zojuist omschreven effect in deze stoel niet op, ahhans in veel mindere mate dan in de Tripp Trapp (en de Bambino).
 
4.9 Niet betwist is dat Trek (ii) als zodanig in de New Alpha niet voorkomt, evenmin als in de Bambino. In de A-vorm van de Bambino, die één als ligger te beschouwen dwarsbalk heeft, ligt ingevolge Stokke Fikszo Hof TA de L-vorm van Trek (ii) niettemin besloten. Omdat (zie rov. 4.7) de onderste dwarsbalk in de New Alpha hoger is geplaatst en dunner is, alsmede door de aanwezigheid van een tweede dwarsbalk, kan niet worden gezegd dat dit ook het geval is in de deze stoel.
 
4.10 Nu Trek (i) en Trek (ii) daarin niet voorkomen en de L-vorm van Trek (ii) daarin evenmin ligt besloten, moet worden geconcludeerd niet alleen dat de New Alpha (aanzienlijk) verder van de Tripp Trapp afstaat dan de Bambino, maar vooral dat de New Alpha geen van de in Stokke-Fikszo geïdentificeerde auteursrechtelijke trekken van de Tripp Trapp bevat.

4.11. (...)
Het hof begrijpt dat Stokke hier de vijf in haar optiek meest kenmerkende punten van overeenstemming heeft genoemd uh de zesentwintig in punt 29 CvA opgesomde overeenstemmingspunten, zodat op de overige eenentwintig punten niet afzonderlijk hoeft te worden ingegaan. De hier bedoelde punten van overeenstemming betreffen ieder voor zich in stoelen veel voorkomende en (dus) banale elementen die op zichzelf beschouwd geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - vah niet in te zien dat de selectie of combinatie van deze bekende/banale elementen in de Tripp Trapp het persoonlijk stempel van de maker daarvan draagt en/of een eigen oorspronkelijk karakter heeft. Nu die selectie of combinatie derhalve niet aan de 'werktoets' voldoet, gaat voormeld betoog van Stokke niet op; de door haar bedoelde selectie of combinatie geniet geen auteursrechtelijke bescherming.

4.12 Uit het voorgaande volgt dat in de New Alpha geen, of in onvoldoende mate,
auteursrechtelijke beschermde trekken van de Tripp Trapp zijn overgenomen. Naar blijkt uit de in rov. I.d weergegeven passage uit het HR-arrest in Fikszo-Stokke zijn deze trekken bepalend bij de vergelijking van de totaalindrukken en mogen de niet auteursrechtelijke trekken bij de overeenstemmingsvraag geen rol spelen. Een en ander voert tot de slotsom dat de totaalindruk van de New Alpha te zeer verschilt van die van de Tripp Trapp om overeenstemming te kunnen aannemen en dat de New Alpha dus niet onder de beschermingsomvang van het auteursrecht op de Tripp Trapp valt. Dat Hauck, zoals zij heeft erkend ter comparitie in de eerste aanleg, het ontwerp van Stokke heeft nagevolgd, doet hieraan - anders dan Stokke lijkt te willen betogen onder 41 MvA en 16 PA - niet af nu zij daarbij voldoende afstand van dat ontwerp heeft genomen.

Lees de uitspraak:
IEF 13809 (afschrift)
ECLI:NL:GHDHA:2014:1376 (link)

IEF 13808

Feitelijke voorzetting opdracht en onvoldoende bepaaldheid rechten 44/floors

Vzr. Rechtbank Rotterdam 25 april 2014, IEF 13808 (DLVS tegen Amvest c.s.)
Uitspraak ingezonden door Bart Lukaszewicz, Houthoff Buruma. Onvoldoende bepaalde rechten bij overdracht. Rechtsvoorganger van DLVS verleende marketing, communicatie en reclamebureaudiensten aan Amvest voor het vastgoedproject 44/floors. PersC heeft in opdracht van DLVS de website ontwikkeld en gebouwd. Amvest heeft de opdracht opgezegd en nu vordert DLVS staking van inbreuk op auteursrechten. Hoewel DLVS feitelijk de failliete onderneming heeft voortgezet, ontbreekt een schriftelijke overeenkomst. Het is onvoldoende bepaald ex 3:84 lid 2 BW, en dus onduidelijk, of en welke IE-rechten nu zijn overgedragen. Of Amvest of DLVS ex artikel 8 Aw als maker geldt, moet in de bodemprocedure nader worden onderzocht. In reconventie: DLVS moet binnen 72 uur alle mededelingen over betrokkenheid bij 44/floors van haar website verwijderen.

5.6. Ook als ervan uitgegaan zou kunnen worden dat sprake is van werken die auteursrechtelijke bescherming verdienen, wat Amvest c.s. betwist, die voldoende bepaalbaar zijn en rechtsgeldig aan DLVS zijn overgedragen en dus door DLVS jegens Amvest, en in het verlengde daarvan jegens PersC, zijn in te roepen (waarbij overigens niet duidelijk is of DLVS, uiteindelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:159 BW, de positie van licentiegever heeft overgenomen), dan valt binnen de reikwijdte van dit kort geding lastig te bepalen tot welke werken en met welk bereik het gebruiksrecht van Amvest zich nu precies uitstrekt.

6.1. (...) Aan de toewijzing van de reconventionele vorderingen staat niet in de weg het oordeel dat Amvest geacht kan worden deze vorderingen rauwelijks te hebben ingesteld jegens DLVS. Daar waar Amvest reeds sinds medio 2013 te kennen heeft gegeven dat zij geen samenwerking met DLVS wenste aan te gaan, gaat het niet aan om pas één dag voor de zitting de vorderingen in reconventie met de gegeven inhoud in te stellen.

6.2, Hoewel DLVS zal als de in het ongelijk gestelde partij is de beschouwen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om geen proceskostenveroordeling, waartegen DLVS overigens ook bezwaar gemaakt heeft, uitte spreken. Nu DLVS nooit is gesommeerd, en der- . halve nooit tijd gegund is om buiten rechte aan een sommatie te voldoen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van nodeloos aangewende of veroorzaakte kosten.