Auteursrecht  

IEF 13647

Auteursrecht op geautomatiseerde achtbaanfoto’s?

Bijdrage ingezonden door Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan.
Vanuit ons kantoor kijken we momenteel uit op de kermis die midden in het Amsterdamse Westerpark uit de grond is gestampt. Aangetrokken door alles waardoor mensen zich tot een kermis aangetrokken voelen besloot een collega met een groep vrienden een bezoek te brengen aan de kermis, waarbij een rit in de achtbaan uiteraard niet mocht ontbreken. Tijdens de rit wordt de groep op de foto gezet door een automatische camera. De foto komt vervolgens bij de ingang van de achtbaan op een bord te hangen en is na afloop van de rit te koop. Je kent het wel.

De foto blijkt vrij hilarisch. Dus aanschaffen zou je zeggen. Maar in plaats van de foto te kopen bedacht een van de vrienden dat hij ook gewoon met zijn telefoon een foto van die foto kon maken. Twee seconden na de klik van zijn telefooncamera vloog (of beter gezegd: viel) een woedende kermisexploitant hem aan. Naast de nodige verwensingen zou er sprake zijn van “plagiaat”. En de kermisexploitant leek daarbij niet van plan zijn gestelde rechten via de reguliere juridische weg te gaan handhaven.

Uiteindelijk bracht de groep het er heelhuids vanaf. Maar de situatie riep de vraag op of de kermisexploitant een punt had; kunnen geautomatiseerde achtbaanfoto’s auteursrechtelijk zijn beschermd? En leverde de met de telefoon gemaakte foto van de achtbaanfoto dus inderdaad een inbreukmakende verveelvoudiging op, zoals de kermisexploitant claimde (althans leek te claimen)?

Mijn eerste ingeving was nee, dergelijke automatisch gemaakte foto’s doorstaan de auteursrechtelijke werktoets niet en worden daarom niet onder het auteursrecht beschermd. Maar als ik er over door denk lijkt deze gedachte toch te kort door de bocht.

Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het Hof van Justitie heeft de maatstaf zo geformuleerd dat het moet gaan om "een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk". Het werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.

In het geval van de achtbaanfoto’s geldt dat de kermisexploitant -net als een ‘reguliere’ fotograaf- keuzes maakt in onder meer de hoek van de lens, lichtgevoeligheid, mate van zoom, belichting en positionering van de camera. Deels zullen deze keuzes technisch bepaald zijn, simpelweg om de foto mogelijk te maken, maar het is in mijn optiek niet uit te sluiten dat hierbij door de maker -binnen de bewegingsvrijheid die hij heeft- ook zuiver creatieve keuzes worden gemaakt.

Hoewel er excepties zijn die mogelijk een uitweg bieden (zoals, afhankelijk van het gebruik, de privé-kopie exceptie) lijkt de claim van de kermisexploitant al met al niet op voorhand kansloos. De man die de foto maakte ontsnapt dus mogelijk aan een met dwangsommen versterkt verbod, schadevergoeding wegens gederfde inkomsten, een volledige proceskostenveroordeling, afgifte van het inbreukmakende materiaal en nog een hele rits aan nevenvorderingen. In theorie ja. Want als gezegd leek de kermisexploitant andere handhavingsstrategieën te hebben.

Tot slot kan het nog zo zijn dat iemand anders dan de kermisexploitant de camera heeft geplaatst en alle voornoemde (creatieve) keuzes heeft gemaakt. Dan wordt die derde mogelijk als maker aangemerkt. Wil de kermisexploitant met succes op eigen naam inbreukvorderingen kunnen instellen, dan zal hij de rechten overgedragen moeten krijgen van die derde; als licentienemer lijkt hij dat immers niet te kunnen. Wellicht bestaat er behoefte bij de exploitant aan IE-advies en liggen er mooie acquisitiemogelijkheden op de kermis.

Reindert van der Zaal

IEF 13642

Bewijsopdracht vormgevingserfgoed Smart Little Bag met spiegel

Rechtbank Den Haag 12 maart 2014, HA ZA 12-1399 (By Lou Lou tegen Beernink & Beernink)

Modellenrecht. Auteursrecht. Vormgevingserfgoed. [A] is ontwerpster van portemonnees en tassen, die door By Lou Lou onder de naam 'Smart Little Bag' op de markt worden gebracht. Beernink stelt dat haar portemonnee met klittenband rondom een spiegel in het voorvak (de Bear 1) eerder aan het publiek ter beschikking is gesteld dan de SLB, zodat de modellen tot het vormgevingserfgoed behoren. De rechtbank draagt Beernink op haar stellingen te bewijzen en de zaak wordt aangehouden.

3.29. [A] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat de Bear 1 al bestond vóór creatie van de SLB, dan wel vóór de terbeschikkingstelling aan het publiek. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.

3.30. Voor zover de stelling van Beernink, dat de Bear 1 al vóór februari 2010 voorhanden was, juist is, volgt daaruit dat de Bear 1 niet kan zijn ontleend aan de SLB en van auteursrechtinbreuk dus geen sprake is. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan de SLB dan wel dezelfde totaalindruk maakt. Als juist is dat de Bear 1 vóór februari 2010, althans vóór 22 november 2010, voor het publiek in de EU beschikbaar is gesteld, volgt daaruit eveneens dat de Bear 1 behoort tot het vormgevingserfgoed en dat de (niet-) ingeschreven modellen niet nieuw zijn dan wel geen eigen karakter bezitten nu ook niet in geschil is dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan dan wel in grote mate overeenstemt met en dezelfde algemene indruk wekt als de (niet-)ingeschreven modelrechten. Van modelrechtinbreuk is dan geen sprake. In dat geval kan ook geen slaafse nabootsing worden aangenomen.
 
3.31. Omdat de stellingen van Beernink enerzijds door Beernink met stukken zijn onderbouwd en anderzijds door [A] c.s. gemotiveerd zijn weersproken, kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen of Beerninks stellingen feitelijk juist zijn. Daarom zal de rechtbank Beernink, op wie op dit punt de bewijslast rust, opdragen haar stellingen te bewijzen. Beernink heeft daartoe ook een concreet bewijsaanbod gedaan.

Lees de uitspraak:
HA ZA 12-1399 (pdf)

IEF 13632

Wetsvoorstel verweesde werken

Wetsvoorstel implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken. en de Memorie van Toelichting
Uit het persbericht: Artikel (voorstel) 16o t/m 16 r en 17 Aw/ 10 lid 2 onder l. WNR. Werken die onder het auteursrecht vallen zoals boeken, dagbladen, geluids- of filmfragmenten en die zijn ondergebracht bij voor het publiek toegankelijke instellingen zoals bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea – ook wel erfgoedinstellingen genoemd - kunnen straks makkelijker online ter beschikking worden gesteld.

Dit blijkt uit een wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) en minister Bussemaker (OCW) dat een Europese richtlijn omzet in Nederlands recht. De regeling is bij de Tweede Kamer ingediend.

Het gaat om zogeheten verweesde werken, waarvan de rechthebbende na zorgvuldig onderzoek niet is gevonden, en die dus voor digitale publicatie geen voorafgaande toestemming kan geven. Erfgoedinstellingen zijn in beginsel verplicht die toestemming te vragen als ze auteursrechtelijk beschermd werk uit hun verzameling willen reproduceren of online openbaar maken.

Omdat het auteursrecht pas 70 jaar na de dood van een maker vervalt, zou een verweesd werk al die tijd niet via internet ter beschikking gesteld kunnen worden aan het publiek. Dat vormt een probleem voor erfgoedinstellingen die hun collecties willen digitaliseren. Cultureel erfgoed zou langere tijd minder toegankelijk blijven. Daarom wordt het straks mogelijk toch te digitaliseren, maar wel onder voorwaarden.

Zo zijn erfgoedinstellingen verplicht eerst grondig onderzoek te doen naar de rechthebbende en daarvoor bepaalde bronnen te raadplegen voordat een boek of geluidsfragment een verweesd werk genoemd mag worden. Ook mogen zij de inkomsten uit openbaarmaking uitsluitend aanwenden voor de financiering van de kosten voor digitalisering. Dit stimuleert het behoud van cultureel erfgoed.

IEF 13631

Onvoldoende onderbouwd auteursrecht op foto's en constructietekeningen aquatrainer

Rechtbank Gelderland 26 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (Aquatrainers constructie)
Geen auteursrecht. Foto's en constructietekeningen. Partijen claimen vorderingen op elkaar te hebben en wensen inzage in elkaars boekhouding en administratie. Daarbij vordert eiser een verbod op elke inbreuk op zijn auteursrechten, alsmede elk onrechtmatig handelen, waaronder het bezit van foto’s en of (constructie)tekeningen. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd dat eiser een auteursrecht heeft.

Niet valt op te maken door wie de foto's zijn gemaakt en er is niet toegelicht waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Het had op de weg van eiser gelegen een nadere toelichting te verstrekken. De rechtbank gaat dan ook aan de stellingen voorbij gaan en wijst de vordering op dit punt af.

Inbreuk op auteursrecht
5.18. [eiser] stelt dat [gedaagde] na de beëindiging van de samenwerking een eigen website heeft gelanceerd en dat hij daarop zonder zijn toestemming zesentwintig door [eiser] gemaakte foto’s heeft afgebeeld. [eiser] stelt dat [gedaagde] daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. Voorts stelt hij dat [gedaagde] beschikt over constructietekeningen, waarop het auteursrecht van [eiser] rust, en voert hij aan dat het [gedaagde] niet is toegestaan die constructietekeningen te gebruiken. Hij betoogt dat het enkel in het bezit hebben van de foto’s en constructietekeningen door [gedaagde] reeds onrechtmatig is, omdat het zonder expliciete toestemming van [eiser] niet is toegestaan de afbeeldingen openbaar te maken of te verveelvoudigen.

[gedaagde] betwist dat [eiser] auteursrecht heeft op de foto’s en de constructietekeningen. Hij stelt dat een aantal foto’s niet zijn gemaakt door [eiser] maar door een klant en dat er ook een foto bij zit die door hemzelf, [gedaagde], is gemaakt. Bovendien zijn de foto’s in het kader van de samenwerking tussen partijen onderling uitgewisseld en door [eiser] aan [gedaagde] toegezonden, zonder voorbehoud van mogelijke auteursrechten of commentaar. Ook [gedaagde] heeft foto’s gemaakt en aan [eiser] gezonden. Hij voert voorts aan dat er geen auteursrecht rust op de constructietekeningen, nu de oorspronkelijke ontwerpen voor deze tekeningen niet afkomstig zijn van [eiser]. Hij betoogt dat deze ontwerpen op de markt vrij verkrijgbaar zijn en dat het enkele feit dat op de tekeningen een logo van [eiser] is afgedrukt, niet betekent dat hij auteursrecht op de tekeningen heeft. Ter comparitie van partijen heeft [gedaagde] voorts verklaard dat hij met ingang van 1 oktober 2013 alle ter discussie staande foto’s en andere afbeeldingen van zijn website heeft verwijderd, zodat [eiser] geen belang meer heeft bij zijn vordering.

Ter comparitie heeft [eiser] erkend dat hij geen belang meer heeft bij het verbod op openbaarmaking. Hij handhaaft zijn vordering echter ter zake van het bezit van [gedaagde] van de foto’s en de constructietekeningen.

5.19. De rechtbank is van oordeel dat [eiser], tegenover het gemotiveerde verweer van [gedaagde], zijn stelling dat hij, [eiser], auteursrecht heeft op de foto’s en constructietekeningen onvoldoende heeft onderbouwd. [eiser] heeft slechts een aantal foto’s overgelegd maar daaruit valt niet op te maken door wie die foto’s zijn gemaakt. Voorts is niet nader toegelicht waaruit blijkt dat [eiser] de constructietekeningen zelf heeft gemaakt en waaruit het oorspronkelijk stempel van de maker blijkt. Gelet op het verweer van [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen een nadere toelichting te verstrekken, hetgeen hij heeft nagelaten. De rechtbank zal aan deze stellingen dan ook, als onvoldoende onderbouwd, voorbij gaan en de vordering sub 3 afwijzen.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1613 (pdf)

IEF 13625

Internetconsultatie Filmauteurscontractenrecht - 45d Auteurswet

Internetconsultatie, 45d Auteurswet - Filmauteurscontractenrecht, 10 maart - 9 april 2014.
Uit de consultatie: In artikel 45d wordt het vermoeden van overdracht van exploitatierechten aan de producent door de betrokken filmmakers gehandhaafd. De filmmakers verkrijgen in ruil voor de overdracht van rechten een niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding.

Concept regeling- Consultatieversie artikel 45d Auteurswet
Te wijzigen regeling - Artikel 45d Auteurswet

Verwachte effecten van de regeling
- De producent kan beschikken over de exploitatierechten van een filmwerk.
- Alle makers ontvangen een niet voor afstand vatbare billijke vergoeding van de producent. De belangrijkste makers (auteurs en uitvoerend kunstenaars) delen in de opbrengsten van de belangrijkste exploitatiewijzen van het filmwerk.
- Exploitanten verkrijgen meer duidelijkheid over wie toestemming kan verlenen voor de exploitatie en aan wie daarvoor een vergoeding is verschuldigd.

Doel van de consultatie
In artikel 45d wordt het vermoeden van overdracht van exploitatierechten aan de producent door de betrokken filmmakers gehandhaafd. De filmmakers verkrijgen in ruil voor de overdracht van rechten een niet voor afstand vatbaar recht op een billijke vergoeding.

Daarnaast ontvangen filmmakers die een wezenlijke bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd aan de totstandkoming van een filmwerk voor bepaalde exploitatiewijzen een aanspraak op een aanvullende proportionele billijke vergoeding die door een collectieve beheersorganisatie geïnd kan worden bij de exploitant van het filmwerk.

De regeling beoogt te bevorderen dat de exploitatierechten worden geconcentreerd bij de producent. Tegelijkertijd worden filmmakers beter in staat gesteld te delen in de opbrengsten van de exploitatie.

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
- auteurs en uitvoerend kunstenaars van filmwerken (waaronder scenarioschrijvers, regisseurs, filmmuziekauteurs en acteurs);
- producenten;
- collectieve beheersorganisaties van vorenbedoelde rechthebbenden;
- exploitanten;
- distributeurs;
- omroepen.

Doel van de consultatie
Doel van de consultatie is belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun mening over een eventuele nota van wijziging kenbaar te maken. De (koepel-)organisaties van de meest betrokken belanghebbenden zijn ook rechtstreeks benaderd met het verzoek commentaar te leveren.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
Er is een reactie mogelijk op alle onderdelen van de regeling.

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Reageren kan hier

IEF 13622

3D-printen maakt herziening van regels nodig

M. Driessen, '3D-printen maakt herziening van regels nodig', FD 10 maart 2014.
Bijdrage ingezonden door Marjolein Driessen, Legaltree. In de medische wereld worden 3D-printers al ingezet voor het vervaardigen van protheses. In de mode- en meubelindustrie worden prototypes veelal geprint in 3D en bij de Hema kunnen consumenten zelf sieraden laten printen. Het logische vervolg is dat er nu sites ontstaan die mensen die in hun woon- of werkomgeving een 3D-print willen laten maken, in contact brengen met (privé)-eigenaren van 3D-printers.

(...)
Dat 3D-printen veranderingen teweeg gaat brengen is een feit. Hoe verstrekkend de juridische consequenties zullen zijn, is afwachten maar wordt wellicht binnenkort duidelijker. Bedrijven zullen een manier moeten vinden om het aantrekkelijk te maken voor consumenten om legale 3D-prints aan te schaffen. En de uitzonderingen voor privékopieën die nu voor consumenten gelden binnen het auteursrecht, maar ook het merken-, modellen- en octrooirecht, zijn aan een update toe.

Marjolein Driessen

IEF 13621

Noot Paul Geerts onder vuurkorvenarrest

P.G.F.A. Geerts, Noot onder Vuurkorvenarrest (HR 25 oktober 2013, S&S/Esschert), IER 2014/6.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen. [bijgevoegde noot gaat over het Vuurkorven-arrest [IEF 13179] dat volgende week in Zeist in debat III aan de orde komt, IEF 13579]
1. In dit arrest van de Hoge Raad spelen de volgende vier vragen:
– in hoeverre is het auteursrechtelijk beschermingscriterium (voor gebruiksvoorwerpen) Europees geharmoniseerd?;
– is voor toepassing van art. 3.29 in verbinding met art. 3.8 BVIE vereist dat sprake is van een voor bescherming in aanmerking komend model als bedoeld in art. 3.1 lid 1 BVIE?;

– in hoeverre komt de regeling die het BVIE met betrekking tot het auteursrecht op modellen kent in strijd met de GModVo?;
– wanneer is in een kortgedingprocedure sprake van nauwe verwantschap tussen hoofdvordering en nevenvordering?

(...)

20. Hoe dat verder ook zij, voor de Hoge Raad was het onder deze omstandigheden een ‘koud kunstje’ om de tegen dit oordeel van het hof ingediende klacht (dat het hof met name gezien de onomkeerbaarheid van de nevenvorderingen onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake is van nauwe verwantschap) te verwerpen (r.o. 4.3.2):

“Het hof heeft de bedoelde nevenvorderingen nauw verwant geacht met de voor beoordeling in kort geding voldoende spoedeisende hoofdvordering. Het onderdeel klaagt dat de klaarblijkelijk door het hof toegepaste regel van HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1522, NJ 2008/153 in dit geval niet opgaat, doch het zet niet uiteen waarom dat het geval zou zijn, anders dan wegens de eerdergenoemde onomkeerbaarheid. Nu het bij deze nevenvorderingen voorts gaat om maatregelen die, naar het hof overwoog, ertoe strekken te bewerkstelligen dat verdere inbreuken op het auteursrecht uitblijven – en die derhalve ter versterking van het opgelegde inbreukverbod dienen – en S&S die vorderingen voor het overige inhoudelijk niet had betwist, kon het hof nauwe verwantschap in bovenbedoelde zin aannemen en behoefde die onomkeerbaarheid het hof niet van toewijzing te weerhouden”.

21. Al met al denk ik dan ook dat wij voorzichtig moeten zijn om aan deze beslissing van de Hoge Raad al te veel conclusies te verbinden. Daaruit kan in ieder geval niet worden afgeleid dat de Hoge Raad op zijn in het Bax/Weijers-arrest gegeven beslissing is teruggekomen.

IEF 13617

Congresmiddag Kunst en IE-rechten - Van Gogh museum

Op donderdag 27 maart 2014 van 13:00 tot 17:30 organiseert eduLex, onderdeel van uitgeverij deLex, een congresmiddag Kunst & IE-rechten op een wel zeer toepasselijke locatie in Amsterdam: het Van Gogh museum. Voorafgaand aan de bijeenkomst kunt u, onder begeleiding van een gids, het museum bezoeken. De thema's van deze middag zijn: intellectuele eigendomsrechtbescherming van stijl en appropriation art en juridische aspecten van authenticitieit van kunstwerken. Tot slot zal door het Van Gogh museum een exclusieve toelichting worden gegeven op het gebied van authenticiteitsonderzoek naar werken van Van Gogh.

Hier aanmelden

Quirijn Meijnen bespreekt aan de hand van drie actuele zaken het spanningsveld tussen appropriation art en stijlbescherming in beeldende en toegepaste kunst. Zo overwoog de Hoge Raad in de zaak Broeren tegen Duijsens dat nabootsing van (stijl)kenmerken niet onrechtmatig is [IEF 12509]. Het Hof Amsterdam besloot dat een variant op de Delftsblauw stijl wel beschermd is voor onderzetters [IEF 13114] in de zaak Van Loo tegen Souvenirindustrie Buis. In de zaak Piet Hein Eek kwam aan de orde dat werken van toegepaste kunst stijlbescherming kunnen genieten [IEF 13449].

René Klomp zal spreken over de juridische aspecten van authenticiteit. Markus Roubrocks ziet afgelopen januari zijn claim tegen het Van Gogh museum over echtheid afgewezen worden [IEF 13403]. Wie bepaalt of een werk echt is? Wat kan een eigenaar doen en wat kan hij niet doen om zijn schilderij/tekening, etc. erkend te krijgen? Hoe wordt daar in verschillende landen over gedacht? Wat is de rol van veilinghuizen? Is de aankoop van kunst een kansovereenkomst, zoals in de zaak rondom Cornelis Springer naar voren is gebracht [K&R 81]? Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis.

Locatie
Van Gogh museum, Museumplein te Amsterdam.
Klik hier voor adres, toegankelijkheid, route en parkeren.


Programma
12.00 - 12.45 uur facultatieve rondleiding met gids
12.45 - 13.00 uur intekenen
13.00 – 14.30 uur Appropriation art, stijlbescherming in kunst
Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan
14.30 – 15.00 uur Pauze
15.00 – 16.30 uur Valse kunst, authenticiteit, aansprakelijkheid van musea
René Klomp, juridisch adviseur en docent kunst-en-recht aan de UvA
16.30 – 17.30 uur Exclusieve bijdrage over authenciteitsonderzoek naar Van Gogh
Teio Meedendorp, Van Gogh museum
17.30 - 18:00 uur Borrel

Kosten deelname

€ 450,00 per persoon
€ 375,00 sponsors IE-Forum en/of KunstenRecht.nl
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, inclusief rondleiding met gids, koffie, thee, documentatie en de borrel. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging.

Hier aanmelden
IEF 13615

Heffing thuiskopieervergoeding ook op audio- en videospelers

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:523 (Staat der Nederlanden tegen NORMA e.a.)
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn; Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek; Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, bureau Brandeis. Auteursrecht. Naburige rechten. Thuiskopieheffing. Aanhouding beslissing omtrent proceskosten in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de heffing op hardware ten behoeve van de thuiskopieervergoeding, die lange tijd alleen gold voor cd’s en dvd’s, ook op digitale audio- en videospelers had moeten worden gelegd. De Hoge Raad laat met dit oordeel de eerdere uitspraak van het hof [IEF 11110] in deze zaak in stand. Het hof gaf de belangenbehartiger voor uitvoerend kunstenaars, Norma gelijk in haar procedure tegen de Staat.

Op grond van een EU-richtlijn (de Auteursrechtrichtlijn) staan de Auteurswet (art. 16c) en de Wet op de naburige rechten (WNR, art. 10) aan particulieren toe om voor eigen gebruik beschermde werken op te nemen op bijvoorbeeld cd’s, dvd’s, digitale audio- en videospelers, en die werken ook vanaf die dragers weer te geven. Voorwaarde daarvoor is dat de makers en uitvoerenden van die werken een ‘billijke vergoeding’ voor dat gebruik ontvangen. De wet heeft daarvoor een systeem ingevoerd waarbij bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aan de fabrikanten van die dragers een – in de regel in de koopprijs verwerkte – heffing wordt opgelegd, die aan de stichting De Thuiskopie wordt uitgekeerd. De Thuiskopie moet de ontvangen bedragen als vergoeding uitkeren aan de rechthebbenden.
De heffing is vele jaren voordat dit geding begon alleen van toepassing geweest op recordable cd’s en dvd’s, en niet op digitale audio- en videospelers. De heffingsbedragen zijn sinds 2007 bevroren.
Norma, die de belangen van de WNR-rechthebbenden behartigt, is een procedure tegen de Staat begonnen. Norma heeft het standpunt ingenomen dat de Staat onrechtmatig handelt door digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten. Norma voert aan dat de laatste jaren het gebruik van digitale audio- en videospelers sterk is toegenomen ten koste van de afzet van recordable cd’s en dvd’s. Norma heeft gevorderd voor recht te verklaren dat dat beleid onrechtmatig is en dat de Staat de door dat beleid aan de rechthebbenden toegebrachte schade dient te vergoeden.
De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen. Het gerechtshof heeft ze echter toegewezen. De in hoger beroep toegevoegde eis de amvb’s waarin de heffingen zijn vastgelegd, buiten toepassing te verklaren, wees het hof af.

Kort gezegd oordeelde het hof dat de Staat op grond van de Auteursrechtrichtlijn verplicht is te zorgen voor een stelsel dat ertoe leidt dat de rechthebbenden de billijke vergoeding ontvangen waarop zij aanspraak hebben. Door alleen cd’s en dvd’s in de heffing te betrekken en de bedragen daarvan te bevriezen, en bovendien digitale audio- en videospelers buiten de heffing te laten, heeft de Staat niet voor een coherente, binnen de Unie geharmoniseerde wijze van heffing van een ‘billijke vergoeding’ gezorgd. Daarmee heeft de Staat in strijd met zijn uit de Auteursrechtrichtlijn voortvloeiende verplichtingen, en dus onrechtmatig, gehandeld.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de Staat verworpen. Aan de hand van een reeks uitspraken van het Europese Hof van Justitie is geoordeeld dat de Staat weliswaar beleidsvrijheid heeft om vorm, wijze van financiering en inning van de ‘billijke compensatie’ te bepalen, maar daarbij verplicht is ervoor te zorgen dat de benadeelde rechthebbenden daadwerkelijk een billijke compensatie uitgekeerd krijgen. Voor dit laatste is vereist dat de vergoeding volgens een samenhangend stelsel wordt vastgesteld en geheven. De door de Staat gekozen wijze – waarbij de financiering van de billijke compensatie volledig op twee minder belangrijk wordende dragers wordt afgewenteld en juist in het geheel niet op andere, steeds belangrijker wordende dragers, voldoet niet aan die eis van een samenhangend systeem.

De Hoge Raad verwierp het verweer van de Staat dat de burgerlijke rechter geen bevel tot het tot stand brengen van wetgeving mag geven. Zo’n bevel heeft het hof namelijk ook niet gegeven: toegewezen door het hof zijn alleen de vordering tot onrechtmatigverklaring en schadevergoeding

Partijen hebben ook de vraag aan de orde gesteld of Norma in deze zaak aanspraak heeft op vergoeding van haar volledige proceskosten als bedoeld in art. 1019h Rv (gebaseerd op de EU-Handhavingsrichtlijn inzake rechten van intellectuele eigendom). De beslissing op dit punt is aangehouden, in afwachting van een binnenkort te verwachten uitspraak van het Europese Hof van Justitie daarover in een vergelijkbaar geval [IEF 13402].

IEF 13614

Aansluiting schadeberekening bij Fotografenfederatie aanvaardbaar

Rechtbank Limburg 5 maart 2014, CV EXPL 13-3093 (Arjen Schmitz Fotograaf tegen MK Projects B.V.)
Uitspraak ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten. Auteursrecht. Foto's. Onderzoeksplicht. Matiging proceskosten. Eiser fotografeert regelmatig voor het Maastrichtse Architectenbureau MH1 Architecten. Gedaagde heeft 22 foto's op haar website geplaatst, zonder toestemming en zonder naamsvermelding (25 lid 1 onder a Aw). Voor de berekening van de schade haakt eiser aan bij de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie. Gedaagde is een professionele partij en heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht naar het mogelijk bestaan van auteursrecht noch naar de maker van de foto's.

Gedaagde had niet zomaar mogen afgaan op het copyrightteken op deze website, nu dit teken volledig onbeschermd is en derhalve door iedereen te gebruiken, ook als dat foutief is. Vanwege het gebruik van het ©-teken en de link naar de website van gedaagde had gedaagde erop bedacht moeten zijn dat eiser auteursrechten had op die foto's. De gevorderde proceskosten acht de kantonrechter onredelijk hoog, deze worden gematigd.

Op andere blogs:
Novagraaf