Auteursrecht  

IEF 12191

Thuiskopieheffing: Een weg naar de internetbelasting is onbegaanbaar

Auteursrechtbeleid; Brief regering; Reactie naar aanleiding van het verzoek van het lid Taverne met betrekking tot de thuiskopieheffingen (n.a.v. motie 29838, nr. 56), kamerstukken II 2012/13, 29 838, nr. 62.

Thuiskopieheffing. Licentiemodel op internet. Internetbelasting. De richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij schrijft voor dat lidstaten met een thuiskopie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van de rechthebbenden. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 3 juli 2012 over het thuiskopiestelsel per 1 januari 2013 (Kamerstukken II 2011-12, 29 838 nr. 52). Tijdens het AO op 22 november jl. en het VAO op 11 december jl. heb ik aangegeven dat er ten aanzien van het auteursrecht op internet een duidelijke keuze gemaakt moet worden tussen een licentiemodel, waarin de rechthebbenden bepalen hoe zij hun werk exploiteren, en een collectief model, waarin de rechthebbenden wettelijk verplicht zijn bepaald gebruik toe te staan en daarvoor dan een vergoeding (“billijke compensatie”) ontvangen. Die vergoeding wordt opgebracht door heffingen.

Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model mijns inziens verreweg de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en welke thuiskopieen zij willen licentiëren. Om de licentiebevoegdheid geldend te kunnen maken, zullen de rechthebbenden moeten beschikken over voldoende mogelijkheden om op te treden tegen commerciële partijen die geld verdienen aan auteursrechtinbreuken.

Een collectief model neemt naar mijn oordeel de prikkel om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen, weg, als rechthebbenden al betaald krijgen en gebruikers al betalen. Een collectief model heeft verder juridisch grenzen: de thuiskopie-uitzondering zoals thans verwoord in artikel 16c Auteurswet mag wel worden ingeperkt, maar niet verder opgerekt.

 

De thuiskopieheffingen die nu die billijke compensatie invullen, kunnen alleen worden afgeschaft, indien zij óf worden vervangen door een ander stelsel dat voor die billijke compensatie zorgt, óf de thuiskopie-uitzondering wordt ingeperkt.

 

In de Europese Unie hebben 22 van de 27 lidstaten een vorm van heffingen; de overige lidstaten kennen geen of een beperkte thuiskopie-uitzondering. Het enige andere bekende concept - viz. Noorwegen - is het reguleren van de opbrengst via belastingmaatregelen, bijvoorbeeld een internetbelasting. Een dergelijke weg acht ik evenwel onbegaanbaar. De reikwijdte van een dergelijke regeling zou elke internetgebruiker raken, ongeacht of en hoeveel thuiskopieën er worden gemaakt. Onduidelijk is voorts in hoeverre zo’n belasting verenigbaar zou zijn met het Europese recht. Een dergelijke belastingmaatregel snijdt immers de band tussen degene die gebruik maakt van auteursrechtelijk beschermd materiaal en degene die de belasting betaalt, door. Dat staat haaks op het uitgangspunt van de hiervoor genoemde richtlijn, te weten dat de persoon die een thuiskopie maakt in beginsel het nadeel dient te vergoeden dat gepaard gaat met die reproductie, door het bekostigen van de billijke vergoeding, eventueel door afwenteling van de kosten van de vergoeding op de privegebruikers zoals in Nederland geschiedt (vgl. ook de uitspraak inzake Padawan, HvJ 21 oktober 2010, Padawan/SGAE, zaak C- 467-08, onder 45 en 50). Bij een ongedifferentieerde heffing op basis van een internetabonnement ontbreekt vermoedelijk een rechtvaardig evenwicht tussen de belangen van de auteursrechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal (vgl. Padawan onder 43). Differentiatie naar privégebruik zou vereisen dat bij voortduring het internetgebruik van privépersonen wordt gevolgd, hetgeen volstrekt onwenselijk mag heten. Zakelijk gebruik van het internet zou moeten worden uitgesloten. Andere uitvoeringsproblemen, zoals de verscheidenheid aan gecombineerde internetabonnementen of de noodzaak voor de belastingdienst om informatie te verwerven én controleren over de internetaansluiting van belastingplichtigen, laat ik hier verder buiten beschouwing.

 

Met andere woorden: thuiskopieheffingen kunnen alleen worden afgeschaft, indien er ruimte wordt gelaten de thuiskopie-uitzondering in te perken. De motie Verhoeven-Oosenbrug (Kamerstukken II 2012-13, 29 838 nr. 56) verzoekt de regering af te zien van wetswijzigingen die het recht op het maken van een thuiskopie beperken. Indien deze motie door uw Kamer wordt aangenomen, zal net als voor 2013 ook voor de jaren daarna een thuiskopieheffingen op voorwerpen moeten worden geheven.

IEF 12190

IE-Klassiekers auteursrecht

HR 28 juni 1946 (Van Gelder/Van Rijn)
Werkbegrip; alleen de vormgeving, die de uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen, de bescherming van't auteursrecht geniet.

HR 25 maart 1949,  (La Belle et la Bête)
Gezamenlijk makersschap: Beslissend voor een gemeenschappelijk auteursrecht van de makers tezamen is, of het werk is ontstaan door een zodanige samenwerking van de auteurs, dat ieders afzonderlijke bijdrage daarvan niet meer te scheiden is en buiten het verband van't geheel dan ook geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling kan zijn.

HR 18 december 1953, (Polak/De Muinck)
Uitputting: dat echter het uitsluitend recht tot openbaarmaking van een werk niet slechts omvat, en dus niet is uitgeput met, de openbaarmaking van één of meer verveelvoudigingen van dat werk, doch -zoals ook art. 12 onder 1e van de Auteurswet doet blijken- ten aanzien van elke verveelvoudiging de auteursgerechtigde en deze alleen de bevoegdheid toekomt deze openbaar te maken; dat dan ook exemplaren zonder haar toestemming in omloop gebracht zijn aan te merken als voorwerpen in strijd met haar auteursrecht openbaar gemaakt.

HR 25 juni 1965, (Radioprogramma's III / Televizier I)
Geschriftenbescherming.

HR 5 januari 1979, (Heertje/Hollebrand)
Verveelvoudiging of inspiratie? het oude werk komt tevoorschijn komt, wanneer de bijdrage van de maker van't nieuwe werk wordt weggedacht.

HR 19 januari 1979, (Poortvliet)
Openbaarmaking van een kalender in een andere vorm (ingelijst schilderijtjes), geen uitputting.

HR 19 februari 1979, BIE 1979, 23 (VNU/Hameetmanl; 't Schaep met de Vijf Pooten)
Commercieel portretrecht.

HR 9 maart 1979, (Dreeshuis/BUMA)
Beperkte kring van personen.

HR 1 juni 1979, (BUMA/De Zon)
Het afspelen van muziek op de werkvloer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HvJ EG 18 maart 1980, zaak 62/79 (Coditel/Ciné Vog Films)
Dienstverrichtingen: kabeltelevisie, Royalty's, wettelijke omroepmonopolies, cessie en geografische grenzen en landsgrenzen.

HR 30 oktober 1981, (Kabel TV-1; CAI Amstelveen I of Kabel I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 14 januari 1983, (Kabelpiraten; KTA/Columbia Pictures e.a. I) of (Kabelpiraat I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 28 oktober 1983, (Olielampjes)
Gedeeltelijke nabootsing is geen verveelvoudiging maar evenmin een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk.

HR 25 mei 1984, (Kabeltelevisie Amstelveen; Kabel II)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 22 november 1985, (Columbia c.s./KTA II; Kabelpiraat II) (tip?)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 29 mei 1987, (Struycken/Riet)
Een combinatie van werken kan niettemin een 'kunstzinnige eenheid' vormen.

BenGH 22 mei 1987, rolnr. A 85-3 (Screenoprints / Citroën)
De formulering dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter én het persoonlijk stempel van de maker zou moeten dragen.

HvJ EG 17 mei 1988, zaak 158/86 (Warner Brothers)
Auteursrechten - Verzet tegen verhuur van videocassettes.

HR 1 juli 1988, Juridischeuitspraken.nl 19880701 (Vondelpark)
Portretrecht: aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, karakter van de foto en context van de publicatie kan van belang zijn.

HvJ EG 24 januari 1989, zaak 341/87 (EMI Electrola)
Auteursrechten - Ongelijke beschermingsduur.

HR 13 oktober 1989, BIE 1990, 88 (Verwerkingsindustrie Vreeland/NPH)
Geen nabootsing, "nawerking" is voor de vraag of er auteursrechtinbreuk is irrelevant.

HR 1 juni 1990, (Kluwer/Lamoth) 
Fotografische werken: eigen karakter mede of in overwegende mate worden bepaald door de keuze en de compositie van't te fotograferen onderwerp.

HR 22 juni 1990, (Malmberg/Beeldrecht)
Recht om te citeren; niet wezenlijk afbreuk aan de door het auteursrecht beschermde belangen.

HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608 (Van Dale/Romme) 
Eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker: trefwoordenbestand.

HR 21 februari 1992, BIE 1993, 65 (Barbie-pop I)
Voor auteursrechtinbreuk is geen bewijs vereist dat de overeenstemming berust op bewuste ontlening.

HR 20 maart 1992, BIE 1993, 43; NJ 1992, 563 (Laservloerplan)
Geen strijd met enige rechtsregel wanneer de ontwerper geen auteursrechten op woord/beeldmerk wenst uit te oefenen.

HR 26 juni 1992, BIE 1993, 5 (Damave/Trouw)
De grenzen van een toelaatbaar citaat overschreden, wanneer de afbeelding de functie van versiering krijgt.

HR 24 december 1993, (Kleine kabelnetten)
Analoge toepassing 'kring-criterium' (12 lid 4 Aw) op kabeldoorgifte.

HR 21 januari 1994, Juridischeuitspraken.nl 19940121 (Ferdi E.)
Portretrecht: belangenafweging bij't oordeel op een portretpublicatie onrechtmatig is.

HR 27 januari 1995,  (Dreentegel)
Een werk dat te zeer het resultaat is van technische uitgangspunten, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.

HR 27 januari 1995, (Bigott/Doucal) 
Openbaarmaking: werk op de een of andere manier aan het publiek ter beschikking stellen.

HR 20 oktober 1995, (Dior/Evora)
Het bestaan van'n gebruik impliceert niet dat de producent 'geacht moeten worden' zijn stilzwijgende toestemming te hebben gegeven voor't afbeelden van zijn producten, zeker niet wanneer de verkoop plaatsvindt door anderen dan door hem of van zijnenwege aangestelde wederverkopers.

HR 10 november 1995, (Stichting Reprorecht/NBLC)
Papieren knipselkranten kunnen onder artikel 15 Aw ressorteren (beroep op de wetsgeschiedenis).

HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996, 546 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken.

HR 21 juni 1996, (Van Genk/De Wild)
Eigendomsrecht op de broncode van software.

HR 2 mei 1997, Juridischeuitspraken.nl 19970502 (Discodanser)
Portretrecht.

HR 6 maart 1998, (Hille/BUMA-Stemra)
Op een begrafenis muziek draaien valt onder 'openbaarmaking' in de zin van art. 12 Aw.

HR 16 april 1999, (Bigott en Batco/Doucal)
De totaalindruk die wordt opgeroepen; meer gewicht toekennen aan de punten van overeenstemming dan die van verschil.

HR 18 februari 2000, LJN AA4872 (De Vries/De Boer)
Bewijs dat't beweerdelijk inbreukmakende werk ontworpen was voordat het beschermde werk bekend kon zijn.

HR 14 april 2000, LJN AA5519 (HBS/Danestyle)
Aan die eisen heeft het Hof niet voldaan, nu uit de enkele omstandigheid dat een spoedeisend belang bij het gevraagde inbreukverbod bestaat, niet volgt dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van een geldsom als voorschot op een ter zake van reeds gepleegde inbreuken verschuldigde schadevergoeding.

HR 29 juni 2001, LJN AB2391 (Impag/Hasbro)
Voldoen spelletjes aan de oorspronkelijkheidseis en derhalve auteursrechtelijk beschermd.

HR 8 februari 2002, LJN AD6093 (E.P. Controls/GEC)
Auteursrecht geschonden door het openbaarmaken van werktekeningen aan een derde.

HR 29 november 2002, LJN AE8456 (Una Voce Particolare)
De totaalindrukken van beide werken verschillen te weinig om te spreken van een zelfstandige werk.

HR 2 mei 2003, LJN AF3416 (SBS/IPA; Breekijzer)
Anders dan door gelaatstrekken, kan door 'andere identificerende factoren' van een portret worden gesproken.

HR 6 februari 2004, LJN AN7830 (Jelles tegen gemeente Zwolle)
"Aantasting van gebouw" kan niet worden aangemerkt als "een totale vernietiging van een werk".

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Bondsrepubliek Duitsland)
Foto's van 't privéleven van Caroline von Hannover mogen niet gepubliceerd worden, valt onder de bescherming van art. 8 EVRM.

HR 24 februari 2005, LJN AU7508 (Technip/Goossens)
Met de door het Hof gebruikte term "subjectieve beoordeling" wordt bedoeld EOK + PS, inzake´n kinetisch schema.

HR 16 juni 2006, LJN AU8940 (Lancome/Kecofa)
Auteursrechtelijke bescherming van een geur; technisch effect is begrenzing van EOK+PS, bij parfum is hiervan geen sprake is.

HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles)
Muziekafspeler aanwezig in hotelkamer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Endstra/Uitgeverij Nieuw Amsterdam)
Valt een opgenomen gesprek onder een werk in de in zin van de Auteurswet.

HvJ EG 16 juni 2009, zaak C-5/08 (Infopaq/Danske Dagblades Forening)
Elf woorden overnemen valt onder 't reproductierecht, als 't de intellectuele schepping van de auteur uitdrukt.

HR 19 juni 2009, LJN BH7602 (BUMA/Chellomedia)
Het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek"

HvJ EG 23 maart 2010, gevoegde zaken C‑236/08 en C-238/08 (Google France / Louis Vuitton Malletier)
Geen inbreuk op 't auteursrecht indien Google geen kennis of controle had over de door zijn diensten gepleegde inbreuken.

HvJ EG 22 december 2010, zaak C-393/09 (BSA, Bezpečnostní softwarová asociace / Ministerstvo kultury)
Grafische gebruikersinterface is geen auteursrechtelijk beschermd computerprogramma.
 


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10559.

IEF 12182

IE-Klassiekers EU-recht

HvJ EG 13 juli 1966, gevoegde zaken 56-64 en 58-64 (Grundig Consten/Commissie)
Misbruik van aan nationale merkenrecht ontleende aanspraken ter omzeiling van kartelrecht.

HvJ EG 29 februari 1968, zaak 24-67 (Parke Davis / Probel, Reese, Beintema-Interpharm en Centrafarm) Prijsverschil van geoctrooieerde met niet-geoctrooieerde producten is geen misbruik.

HvJ EG 8 juni 1971, zaak 78-70 (DGG/Metro)
Het uitoefenen van een intellectueel eigendomsrecht brengt niet mee dat houder 'een machtspositie' zou bekleden.

HvJ EG 3 juli 1974, zaak 192-73 (Hag I)
Beperking vrij verkeer is gerechtvaardigd wanneer het merkrecht betrekking heeft op het specifieke onderwerp van dat recht.

HvJ EG 31 oktober 1974, zaak 15-74 (Centrafarm/Sterling Drug)
Octrooihouder van geneesmiddelbereiding kan zich niet verzetten tegen verhandeling van geneesmiddel door derde; uitputting.

HvJ EG 15 mei 1976, zaak 51-75 (EMI/CBS)
Het intracommunautaire verkeer wordt niet verhinderd indien de merkhouder zich verzet tegen de invoer van producten buiten de EG.

HvJ EG 23 mei 1978, zaak 102/77 (Hoffmann-La Roche/Centrafarm)
Ompakkingsjurisprudentie. Herverpakking van merkproducten.

HvJ EG 10 oktober 1978, zaak 3/78 (Centrafarm/AHP)
Van product het merk verwijderen.

HvJ EG 20 januari 1981, gevoegde zaken 55/80 en 57/80 (Membran & K-Tel/Gema)
Vrij verkeer van grammofoonplaten: auteursrechten.

HvJ EG 22 januari 1981, zaak 58/80 (Dansk Supermarked)
Vrij verkeer van goederen - Auteursrecht, merkenrecht, oneerlijke mededinging.

HvJ EG 14 juli 1981, zaak 187/80 (Merck/Stephar)
Octrooien - Farmaceutische producten.

HvJ EG 3 december 1981, zaak 1/81 (Pfizer/Eurim-Pharm)
Ompakkingsjurisprudentie. Farmaceutisch product. Herkomstfunctie. Consument mag uitgaan dat derden niet hebben ingegrepen.

HvJ EG 9 februari 1982, zaak 270/80 (Polydor)
Vrij verkeer van grammofoonplaten: auteursrechten.

HvJ EG 2 maart 1982, zaak 6/81 (IDG/Beele)
Vrij verkeer van goederen - Slaafse nabootsing.

HvJ EG 8 juni 1982, zaak 258/78 (Zaaimaïs)
Mededinging: uitsluitende licentie - Kwekersrecht.

HvJ EG 14 september 1982, zaak 144/81 (Keurkoop/NKG)
Tekeningen en modellen. Vrij verkeer van gelijksoortige producten. Depot zonder nagaan of deposant ontwerper is.

HvJ EG 6 oktober 1982, zaak 262/81 (Coditel/Ciné Vog II)
Dienstverrichtingen: kabeltelevisie, of de uitoefening van't alleenvertoningsrecht geen kunstmatige en ongerechtvaardigde hinderpalen opwerpt voor de filmindustrie , dan wel de weg opent voor royalty ' s die een billijke vergoeding voor gedane investeringen overschrijden of voor een exclusiviteit die de vereiste duur te boven gaat.

HvJ EG 9 juli 1985, zaak 19/84 (Hoechst/Pharmon)
Omvang van bescherming - Uitputting van octrooirecht in geval van op een parallel octrooi verleende dwanglicenties.

HvJ EG 25 februari 1986, zaak 193/83 (Windsurfing International)
Octrooilicentieovereenkomsten - mededingingsbeperkende clausules grenzen - specifiek voorwerp van octrooi.

HvJ EG 19 april 1988, zaak 27/87 (Erauw-Jacquery/La Hesbignonne)
Overeenkomst kwekersrechten: Is verbod handelaar/teler om basiszaad te verkopen en uit te voeren, noodzakelijk voor de selectie van licentiehouders, verenigbaar met art. 85 EEG-verdrag.

HvJ EG 17 mei 1988, zaak 158/86 (Warner Brothers)
Auteursrechten - Verzet tegen verhuur van videocassettes.

HvJ EG 24 januari 1989, zaak 341/87 (EMI/Electrola)
Auteursrechten - Ongelijke beschermingsduur.

HvJ EG 17 oktober 1990, zaak C-10/89 (HAG II)
Is de afsplitsing het gevolg van een gedwongen overdracht dan is van zo'n bijzondere band geen sprake.

HvJ EG 20 oktober 1993, zaak C-92/92 (Phil Collins)
Auteursrechten en naburige rechten vallen binnen het algemene non-discriminatiebeginsel uit het EG-Verdrag; rechten die uitvoerende kunstenaars hebben, gelden voor iedere auteur en rechtverkrijgenden uit de andere lidstaten.

HvJ EG 22 juni 1994, zaak C-9/93 (IHT Danziger/Ideal-Standard)
Impliciete toestemming bij het in handel brengen door derde vereist onderzoek naar economische verbondenheid.

HvJ EG 6 april 1995, gevoegde zaken C-241/91P en C-242/91P (Magill)
Misbruik. Beroep op auteursrechtbepalingen weigeren van de basisgegevens belet introductie van een nieuw produkt, wekelijkse tv-gids, dat zijzelf niet aanboden en waarnaar potentiële vraag bestond.

HvJ EG 11 juli 1996, zaak C-427/93 (Paranova)
Ompakkingsjurisprudentie. Merkhouder kan zich verzetten tegen verhandeling van farmaceutisch product, wanneer importeur het ompakt en nieuw merk aanbrengt, tenzij het bijdraagt aan kunstmatige afscherming van markten; de ompakking de oorspronkelijke toestand van product niet kan aantasten; duidelijk wie product heeft omgepakt en naam van de fabrikant bevat; reputatie niet geschaad wordt; de importeur de merkhouder tevoren informeert.

HvJ EG 11 november 1997, zaak C-349/95 (Loendersloot/Ballantine)
Ompakkingsjurisprudentie. Artikel 36 EG-Verdrag - Merkrecht - Heretikettering van whiskyflessen.

HvJ EG 9 juli 1997, zaak C-316/95 (Generics/SKF)
Nationale regel die toestaat zich te verzettne tegen het afgeven van monsters (door een derde) van een volgens geoctrooieerde werkwijze vervaardigd geneesmiddel voor de verkrijging van handelsvergunning, is een maatregel van gelijke werking.

HvJ EG 16 juni 1998, zaak C-53/96 (Hermès/FHT)
Artikel 50 WTO-TRIPs-overeenkomst. Definitie voorlopige maatregelen, een maatregel die een einde beoogt te maken aan vermeende inbreuken op een merkrecht en die wordt getroffen in een procedure met de volgende kenmerken: nmiddellijke voorziening bij voorraad, onverwijlde spoed; met wederpartij gedaagvaard (/gehoord), schriftelijk en gemotiveerd een inhoudelijke beoordeling; hoger beroep mogelijk; bodemprocedure, maar vaak als definitieve beslechting te zien.

HvJ EG 16 juli 1998, zaak C-210/96 (Gut Springenheide)
Referentieconsument: uitgaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument.

HvJ EG 12 oktober 1999, zaak C-379/97 (Upjohn/Paranova)
Ompakkingsjurisprudentie. Merkenrecht. Geneesmiddelen parallelimport met vervanging van een merk. Omstandigheid die zich voordeden ten tijde van de verkoop in de invoerlidstaat op grond waarvan de vervanging objectief noodzakelijk was voor de parallelimporteur om het product op de markt te brengen.

HvJ EG 14 december 2000, gevoegde zaken C-300/98 en C-392/98 (Dior/Tuk; Assco/Layher)
Hof is bevoegd tot uitlegging artikel 50 WTO-TRIPs-overeenkomst. Inzake voorlopige maatregelen rechtstreekse werking TRIPs.

HvJ EG 25 oktober 2001, zaak C-112/99 (Toshiba/Katun)
Ompakkingsjurisprudentie. Merkhouder kan zich beroepen op zijn merkrecht om ompakkingen van geneesmiddelen door een parallelimporteur te verhinderen, tenzij dat bijdraagt tot kunstmatige afscherming van markten.

HvJ EG 23 april 2002, zaak C-143/00 (Boehringer Ingelheim/Swingward)
Ompakkingsjurisprudentie. Uitputting van aan merk verbonden recht - Geneesmiddelen - Parallelimport - Ompakking van merkproduct

HvJ EG 8 april 2003, zaak C-44/01 (Pippig/Hartlauer)
Richtlijn staat vergelijkende reclame, die wat de vorm en de inhoud van de vergelijking betreft, aan strengere nationale bepalingen inzake bescherming tegen misleidende reclame wordt onderworpen, waarbij geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verschillende bestanddelen van de vergelijking.

HvJ EG 10 april 2003, zaak C-305/00 (Schulin/Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH)
Kweekproducten. Gebruik van oogstproduct door landbouwers - Verplichting om aan houder van communautair kwekersrecht informatie te verstrekken.

HvJ EG 23 oktober 2003, zaak C-115/02 (Rioglass)
Procedures inzake vasthouding door douane - Doorvoergoederen voor markt van derde land - Losse auto-onderdelen.

HvJ EG 11 maart 2004, zaak C-182/01 (Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH/Jäger)
Verplichting van organisatie om alleen namens haar leden op te treden - Gebruik van oogstproduct door landbouwers - Verplichting om aan houder van communautair kwekersrecht informatie te verstrekken.

HvJ EG 29 april 2004, zaak C-418/01 (IMS Health/NDC Health)
Mededingingsrecht. Weigering gebruikerslicentie voor bouwsteenstructuur die wordt gebruikt voor verstrekking van regionale verkoopgegevens inzake geneesmiddelen in lidstaat.

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover) (.docx)
Balans tussen privacy van royalties en de persvrijheid.

HvJ EG 14 oktober 2004, zaak C-336/02 (Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH/Brangewitz)
Gebruik van oogstproduct door landbouwers - Loonwerkers - Verplichting om aan houder van communautair kwekersrecht informatie te verstrekken.

HvJ EG 23 februari 2006, zaak C-59/05 (Siemens/VIPA)
Vergelijkende reclame. In catalogi gebruikmaken van kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, is geen oneerlijk voordeel trekken daaruit.

HvJ EG 19 september 2006, zaak C-356/04 (Lidl/Colruyt)
Voorwaarden van geoorloofdheid van vergelijkende reclame. Vergelijking van algemeen niveau van door warenhuisketens toegepaste prijzen/productenassortiment.

HvJ EG 26 april 2007, zaak C-400/09 (Boehringer Ingelheim)
Ompakkingsjurisprudentie. Nieuwe verpakking waarop houder van vergunning voor in handel brengen, volgens wiens instructies product is omgepakt, als ompakker is vermeld.

HvJ EG 12 juni 2008, zaak C-533/06 (O2/Hutchinson)
Merkhouder kan vergelijkende reclame, die voldoet aan artikel 3 bis, lid 1, waarbij zijn merk wordt gebruikt niet verbieden.


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 12181

Hergebruik van het Venz Hagelliedje - vergoedingsonderhandeling

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 december 2012, zaaknr. 529719 / KG ZA 12-1536 HJ/EB (Vereniging Buma/Stichting Stemra tegen H.J. Heinz B.V.)

Uitspraak ingezonden door Diederik Stols, Boekx Advocaten.

Auteursrecht. Billijke vergoeding door onderhandeling. Licentieweigering niet onredelijk. Geen machtsmisbruik Buma/Stemra. Uitzendverbod inroepen strekt te ver, subsidiaire vordering toegewezen.

Tekstschrijver en cabaretière Philips heeft als freelancer het de tekst reclameliedje voor Venz chocoladehagelslag (het hagelliedje) bedacht. Zij heeft haar exploitatierechten overgedragen aan Buma en Stemra. Heinz heeft het liedje uit de reclamecampagnes in de jaren 1970/1980 in een nieuw jasje gestoken (zie hier), waarop Philips zich tot Heinz heeft gewend met de vraag hoe Heinz haar bijdrage aan het succes van de commercial wilde honoreren. Heinz wilde bewijs zien, omdat volgens de gegevens van Buma/Stemra Stokkermans de maker was. In 2011 heeft zij het werk aangemeld bij Buma/Stemra.

Heinz voert als verweer dat zij niet beter weet dan dat het reclamebureau de rechten van Philips destijds eeuwigdurend heeft afgekocht. Zij is van mening dat zij zelf auteursrechthebbende is geworden of dat op zijn minst impliciet een licentie aan het door haar rechtsvoorganger ingeschakelde reclamebureau en haar creatives is verleend, nu Heinz en haar rechtsvoorganger het werk jaren lang openbaar hebben gemaakt zonder dat Philips daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Dit verweer wordt verworpen. Vaststaat dat Heinz voorafgaand aan het hergebruik van het liedje in 2010 contact hebben gezocht met Buma/Stemra om toestemming voor uitzending daarvan te verkrijgen. Deze feiten stroken niet met de stelling van Heinz dat zij zich als rechthebbende op het liedje beschouwde.

In citaten:

4.7. Het auteursrecht biedt een sterke bescherming aan auteursrechthebbende. In beginsel is gebruik van een werk niet geoorloofd zonder toestemming van de maker. Afspraken over de vergoeding voor het gebruik van het werk dienen door onderhandelingen tot stand te komen. Heinz draait de zaken dan ook om door te stellen dat zij het liedje mag uitzenden omdat zij een meer dan marktconforme vergoeding op de derdengeldenrekening van de advocaat van Philips heeft overgemaakt en dat Philips, indien zij een hogere vergoeding wenst, maar een bodemprocedure dient te starten. Het auteursrecht is nu juist onder meer in het leven geroepen om te voorkomen dat de auteur achteraf achter zijn geld aan moet.

4.8. Voorgaande neemt niet weg dat in uitzonderlijke gevallen de uitoefening van het verbodsrecht onredelijk en daarom niet toegelaten is, bijvoorbeeld in het geval van vérgaande onevenredigheid van belangen. (...) Met het uitoefenen van het verbodsrecht door Philips is volgens Heinz geen ander dan een financieel belang gemoeid. Daartegenover staat haar eigen belang bij uitzending van een liedje dat zij sinds 1968 met toestemming gebruik voor haar reclames en waarvoor zij altijd keurig heeft betaald.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een vérgaande onevenredigheid.

4.9. (...) Nu Philips met Heinz geen overeenstemming over de hoogte van de vergoeding heeft bereikt en zij daarom geen toestemming geeft voor gebruik van het hagelliedje, levert het weigeren door Buma/Stemra van hun medewerking aan de uitzending van dit liedje door Heinz - anders dan door Heinz betoogd - geen machtsmisbruik op.

4.10. Toewijzing van het primair gevorderde algehele uitzendverbod strekt evenwel te ver, omdat Philips blijkens de subsidiaire vordering bereid is in te stemmen met uitzending van het hagelliedje tegen een vergoeding op basis van € 7.000,00 voor drie weken uitzendtijd. De subsidiaire vordering zal daarom worden toegewezen. (...)
IEF 12176

Uitgevers dwingen copyshops kopiëren van studieboeken te staken

Uit't persbericht: De Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU) van het Nederlands Uitgeversverbond is de afgelopen week hard opgetreden tegen het illegaal en georganiseerd kopiëren van studieboeken door copyshops. Er zijn met succes juridische stappen genomen tegen diverse copyshops in het hele land. De maatregelen zijn het resultaat van een inmiddels meerjarig, consistent beleid.

“Wij hebben ontdekt dat copyshops soms illegaal honderden titels aanbieden aan studenten. Dat is niet alleen strafbaar, het gaat ook ten koste van de investeringen die uitgeverijen doen in de vernieuwing en digitalisering van leermiddelen”, stelt bestuurslid Eric Razenberg. “Copyshops zijn zich hiervan bewust, maar blijken de regels soms aan hun laars te lappen. Wij kiezen voor procederen en een harde aanpak om ervoor te zorgen dat het illegaal kopiëren van auteursrechtelijk beschermd werk blijvend stopt.”

“Om een beter beeld te krijgen van deze vorm van piraterij, voeren wij vanuit de branchevereniging inmiddels structureel onderzoek uit om misstanden te ontdekken en bewijs te verzamelen. Omdat dit onderzoek direct vruchten heeft afgeworpen, hebben wij besloten om voorlopig te blijven controleren.”

Verschillende individuele educatieve uitgeverijen procedeerden al eerder tegen copyshops in Enschede en Groningen. In aanvulling daarop zijn de afgelopen week door de branchevereniging stappen ondernomen tegen copyshops in Breda, Deventer en Utrecht. In diverse gevallen hebben de acties geleid tot gerechtelijke uitspraken, waarbij de rechtbank in alle gevallen de uitgeverijen in het gelijk stelde. Diverse copyshops zijn bevolen of overeengekomen onmiddellijk hun inbreukmakende activiteiten te staken, op straffe van hoge dwangsommen tot wel 100.000 euro. Inmiddels treft de branchevereniging voorbereidingen voor verdergaande juridische procedures, waaronder het verhalen van de volledige schade.

“Vanuit de overheid wordt er helaas maar weinig gedaan om dit soort misstanden op te sporen en uit te bannen. Vandaar dat wij als collectief en in belang van onze leden zelf het illegaal kopiëren van studieboeken met inzet van alle mogelijke rechtsmiddelen bestrijden”, stelt Razenberg nadrukkelijk.
IEF 12174

Een website 27% kopiëren, betekent nog geen auteursrechtinbreuk

Rechtbank Arnhem 28 november 2012, LJN BY6969 (WK Ontwerpers tegen gedaagde)

Bewijs. Stelplicht. Voorbeelden ter illustratie inbrengen is onvoldoende. Opdracht tot het ontwerpen en bouwen van een gebruiksklare website www.bronswerk.nl door WK Ontwerpers, de algemene voorwaarden van Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) zijn van toepassing verklaard. De kern van de zaak gaat over het verzuimen van de betaling van facturen. Echter vordert WK Ontwerpers ook het staken van inbreuk op de auteursrechten op de afbeeldingen, de uiterlijke vormgeving, illustraties op en de broncode van de geleverde website.

Slechts in algemene bewoordingen is er gesteld dat WK Ontwerpers auteursrecht heeft op de door haar gemaakte werken en dat daarop inbreuk wordt gemaakt. Niet duidelijk is evenwel geworden wat zij precies bedoelt. Het enkele feit dat 27% van de website is gekopieerd en dat dit zoveel is dat toeval geheel is uitgesloten, betekent nog niet dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. Ter illustratie zijn een aantal voorbeelden van inbreuken in het geding gebracht.

Daarbij had WK-Ontwerpers per onderdeel (zoals o.a. voor de filmpjes, animaties, foto’s, illustraties, teksten en vertalingen) dienen te stellen, te onderbouwen en meer nog moeten concretiseren dat en waarom deze zaken een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. De vorderingen worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan de stelplicht ten aanzien van de auteursrechtinbreuk.

4.33.  WK-Ontwerpers stelt in haar akte vermeerdering c.q. verandering van eis in de eerste plaats meer in het algemeen dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van WK-Ontwerpers, aangezien zij de ontwerpen en/of afbeeldingen en/of (delen van) de uiterlijke vormgeving van WK-Ontwerpers, de ‘werken’, zonder toestemming heeft afgebeeld op haar website en/of zonder toestemming heeft gebruikt en/of verspreid en/of heeft gebruikt als huisstijl. Verder stelt zij dat zij auteursrecht heeft op de door haar voor [gedaagde] gemaakte werken, waaronder de grafische ontwerpen, website ontwerpen, lay-out ontwerpen, schetsen, concepten, illustraties en foto’s. WK-Ontwerpers stelt dat zij auteursrechtelijke bescherming geniet, nu de werken een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Ook stelt WK-Ontwerpers dat uit de compositie van het werk blijkt dat de huisstijl, de website en andere werken gemaakt zijn met het kennelijke doel de daarop afgebeelde objecten als kenmerkend en representatief voor de onderneming(en) van [gedaagde] weer te geven. Het is volgens WK-Ontwerpers evident dat [gedaagde] zich met behulp van het beeld heeft willen presenteren en onderscheiden. Door voormelde verveelvoudigingen en openbaarmakingen van dit werk zonder toestemming van WK-Ontwerpers, heeft [gedaagde] op grond van artikel 1 juncto artikel 12 en 13 Auteurswet (Aw) inbreuk op het auteursrecht van WK-Ontwerpers gemaakt. De vormgeving, lay-out, illustraties en animaties, foto’s, grafisch ontwerp en teksten inclusief vertalingen, waarvan WK-Ontwerpers alle rechten heeft en welke zij voor de website en de identiteit van [gedaagde] heeft gemaakt of laten maken, is auteursrechtelijk beschermd. Als productie 25 heeft WK-Ontwerpers, zoals zij stelt “ter illustratie”, een aantal voorbeelden van inbreuken in het geding gebracht, voorzien van commentaar. Voorts heeft zij nog een aantal andere producties in het geding gebracht, die toepassingen laten zien van door haar ontwikkelde werken (met name producties 28, 35 tot en met 38 en 41).

4.34.  Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat WK-Ontwerpers met de hiervoor weergegeven onderbouwing niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Zij heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat zij auteursrecht heeft op de door haar voor [gedaagde] gemaakte werken en dat [gedaagde] daarop inbreuk heeft gemaakt. Niet duidelijk is evenwel geworden wat zij precies bedoelt. Het enkele feit dat 27% van de website is gekopieerd en dat dit zoveel is dat toeval geheel is uitgesloten, betekent nog niet dat er sprake is van auteursrechtinbreuk. WK-Ontwerpers heeft in de eerste plaats onvoldoende geconcretiseerd welke specifieke, door of namens haar ontwikkelde/ontworpen ‘zaken’ kunnen worden beschouwd als een werk in de zin van artikel 1 juncto artikel 10 Aw. Daarbij had WK-Ontwerpers per onderdeel (zoals onder meer filmpjes, animaties, foto’s, illustraties, teksten en vertalingen) dienen te stellen en te onderbouwen dat en waarom deze zaken een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Meer in het bijzonder had zij nader moeten concretiseren waarom die zaken het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Daarenboven heeft WK-Ontwerpers onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van auteursrechtelijk relevante verveelvoudigingen/openbaarmakingen door [gedaagde]. In dit verband had het op de weg van WK-Ontwerpers gelegen om te stellen en te onderbouwen dat en waarom de beweerdelijk inbreukmakende werken van [gedaagde] in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar werken vertonen dat de totaalindrukken die de werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de werken van [gedaagde] als zelfstandige werken kunnen worden aangemerkt. De in het geding gebrachte producties bieden geen soelaas, nu het slechts gaat om “een aantal voorbeelden”, die “ter illustratie” zijn overgelegd.

4.35.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van WK-Ontwerpers met een auteursrechtelijke grondslag (onder 3.1 sub 1 en 8) zullen worden afgewezen.

IEF 12173

Moties VAO: downloadverbod aangenomen, thuiskopieheffing niet afgeschaft

Gisteren zijn de stemmingsuitslagen gepubliceerd over onder andere de vier moties uit het voortgezet Algemeen Overleg Auteursrechten. Woordelijk verslag AO hier en VAO hier.

Stemmingen over de moties ingediend bij het VAO Auteursrechten
29 838, nr. 56 -de motie–Verhoeven/Oosenbrug over afzien van een downloadverbod is aangenomen
29 838, nr. 57 -de motie–Verhoeven/Oosenbrug over het niet meer inzetten van ISP's als politieagent wordt aangehouden
29 838, nr. 58 -de motie–Oskam/Taverne over een alternatief handhavingsmechanisme is verworpen
29 838, nr. 59 -de motie–Oskam over aanpassing van de thuiskopie-AMvB (settopboxen) is verworpen

De aangenomen motie luidt als volgt:

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er recent weer discussie is ontstaan over een downloadverbod;
verzoekt de regering, af te zien van voorstellen tot wetswijzigingen die een downloadverbod tot stand brengen of anderszins het recht op het maken van een thuiskopie beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Verhoeven / Oosenbrug

IEF 12161

Enerzijds Anderzijds in Sena Performers Magazine

Enerzijds - Anderzijds, Sena Performers Magazine 2012, nr. 4, p. 10-11.

Auteursrechthandhaving. Komende vrijdag (21 december) verschijnt het nieuwe Sena Performers Magazine (nr 4, 2012), waarin onder meer bijgaande aflevering van de rubriek Enerzijds-Anderzijds verschijnt waarin Paul Solleveld (als voorzitter van Platform Creatieve Media Industrie) en Ot van Daalen (directeur Bits of Freedom) naast elkaar dezelfde vier vragen beantwoorden.

Handhaving van onder meer het auteursrecht en naburig recht op het internet is een veelbesproken onderwerp. Hoe worden de belangen van rechthebbenden en consumenten het beste gediend? En is de tegenstelling tussen die belangen wel zo groot? Beide partijen hebben immers belang bij een goed legaal aanbod en bij goede toegankelijkheid van beschermde werken. In het handhavingsvraagstuk lijkt het evenwicht tussen de verschillende belangen vooralsnog het moeilijkst te vinden. Uitgangspunt van de Nederlandse aanpak, door Stichting BREIN, is om bij de handhaving niet de gebruikers van illegale content aan te pakken, maar de illegale websites. Over de vereiste wettelijke middelen bestaat veel discussie. Vier vragen daarover aan Ot van Dalen van Bits of Freedom en Paul Solleveld, voorzitter van het Platform Creatieve Media Industrie, het samenwerkingsverband van uitgevers en producenten.

De vier vragen:

➊ Een auteursrecht online moet de rechten van auteurs, artiesten en producenten, en de privacy en rechten van consumenten beschermen. Controle van rechtengebruik en het volgen van datastromen zijn erg controversieel. Maar dat is wel wenselijk als een vergoeding wordt betaald voor het gebruik van werken. Is een auteursrecht denkbaar dat beide belangen beschermt?

➋ BREIN richt zich in beginsel louter op illegale websites en websites die illegaal aanbod faciliteren. In het uiterste geval kan, zo bleek in The Pirate Bay procedure een website, die vanuit het buitenland zijn activiteiten (ondanks gerechtelijke uitspraken) blijft voortzetten, op last van de rechter geblokkeerd worden. Is dit een redelijke (uiterste) maatregel of wordt met het blokkeren van websites een stap te ver gezet?

➌ Om een krachtiger wettelijke handhaving mogelijk te maken, wordt door de politiek en de overheid vaak voldoende legaal aanbod verlangd. Andersom wordt wel gesteld dat legaal aanbod zich pas goed zal kunnen ontwikkelen als sprake is van effectieve(re) handhaving. In hoeverre is er inmiddels sprake van voldoende legaal aanbod? En kan legaal aanbod zich wel (verder) ontwikkelen zonder dat het illegale aanbod wordt bestreden? Kan handhaving überhaupt ooit wel effectief en aanvaardbaar zijn, zolang het online legale aanbod van bijvoorbeeld films en boeken niet compleet is?

➍ De muziekbonden Ntb en FNV KIEM hebben samen met de Consumentenbond voorgesteld een nieuw evenwicht in het online auteursrecht aan te brengen: zij pleiten ervoor om zowel het commerciële aanbod voor on demand streaming diensten, als het peer-to-peergebruik te legaliseren door (naar model van bijvoorbeeld de Sena-rechten offline en de thuiskopieregeling) collectieve vergoedingssystemen in te voeren. Is dit een goede oplossing?

IEF 12160

Door onduidelijke proceshouding abusievelijk nietigheid daadwerkelijk te vorderen

Rechtbank 's-Gravenhage 12 december 2012, zaaknr. 398314 / HA ZA 11-2037 (Meubelco bvba tegen Kar International Trading bvba)
Auteursrecht. (niet-geregistreerd) modelrechten. Slaafse nabootsing. Onduidelijke proceshouding. Exceptief verweer. Reconventionele vordering tot een wapperverbod. Verwijzing naar de rol.

Meubelco legt zich toe op de verhandeling van verschillende meubelcollecties en levert aan Turkse winkeliers onder meer in Nederland. Karintrad is een groothandel in meubels en levert aan Turkse winkeliers onder meer in Nederland in het lagere segment. Meubelco vordert op basis van auteursrechten en (niet-geregistreerde) gemeenschapsmodelrechten een verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatig handelen van Karintrad en een verbod. Karintrad vordert in reconventie opheffing van het conservatoir derdenbeslag en verbod op het doen van onrechtmatige uitlatingen over vermeende inbreuk op pretense rechten.

De vorderingen met een auteursrechtelijke grondslag zullen worden afgewezen nu Meubelco onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar enig auteursrecht met betrekking tot de vier meubelcollecties toekomt. Idem voor het niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrecht. Er is onvoldoende onderbouwing gegeven voor de grondslag dat de meubels een eigen plaats op de markt hebben.

Ter zake van de Benelux- en Gemeenschapsmodelinschrijvingen heeft Karintrad bij conclusie van antwoord een exceptief verweer gevoerd en zich beroepen op de nietigheid van de door Meubelco ingeroepen modelrechten. De zaak wordt naar de rol verwezen. De rechtbank begrijpt dat met name door de onduidelijke proceshouding van Meubelco, Karintrad kennelijk abusievelijk heeft verzuimd de nietigheid ook daadwerkelijk in reconventie te vorderen.

 

4.47. Hiermee is duidelijk geworden dat Meubelco zich nog steeds beroept op haar Gemeenschapsmodelrechten met betrekking tot de Perla en Starla collecties. De rechtbank begrijpt dat met name door de onduidelijke proceshouding van Meubelco, Karintrad kennelijk abusievelijk heeft verzuimd de nietigheid ook daadwerkelijk in reconventie te vorderen.
De rechtbank zal Karintrad in de gelegenheid stellen dit verzuim te herstellen door wijziging/ vermeerdering van haar eis in reconventie, omdat anders gelet op de voet van art. 85 GmodVo geen recht zou worden gedaan aan het door Karintrad nadrukkelijk opgeworpen verweer.

4.48. Elke verdere beslissing in conventie zal worden aangehouden.

4.49. De vorderingen in reconventie betreffen hoofdzakelijk het “wapperen” van Meubelco met beweerdelijke IE rechten. De beoordeling daarvan hangt samen met de beoordeling in conventie van de vraag of Meubelco met betrekking tot de collecties enig exclusief recht toekomt. Elke verdere beslissing in reconventie zal daarom worden aangehouden.

4.50. De zaak zal derhalve naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte in conventie en in reconventie, waarbij Karintrad eerst aan het woord zal komen. De akte en antwoordakte dienen uitsluitend in te gaan op de Gemeenschapmodelrechtelijke grondslag, alsmede op de proceskosten.

4.51. Partijen dienen met hun akte een bijgewerkte kostenopgave over te leggen. Uit de kostenopgaven dient te blijken, desnoods schattenderwijs, welke deel van de kosten is toe te rekenen aan de afzonderlijke vorderingen en grondslagen dan wel het verweer daartegen. Hierbij dient ook acht te worden geslagen op ingetrokken vorderingen en grondslagen waaronder ook de grondslagen die hierboven reeds ondeugdelijk zijn bevonden. Karintrad zal bij nadere akte in de gelegenheid worden gesteld op – uitsluitend – de kostenopgave van Meubelco te reageren. Daarna zal vonnis worden gewezen.
IEF 12159

Aanbieden van radiostreams op Nederland.fm is een interventie

Rechtbank 's-Gravenhage 19 december 2012, zaaknr. 407402 / HA ZA 11-2675 (Vereniging BUMA-Stichting Stemra tegen Souren)

Uitspraak ingezonden door Anneke Stekelenburg en Jacqueline Seignette, Höcker Advocaten.

Auteursrecht. Openbaarmakingsbegrip. De interventie gaat verder dan het enkel aanbieden van hyperlinks. Souren exploiteert de website met radioportals Nederland.fm en op.fm. Een radioportal is een website waarop hyperlinks naar uitzendingen van diverse radiostations op internet worden aangeboden. Buma/Stemra vordert een verbod op openbaarmaking van de muziekwerken op de radioportals, Souren stelt internetgebruikers in staat om naar radiostreams te luisteren en heeft hij verveelvoudigingen op zijn servers staan. De uitleg die Buma/Stemra heeft gegeven aan de werking van de websites, komt niet overeen met de uitleg die Souren heeft gegeven.

De interventie van Souren betekent dat de radiostreams worden gepresenteerd op de websites van Souren en dat daarmee de muziekwerken voor een ander publiek toegankelijk zijn dan het publiek dat Buma/Stemra voor ogen had toen zij toestemming verleende voor het gebruik van de muziekwerken door de radiostations.

4.5. (...) De websites van Souren zijn namelijk andere audiovisuele producten dan de websites van de radiostations. Zij hebben daarom een ander publiek. Daarbij staat vast dat Buma/Stemra niet de bezoekers van de websites van Souren voor ogen heeft gehad, toen zij toestemming verleende voor de openbaarmaking van de muziekwerken door de radiostations. Buma/Stemra heeft uitdrukkelijk aangevoerd dat de licentie die zij de radiostations heeft verleend, geen toestemming inhoudt voor gebruik van de radiostreams in het kader van de websites van derden.

Doordat de radiostreams worden gepresenteerd op een eigen website is auteursrechtelijk relevant omdat op die manier de mogelijk er is om zelf profijt te trekken uit de radiostreams. In feite eigent Souren zich door deze handelswijze de mogelijkheid toe om de muziekwerken te exploiteren. Het enkele feit dat de radiostreams door de browser van de bezoeker rechtstreeks van de mediaservers van de radiostations worden gehaald, kan niet tot en ander oordeel leiden.

De rechtspraak dat hyperlinken als zodanig niet kan worden aangemerkt als een openbaarmaking kan onbesproken blijven, omdat de interventie van Souren verder gaat dan het enkel aanbieden van hyperlinks. De vorderingen die betrekking hebben op de buitenlandse radioportals worden afgewezen. Het betoog dat deze portal gericht zijn op Nederland wordt verworpen, omdat de sites zijn gesteld in de taal van het land waarop de site zich richt, evenals de (top level) domeinnaam is niet-Nederlands. Souren dient in een maand de website te staken, schriftelijke opgave van inkomsten te doen en winst af te dragen.

4.14. De Rechtbank is zich ervan bewust dat de auteursrechtelijke kwalificatie van de handelswijze van Souren vragen oproept over de uitleg van het begrip "Mededeling aan het publiek" in de zin van artikel 3 van de Auteursrechtrichtlijn (richtlijn 2001/29/EG). Desgevraagd heeft Soure ter comparitie laten weten dat hij daarom zou willen dat de rechtbank prejuciële vragen stelt aan het Hof van Justitie. Dat zal de rechtbank in dit geval niet doen en de rechtbank heeft besloten ook niet te wachten op antwoorden van het Hof op de vragen die een Zweeds gerechtshof (Svea Hovrätt)  recentelijk heeft gesteld in een op onderdelen vergelijkbaar geval (verzoek om een prejudiciële beslissing van 18 september 2012, C-466/12, Svenson e.a. - Retriever Sverige).

Lees het afschrift HA ZA 11-2675, en hier de 'schone versie' HA ZA 11-2675.

Op andere blogs:
Buma/Stemra (Buma/Stemra tevreden over uitspraak in zaak tegen Nederland FM)
Buma/Stemra (video-Noorderslag)
IE-Forum.nl (Drie stappen van het Nederland.fm-vonnis: interventie, ander publiek en winstoogmerk)
Jurel.nl (Nederland FM: uitspraak Haagse rechter is niet uit te leggen)
SOLV (Hyperlinken naar radiostream is een openbaarmaking)
Wieringa (Commercieel embedden is openbaar maken; Doordachte uitspraak van rb 's-Gravenhage)