Auteursrecht  

IEF 12034

Computer- en telefoonfabrikanten dagvaarden Staat wegens thuiskopieheffing

Uit't persbericht van ICT~Office: Een groot aantal ICT- en telefoonbedrijven sleept de Staat voor de rechter vanwege de nieuwe thuiskopieregeling [red. IEF 11927, en PriceWaterHouseCoopers-rapport over Thuiskopie onderzoek naar gederfde inkomsten door thuiskopieën, red. IEF 11914]. De bedrijven, waaronder ook leden van ICT~Office, vinden dat de vele tientallen miljoenen die staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie wil laten ophalen door stichting de Thuiskopie in geen verhouding staan met de inkomsten die de film- en muziekindustrie mislopen door thuiskopiëren. De bedrijven die naar de rechter zijn gestapt stellen de Staat daarom aansprakelijk voor alle schade die zij van de regeling gaan ondervinden. Ook stichting de Thuiskopie is gedagvaard en er zal worden gevorderd om het geld dat teveel is geïnd terug te betalen.

Uit't gezamenlijke persbericht [pdf]: van STOBI (stichting overlegorgaan blanco informatiedragers) en FIAR (de vereniging vertegenwoordigt de fabrikanten, importeurs en agenten van audio en visuele media in Nederland): Vandaag hebben een groot aantal computer- en telefoonfabrikanten, waaronder Acer, Dell, Hewlett-Packard en Imation, de Nederlandse Staat gedagvaard over de vaststelling van nieuwe thuiskopieheffingen op computers en telefoons.

Deze claim volgt op een brandbrief die afgelopen maandag aan staatssecretaris Teeven werd gestuurd en waarin deze bedrijven er op wezen dat de excessief hoge heffing ten behoeve van de film- en platenindustrie niet in verhouding staat met de economische schade die het veroorzaakt voor de rechthebbenden. De bedrijven stellen de Staat nu aansprakelijk voor alle schade die zij van de heffing ondervindt. Ook Stichting de Thuiskopie is gedagvaard en er zal worden gevorderd om het geld dat zij teveel hebben geïnd terug te betalen aan de industrie. De claim kan volgens de bedrijven oplopen tot tientallen miljoenen euro's alleen al voor 2013.

Enkele weken geleden liet staatssecretaris Teeven weten dat er per 1 januari 2013 een heffing komt op onder andere computers, smartphones en tablets [red. IEF 11927]. Die heffing is bedoeld als tegemoetkoming voor schade die de film- en platenindustrie ondervindt door maken van thuiskopiëen, bv. om muziek of films thuis via computer, tablet of smartphone later te kunnen bekijken en beluisteren.

Volgens de Europese Richtlijn moet – als een overheid ervoor kiest een heffing in te stellen – de heffing zijn gebaseerd op de daadwerkelijke schade van auteursrechthebbenden. De regeling die op 1 januari van kracht dreigt te worden gaat niet uit van die basisvoorwaarde. Die regeling beoogt een bedrag van € 40 miljoen op jaarbasis bijeen te brengen. In de dagvaarding stellen de elektronica bedrijven dat dat schadebedrag excessief is en volledig uit de lucht gegrepen.

In het bedrag van € 40 miljoen is bijvoorbeeld ook de schade uit illegaal downloaden van muziek en films meegenomen. Ook dat is volgens de Europese Richtlijn niet de bedoeling: die schade mag niet worden verhaald door een heffing op apparaten. Momenteel is deze vraag aanhangig gemaakt bij het Europese Hof van Justitie. Als het Hof inderdaad besluit dat privé-kopieën uit een illegale download niet mogen worden meegenomen in de heffing, dan moet de Staat deze teveel betaalde heffing terug betalen. Daarnaast is de heffing in haar huidige vorm ook nog eens strijdig met een uitspraak van de Europese rechter dat er op professioneel gebruikte apparaten geen heffing mag worden ingesteld.
Deze worden immers niet gebruikt voor thuiskopiëren. Maar de regeling voorziet nu op alle apparaten
een heffing en professionele gebruikers moeten nu door middel van een ingewikkelde constructie hun
geld terug zien te krijgen.

Tenslotte is het besluit om de heffing in te stellen onzorgvuldig tot stand gekomen. Niet alleen door de
onjuiste manier waarop het schade bedrag is vastgesteld, ook vanwege de opstelling van de voorzitter
van de SONT (het orgaan dat de hoogte van de heffing en het aantal apparaten waarop deze geldt,
vaststelt) die de deelnemende producentenorganisaties (STOBI, FIAR CE en ICT~Office) liet geloven
dat een definitief besluit nog niet was voorgelegd aan de staatssecretaris, terwijl dat wel het geval
was. Ondanks de bezwaren over de heffing heeft de industrie op verzoek van staatssecretaris Teeven
deelgenomen aan de onderhandelingen. Zij is daardoor onaangenaam verrast door de uitspraak van
de staatssecretaris dat de industrie geen gebruik zou hebben gemaakt van de inspraakmogelijkheden
in de SONT. De vele bezwaren vanuit de industrie zijn simpelweg niet meegenomen in de
overwegingen van SONT en die van de staatssecretaris. Een van de bezwaren van de industrie heeft
betrekking op de korte tijd die zij heeft om de heffing in te voeren. In haar advies over de heffing
betwijfelde de Raad van State al of de industrie redelijkerwijs in staat kan worden geacht deze heffing
in te voeren.

Op andere blogs:
1709blog (Hardware providers sue Dutch government over private copying levy hike)

IEF 12025

Vrees voor ongunstige precedentwerking is onvoldoende voor voeging in Brein-zaak

Hof 's-Gravenhage 13 november 2012, zaaknr. 200.105.418/01 (Tele2 c.s., KPN c.s. en Ziggo c.s. tegen Stichting BREIN)

 

Incidentele vorderingen van Tele2 c.s. en KPN c.s. tot voeging worden afgewezen. Er ontbreekt een belang zoals vereist door artikel 217 Rv en de gewenste voeging leidt tot onnodige complicaties en vertraging.

6. (...) Zoals Brein terecht heeft opgemerkt is het belang van Tele2 c.s. en KPN c.ss. bij voeging beperkt tot vrees dat van een voor Ziggo c.s. nadelige uitspraak in hoger beroep voor hen de facto een ongunstige precedentwerking uitgaat; voor het overige hebben Tele2 c.s. en KPN c.s. bij de uitkomst van de procedure tussen Ziggo c.s. en Brein geen enkel belang. Louter die vrees vormt geen voldoende belang als in artikel 217 Rv bedoeld, althans niet een belang dat opweegt tegen de vertraging die  voeging teweegbrengt in het aanhangige geding.
IEF 12024

Luxemburgs parlement: benoeming onafhankelijke autoriteit collectief beheer gaat verder dan nodig

Gemotiveerd advies van het Luxemburgse parlement inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

De antwoordtermijn voor de nationale parlementen loopt af op 29 oktober 2012. Na antwoord van de Poolse Sejm [IEF 11995], Zweedse Riksdag [IEF 11969] en de Franse senaat, maakt het Luxemburgse parlement [IEF 12013] de volgende opmerkingen op het voorstel richtlijn [IEF 11565]: (...)

Toetsing op naleving van beginselen van subsidiariteit en evenredigheid Vanuit algemeen gezichtspunt kan de Commissie van economische zaken, buitenlandse handel en solidaire economie met de redenering van de Europese Commissie ten aanzien van het subsidiariteitsbeginsel instemmen. Vanwege de transnationale aard van de problemen die zich bij auteursrechtenbeheer van muziekwerken voordoen, kunnen de doelen van de beoogde
maatregelen immers beter op EU-niveau worden verwezenlijkt.

Bij nadere beschouwing moet de parlementscommissie evenwel constateren dat de Commissie in haar voorstel in zeer vergaande mate ook de details wil regelen, zonder dat zij daarvoor een overtuigende motivering geeft.

Zo wil zij voor de toepassing van de in te voeren regels de lidstaten zelfs voorschrijven een specifieke autoriteit aan te wijzen (artikel 39), die moet worden belast met het beheer van klachtenprocedures (artikel 37), oplegging van sancties (artikel 38) en toezicht op de naleving van titel III (artikel 40). Het is met name artikel 39 die bij deze parlementscommissie op bezwaren stuit. Dat artikel luidt als volgt:

" Artikel 39 Bevoegde instanties: De lidstaten stellen de Commissie voor [datum] in kennis van de bevoegde instanties als bedoeld in de artikelen 21, 37, 38 en 40. De Commissie publiceert die informatie op haar website."

Afgezien van de ernstige problemen die in de Luxemburgse situatie met de uitvoering van artikel 39 gemoeid zouden zijn, meent deze parlementscommissie dat deze bepaling ingaat tegen de beginselen zoals geformuleerd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, luidende als volgt:

" (...) Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt. (...)

Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. (...) ".

Getoetst aan deze beginselen van de Europese Unie gaat het voorschrift dat in elke lidstaat een onafhankelijke autoriteit moet worden benoemd die specifiek moet waken over de toepassing van de regels van de voorgestelde richtlijn, verder dan nodig is.

Het zou meer in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel als de interne organisatie van de lidstaten ongemoeid werd gelaten en een verscheidenheid aan nationale systemen voor controle van die regels werd toegestaan. In Luxemburg zou volgens het huidige systeem de rechter bevoegd zijn om die controle uit te oefenen.

Conclusie
Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van economische zaken, buitenlandse handel en solidaire economie van mening dat de voorgestelde regeling in haar huidige vorm niet aan het subsidiariteitsbeginsel beantwoordt.

IEF 12020

Moedwil en misverstand - de onderhandelingspositie van 'een goede componist'

E. Angad-Gaur, “Moedwil en misverstand - de onderhandelingspositie van 'een goede componist' ”, IE-Forum nr. IEF 12020.

see the music

Een bijdrage van Erwin Angad-Gaur, voorzitter van Platform Makers.

Auteurscontractenrecht. Tussen de vele vragen en opmerkingen viel vooral een opmerking van de VVD fractie op: “een goede componist [kan] wel degelijk een hogere prijs voor zijn muzikale stuk vragen als de vraag naar zijn product groot is. De positie van een goede maker is dus niet zwak.” Een boude stelling, die eenvoudig te determineren lijkt als citaat uit het vast repertoire van prof. mr. Dirk Visser.

Tijdens de vele openbare discussies, panels en colleges van de afgelopen jaren, poneerde hij met regelmaat de stelling dat een goede maker ook een sterke onderhandelingspositie heeft. Er is een teveel aan makers, zo stelde hij, wat resulteert in een aanbod dat de vraag overtreft. De conclusie is simpel: er zijn klaarblijkelijk veel slechte makers op de markt actief, ongetwijfeld met een slechte onderhandelingspositie, maar dat is een probleem dat toch niet tot wijziging van de auteurswet zou hoeven of moeten leiden…

Als retorische, prikkelende en -toegegeven- niet van humor gespeende redenering in de collegezaal of bij een forumdiscussie hoeft aan een dergelijke logica geen aanstoot genomen te worden. Zodra echter, bewust of onbewust, de indruk gewekt wordt van een wetenschappelijke, juiste uitspraak is er reden voor ongerustheid.

Lees de gehele bijdrage.

IEF 12018

Om als stoel te kunnen fungeren

Rechtbank 's-Hertogenbosch 14 november 2012, LJN BY3465 (eisers tegen Maxfurn c.s.)

Afwijzing vorderingen op basis van auteursrecht. Slaafse nabootsing.

Eiser is van 1 oktober 1986 tot 1 juni 2007 in dienst geweest van Maxfurn c.s., eerst als marketingmanager en later als Directeur Verkoop. Maxfurn is sinds 1986 actief in de meubelbranche. Oud-werknemer (eisers) vordert van oud-werkgeefster (gedaagden) nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Maxfurn c.s. stellen in reconventie dat eisers inbreuk maken op haar auteursrecht op de stoelen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari c.q. haar slaafs navolgt alsmede dat hij haar onrechtmatig beconcurreert en handelt in strijd met post-contractuele verplichtingen.

Per stoel noemen Maxfurn c.s. om welke auteursrechtelijk beschermde trekken het met name gaat en met welke stoel eisers inbreuk maken op het auteursrecht.

Naar het oordeel van de rechtbank komt aan geen van de litigieuze stoelen van Maxfurn (...) auteursrechtelijke bescherming toe. Maxfurn (...)  hebben op geen enkele wijze onderbouwd wat er nieuw en origineel zou zijn aan de ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie. Het mag zo zijn dat stoelen in het algemeen een aantal functionele kenmerken (vier poten, een zitting, een rugleuning (en armleuningen)) hebben om als stoel te kunnen fungeren, dat neemt niet weg dat de vrijheid om die functionele kenmerken op originele wijze vorm te geven zeer ruim is.

Vast staat dat de stoelen van eiser, behalve de Rosa en de Oris, op meerdere onderdelen verschillen vertonen met de stoelen van Maxfurn c.s.. Nu de vormgeving van de volgens Maxfurn met de Rosa en de Oris nagebootste stoelen Cordo en Bari banaal te noemen is, zoals hiervoor overwogen, kan niet gezegd worden dat de Cordo en de Bari onderscheidend vermogen hebben. De reconventionele vorderingen van Maxfurn c.s. hebben onvoldoende aangevoerd om verwarringsgevaar aan te nemen.

4.3.  De rechtbank stelt het volgende voorop. Wil een voortbrengsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, dan is vereist dat het een eigen intellectuele schepping van de maker betreft die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen bij de totstandkoming van dat voortbrengsel. Daartoe behoort in elk geval niet al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Ook is van bescherming uitgesloten datgene wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.

Naar het oordeel van de rechtbank komt aan geen van de litigieuze stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] auteursrechtelijke bescherming toe. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben op geen enkele wijze onderbouwd wat er nieuw en origineel zou zijn aan de ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie. Het mag zo zijn dat stoelen in het algemeen een aantal functionele kenmerken (vier poten, een zitting, een rugleuning (en armleuningen)) hebben om als stoel te kunnen fungeren, dat neemt niet weg dat de vrijheid om die functionele kenmerken op originele wijze vorm te geven zeer ruim is, zoals uit de vormgevingsgeschiedenis (maar niet uit de ontwerpen van (Maxfurn en) [gedaagde 2]) blijkt.
Blijkens door [eisers] in het geding gebrachte foto’s zijn alle door [gedaagde 2] toegepaste vormgevingselementen al ooit eerder door anderen toegepast. Het enkele feit dat de ontwerpen van [gedaagde 2] ontstaan door het combineren van verschillende vormgevingselementen en dat daarbij keuzes worden gemaakt, maakt nog niet dat sprake is van oorspronkelijkheid en/of een intellectuele schepping van de maker. Van geen van de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] kan gezegd worden dat zij ten opzichte van oudere modellen opvallen door originaliteit of een eigen karakter. De vormgeving van de stoelen Cordo en Bari, waarvan Maxfurn stelt dat zij de auteursrechten heeft verworven van IBG Nederland BV, is zelfs banaal te noemen. Voorts hebben Maxfurn en [gedaagde 2], gelet op de betwisting van de zijde van [eisers] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van “makerschap” in de zin van het auteursrecht.
Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde inbreuk op hun auteursrechten zullen worden afgewezen.

Slaafse nabootsing
4.5.  De rechtbank overweegt het volgende. Ten aanzien van nabootsing van een product dat niet wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrijstaat. Dit beginsel lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat (HR 20 november 2009, NJ 2011, 302, Lego-arrest, r.o. 3.3.2).

Vast staat dat de stoelen van [eiser 1], behalve de Rosa en de Oris, op meerdere onderdelen verschillen vertonen met de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Aldus hebben [eisers] voldoende afstand genomen van de niet door originaliteit of een eigen karakter opvallende stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Nu de vormgeving van de volgens Maxfurn en [gedaagde 2] met de Rosa en de Oris nagebootste stoelen Cordo en Bari banaal te noemen is, zoals hiervoor overwogen, kan niet gezegd worden dat de Cordo en de Bari onderscheidend vermogen hebben. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben onvoldoende aangevoerd om verwarringsgevaar aan te nemen.

Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde slaafse nabootsing zullen worden afgewezen.

IEF 12016

Jurisprudentielunch merken-, modellen en auteursrecht

De Balie te Amsterdam, donderdag 29 november van 12.00 tot 15.15 uur.

Op donderdag 29 november 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze bijeenkomst behandelen Tobias Cohen Jehoram, Christien Wildeman en Joris van Manen de belangrijkste uitspraken op het gebied van het merken-, modellen- en auteursrecht. Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Met o.a. de volgende uitspraken:
• HvJ EU Storck/OHIM, IEF 11727
• HvJ EU IP translator, IEF 11454
• HvJ EU Neuman en Galdeano del Sel, IEF 11890
• OHIM BoA (Banketbakkerij Merba tegen Biscuits Poult Sas), IEF 11944
• Rb Amsterdam, Playboy Britt Dekker, IEF 11743
• HR De Thuiskopie-zaken (Opus ACI Adam), IEF 11863

Kosten 
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors betalen slechts € 285 (excl. BTW).
Rechterlijke macht/wetenschappers (full time) € 95 (excl. BTW).

Hier aanmelden

Zie meer in de IE-Forum overzichten HvJ EU.

IEF 12015

Jaarverslag CvTA 2011

Jaarverslag College van Toezicht Auteurs- en naburige rechten 2011. - incl. controleverklaring.

Met uitgebreid voorwoord waarin credit- en debitzijde worden belicht en uitgebreid, getuige de inhoudsopgave, stil wordt gestaan bij de gewezen uitspraken. Uit 't voorwoord: 2011 was een jaar waarin op het gebied van collectief beheer het nodige is bereikt maar dat ook een aantal dieptepunten kende.

Aan de creditzijde van de balans zien we de instelling van het CBO keurmerk, waarvan de richtlijnen integer bestuur een belangrijk onderdeel uitmaken. Daarnaast zijn bij de twee grootste CBO’s, Buma en Sena, belangrijke hervormingen op het gebied van de bestuurlijke organisatie ingezet. Eveneens noemenswaardig is de implementatie van de uniforme financiële verslaggeving van alle CBO’s aan het College van Toezicht.

Aan de debetzijde noteren we de zorgelijke financiële ontwikkelingen bij Stichting de Thuiskopie, die hebben genoopt tot het tijdelijk aanhouden van de repartitie. Voorts heeft het op 30 november 2011 door PowNews uitgezonden telefoongesprek met een bestuurder van Stemra het nodige stof doen opwaaien.

Al met al een jaar waarin er om het auteursrecht en het collectieve beheer daarvan veel te doen is geweest, niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Bij de Europese wetgever wordt gewerkt aan een richtlijn voor collectief beheer en het eerste voorstel daartoe is inmiddels gepubliceerd. Met het door de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties auteursrecht, kan Nederland zich tot een van de voorlopers van de Europese sector van collectief beheer rekenen.

Het is echter niet alleen de wetgever die hieraan bijdraagt, maar ook de organisaties van collectief beheer zelf, die met de invoering van het keurmerk, de nodige bestuurlijke hervormingen en de actieve houding met betrekking tot de uniforme rapportage aan het college in 2011 blijk hebben gegeven van de nodige zelfkritische houding en wil tot hervorming.

Het College zal de komende jaren, met behulp van zijn nieuwe taken en bevoegdheden die zijn voorzien in de nieuwe Wet toezicht, inzetten op het voortzetten van deze positieve ontwikkelingen.

Zie hier het verslag van 2010.

Inhoudsopgave:
3. Ontwikkelingen bij de Collectieve beheersorganisaties
3.1 Buma
3.1.1 Organisatie
3.1.2 Uitzending PowNews betreffende bestuurslid
3.2 Sena
3.2.1 Organisatie
3.2.2 Debiteurenproblematiek
3.2.3 Kosten
3.3 SCAN
3.4 Stichting de Thuiskopie
3.4.1 Algemeen
3.4.2 Gerechtelijke uitspraken [red. zie: hier]
3.4.3 Tijdelijke opschorting repartitie
3.4.4 Marco Pastors benoemd tot voorzitter SONT
3.4.5 Schikking Stichting de Thuiskopie/Stichting IRDA
3.5 Leenrecht
3.5.1 Kunstuitleen
3.5.2 Gerechtshof 's-Gravenhage, 28 juni 2011, Stichting Leenrecht/Vereniging van Openbare Bibliotheken [red. IEF 9889]
3.5.3 E-books
3.6 Reprorecht
3.6.1 Digitaal hergebruik

IEF 12014

Lopen wetsvoorstellen inzake cbo's en auteurscontractrecht in lijn met EU-regelgeving?

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 (33400 VI), Kamerstukken 2012-2013 II, 33 400-VI, nr. 10.

In hoeverre lopen de twee genoemde Nederlandse wetsvoorstellen (de wet versterking toezicht cbo’s en het wetsvoorstel auteurscontractenrecht) in lijn met de verwachte Europese regelgeving op het gebied van auteursrecht?

De Minister: Voor het onderwerp auteurscontractenrecht wordt geen Europese regelgeving verwacht. Met betrekking tot collectief beheer verwijs ik naar mijn brief van 17 oktober 2012, Kamerstukken I 2012-13, 31 766, nr D [IEF 11896]. waarin ik aangeef dat het wetsvoorstel versterking toezicht cbo's hetzelfde uitgangspunt heeft als het richtlijnvoorstel over collectief beheer. Daarnaast introduceert het richtlijnvoorstel de mogelijkheid om multiterritoriale licenties te verlenen en faciliteert het de mogelijkheden voor rechtenbeheerders om een andere cbo te kiezen of om de rechten in eigen beheer te nemen. Het richtlijnvoorstel is een vorm van minimumharmonisatie.

Wetsvoorstel en richtlijnvoorstel [red. IEF 11565] richten zich op de verbetering van het functioneren van cbo's door het stellen van nadere eisen aan governance en transparantie. In de nadere uitwerking van de voorstellen worden soms andere accenten gezet. Het wetsvoorstel bestrijkt een aantal belangrijke terreinen (zoals de regeling van toezicht) die in het richtlijnvoorstel niet of nauwelijks aan de orde komen of aan de lidstaten worden overgelaten (zoals de mogelijkheid last onder dwangsom en een bestuurlijke boete op te leggen). Daarmee biedt het richtlijnvoorstel de nodige flexibiliteit om nationaal aanvullende regels vast te stellen.
IEF 12013

Franse Senaat: sta veelvoud van nationale modellen inzake muzieklicenties toe

Gemotiveerd advies van de Franse Senaat inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt  (COM(2012)0372 – C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

Na de Poolse Sejm [IEF 11995] en Zweedse Riksdag [IEF 11969] voorstel richtlijn [IEF 11565], maakt Franse Senaat de volgende opmerkingen: (...)

- met de doelstelling om op dit gebied een harmonisatie van de normen te bevorderen en te zorgen voor de  transparantie van auteursrechtenorganisaties moet worden ingestemd. Met het voorstel wordt echter gestreefd naar een zeer sterke harmonisatie van de regels voor het beheer van auteursrechtenorganisaties zonder dat op overtuigende wijze wordt gerechtvaardigd waarom de regels zo gedetailleerd zijn; 

- de invoering van "Europese normen" voor de toekenning van multiterritoriale licenties leidt niet tot een subsidiariteitsprobleem, aangezien het gaat om de verspreiding op het grondgebied van meerdere lidstaten.  De tekst voorziet ten aanzien van de toepassing van deze "Europese normen" echter in de verplichte aanwijzing in elk land van een specifieke instantie. Het zou echter beter met het subsidiariteitsbeginsel stroken om een veelvoud van nationale modellen toe te staan (in Frankrijk bijvoorbeeld toezicht door de rechter).

De Senaat is derhalve van oordeel dat het voorstel voor een richtlijn in zijn huidige vorm niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel.

IEF 12006

Memorandum van accountant is geen beschermd werk

Ktr. Rechtbank Maastricht 14 november 2012, zaaknr. 463152 CV EXPL 12-614 (RSM tegen curator h.o.d.n. Vivant)

Numbers And FinanceUitspraak ingezonden door Laurens Thissen, Adelmeijer Hoyng Advocaten.

Geen auteursrecht op waarderingsrapport, dat door accountant is opgesteld.

RSM is een accountantskantoor en heeft in opdracht van Vivant een participatiememorandum opgesteld met een waardering van de onderneming. RSM stelt dat dit waarderingsrapport auteursrechtelijk is beschermd en dat het verstrekken van het document aan derden in strijd is met artikel 1 en conform artikel 27 tot schadeplichtigheid van de curator leidt.

De kantonrechter overweegt dat het Participatiememorandum bestaat uit twee onderdelen, het memorandum en een waarderingsrapport van de aandelen Vivant. Dit laatste kan niet worden beschouwd als een werk. De waardering heeft immers plaatsgevonden aan de hand van algemeen aanvaarde richtlijnen, op basis van feitelijke informatie en met behulp van in de wetenschap ontwikkelde methoden. Dergelijke waarderingsrapporten zijn naar hun aard verstoken van eigen, oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker.

Het waarderingsrapport zal ontleend zijn aan andere Participatiememoranda die door RSM, maar waarschijnlijk door accountantskantoren over de hele wereld, worden vervaardigd. De inhoud van het memorandum is niet meer dan een droge opsomming van feiten door Vivant aan RSM verstrekt en bezit geen eigen, oorspronkelijk karakter. In het tweede onderdeel In iedere opgeschreven zin zijn keuzes te maken, maar wil een werk worden beschouwd als een auteursrechtelijk beschermd werk dan zal er toch op een of andere manier sprake moeten zijn van enigszins creatieve keuze, en daarvan is in het memorandum niets gebleken.

3.1.5. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het memorandum te beschouwen is als een zakelijke opsomming van door Viviant aangeleverde feiten dat geen eigen, oorspronkelijk karakter bezit en niet voorzien is van een persoonlijk stempel van de maker. Het is daarom niet auteursrechtelijk beschermd, zodat van enig inbreukmakend handelen van de curator geen sprake kan zijn. Gelot op dit oordeel dienen alle vorderingen van RSM, die immers alle zijn gegrond op de stelling dat er wel sprake is van schending van enige auteursrecht, te stranden.