Auteursrecht  

IEF 11579

Slechts als bewerker van basale prints aangemerkt

Rechtbank 's-Hertogenbosch 11 juli 2012, HA ZA 11-162 (Ilay Tekstil Sanayi Ticaret tegen Quality Textiles)

Uitspraak ingezonden door Jos van der Wijst, Bogaerts & Groenen advocaten.

Auteursrecht op stoffen. Onaangekondigd een rol stof meenemen is in strijd met goede procesorde.

Zowel Ilya als Quality Textiles leveren zogenaamde flockstoffen. Bij een stoffenbeurs te Parijs heeft Ilay beslag laten leggen op een staalstof met dessin 9643+03-1028, deze stof ligt in Frankrijk en is niet in het geding gebracht. De stelling van Ilay dat een vijftal andere dessins zijn gekopieerd is op geen enkele manier onderbouwd en het geschil spitst zich slechts toe op deze stof.

De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, waarvan Ilay als maker kan worden aangemerkt. Omdat de prints basaal zijn en slechts zijn bewerkt door Ilay kan deze slechts als "bewerker" daarvan worden aangemerkt. De vordering wordt afgewezen.

Dat Ilay, onaangekondigd, een rol stof toont bij de comparitie is in strijd met de goede procesorde.  "Het had op de weg van Ilay gelegen om tijdig tijdens de procedure melding te maken van deze stoffen deze ter griffie te deponeren zodat beide partijen het debat daarover ter comparitie op een gelijkwaardige wijze hadden kunnen voeren. Voorts is de rechtbank van oordeel dat Ilay met deze rol stof niet heeft aangetoond dat deze afkomstig is van Quality Textiles en zij deze stof heeft verkocht. Het enkele feit dat de stof is gewikkeld om een plankje met de herkenningstekens van Quality Textiles is daartoe onvoldoende nu, zoals aangevoerd van de zijde van Quality Textiles deze plankjes in grote hoeveelheden aan afnemers worden geleverd." (4.11)

4.5. De rechtbank is van oordeel dat Ilay onvoldoende heeft aangevoerd om vast te kunnen stellen dat de stof met het dessin 9643+03-1028 een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Daartoe overweegt de rechtbank dat een eigen oorspronkelijk karakter inhoudt, kort gezegd, dat de stof/het dessin niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. Gelet op de verklaring van mr. Jonker ter comparitie dat de basale prints zijn gekocht van een bedrijf en zijn bewerkt door Ilay, kan niet worden gesproken van een eigen oorspronkelijk karakter. Ilay kan niet als maker van het oorspronkelijk karakter. Ilay kan niet als maker van het oorspronkelijk dessin maar slechts als "bewerker" daarvan worden aangemerkt. Voorts heeft de heer Vissers namens Ilay ter comparitie op de vraag van de rechtbank of de onderhavige dessins enkel worden ontwikkeld door Ilay geantwoord dat iedere klant ontwikkelaar is. Gelet hierop en gelet op hetgeen Quality Textiles in dit verband naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat Ilay onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een werk in de zin van de Aw.

IEF 11572

Zoomeffect bij online fruitautomaat niet beschermd

Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 9 juli 2012, KG ZA 12-312 (Bubble Group B.V. tegen Digitus Ltd tevens h.o.d.n. Betsoft Gaming Ltd)

Ter illustratie van casinompc.com

Uitspraak ingezonden door Annette Mak, Schenkeveld advocaten.

Auteursrecht op 'zoom-effect' niet aanwezig. Geen onrechtmatig gebruik van broncode. Wapperverbod.

Partijen exploiteren digitale slotgames (fruitautomaten) via internet, zij doen dat via internet. Bij een winnende combinatie van beelden wordt het beeld geaccentueerd door het te vergroten (zoomeffect). Betsoft duidt dit aan als het Expandicon-effect. Bubble heeft het door haar gebezigde effect - in haar visie een uitwerking van het al decennia bestaande algemeen gangbare dolly zoom effect - naar haar zeggen laten ontwikkelen. Betsoft meent dat Bubble in haar spellen inbreuk maakt op een aan Betsoft toekomend auteursrecht op het Expandicon effect. Bubble meent echter dat Betsoft ten onrechte "wappert" met intellectuele eigendomsrechten die Betsoft niet heeft.

De voorzieningenrechter kan in het naar voren halen van het beeld geen vormgevend element ontdekken dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook de beslissingen die de ontwikkelaar van Betsoft naar zijn zeggen heeft gemaakt ten aanzien van de timing, snelheid en afmetingen van het effect zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als creatieve keuzes.

Er is onvoldoende onderbouwd dat er onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van de broncode van Betsoft door een niet-ondertekend rapport. Uit overlegde communicatie blijkt genoegzaam dat Betsoft zich jegens relaties van Bubble heeft beroepen op auteursrechten op het 'Expandicon effect' terwijl moet worden aangenomen dat Betsoft geen beroep op deze rechten kan doen. Bubble maakt zich terecht zorgen over deze communicatie door Betsoft die als onrechtmatig "wapperen" kan worden gekwalificeerd.

De voorzieningenrechter beveelt Betsoft zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere mededeling aan derden dat het gebruik van het dolly zoom effect, althans Expandicon effect, in de slotgames door Bubble inbreuk maakt op auteursrechten van Betsoft.

4.17. In de door beide partijen getoonde beelden uit hun slotgames was te zien dat in het geval van een winnende reeks het winnende teken in het beeld naar voren wordt gehaald en wordt uitvergroot. De voorzieningenrechter acht het onaannemelijk dat dit door Betsoft en (later) door Bubble in de spelletjes verwerkte zoomeffect auteursrechtelijke bescherming geniet. Hij kan namelijk in het naar voren halen van het beeld geen vormgevend element ontdekken dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook de beslissingen die de ontwikkelaar van Betsoft naar zijn zeggen heeft gemaakt ten aanzien van de timing, snelheid en afmetingen van het effect zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te beschouwen als creatieve keuzes die auteursrechtelijke bescherming genieten. De omstandigheid dat Betsoft in die aspecten, zoals de heer L(…)ter zitting heeft toegelicht, veel tijd en energie heeft gestoken maakt dat op zichzelf nog niet anders. De "look & feel" komen de voorzieningenrechter niet bijster bijzonder voor.

4.18. Ingevolge artikel 10, eerste lid onder 12e, Auteurswet in samenhang met artikel 45h e.v. van die wet kan de broncode van software auteursrechtelijk beschermd zijn. Betsoft heeft gesteld dat Bubble de broncode die Betsoft gebruikt in haar slotgames waarin het zoomeffect verwerkt is, zonder toestemming van Betsoft overgenomen heeft. Bubble ontkent dit echter gemotiveerd.

4.21 (...) Bubble heeft er terecht op gewezen dat het rapport van ABCitsupport in de procedure van het voorlopig getuigenverhoor niet is overgelegd. Dit is opvallend nu uit dit rapport volgens Betsoft onomstotelijk zou blijken dat Bubble de code gekopieerd heeft en het rapport reeds op 1 september 2011, dus lang voordat het verzoekschrift van Betsoft werd ingediend, is opgesteld. De voorzieningenrechter constateert tevens dat het overgelegde rapport niet is ondertekend. Wie of wat ABCitsupport precies is staat er niet in en de persoon of de personen die het onderzoek hebben gedaan zijn er niet in vermeld. Ook qua vorm is de bewijskracht ervan nagenoeg nihil.

4.22. Het rapport van ABCitsupport levert aldus naar inhoud en vorm een onvoldoende onderbouwing op van de stelling van Betsoft dat Bubble in haar slotgames onrechtmatig gebruik maakt van de broncode van Betsoft.

4.32. Uit bovenstaande citaten blijkt genoegzaam dat Betsoft zich jegens relaties van Bubble heeft beroepen op auteursrechten op het 'Expandicon effect' terwijl moet worden aangenomen dat Betsoft geen beroep op deze rechten kan doen. Bubble maakt zich terecht zorgen over deze communicatie door Betsoft die als onrechtmatig "wapperen" kan worden gekwalificeerd.

4.40. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen kan de vordering onder a, worden toegewezen, voor zover het gaat om het "wapperen" met auteursrecht. Aan het verbod worden geen verdere clausules verbonden. De voorzieningenrechter heeft geen behoefte aan onafhankelijk in Nederland verricht onderzoek om in volle overtuiging een ongeclausuleerd wapperverbod te kunnen geven.

IEF 11571

Toepassing UsedSoft-arrest in verfmengsoftware PPG

Vzr. Rechtbank Almelo 11 juli 2012, KG ZA 12-117 (Datacolor & PPG Coatings tegen Populus Paint Products c.s.)

Uitspraak ingezonden door Rens Jan Kramer, Boels Zanders Advocaten.

Auteursrecht. UsedSoft-arrest (IEF 11521) toegepast op verfmengsoftware.

Datacolor ontwikkelt software voor PPG om verfmengmachines aan te sturen en de gewenste kleur verf en kwaliteit te vervaardigen. PPG is producent van verven en coating. De voordeelmarkt is verkoper van verf en aanverwante artikelen. Populus is een verfgroothandel, beiden met meerdere vestigingen.

Datacolor en PPG beroepen zich op hun auteursrecht op de PPG Software en PPG Updates. Populus c.s. hebben verfmengmachines gekocht van sublicentienemers van PPG, terwijl deze software aan die licentienemers verhuurd was. Nu er volgens PPG geen sprake was van verkoop, maar van verhuur kan er van de uitputtingsregel ex 45j Auteurswet geen sprake zijn. Uitzondering is één geval in Duitsland, daar heeft wel verkoop plaatsgevonden.

De enkele verklaring van PPG dat normaal gesproken de verfmachines worden verhuurd in plaats van verkocht en dat alleen in dit geval de machine met software is verkocht, lever geen onderbouwing van de stelling dat de andere machines niet zouden zijn verkocht, maar verhuurd. Stukken die dat onderbouwen ontbreken. Ook sublicentieovereenkomsten met afnemers waaruit een eigendomsvoorbehoud moet blijken ontbreken. De vorderingen worden, mede onder verwijzing naar HvJ EU UsedSoft [red. IEF 11521] afgewezen. Er is ook geen sprake van onrechtmatig handelen. Datacolor en PPG worden veroordeelt in de proceskosten van De Voordeelmarkt (ad €9.400) en Populus (ad €27.418,93).

4.4. "Ook het vaststellen van een licentieovereenkomst tussen PPG en haar afnemers zou bij een dergelijke verkoopsituatie geen ander oordeel meer met zich meebrengen blijkens de zeer recente uitspraak in de UsedSoft-zaak van het Hof (HvJ EG, 3 juli 2012, C-128/11). Van een inbreuk op het auteursrecht op PPG Software of Updates is dan geen sprake meer. Dat de software  om niet ter beschikking zou zijn gesteld door PPG aan de door haar geselecteerd afnemers, brengt geen ander oordeel met zich, maar illustreert enkel de handelswijze van PPG in haar branche. Daar komt nog bij dat De Voordeelmarkt en Populus hebben betwist dat hun systemen na zes maanden (zonder het installeren van de updates) op zwart zijn gegaan. De enkele niet onderbouwde stelling dat De Voordeelmarkt en Populus illegale kopieën zouden hebben verkregen, is onvoldoende om deze betwisting te weerleggen. Dat sprake is van PPG Updates die telkenmale verplicht dienen te worden geïnstalleerd om het systeem draaiende te houden, is dan ook evenmin aannemelijk geworden. Nu niet aannemelijk kan worden geacht dat sprake is van een inbreuk op de auteursrechten zoals door Datacolor en PPG gesteld, zullen alle vorderingen uit dien hoofde worden afgewezen.

IEF 11565

Voorstel richtlijn collectief beheer van auteursrecht en naburige rechten en multi-terrotoriale licenties

Voorstel richtlijn collectief beheer van auteursrecht en naburige rechten en multi-terrotoriale licenties voor muziekrechten voor online gebruik in de interne markt, COM(2012 372/2.

Uit het persbericht: Copyright: Commission proposes easier music licensing in the Single Market

The European Commission has today proposed measures to modernise collecting societies and put in place incentives to promote their transparency and efficiency.

Key elements of the proposed Directive;

Today's proposal pursues two complementary objectives:

  • To promote greater transparency and improved governance of collecting societies through strengthened reporting obligations and rightholders’ control over their activities, so as to create incentives for more innovative and better quality services.
  • Building upon this – and more specifically – to encourage and facilitate multi-territorial and multi-repertoire licensing of authors' rights in musical works for online uses in the EU/EEA.

In practice:

  • Rightholders would have a direct say in the management of their rights, be remunerated more quickly and their ability to choose the most efficient collecting society for their purposes would be enshrined in law. This would bring about better protection of rightholders' interests, as well as increased access to cultural content for consumers.
  • The new rules would change the way in which collecting societies work across Europe, with new requirements such as improved management of repertoire, quicker payments to members, clarity in revenue streams from exploitation of rights, an annual transparency report and additional information provided directly to rightholders and business partners (such as other collecting societies). Member States would need to have mechanisms for solving disputes between collecting societies and rightholders. Improved standards and processes should result in better functioning collecting societies and more confidence surrounding their activities.
  • The multi-territorial licensing of authors' rights for the use of music on the Internet across borders would be facilitated but also subjected to the demonstration of the technical capacity to perform this task efficiently. This would benefit authors, internet service providers and citizens alike.

Background
Collecting societies act as intermediaries between rightholders in the music industry but also in other art forms like books or films, and the service providers intending to use their works. They license rights, collect royalties, and redistribute revenue to the rightholders in circumstances where individually negotiating licences with individual creators would be impractical and entail high transaction costs. There are more than 250 collecting societies in the EU that manage revenues of around 6 billion euro annually. The use of rights in the music sector accounts for about 80% of the total revenue collected by collecting societies.

The collective management of rights is also important for the licensing of online music service providers (music download services, streaming services). This is particularly the case for the rights of those who compose the music or write the lyrics. Online service providers often want to cover a multitude of territories and a large catalogue of music. They also often want to test new business models. All this makes online licensing very demanding. Many collecting societies are not ready for these challenges and as a result, service providers face serious difficulties when trying to obtain the licences necessary to launch online music services across the EU. This results in fewer online music services available to consumers across the EU and a slower incorporation of innovative services.

The proposed Directive contributes to completing a Single Market for intellectual property and it is part of the 2011 Commission strategy on intellectual property: klik hier voor meer informatie.

IEF 11564

Beeldcitaatrecht: de functie van versiering

Hof Leeuwarden 10 juli 2012, LJN BX0988 (foto in tijdschrift en banner)

Ongeautoriseerd gebruik van foto's in tijdschrift en als banner op een website. Nadere invulling van het begrip openbaarmaking als bedoeld in art. 15a Aw.

[appellant] is fotograaf en krijgt opdrachten van - onder meer - Nike, Philips, Sony en Kodak voor hun reclamecampagnes. [geïntimeerde] is een uitgeverij van een aantal vakbladen, waaronder het tijdschrift SIGN + Silkscreen Magazine. Het tijdschrift Sign komt uit in Nederland en België en richt zich op de professionele zeefdrukker,
de designmaker en de professionele gebruiker van "digital imaging" technieken. In 2005 heeft FM Siebdruck Werbung GmbH op een beurs voor haar zeefdruktechniek voor het bedrukken van kunststof sheets een prijs gewonnen. Op haar stand had zij een zeefdruk staan waarbij met toestemming gebruik is gemaakt van een werk van [appellant]. In het tijdschrift Sign heeft [geïntimeerde] over de FESPA beurs en de winnende technologie van FM Siebdruck bericht. Op de omslag van het tijdschrift is een foto van de winnende zeefdruk van FM Siebdruck over de gehele bladzijde in kleur afgedrukt.

Het beroep op beeldcitaatrecht wordt door het Hof afgewezen, omdat er nauwelijks aandacht is besteed aan te winnende techniek, terwijl daarvan een paginavullend beeldcitaat is opgenomen. Dit beeldcitaat verkrijgt de functie versiering en is dus niet proportioneel.

De schade wordt begroot op €27.500. Anders dan dat appellant aan de schadeberekening voor het gebruik voorlegt, blijkt uit facturen blijkt genoegzaam dat het gebruik niet steeds op de door [appellant] voorgestane restrictieve wijze is beperkt per gebruik, per jaar en per land een licentievergoeding in rekening wordt gebracht..

Verder bespreekt het hof uitgebreid de volgende elementen: Overname uit de pers door de pers, Actuele rapportage, Begroting van de schade, Immateriële schade, winstafdracht

In citaten - feiten bij de rechtbank:
4. De rechtbank heeft het beroep van [geïntimeerde] op de exceptie van artikel 15 Aw in rechtsoverweging 4.4 van het vonnis afgewezen omdat naar haar oordeel deze exceptie alleen betrekking heeft op gedrukte media en dus niet op foto's. De rechtbank heeft het beroep op het citaatrecht wat betreft de opneming van de foto's in het tijdschrift Sign 2005/4 en 2007/4 gehonoreerd en heeft om die reden de desbetreffende vorderingen van [appellant] afgewezen (rechtsoverwegingen 4.5 - 4.17). Het gebruik van de banner op de website www.sign.nl, was naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet toelaatbaar omdat er onvoldoende verband bestond tussen de banner en het laten zien van de techniek waarmee FM Siebdruk de FESPA Award heeft gewonnen. De rechtbank was verder van oordeel dat het beroep van [geïntimeerde] op artikel 16a Aw evenmin opging (rechtsoverwegingen 4.18 - 4.19). De Rechtbank kwam tot de slotsom dat [geïntimeerde] met de banner inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [appellant] en heeft [geïntimeerde] veroordeeld aan [appellant] een bedrag van € 5500, - als schadevergoeding te betalen (rechtsoverweging 4.23). De overige vorderingen heeft de rechtbank afgewezen. [geïntimeerde] is als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

11.  Nu de werken van [appellant] met zijn toestemming op de FESPA beurs voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, kan [appellant] op grond van zijn uitsluitende reproductierechten niet beletten dat hieruit wordt geciteerd, waaronder te begrijpen de reproductie van de werken door middel van een daarvan genomen foto, mits wordt voldaan aan de overige vereisten van artikel 15a lid 1 Aw.

14.  Het hof overweegt hierover als volgt. Voorop gesteld wordt dat artikel 15a lid 1 sub 2 Aw vereist dat het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd. Het citeren vindt hierin zijn begrenzing dat de opneming als citaat niet wezenlijk afbreuk mag doen aan de door het auteursrecht beschermde belangen van de rechthebbende ter zake van de hier bedoelde exploitatie van het desbetreffende werk. Wat betreft de onderhavige beeldcitaten heeft te gelden dat de opneming hiervan in het tijdschrift Sign in beginsel een toelaatbaar citaat opleveren, mits de foto's samen met de verslaglegging van de FESPA redelijkerwijs kunnen worden beschouwd als één geheel dat ertoe strekt de lezer een indruk te geven van de winnaars van de FESPA Awards. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, kan mede van belang zijn of in het tijdschrift de foto's van de prijswinnende zeefdruktechniek ook worden besproken, maar in het algemeen zal dit niet beslissend zijn, aangenomen dat het verband tussen tekst en foto, bijvoorbeeld door het plaatsen van een onderschrift, voldoende duidelijk is. De opneming zal evenwel de grenzen van een toelaatbaar citaat te buiten gaan, wanneer op de foto, bijvoorbeeld door de omvang daarvan in vergelijking met de tekst of door de wijze van opmaak van het dagblad of tijdschrift een zodanige nadruk komt te liggen dat zij in overwegende mate de functie van versiering van dat tijdschrift krijgt. In dat geval wordt de omvang van het citaat door het te bereiken doel en door het kwalitatief en kwantitatief gehalte van de tekst niet gerechtvaardigd (vgl. HR 22 juni 1990, LJN:AD1160, Zienderogen Kunst en HR 26 juni 1992, LJN: ZC0647, Damave/Trouw).

16 (...) Doordat in de verslaglegging geen, althans nauwelijks, aandacht wordt besteed aan de winnende techniek van FM Siebdruk, terwijl daarvan wel een paginavullend beeldcitaat op de omslag van het tijdschrift is opgenomen, moet geconcludeerd worden dat op dit beeldcitaat door de omvang en de plaatsing daarvan in vergelijking met de tekst een zodanige nadruk komt te liggen dat het de functie van versiering verkrijgt en dus ontoelaatbaar is. Nu niet is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste, heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij de afzonderlijke behandeling van haar verweer dat er geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan de exploitatiebelangen van [appellant] omdat hij reeds toestemming had verleend aan FM Siebdruck om zijn foto's te gebruiken voor reclamedoeleinden, wat daarvan overigens ook verder zij. Aan dit verweer wordt immers slechts toegekomen indien aan het vereiste van proportionaliteit is voldaan.
 
 Overname uit de pers door de pers
18.  Met de rechtbank is het hof van oordeel dat waar het de overname uit gedrukte media betreft, de overname beperkt is tot het geschreven woord en dus niet tevens foto's omvat. Het beroep van [geïntimeerde] op artikel 15 Aw is door de rechtbank terecht afgewezen.

Actuele rapportage
20 (...) Artikel 16a Aw stelt, kort gezegd, aan de toelaatbare mate van opname, weergave en mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken de voorwaarden dat zij kort moeten zijn en gerechtvaardigd moeten zijn voor het behoorlijk weergeven van een actuele gebeurtenis die het onderwerp van de reportage is. Het hof is met [appellant] van oordeel dat de paginavullende foto op de voorpagina van het tijdschrift Sign niet aan deze criteria voldoet omdat, zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, de (integrale)weergave van de foto van de winnende zeefdruk op de omslag van het tijdschrift niet proportioneel en dus ook niet gerechtvaardigd is, terwijl in de reportage geen bijzondere aandacht wordt besteed aan deze winnende zeefdruk, Het beroep van [geïntimeerde] op de uitzondering van artikel 16aAw gaat derhalve niet op.

Begroting van de schade:
28.  Het hof is met [geïntimeerde] van oordeel dat de verklaring van [X] noch de overgelegde facturen steun bieden voor de stelling van [appellant] dat per gebruik, per land en per jaar steeds opnieuw een bedrag van € 5.500,- moet worden betaald. De door [appellant] zelf overgelegde facturen en de daarin opgenomen beschrijving van het gebruik onder het kopje "berechnungspunkt" spreken dit tegen. Uit de facturen blijkt genoegzaam dat het gebruik niet steeds op de door [appellant] voorgestane restrictieve wijze is beperkt naar land (factuur nr. [1]), in tijd (factuur nr. [2]) of gebruik (facturen nrs. [3] en [4]).

29.  Gelet op het voorgaande is het redelijk te veronderstellen dat [geïntimeerde] tegen betaling van een bedrag van € 5.500,- per foto het recht zou hebben verkregen de foto in haar tijdschrift Sign 2005/5 en 2007/4 op te nemen en die uitgaven verder te verspreiden zonder beperking in tijd (gelijk het gebruik van de foto in een boek als omschreven in factuur nr. [1]). Het hof acht het in dit licht niet redelijk dat voor de verdere verspreiding van het tijdschrift opnieuw een bedrag van € 5.500,- moet worden betaald. Het totale bedrag voor het gebruik van de foto's in beide tijdschriften, zoals opgenomen in de berekening van [appellant] onder 5.3.4 sub 1) en 2) van de memorie van grieven wordt door het hof begroot op € 11.000,- (2 x € 5.500,-).

30.  Door [geïntimeerde] wordt niet betwist dat het digitaal beschikbaar stellen van het tijdschrift Sign 2005/4 en 2007/4 op haar website beschouwd moet worden als een nieuwe vorm van gebruik waarvoor een afzonderlijke vergoeding in rekening kan worden gebracht. [geïntimeerde] heeft voorts erkend dat beide tijschriften gedurende de periode van 1 augustus 2008 tot en met 9 april 2009 beschikbaar waren. Het bedrag dat [geïntimeerde] aan [appellant] dient te betalen, wordt door het hof redelijkerwijs begroot op € 11.000,- (2 x € 5.500,-).

Immateriële schade
36. Daarnaast betoogt [appellant] onder verwijzing naar artikel 25 lid 1 sub a Aw dat door publicatie van de in het geding zijnde foto's zonder vermelding van zijn naam en de publicatie van de verminkte versie van de "2005 foto" als banner op de website, zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden (zie sub 5.4.1 memorie van grieven). [appellant] stelt dat hij hierdoor immateriële schade heeft geleden die op de voet van art. 27 Aw in verband met art. 6: 97 BW dient te worden geschat. Bij de waardering van het geleden nadeel is volgens [appellant] van belang dat het hier gaat om een beeldbepalende, dominante openbaarmaking in een vakblad met een oplage van 4100 stuks die bovendien door het internet een verbreiding op veel grotere schaal heeft verkregen, terwijl daarnaast een deel van de "2005 foto" is gebruikt als blikvanger van de website gedurende zes maanden. Zodoende heeft [geïntimeerde] geprofiteerd van zijn werk, aldus [appellant]. Dit nadeel kan volgens [appellant], niet worden weggenomen of verzacht door middel van een rectificatie.

37. Dit betoog faalt. Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij naast de geleden vermogensschade, die reeds is verdisconteerd in de hierboven vastgestelde vergoeding, ook ander nadeel heeft geleden dat voor vergoeding in aanmerking dient te komen. In het bijzonder heeft [appellant] zijn stelling dat hij reputatieschade heeft geleden niet onderbouwd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze vordering om die reden moet worden afgewezen.

Winstafdracht
38.  [appellant] klaagt er ten slotte nog over dat de rechtbank zijn vordering tot winstafdracht ten onrechte niet heeft toegewezen.

39.  Bij de beoordeling van deze klacht moet worden vooropgesteld dat indien, zoals hier, behalve vergoeding van schade (in dit geval bestaande in de door [appellant] gederfde royaltyvergoeding), tevens afdracht wordt gevorderd van de door [geïntimeerde] genoten winst, slechts één van beide vorderingen voor toewijzing vatbaar is, met dien verstande dat de rechter de hoogste van beide vorderingen zal dienen toe te wijzen (vgl. HR 14 april 2000, nr. C98/270, NJ 2000, 489). Nu evenwel niet is gesteld noch is gebleken dat de door de [geïntimeerde] genoten winst de omvang van de hiervoor vastgestelde schade te boven gaat, en [appellant] in appel niet de voor de winst te begroten nevenvordering heeft ingesteld, mist de grief belang.

40.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de schadevordering tot een totaalbedrag van € 27.500,- (11.000 + 11.000+ 5.500) toewijsbaar is.

Dictum:
Het Hof:
i.  verbiedt [geïntimeerde] met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het auteursrecht op de litigieuze foto's van [appellant], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat [geïntimeerde], na betekening van dit arrest, dit verbod overtreedt met een maximum van € 50.000,-;
ii.  veroordeelt [geïntimeerde] aan [appellant] vanwege de schending van het auteursrecht van [appellant] op de litigieuze foto's aan [appellant] te vergoeden een bedrag van € 27.500,- ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot die van algehele vergoeding, te verminderen met het reeds betaalde bedrag van € 5.500,-;
iii.  compenseert de kosten van eerste aanleg en het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

Op andere blogs:
IE-Forum (P.G.F.A. Geerts, Noot onder Hof Leeuwarden 10 juli 2012 (Beeldcitaat), IER 2013/24, p. 213-222.)
Mediareport (Het gebruik van beeldcitaten)

IEF 11559

Europese Commissie stelt morgen collectief beheer wetgeving voor

Europese Commissie, Top News from the European Commission, AGENDA/12/25, p. 3-4.

Uit het persbericht: The European Commission will present its proposal for a Directive on collective management of copyright and related rights and multi-territorial licensing of rights in musical works for online uses in the internal market.

The objective of the proposal is to put in place a better legal framework for the collective management of rights that are administered by collecting societies on behalf of rightholders such as authors, performers, producers etc. It will provide for rules to improve the standards of governance, transparency and financial management of all collecting societies, thus improving the management of revenues collected on behalf of the rightholders (creators) as well as enhancing the co-operation between collecting societies across the EU. It will also set minimum standards, adapted to the digital world, for collecting societies' multi-territorial licensing of authors' rights in musical works used for the provision of online services, which allows for superior and simpler cross-border licensing.

These proposed changes will both satisfy increasing consumer demand for cultural content, including online, and encourage the development of a European Single Market for services that rely on content protected by copyright and related rights.

The background:
Consumer demand for cultural content and innovative online services does not recognise borders or national restrictions. Collecting societies ensure that rights from all over the Union are licensed in all Member States, thus facilitating consumers' access to a wide diversity of cultural content from different origins. However, the functioning of some collecting societies has raised concerns as to their transparency, governance and handling of revenues collected on behalf of rightholders. Some collecting societies struggle to adapt to the increasingly international demand for content and services and are not sufficiently equipped for either online or multi-territorial licensing. This is a hindrance to the European Single Market, as well as to innovation and cross-cultural exchanges.

Difficulty in obtaining multi-territorial licences for authors' rights in musical works is one of the factors that contributes to the fragmentation of the European Single Market for online music services and prevents consumers from enjoying the widest possible access to diverse musical repertoires.

In seeking to solve these problems, the Commission will provide the tools necessary to answer growing consumer demand for entertainment services, including online, while promoting greater innovation and cross-border cultural communication. Ideally, this initiative will also result in faster and increased remuneration for creators.

IEF 11550

Rapport: Digitale drempels en knelpunten legaal digitaal aanbod

Rapport ‘Digitale drempels, knelpunten voor legaal digitaal aanbod in de creatieve industrie’, 5 juli 2012, SEO-rapport nr. 2012-41. (2,7 Mb)

Dit rapport beschrijft de knelpunten bij het tot stand komen van een volwaardige markt voor digitale distributie en exploitatie van muziek, films en series, games en boeken. Onderscheid wordt gemaakt tussen economische, juridische, en technische knelpunten. It takes two to tango: knelpunten kunnen bestaan aan de kant van de aanbieder en aan de kant van de consument. Ook kunnen er knelpunten bestaan bij het tot stand komen van de transactie, die te maken hebben met de kosten of veiligheid van de betaling.

Voor het onderzoek is een mix van methoden ingezet: literatuurstudie, interviews met actoren in de diverse geledingen van de onderzochte sectoren en een online enquête onder een representatief consumentenpanel.

Alles overziend blijken er markante verschillen te bestaan tussen de sectoren. In de muziekindustrie is het aanbod inmiddels op orde. Er zijn zowel download- als streamingdiensten die een bijna compleet aanbod hebben, zij het dat de business case van streamingdiensten zich feitelijk nog moet bewijzen. Daarnaast zijn er tal van diensten gericht op specifieke genres. De drempel die er aan de aanbodzijde bestaat door de versnippering van rechten is door enkele aanbieders inmiddels genomen. In termen van het aantal aanschaffen is de markt met 40 % ook zeer substantieel, maar in omzetaandeel blijft de markt in Nederland achter, ook op een aantal andere landen. De onderliggende drempel is vermoedelijk dat het legale online aanbod zich op de criteria die voor de consument het belangrijkste zijn, namelijk verkrijgingsgemak, beschikbaarheid van titels en prijs, onvoldoende gunstig afsteekt ten opzichte van het illegale aanbod enerzijds en fysieke dragers anderzijds.

Het aanbod van audiovisuele werken loopt achter op de muziekindustrie en is minder volledig en meer versnipperd. Dat heeft onder meer te maken met windowing (getrapte beschikbaarstelling van audiovisuele producties aan het publiek) en rechtenproblematiek. De markt voor online AV-consumptie staat dan ook nog in de kinderschoenen en zolang de compleetheid en actualiteit van het legale aanbod achterblijft op het illegale aanbod zal dat zo blijven. De VoD-markt ontwikkelt zich wel gunstig. Hoewel de compleetheid van dit aanbod onder meer door windowing te wensen overlaat, laat deze markt sterke groei zien.

In de markt voor games zijn er nauwelijks nog drempels voor digitale distributie. Digitale en fysieke distributie zijn complementair. Sommige games worden überhaupt niet fysiek geproduceerd en de online markt is groot, maar voor eerste aanschaffen kiezen consumenten nog vaak voor de fysieke distributie. Dit hangt samen met de grote omvang van deze bestanden, in combinatie met het feit dat online distributie geen of bijna geen prijsvoordeel biedt.

De markt voor e-boeken is spiegelbeeldig aan die voor muziek: voor e-boeken blijft vooralsnog het aanbod juist achter en lijkt de Nederlandse consument harder te willen dan de aanbieders. Nieuwe boeken komen steeds vaker ook als e-boek uit, zij het soms nog met enige vertraging. Maar de zogeheten backlist, de lijst met oudere titels die niet meer actief door de uitgever op de markt gezet worden, is nog amper digitaal beschikbaar. Bij oudere titels is niet altijd duidelijk wie de digitale exploitatierechten in handen heeft. De beperkte omvang van het taalgebied speelt ook een rol: het digitaliseren van een ouder Nederlandstalig boek zal zich minder snel terugverdienen dan een Engels of Frans boek.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat de digitale markten zeer dynamisch zijn. Dit blijkt onder meer uit de progressie van de muzieksector, waar veel knelpunten die enkele jaren geleden nog actueel waren, inmiddels zijn overwonnen. Ook in andere sectoren blijken sommige drempels overkomelijk. Zo signaleren gesprekspartners dat minimumgaranties over afname van audiovisuele werken terrein verliezen en daarmee een steeds kleinere drempel voor contentaanbod vormen. Dat biedt hoop dat ook de drempels die in dit rapport geconstateerd worden, uiteindelijk zullen zijn geslecht.

IEF 11549

Thuiskopievergoedingen niet eigener beweging betaald

Hof 's-Gravenhage 15 juni 2012, LJN BX0772 (X tegen Inspecteur)

Thuiskopieheffing en belastingdienst. Rechtspraak.nl: Inkomstenbelasting. Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een ambulante handel in onder meer CD’s en DVD’s. In de jaren 2006 en 2007 zijn aan belanghebbende voor € 407.079 grote partijen blanco CD’s en DVD’s geleverd door en afkomstig van in België gevestigde leveranciers. Deze inkopen heeft belanghebbende niet in zijn administratie verwerkt. Naar aanleiding van een vanwege de Inspecteur ingesteld boekenonderzoek is bij de aanslagregeling de winst voor het jaar 2006 verhoogd met € 10.372 ter zake van meer genoten winst in verband met het hier te lande afzetten van de goederen uit België.

Uit 6.2. Met de Inspecteur is het Hof bovendien van oordeel dat uit de omstandigheid dat belanghebbende de thuiskopievergoedingen niet eigener beweging heeft betaald, redelijkerwijs is af te leiden dat een brutowinstpercentage is behaald dat ver ligt boven de in aanmerking genomen 12,5. Dat betekent dat de aanslag met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.462 (beslissing rechtbank) zeker niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.

6.2. Nu vaststaat dat belanghebbende de in geding zijnde goederen, ook in het onderhavige jaar (2006), hier te lande heeft verhandeld dient de vraag te worden beantwoord - belanghebbende brengt dat naar voren - of de alsdan terecht belopen correctie tot een te hoog bedrag is vastgesteld. De ter berekening van de te heffen belasting en premie gehanteerde bedragen zijn afkomstig van de boekhouding van belanghebbende en van door belanghebbende verstrekte informatie verhoogd met een winstpercentage van 12,5 van de inkoopwaarde na een door belanghebbende zelf opgegeven in de branche gebruikelijk te realiseren winstpercentage tussen 10 en 15. Belanghebbende brengt in dat slechts een winstpercentage in aanmerking mag worden genomen van 3,8. Dat percentage maakt hij evenwel op geen enkele wijze waar en komt het Hof ook als onaannemelijk voor. Met de Inspecteur is het Hof bovendien van oordeel dat uit de omstandigheid dat belanghebbende de thuiskopievergoedingen niet eigener beweging heeft betaald, redelijkerwijs is af te leiden dat een brutowinstpercentage is behaald dat ver ligt boven de in aanmerking genomen 12,5. Dat betekent dat de aanslag met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.462 (beslissing rechtbank) zeker niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.

6.3. Belanghebbende heeft nog gesteld dat in verband met een ter zake van de in geding zijnde leveringen verschuldigde omzetbelasting opgelegde naheffingsaanslag en in verband met de gevorderde thuiskopievergoeding ten laste van het resultaat een voorziening kan worden gevormd. Dienaangaande overweegt het Hof dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat de schulden waarop de geclaimde voorziening ziet ooit zullen worden betaald. De door belanghebbende overgelegde informatie omtrent een gestelde bankgarantie ziet op een ander tijdvak dan hier aan de orde.

IEF 11548

Website in de vorm van een gewijzigde homepage The Pirate Bay

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 6 juli 2012, KG RK 12-1468 (Stichting BREIN tegen Greenhost)

Nog een ex parte in zake The Pirate Bay-blokkade [zoekopdracht]. Ex parte verzoekschrift ex 1019e Rv. Greenhost biedt via het subdomein all4xs/net/repress/thepiratebay.se een omzeiling van de eerdere blokkades van The Pirate Bay middels een dedicated / reverse proxy aan. Een proxy werkt als een "tussenstation" tussen de computer van de gebruiker en het internet. De voorzieningenrechter beveelt gerekwestreerde binnen zes uur na betekening van deze beschikking de dienst te staken, meer in het bijzonder het ter beschikking stellen van de website The Pirate Bay via het subdomein all4xs.net/repress/thepiratebay.be of via andere adressen. Op straffe van een dwangsom van €1000 voor iedere dag met een maximum van €1.000.000.

Uit het verzoekschrift:

III.1 Openbaarmaking door Greenhost
42. Met haar dienst voert Greenhost een "interventie" uit waardoor de beschermde werken toegankelijk worden gemaakt voor een ruimer publiek dan dat waarop de rechthebbenden doelden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken. Er is sprake van een uitbreiding (of het "opentrekken") van de kring van kijkers of luisteraars die tot de op The Pirate Bay aangeboden werken toegang hebben, als bedoeld in het arrest Airfield [red. IEF 10332] pars 76 en 77.

48. Daarnaast levert ook het ter beschikking stellen van bestanden die rechtstreeks op The Pirate Bay staan, waaronder de covers van muziek cd's, film- en game dvd's een inbreuk op de rechten van de aangeslotenen bij BREIN op. Deze covers worden ter beschikking gesteld in de zogenaamde "torrentbeschrijvingen" van The Pirate Bay via de server van Greenhost.

III.2. Artikel 26d Aw en 15e Wnr
52. Greenhost en haar dienst kan feitelijk gelijkgesteld worden met (de beheerders van) The Pirate Bay zelf omdat Greenhost welbewust uitsluitend de volledige inhoud van The Pirate Bay één-op-één ter beschikking stelt via haar subdomein [...]. Ook voor Greenhost geldt daarom dat zij gedwongen kan worden op grond van 26d Aw en 15e Wnr het faciliteren van inbreukmakend handelen te staken.

III.3 Ex parte bevel mogelijk tegen tussenpersonen
65. Een ex parte bevel is mogelijk tegen een tussenpersoon wiens diensten gebruikt worden om inbreuk te maken. Dat volgt uit artikel 9 lid 4 jo. 9 lid 1 Handhavingsrichtlijn, artikel 1019e Rv, dat artikel 9 lid 4 Handhavingsrichtlijn in de Nederlandse wetgeving implementeerd en de wetsgeschiedenis van artikel 1019Rv (...) Een soortgelijk bevel moet ook jegens tussenpersonen gevorderd kunnen worden (...) Deze maatregelen kunnen in passende gevallen ex parte genomen worden (vier lid)"

III.4. Regime van artikel 6:196c BW
72. Aan Greenhost komt geen beroep toe op artikel 6:196c BW en de daarin neergelegde aansprakelijkheidsexcepties voor verleners van mere conduit, caching en hosting diensten die voortvloeien uit artikel 12, 13 en 14 van de E-Commercerichtlijn (2000/31)

73. Greenhost is immers geen "hosting provider" en is ook geen aanbieder van "mere conduit". Zij biedt zelf een website aan in de vorm van een gewijzigde homepage van The Pirate Bay en waarmee zij The Pirate Bay één op één ter beschikking stelt aan het publiek. Zij biedt daarmee een eigen dienst aan, die in hoge mate gelijk is aan die van The Pirate Bay ( die evenmin van de genoemde excepties gebruik kan maken) en daarom, net zo goed als The Pirate bay, in aanmerking komt voor een verbod.

Persbericht Greenhost.

IEF 11546

Teeven overweegt om in te grijpen bij amvb

Kamerbrief onderzoek CvTA over Buma-Stemra, 5 juli 2012, kenmerk 282238.

Uit't bericht van VOI©E: In een brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 juli reageert staatssecretaris Teeven op het onderzoeksrapport van het College van Toezicht [red. IEF 11311, en nadere lezing IEF 11313] over het functioneren van Buma/Stemra naar aanleiding van de claim van componist M. Rietveldt en de betrokkenheid van voormalig Stemra-bestuurder J. Gerrits. Teeven kondigt als mosterd na de maaltijd een aantal maatregelen bij AMvB aan. De beoogde verbeteringen zijn echter al beter door de leden van VOI©E geregeld.

VOI©E spreekt in haar artikel met de sprekende titel "Teeven wil bij AMvB regelen wat al (beter) is geregeld" van een onterecht verwijt aan het adres van Buma-Stemra, omdat er in overleg met CvTA Richtlijnen voor goed bestuur en integriteit zijn gemaakt. Over de verdere onderwerpen 'tegenstrijdig belang regeling', klachtafhandeling, transparantie en inspraak in de Socu-gelden, laat zij weten dat al dit soort zaken reeds goed en flexibel zijn geregeld, o.a. in het jaarlijks onafhankelijk gecontroleerde CBO-Keurmerk.

Uit de brief: Omgaan met integriteitskwesties en tegenstrijdig belang situaties Het College concludeert dat er binnen Buma-Stemra geen procedurele waarborgen bestaan waarmee kan worden voorkomen dat er een ongewenste verstrengeling van belangen, dan wel de schijn daarvan, kan ontstaan. In de ogen van het College is dit een lacune in de geldende governance regels van BumaStemra. Het College adviseert Buma-Stemra voorts om te voorzien in een klachtenprocedure die duidelijk onderscheid maakt tussen commentaren en daadwerkelijke klachten en in een kenbare procedure voor het behandelen van klachten en geschillen met rechthebbenden wanneer de procedure bij de afdeling Member Services niet leidt tot een tijdig of voor de rechthebbende aanvaardbaar besluit. (...)

De voorgestelde organisatiestructuur van Buma-Stemra gaat dus uit van vertegenwoordiging van bloedgroepen in het bestuur, terwijl datzelfde bestuur uiteindelijk verantwoordelijk is voor de afhandeling van klachten, waarbij bestuurders een eigen belang kunnen hebben dat tegengesteld is aan het belang van Buma-Stemra. Indien Buma-Stemra vasthoudt aan deze organisatiestructuur, zou daar een stevige regeling voor tegenstrijdig belang situaties tegenover moeten staan. Daarom ben ik voornemens om naar aanleiding van de bevindingen van het College een tegenstrijdig belang regeling op te nemen in een amvb “good governance collectief beheer”. Op grond van het wetsvoorstel toezicht (artikel 2, derde lid) kunnen bij amvb regels worden gegeven voor de inrichting en het bestuur van een collectieve beheersorganisatie. Dit heeft als voordeel dat de regeling niet alleen geldt voor Buma-Stemra maar ook voor de andere onder toezicht gestelde collectieve beheersorganisaties. Een duidelijke norm voor omgaan met tegenstrijdig belang situaties van bestuurders en directeuren is bij alle collectieve beheersorganisaties essentieel. Op dit moment vindt er bijvoorbeeld ook bij SENA en Lira een herziening van de bestuurlijke organisatie plaats. Ook bij LIRA krijgt de functie van onafhankelijke bestuursvoorzitter een centrale rol in de nieuwe governance structuur. Naast de amvb “Good governance collectief beheer” zal ik, zoals toegezegd, ook een amvb voorbereiden die zorgt voor een nadere uitwerking van de onderwerpen uit het wetsvoorstel toezicht die betrekking hebben op de financiële aspecten van collectieve beheersorganisaties, zoals het beleggingsverbod en de normering van de beheerskosten

Klachtafhandeling bij Buma-Stemra
Ten aanzien van de klachtafhandeling binnen Buma-Stemra concludeert het College dat Buma-Stemra tekort is geschoten in de behandeling van de claim van M. Rietveldt. Volgens het College heeft de behandeling van de klacht te lang geduurd en heeft Buma-Stemra de onduidelijkheid over de omvang van de claim lange tijd laten voortduren. In algemene zin constateert het College dat het klachtafhandelingssysteem van Buma-Stemra geen duidelijk onderscheid maakt tussen wat wordt aangeduid als “commentaren” en klachten en onvoldoende voorziet in een duidelijke procedure ingeval een commentaar escaleert tot een geschil. Het College adviseert Buma-Stemra om duidelijk onderscheid te maken tussen commentaren en daadwerkelijke klachten en te voorzien in een kenbare procedure voor het behandelen van klachten en geschillen met rechthebbenden.

Ook ten aanzien van de afhandeling van klachten van rechthebbenden ben ik voornemens om een regeling te treffen in de amvb “Good governance collectief beheer”. In die amvb zal uitgangspunt zijn dat een klachtenregeling, anders dan thans het geval is bij Buma-Stemra, ook moet gelden voor vorderingen die een bedrag van 100.000 euro te boven gaan. Het College heeft in dit verband terecht aangegeven dat juist bij dergelijke grotere vorderingen het gevaar voor escalatie aanwezig is. In de amvb “Good governance collectief beheer” zal een overgangsregeling worden opgenomen die de collectieve beheersorganisaties in staat stelt om maatregelen te nemen die nodig zijn om aan de amvb te voldoen.

Buma Cultuur
Blijkens het jaarverslag over 2010 houdt Buma Cultuur zich bezig met het ondersteunen en promoten van het Nederlands muziekauteursrecht in zowel Nederland als de belangrijkste exportmarkten voor de Nederlandse muziek met als doel enerzijds het aandeel op de Nederlandse markt te vergroten en anderzijds een hogere inkomstenstroom door het gebruik van Nederlands muziekauteursrecht uit buitenlandse markten te stimuleren. Buma Cultuur wordt voornamelijk gefinancierd uit een bijdrage van de Vereniging Buma.

Het College adviseert om ten aanzien van Buma Cultuur wijzigingen door te voeren die de inspraak van de leden in de bestedingen en de transparantie van het beleid van Buma Cultuur vergroten, waaronder maatregelen die de integriteit binnen het bestuur van Buma Cultuur waarborgen.

Ook op dit punt overweeg ik om in te grijpen bij amvb. Daarbij denk ik aan een regeling die ervoor zorgt dat de aangesloten rechthebbenden inspraak hebben in het beleid ten aanzien van collectieve bestemming van gelden en dat collectieve beheersorganisaties inzage moeten geven in dat beleid. Dit sluit aan bij eerdere aanbevelingen van het College in de notitie Socubeleid.