Auteursrecht  

IEF 10728

De architectonische kwaliteit

Kantonrechter Rechtbank Rotterdam 26 augustus 2011, LJN B9751 (verzoekers tegen VVE)

beeldcitaat van O'Gehry (zoom.nl)

Auteursrecht/persoonlijkheidsrecht van architecten op wooneenheid en eigendomsrecht. Persoonlijkheidsrecht.
Rechtspraak.nl: Verzoek vernieting besluit Verening van eigenaren. Verzoeker heeft een zonnescherm geplaatst dat niet voldoet aan de regels van het architectenbureau van de betreffende wooneenheid. De vereniging van eigenaren had in een vergadering besloten dat het type zonnescherm dat verzoeker heeft geplaatst, niet is toegestaan. Eveneens tegen de regels van het architechtenbureau is echter wel (stilzwijgende) toestemming verleend door de VVE om het balkon "dicht te zetten", wat inhoud dat het balkon bij het woongedeelte getrokken is. De kantonrechter vernietigt het besluit van de VVE zoals door verzoeker verzocht.

Uit de brief van de architect: Ten tweede wijs ik u erop, dat de puien, ondanks een filigrane en goede detaillering door firma Hagenland, door hun spiegelende karakter een forse inbreuk vormen op de architectuur van het gebouw. Juist omdat de balkons in de gebouwen een ritmische onderbreking van een glazen, spiegelende gevel vormen, zal het architectonische beeld verstoord worden door spiegelende puien op de balkons. De architectonische kwaliteit zal door het onregelmatige patroon van open en gesloten balkons in zorgvuldig gecomponeerde gevels blijvend beschadigd worden. Hiertegen maken wij vanuit ons auteursrecht als architect bezwaar. Ik merk overigens op dat dit ook ten koste kan gaan van de waarde van andere woningen in het complex. Wij zullen tegen de bouwaanvragen bezwaar maken. (…)”

5.5 Verweerster heeft deze ontwikkeling getolereerd (of wellicht zelfs stilzwijgend goedgekeurd). Wat hiervan verder ook zij, deze gedragslijn verdraagt zich niet met het weigeren van de toestemming aan verzoekers om het onderwerpelijke zonnescreen aan te brengen. Dit screen voldoet weliswaar niet aan het beleid van verweerster ten aanzien van op de balkons aan te brengen zonwering, maar het tast, nu het slechts in zeer beperkte mate gebruikt zal worden en de toegepaste verticale geleiders zeker niet robuuster ogen dan de horizontale en verticale delen van het balkonhekwerk, het open karakter van het balkon en het architectonisch uiterlijk van het gebouw niet (wezenlijk) ernstiger aan dan de door verweerster getolereerde wijzigingen.
5.6 Verweerster zal dan ook het screen van verzoekers moeten toestaan, zij het onder de voorwaarde dat verzoekers zich op dezelfde wijze als de bewoners die een knikscherm op het balkon hebben aangebracht tegen het risico van schade verzekeren.

IEF 10725

Niet duidelijk welke rechten zijn geschonden

RCC 1 december 2011, dossiernr. 2011/00906 (Ere Divisie Live "ik heb het")

Slogan. Titel van een schilderij. Auteursrecht. Het betreft het gebruik van de woorden “Ik heb het” door Eredivisie Live, die te zien zijn op billboards in voetbalstadions en tijdens uitzendingen van NOS Studio Sport en die gezegd  worden door bekende voetballers in het filmpje “The making of…Ik heb het!” op You Tube.

Eredivisie Live maakt zonder toestemming en vergoeding gebruik van de slogan “Ik heb het”, welke woorden al jaren op klagers website www.pauluskunstje.nl staan en de naam vormen van een door klager gemaakt schilderij. De voorzitter heeft de klacht niet in behandeling genomen, omdat niet duidelijk is welke rechten zijn geschonden. "Ik heb het" heeft geen eigen en oorspronkelijk karakter en is sinds jaar en dag een normale zin binnen het Nederlandse taalgebruik en niet door de klager bedacht. De Reclame Code Commissie bevestigt de "niet-inbehandeling-neming".

Van een merkenrecht is niet gesteld of gebleken, terwijl tevens niet op voorhand kan worden aangenomen dat klager zich op auteursrechtelijke of andere bescherming kan beroepen. Het enkele feit dat de gewraakte woorden blijkbaar op een website van klager staan is onvoldoende om aan te nemen dat klager bepaalde rechten met betrekking tot die woorden kan doen gelden, nog daargelaten dat het gebruik van die woorden door anderen niet zonder meer tot het oordeel kan leiden dat is gehandeld in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter
 
Klager handhaaft zijn klacht dat zonder zijn toestemming de titel van een door hem gemaakt schilderij wordt gebruikt voor reclamedoeleinden.
 
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Een geschil over een (vermeende) inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, waarop de onderhavige klacht lijkt te zien, hoort niet thuis bij de Commissie. Klager heeft bovendien verzuimd duidelijk te maken welk intellectueel eigendomsrecht door adverteerder geschonden zou zijn. De zin “Ik heb het” kan niet worden gekwalificeerd als een auteursrechtelijk werk, nu deze geen eigen, oorspronkelijk karakter heeft en geen persoonlijk stempel van de maker draagt. De zin is sinds jaar en dag een normale zin binnen het Nederlandse taalgebruik en is niet door klager bedacht.
 
Het oordeel van de Commissie
Klager heeft ook in zijn bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter niet duidelijk gemaakt welke rechten van klager zouden zijn geschonden door het gebruik van de woorden “Ik heb het” en op welke wijze het gebruik van deze woorden door adverteerder in strijd met de NRC moet worden geacht. De klacht wordt daarom afgewezen.
 
De beslissing
 
De Commissie wijst de klacht af.

IEF 10722

Uitgesteld kijken en luisteren via internet en het auteursrecht

Nota naar aanleiding van verslag rond wijziging mediawet, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 019, ongenummerd.

Auteursrechtelijke elementen in de nota naar aanleiding van wijziging mediawet: Pagina. 17-18:

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nog andere mogelijkheden ziet voor de publieke omroep om onafhankelijke inkomstenstromen te genereren en hoe de regering wat dat betreft aankijkt tegen de mogelijkheid om (auteursrechtelijke) vergoedingen te vragen van kabelexploitanten.

De publieke omroep kan auteursrechtelijke vergoedingen aan kabelexploitanten vragen voor zover de omroep de rechten op een productie heeft en in de praktijk gebeurt dit ook. De regering acht het logisch en marktconform dat de publieke omroep een rechtenvergoeding vraagt aan exploitanten die omzet generen met de exploitatie van door hen geproduceerde content.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat het ongehoord is om van kijkers en luisteraars geld te vragen voor de uitzendingen van de algemene radio- en televisiekanalen of voor het terugkijken of -luisteren van eerder uitgezonden programma’s via internet. Verder stellen zij vragen over de opstelling van collectief beheerorganisaties bij het verlenen van toestemming voor de distributie van programma’s via internet en over het wettelijk vastleggen van het actual audience principe. 

De regering is het eens met de leden van de PvdA-fractie dat de publieke omroep geen directe vergoeding mag vragen aan kijkers en luisteraars voor de uitzendingen van de algemene radio- en televisiekanalen. Voor wat betreft uitgesteld kijken onderzoekt de NPO of in bepaalde gevallen hiervoor een vergoeding gevraagd zou kunnen worden. Gedacht wordt dan aan ouder archiefmateriaal en eventueel previews. Voor de dienst Uitzending Gemist zal geen vergoeding gevraagd worden gedurende bijvoorbeeld de eerste tien dagen. De regering wacht met een definitief oordeel, totdat de plannen van de NPO duidelijker zijn. In principe wijst de regering het vragen van een vergoeding voor bepaalde diensten niet op voorhand af. Wat offline geaccepteerd is zoals de verkoop van programma’s op DVD, zou ook online mogelijk moeten zijn.

De regering is het eens met deze leden dat uitgesteld kijken en luisteren via internet tegenwoordig tot de normale distributie van programma’s hoort. Het aanbieden van programma’s via internet is echter auteursrechtelijk gezien een nieuwe openbaarmaking. Daarvoor is toestemming van rechthebbenden vereist. Zij kunnen daarvoor een vergoeding vragen, indien de rechten voor deze vorm van exploitatie nog niet geregeld zijn. Dit is niet ongehoord maar de gebruikelijke auteursrechtelijke praktijk. Partijen dienen hier onderling afspraken over te maken. Daarover lopen al enige tijd onderhandelingen. De hoogte van de vergoedingen is één van de punten waarover partijen nog verdeeld zijn. Makers dienen zich bewust te zijn dat het een wettelijke taak van de publieke omroep is om op alle platforms aanwezig te zijn en dat de omroepen nog maar zeer bescheiden inkomsten hebben uit deze nieuwe exploitatievormen. Maar indien er extra inkomsten gegenereerd worden, is het redelijk dat makers daarin meedelen. De regering verwacht dat de onderhandelingen tot resultaat zullen leiden en ziet vooralsnog geen reden om, buiten het reguliere overleg, met collectief beheerorganisaties om tafel te gaan zitten. Dat collectief beheerorganisaties uit zijn op het vergroten van hun winsten, moet worden weersproken. De beheerorganisaties innen ten behoeve van de bij hen aangesloten makers. Om er voor te zorgen dat de geïnde gelden maximaal bij de makers terecht komen is in het wetsvoorstel Toezicht collectief beheer24 [Kamerstukken II 2008-2009, 31 766, nr. 2.] een aantal voorzieningen opgenomen. Over de hoogte van vergoedingen kan men straks ook bescherming ontlenen aan het voorgestelde preventieve toezicht op tariefsstijgingen door het College toezicht auteursrecht en de geschillencommissie voor tariefsgeschillen. Indien geen gebruik gemaakt wordt van de geschillencommissie en men rechtstreeks naar de rechter gaat, dient de geschillencommissie om advies te worden gevraagd. In het wetsvoorstel Toezicht collectief beheer wordt het actual audience principe25 vastgelegd als een belangrijk criterium voor de vaststelling van de billijke vergoeding door de geschillencommissie. In de wens van deze leden wordt dus voorzien.

IEF 10719

Nuancering strafuitsluitingsgronden

Richtlijn voor strafvordering intellectuele-eigendomsfraude van 23 december 2011, Stcrt. 2011, 22 925.

Deze richtlijn bevat uitgangspunten voor het transactie- en requireerbeleid van het delict intellectuele-eigendomsfraude (IE-fraude). Met een nuancering van de strafuitsluitingsgrond ´in voorraad hebben´ voor ´eigen gebruik´. Evenals een uitwijding betreffende het begrip 'plaats delict' voor het verhandelen van illegale bestanden of het aanbieden van inbreukmakende goederen op het internet (zie par 9). En tot slot een grenshoeveelhedentabel als bijlage.

4. Strafuitsluitingsgrond ‘in voorraad hebben’ voor ‘eigen gebruik’

In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht. In dit artikel staat dat voor ‘eigen gebruik’ in voorraad hebben van enkele inbreukmakende goederen als bedoeld in artikel 337 lid 1 WvSr is toegestaan. Het voor eigen gebruik in-, uit- of doorvoeren valt niet onder deze uitzondering en is derhalve verboden.

‘Eigen gebruik’ komt ook voor in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten, maar daar heeft het slechts een zeer beperkte betekenis. Niet strafbaar is het maken van enkele verveelvoudigingen zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dienend tot eigen oefening, studie of gebruik van degene die de kopieën zelf heeft gemaakt (art. 31 e.v. jo. art. 16b.1 en 16c.1 Auteurswet 1912; art. 21 e.v. jo. art. 10.e Wet op de naburige rechten).

De Rijksoctrooiwet 1995 kent de strafuitsluitingsgrond ‘eigen gebruik’ niet, maar stelt als voorwaarde dat de handelingen gepleegd moeten zijn ‘in of voor zijn bedrijf’, wil er sprake zijn van inbreuk. Hieronder valt ook de beroepsuitoefening. Deze voorwaarde komt bij de strafrechtelijke handhaving op hetzelfde neer als de genoemde strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 WvSr. Voor de Rijksoctrooiwet geldt dus dat opzettelijke inbreuk op het octrooirecht, gepleegd in of voor het bedrijf van de inbreukmaker, strafbaar is. Let wel dat in de Rijksoctrooiwet enkel invoer strafbaar is gesteld. Uit- en doorvoer zijn niet strafbaar.

Eigen gebruik van inbreukmakende goederen is niet strafbaar als het enkele exemplaren betreft. In deze OM richtlijn wordt de term ‘enkele’ uitgewerkt in de tabel grenshoeveelheden. In deze tabel wordt aangegeven bij welke hoeveelheid sprake is van (slechts) enkele exemplaren.

Voor meer uitleg over het begrip ‘eigen gebruik’ in het kader van deze materie, wordt verwezen naar de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude [zie H 4].

IEF 10717

Kabinetsreactie groenboek onlinedistributie audiovisuele werken

Nederlandse kabinetsreactie op het “Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale ééngemaakte markt”.

Het Nederlandse kabinet heeft ervoor gekozen in de reactie niet de door de Europese Commissie gestelde vragen afzonderlijk te beantwoorden, maar de reactie te richten op een aantal voor Nederland belangrijke speerpunten. Ten behoeve van de reactie zijn Nederlandse belanghebbende partijen uitgenodigd (mondeling en/of schriftelijk) een visie te geven op het Groenboek. Het Nederlandse kabinet richt zich in deel I van deze reactie vooral op de problemen waarmee belanghebbenden in de praktijk (zullen) worden geconfronteerd bij Europese online distributie van audiovisuele werken. Uitgangspunt hierbij is de input die door een aantal Nederlandse belanghebbenden tijdens de consultatie is gegeven. In deel II van deze reactie wordt de visie van het Nederlandse kabinet op mogelijke oplossingen op EU niveau uiteengezet.

Inhoudsopgave

I Nederlandse inbreng
I.1 Ontwikkelingen in de audiovisuele mediadiensten industrie
I.2 Het auteursrecht (exploitatierechten en billijke vergoedingen)
I.3 Collectieve beheersorganisaties en het toezicht
Toezicht collectieve beheersorganisaties
I.4 Uitbreiding van de Kabel- en Satellietrichtlijn
I.5 Europese database voor audiovisuele werken
I.6 Culturele diversiteit en kleine taalgebieden
I.7 Instellingen voor audiovisueel erfgoed
I.8 Fair use
I.9 Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen met een beperking

 

II Visie van het Nederlandse kabinet op mogelijke oplossing op EU niveau
II.1 Territorialiteit in het auteursrecht en het verkrijgen van licenties
II.2 Billijke vergoeding voor makers van audiovisuele werken
II.3 Licentieverkrijging en afdracht voor billijke vergoedingen zoveel mogelijk op één plek (‘one-stop-shop’)
II.4 De kabel- en satellietrichtlijn
II.5 Naar één Europees auteursrecht?
II.6 Van territoriale licenties naar licenties per taal
II.7 Erfgoedinstellingen
II.8 Meer flexibiliteit in het auteursrecht door een algemene ‘fair use’ exceptie
II.9 Standaardisering van metadata voor Europees audiovisuele werken
II.10 ‘User generated’ initiatieven ter ondersteuning van de culturele diversiteit
II.11 Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen met een beperking
II.12 Handhaving en piraterij

Visie van het Nederlandse kabinet op mogelijke oplossing op EU niveau (Samenvatting)

Territorialiteit in het auteursrecht en het verkrijgen van licenties

In de praktijk liggen de exploitatierechten van audiovisuele werken in alle EU-lidstaten vrijwel volledig bij de producent. Echter in veel EU-lidstaten liggen de exploitatierechten van de filmmuziek bij een collectieve beheersorganisatie. Deze collectieve beheersorganisaties mogen slechts een nationale licentie verlenen voor één lidstaat. Hierdoor vormt de territorialiteit van het auteursrecht bij de Europese online distributie van audiovisuele werken een obstakel voor pan-Europese online distributie. Immers een pan-Europese aanbieder heeft hierdoor alsnog voor elk van de huidige 27 lidstaten een afzonderlijke licentie nodig.

Deze problematiek kan voor filmmuziek ondervangen worden door multiterritoriale licentiëring door collectieve beheersorganisaties mogelijk te maken (zie het aangekondigde richtlijnvoorstel inzake collectief beheer). Een andere oplossing kan liggen in het bevorderen van de concentratie van de rechten die nodig zijn voor het online ter beschikking stellen van audiovisueel werk bij de producent. Als alle rechten voor onlineterbeschikkingstelling bij de producent zouden liggen zijn er immers geen belemmeringen meer voor pan- Europese licenties van audiovisueel werk. Met een concentratie van de exploitatierechten bij de producent wordt niet gepleit voor een cessio legis (wettelijke overdracht van rechten aan de producent). Uitgangspunt is contractsonderhandelingen tussen partijen op basis van gelijkwaardigheid waarbij tegenover de overdacht van exploitatierechten een recht op een billijke (proportionele) vergoeding voor de auteurs en uitvoerende kunstenaars staat.

Releasevensters als belemmering voor online distributie
Wettelijke voorschriften en voorwaarden voor subsidieverlening die eisen stellen aan de volgorde van verschillende releasevensters mogen geen belemmering vormen voor nieuwe marktontwikkelingen ten gunste van Europese online distributie.

Licentieverkrijging en afdracht voor billijke vergoedingen zoveel mogelijk op één plek
Het Nederlandse kabinet is van mening dat er onderzoek gedaan moet worden naar één Europees systeem voor de afdracht van billijke vergoedingen voor auteurs en uitvoerende kunstenaars voor de onlineterbeschikkingstelling (‘one-stop-shop’). Hierbij moet worden gekeken naar de voor- en nadelen van enerzijds een billijke vergoeding die wordt afgedragen aan de maker door de producent als deel van de met het filmwerk behaalde winst uit de exploitatie en anderzijds een billijke vergoeding voor elke vorm van exploitatie die
(collectief) wordt geïnd bij degene die deze exploitatie daadwerkelijk verricht. In beide gevallen dient gewerkt te
worden aan een voor alle partijen (maker, producent en exploitant) goed functionerend, rechtvaardig en transparant vergoedingensysteem. Voor het oplossen van eventuele geschillen over billijke vergoedingen dient goed gekeken te worden naar geschilbeslechting met een lage drempel voor auteurs en uitvoerende kunstenaars.

Indien gekozen zou worden voor het collectief innen van de billijke vergoeding bij degene die daadwerkelijk ter beschikking stelt, verdient het aanbeveling dat de exploitanten van audiovisuele werken bij één loket alle vergoedingen kunnen afdragen en makers hun vergoedingen door één loket krijgen uitgekeerd. Het Nederlandse kabinet pleit ervoor dat hieraan aandacht zal worden besteed in het aangekondigde richtlijnvoorstel collectief beheer.

Van territoriale licenties naar licenties per taal
Mensen willen audiovisuele werken graag in hun eigen taal kunnen bekijken. Talen zijn vaak niet gebonden aan landsgrenzen en bovendien bevinden gebruikers zich vaak buiten hun eigen taalgebied. Om die reden zou een onderverdeling van de Europese audiovisuele markt naar taal realistischer en efficiënter zijn dan een onderverdeling volgens landsgrenzen. Met een licentie naar taal kan een in een bepaalde taal nagesynchroniseerde) versie van het audiovisuele werk in heel Europa worden gedistribueerd.

Erfgoedinstellingen
Het publiek belang van erfgoedinstellingen en archieven beperkt zich niet tot restauratie en beschikbaarstelling van de collectie in eigen huis. Erfgoedinstellingen en (audiovisuele) archieven dienen zoveel mogelijk in staat te worden gesteld audiovisuele content voor de hele Europese Unie digitaal beschikbaar te maken waarbij de belangen van rechthebbenden moeten worden gewaarborgd. Bezien moet worden of en, zo ja, in hoeverre het bestaande Europese kader hiervoor moet worden aangepast. Daarnaast zal, bijvoorbeeld ten behoeve van massadigitalisering, gekeken moeten worden naar collectieve oplossingen.

Discussie starten over meer flexibiliteit in het auteursrecht door een ‘fair use’ exceptie
Het Nederlandse kabinet zou graag zien dat er een discussie wordt gestart over het opnemen van een ‘fair use’ exceptie of een daarmee vergelijkbaar instrument in de auteursrechtrichtlijn, waardoor het Europese auteursrecht adequater kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Deze uitzondering zal in eerste instantie gericht moeten zijn op het stimuleren van niet-commercieel creatief hergebruik van werken.

Europese standaardisering van metadata voor audiovisuele werken
Het Nederlandse kabinet dringt aan op het stimuleren van een Europese- of bij voorkeur wereldstandaard voor metadata van audiovisuele werken. Idealiter zal aan de hand van een centraal geregistreerde code kunnen worden achterhaald wie de rechthebbenden zijn, welke licenties zijn verleend, hoe de billijke vergoedingen zijn geregeld en waar en hoe vaak het werk ter beschikking wordt gesteld, uitgeleend, of anderszins openbaar gemaakt of verveelvoudigd.

‘User generated’ initiatieven ter ondersteuning van de culturele diversiteit
Ten aanzien van het belang van het behoud van de culturele diversiteit in een Europese markt dringt het Nederlandse kabinet aan op het ondersteunen van ‘user-generated’ initiatieven die de toegankelijkheid van kwetsbaar cultureel aanbod en de toegankelijkheid van aanbod voor Europeanen uit kleine taalgemeenschappen kunnen bevorderen.

Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen voor mensen met een beperking
Het Nederlandse kabinet steunt de European Disability Strategy 2010-20206 en het voornemen van Europees Commissaris Viviane Reding om te komen tot een Europese ‘accessibility act’.7 Belemmeringen om lineair aangeboden voorzieningen voor mensen met een visuele en auditieve beperking ook online aan te bieden (bijvoorbeeld bij uitgesteld kijken, pay-per-view) zouden zoveel mogelijk moeten verdwijnen.

Piraterij en handhaving
Ten slotte wordt het belang benadrukt van een civielrechtelijk handhavingskader waarmee websites en diensten kunnen worden bestreden die de onrechtmatige uitwisseling van auteursrechtelijk materiaal faciliteren. Dit zal een afgewogen handhavingskader moeten zijn waarin een rechtvaardige balans wordt gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet. Nederland bepleit een gerichte aanpak van inbreukfaciliterende websites en diensten als Europese norm voor het handhavingsbeleid.

IEF 10713

Wettelijk verplichte oormerken

Rechtbank 's-Hertogenbosch 21 december 2011, HA ZA 10-1569 (Merko .V. tegen Schippers c.s.)

Met dank aan Leo Kooy, Octrooibureau Vriesendorp & Gaade B.V..

Productafname-relatie. Onrechtmatig oud-medewerker in dienst nemen. Geen IE-rechten op productieproces. Auteursrecht op vóór indiensttreding gemaakte software. Slaafse nabootsing. Misleiding Ministerie LNV. Bijzondere proceskosteninschaling.

Merko produceert de wettelijk verplichte oormerken voor varkens, runderen en schapen. De handelsonderneming Schippers koopt sinds 1999 oormerken van Merko. Na overname van Merko door het mondiale Allflex zagen twee medewerkers van Merko aanleiding om binnen de Schippersgroep een nieuw oormerkproductiebedrijf op te richten.

De omstandigheid dat Schippers een oud-werknemer van Merko voor zich laat werken en daarbij gebruik maakt van diens kennis en ervaring, wordt als niet onrechtmatig beoordeeld. Het weglekken van technische kennis omtrent het productieproces is niet onrechtmatig. Het proces is niet beschermd door een octrooi, noch door een handelsgeheim, dat, in tegenstelling tot 'common law' staten, in het Nederlandse recht geen bescherming krijgt.

Van een succesvol beroep op auteursrecht op de door ex-werknemer ontwikkelde software is ook geen sprake, nu uit het TNO-rapport naar voren is gekomen dat de werknemer de software al had ontwikkeld vóór hij in dienst was van Merko en de auteursrechten niet aan haar zijn overgedragen. Een beroep op slaafse nabootsing wordt afgewezen, omdat de oormerken geen onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van die van andere producenten. Ook de stelling van Merko dat de herkomst zou moeten blijken uit de adresgegevens én het reclamemateriaal en dus niet uit de vormgeving van het product zelf kan blijken, leidt naar dezelfde conclusie.

Misleiding van het ministerie LNV: 4.7.2 Indien al Schippers die bepalingen [red. wettelijke eisen dierenwelzijn] heeft geschonden, is zulks, hoezeer dat wellicht ook aangemerkt moet worden als: handelen in strijd met haar rechtsplicht, toch niet onrechtmatig jegens Merko (art. 6:193 in de uitleg van HR 24 maart 2006,NJ 2009/485 Pharmacia/Cosmétique).

Ook in samenhang leveren de afzonderlijk beschouwde daden geen onrechtmatige daad op vanwege benadeling van de wederpartij.

Een bijzonder proceskostenveroordeling volgt, deze worden qua inschaling in tarieven beperkt. In reconventie gebeurt dit omdat verhoudingsgewijs het debat een zeer klein deel van het totale debat betrof.

4.8. De verwijten die afzonderlijk beschouwd geen onrechtmatige daden opleveren, leveren ook in onderlinge samenhang geen onrechtmatige daad op. Daarvan zou onder bijzondere omstandigheden misschien sprake kunnen zijn, bijvoorbeeld als uit een samenstelsel van nog juist rechtmatige handelingen een oogmerk van benadeling van de wederpartij zou kunnen worden afgeleid, zonder dat de dader daarbij een redelijk belang had. Maar van dergelijke omstandigheden is niets gebleken terwijl aan de andere kant Schippers vooral heeft gehandeld ter bescherming van haar zakelijke belangen om over betaalbare oormerken te kunnen beschikken die zij aan haar afnemers zou kunnen blijven verkopen.

4.10.2. Hoewel de zaak, indien de vordering naar de letter wordt genomen, van onbepaalde waarde is, vindt de rechtbank in de door Merko ten pleidooie gegeven indicatie van een omzetverlies van € 740.000 waaruit geredelijk een belang bestaande in een winstderving van tenminste omstreeks €40.000 kan worden afgeleid, duidelijke aanwijzingen dat de zaak onder liquidatietarief IV valt.

5.4. De omstandigheid dat de vorderingen van Meko in conventie in dit vonnis worden afgewezen, maakt dat de voor die vorderingen gelegde conservatoire beslagen onrechtmatig gelegd zijn. Schade daarvan is aannemelijk. Op die grond is de vordering van Schippers c.s. tot schadevergoeding toewijsbaar, met veroordeling van Merko in de proceskosten. In de omstandigheid dat het debat in reconventie een verhoudingsgewijs zeer klein deel van het totale debat heeft uitgemaakt, vindt de rechtbank een duidelijke aanwijzing om daarvoor niet tarief II, maar tarief I toe te passen, en waar de reconventie uit het verweer voortvloeit zulks voor het halve aantal punten.

IEF 10711

Verslagen en moties debat auteursrechten

Verslag algemene overleg in plenaire zaal, 20 december 2011. - stemmingen

Inclusief een aantal moties (en reactie van Staatssecretaris Teeven) betreffende:

nr. 33 afzien van het downloadverbod en op zoek naar alternatieven om het legale aanbod te stimuleren, aangenomen
nr. 34 intrekken licentie Buma voor innen van gelden, verworpen
nr. 35 blokkeren van websites, aangenomen
nr. 36 grondig onderzoek naar Buma/Stemra, aangenomen
nr. 37 onder curatele stellen van Buma/Stemra, aangehouden
nr. 38 besturen en raden van toezicht van beheersorganisaties zijn samengesteld uit makers en onafhankelijke experts, aangehouden
nr. 39 fair-use uitzondering voor hernieuwde openbaarmaking voor "not-for-profit"-organisaties, en beheersorganisaties te vragen voor een lichter fair-use tarief (in't kader van Europese onderhandelingen), aangenomen en
nr. 40 verbreding grondslag thuiskopieheffing en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te nemen (in't kader van Europese onderhandelingen), verworpen.

nr. 33 afzien van het downloadverbod en op zoek naar alternatieven om het legale aanbod te stimuleren, kamerstuk, aangenomen

Mijn benadering van het downloaden staat in het teken van het verbeteren van de aanpak van de bron. Die benadering is dus niet gericht op downloaders; ik heb dat ook in mijn tweede termijn in het AO nadrukkelijk naar voren gebracht. Voor downloaders gelden twee dingen. Voor iedereen moet duidelijk zijn dat legaal gebruik de norm is. Daar kun je voorlichting over geven. Voor de paar fanatiekelingen moet duidelijk zijn dat je voor grootschalig illegaal gebruik ook civielrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld. Dat is de benadering. Ik zou graag de kans krijgen om die te gaan uitwerken. Uiteraard is het dan aan de Kamer om daar een oordeel over te geven, maar zoals deze motie is geformuleerd, zou je bijna moeten stoppen met regeren en dat kan niet de bedoeling zijn. Ik ontraad dus aanneming van de motie.

nr. 34 intrekken licentie Buma voor innen van gelden, kamerstuk, verworpen.

Ik kom op de motie van de heer Bontes op stuk nr. 34. Hij vraagt daarin om het intrekken van de licentie. De toezichthouder doet op dit moment onderzoek. Ik heb volgens mij in de eerste termijn van het algemeen overleg al toegezegd dat ik met het college in gesprek zal gaan. Dat gesprek vindt overigens morgen plaats. Wat dat betreft, is het intrekken van de vergunning voorbarig. Net als in het algemeen overleg wijs ik erop dat de vergunning al sinds 1933 loopt. Er is anno 2012 dus wel sprake van enige verworven rechten. Als de Staat de vergunning intrekt -- dat zou allemaal best kunnen -- moet de aansprakelijkheid die dan voor de Staat zou ontstaan, ook worden bekeken. Het onderzoek van het College van Toezicht Auteursrechten moet nog worden afgerond. Om die reden ontraad ik de motie. Op basis van dat onderzoek kan de situatie best anders worden, maar op dit moment kan ik de motie niet omarmen.

nr. 35 blokkeren van websites, Kamerstuk, aangenomen.

De heer Verhoeven heeft in zijn motie op stuk nr. 35 gevraagd een bepaalde handhavingsoptie niet mee te nemen in toekomstige wetsvoorstellen rondom auteursrechten. Het was al duidelijk dat de regering en de fractie van D66 op dit punt van mening verschillen. Het betreft met name maatregelen die in de richting van isp's kunnen worden genomen. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat ik voor de isp's geen actieve rol zie bij het opsporen van illegale inhoud. Het is en blijft dus aan de rechthebbenden om het privaatrecht te handhaven. Isp's worden ook geen politieagent in de optie die ik in het algemeen overleg voor de Kamer heb geschetst. Isp's hebben echter wel een bijzondere, uitvoerende rol. In bijzondere gevallen, als rechthebbenden zonder succes hebben geprobeerd om een website aan te pakken, zou er soms een rol voor de access provider kunnen zijn. Ik zeg tegen de heer Verhoeven dat de motie volgens mij op misverstanden is gebaseerd. Die zal ik ten aanzien van de handhaving meenemen in het wetsvoorstel. Wat mij betreft is ook deze motie dus voortijdig en moet ik haar ontraden. Wellicht is mijn toelichting -- ik sta hier niet met mijn ogen dicht -- voldoende reden voor de heer Verhoeven om zijn motie aan te houden.

nr. 36 grondig onderzoek naar Buma/Stemra, kamerstuk, aangenomen.

Ik ga verder met de motie-Gesthuizen/Van Dijk op stuk nr. 36. Daarin is naar mijn mening terecht geconstateerd dat het vertrouwen in het functioneren van de auteursrechtenorganisatie schade is toegebracht door hetgeen bij Buma/Stemra is gebeurd. Die overweging lijkt mij terecht. In de motie wordt de regering verzocht grondig onderzoek naar het functioneren van Buma/Stemra te doen en zo nodig passende maatregelen te nemen. Ik zie deze motie eigenlijk als ondersteuning van beleid, want ik heb al aangekondigd dat het College van Toezicht Auteursrechten onderzoek gaat doen. Ik heb morgen een gesprek met het college over de diepgaandheid van dat onderzoek.

Ik zie dit dus als ondersteuning van het beleid. In die zin heb ik geen bezwaar hiertegen. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer. Het is wat mij betreft helpen bij hetgeen al in gang is gezet.

nr. 37 onder curatele stellen van Buma/Stemra, kamerstuk, aangehouden.

Ik kom nu op de motie-Gesthuizen/Jasper van Dijk op stuk nr. 37 waarin de regering wordt verzocht om Buma/Stemra onder curatele te stellen of er zelf zorg voor te dragen dat Buma/Stemra hangende het onderzoek scherp in de gaten wordt gehouden. Ik wil daaraan toevoegen: "en meer bevoegdheden, indien de toezichtwet wordt aanvaard", want die zinsnede hoort daar ook bij. In het algemeen overleg heb ik dit ook al met de leden gewisseld. Op dit moment heb ik niet de bevoegdheid om te doen wat mevrouw Gesthuizen van mij vraagt. Om die reden ontraad ik formeel de aanneming van de motie. Ik heb echter al gezegd dat ik met het college in gesprek ben over het onderzoek dat het gaat doen. Als wij straks de wet inzake het toezicht hebben behandeld, waarin een aantal bevoegdheden zit, hebben wij die bevoegdheden mogelijk wel. Dan kunnen wij meer doen. Deze motie is dus op dit moment iets te vroeg. Wij moeten eerst bekijken wat het handelen van het college oplevert en wat de behandeling van het wetsvoorstel versterking toezicht oplevert.

nr. 38 besturen en raden van toezicht van beheersorganisaties zijn samengesteld uit makers en onafhankelijke experts, kamerstuk, aangehouden.

Ik kom nu op de motie-Peters op stuk nr. 38. Zij verzoekt de regering in die motie om via de huidige en toekomstige bevoegdheden -- die bevoegdheden heb ik dus nog niet, maar dat zou kunnen -- te bewerkstelligen dat besturen en raden van toezicht van beheersorganisaties zijn samengesteld uit makers en onafhankelijke experts. Dit zou een uitkomst kunnen zijn van het wetgevingsproces. Dit zou bovendien een uitkomst kunnen zijn van de wens van de Kamer over de samenstelling van de besturen en de raden van toezicht. Wat mij betreft moet vooropstaan -- ik deel die visie met mevrouw Peters -- dat de besturen representatief zijn voor de rechthebbende die de cbo vertegenwoordigt. Daarin kunnen dus ook uitgevers zitten. Er komt een kritisch onderzoek naar het bestuur. Op dit moment zal ik de motie echter moeten ontraden, want ik kan het gevraagde op dit moment niet bewerkstelling. Dat is de feitelijke situatie. Het is voor mij onmogelijk om deze motie uit te voeren, maar ik deel wel de overwegingen van de motie en de mate van representativiteit waarover mevrouw Peters spreekt. Ik vind de inhoud van de motie dus wel sympathiek, maar ik ben feitelijk gezien op dit moment niet in de omstandigheid om deze motie uit te voeren. Mevrouw Peters ziet dit zelf ook; daarom heeft zij de term "toekomstige bevoegdheden" in haar motie opgenomen. Die term verklaart eigenlijk precies waar de problemen zitten.

nr. 39 fair-use uitzondering voor hernieuwde openbaarmaking voor "not-for-profit"-organisaties, en beheersorganisaties te vragen voor een lichter fair-use tarief (in't kader van Europese onderhandelingen), Kamerstuk, aangenomen.

In de motie-Peters c.s. op stuk nr. 39 wordt de regering verzocht, in afwachting van de uitkomst van Europese wetgevingsonderhandelingen van beheersorganisaties te vragen een lichter "fair use"-tarief voor niet-commercieel of privégebruik te hanteren. De indieners gaan ervan uit dat wij in Nederland de ruimte hebben om dit nationaal te regelen, maar dat klopt niet. De uitzonderingen op dit punt worden geregeld in de Europese richtlijn, zoals ik ook in het AO heb gedeeld. Ik ben het wel eens met het verzoek om te pleiten voor een fair-use-uitzondering in Europa; dat zullen wij ook doen. Een nationale uitzondering kan echter niet. Laten wij het stap voor stap doen. Ik wil zeker pleiten voor een fair-use-uitzondering. Wellicht geeft deze bereidheid van de regering aanleiding om de motie aan te houden.

nr. 40 verbreding grondslag thuiskopieheffing en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te nemen (in't kader van Europese onderhandelingen), kamerstuk, verworpen.

In de motie-Peters/Gesthuizen op stuk nr. 40 wordt de regering verzocht, tot die tijd geen onomkeerbare stappen te nemen en in ieder geval Europeesrechtelijke initiatieven met betrekking tot de thuiskopieheffing af te wachten. Wat mij betreft, zijn heffingen een stap terug. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat het helemaal niet zeker is dat de Europese Unie in de loop van volgend jaar, in juli of augustus, daadwerkelijk komt met die initiatieven. Er zijn natuurlijk meer landen die andere ideeën hebben. De motie betekent een bredere grondslag voor de thuiskopieheffing. Dat is heel iets anders dan wat het kabinet in de speerpuntenbrief heeft gezegd en ook heel iets anders dan wat de werkgroep-Gerkens in 2009 heeft opgeschreven. Die weg willen wij op dit moment niet opgaan, maar wij zijn wel in gesprek over de alternatieven, zoals ik bij een eerdere motie heb gezegd. Deze motie zal ik moeten ontraden.

Eveneens zijn de ongecorrigeerde verslagen van het Algemeen Overleg auteursrechten beschikbaar: 30 november 2011 en Vervolg van 7 december 2011.

IEF 10710

Schadevergoeding: niet meer en niet minder

Hof Leeuwarden 20 december 2011, LJN BU8934 (appellant tegen geïntimeerde)

Auteursrecht. Licentieovereenkomst en schadevergoedingsrecht. Geen schadevergoeding jegens auteursrechtelijke licentievergoeding naast de vordering tot meerwerk vermeerderd met wettelijke rente, omdat eiseres in dat geval meer zou krijgen dan waarvoor zij bij correcte nakoming van de overeenkomst recht heeft. In het Nederlandse schadevergoedingsrecht geldt het beginsel dat schade moet worden vergoed: niet méér en niet minder.

Appellant is vormgever en ontwerpt logo's, huisstijlen, drukwerk, etc. voor geïntimeerde. Er is een geschil ontstaan over de teveel in rekening gebrachte - niet van tevoren begrote - werkzaamheden. Voor wat betreft het auteursrecht en de licentie kan advocaat geïntimeerde kort zijn, er is geen beperking met betrekking tot het gebruik van de website, de huisstijl en het logo. Er wordt voor het onbeperkte auteursrecht een bedrag ad €4.000 exclusief BTW een voorstel gedaan, dat na betwisting van het standpunt betreft de openstaande facturen, wordt geaccepteerd.

Grief III: richt zich tegen de vaststelling dat er geen overeenstemming is bereikt met betrekking tot het auteursrecht, daartoe wordt aangevoerd dat het geaccepteerde aanbod onderdeel vormde van een integraal voorstel en dat deelacceptatie niet mogelijk was. De gedeeltelijke aanvaarding van het aanbod dient als een nieuw aanbod te worden beschouwd dat niet is aanvaard door geïntimeerde, en grief III faalt.

Grief IV: richt zich tegen de afwijzing van de vergoeding ad €4.000 voor ongeautoriseerd gebruik. Vaststaat dat [geïntimeerde] niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Op grond van artikel 5.3 is het [geïntimeerde] niet (langer) toegestaan de ontwerpen van [appellant] te gebruiken. Door de ontwerpen van [appellant] zonder toestemming te gebruiken, maakt [geïntimeerde] inbreuk op de auteursrechten[ van [appellant], hetgeen jegens hem onrechtmatig is. De vraag is of [appellant] daardoor daadwerkelijk schade heeft geleden.

23.  Grief III richt zich tegen de vaststelling door de rechtbank in rechtsoverweging 5.4 dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt met betrekking de overdracht van het auteursrecht tegen betaling van een bedrag van
€ 4.000,- (exclusief BTW). [appellant] stelt zich op het standpunt dat de advocaat van [geïntimeerde] hem in de brief van 12 maart 2009 een ongeclausuleerd aanbod heeft gedaan met betrekking tot het verkrijgen van de auteursrechten op zijn ontwerpen, welk aanbod hij in de brief van zijn advocaat van 31 maart 2009 heeft geaccepteerd. [geïntimeerde] voert het verweer dat dit aanbod onderdeel vormde van een integraal voorstel tot afhandeling van de zaak en dat deelacceptatie niet mogelijk was.

29.  Vaststaat dat [geïntimeerde] niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Op grond van artikel 5.3 is het [geïntimeerde] niet (langer) toegestaan de ontwerpen van [appellant] te gebruiken. Door de ontwerpen van [appellant] zonder toestemming te gebruiken, maakt [geïntimeerde] inbreuk op de auteursrechten van [appellant], hetgeen jegens hem onrechtmatig is. De vraag is of [appellant] daardoor daadwerkelijk schade heeft geleden.

30.  [appellant] stelt dat zijn schade gelijk is aan de redelijke vergoeding die hij van [geïntimeerde] had kunnen vragen voor het gebruik van de ontwerpen. Die vergoeding wordt door [appellant] gesteld op € 4.000,-. [geïntimeerde] betwist dat [appellant] schade heeft geleden. Zij betoogt dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen omdat het een doublure zou zijn van de vordering tot betaling van meerwerk vermeerderd met rente en kosten.

31.  Het hof is van oordeel dat [appellant] in beginsel recht heeft op schadevergoeding wegens de gederfde auteursrechtelijke licentievergoeding nu [geïntimeerde] de ontwerpen van [appellant] zonder toestemming heeft gebruikt. In het Nederlandse schadevergoedingsrecht geldt evenwel het beginsel dat de schade moet worden vergoed: niet méér en niet minder (vgl. HR 24 december 1993, NJ 1995, 421). Met [geïntimeerde] is het hof van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding, zonder nadere toelichting, niet kan worden toegewezen náást de vordering tot meerwerk, vermeerderd met wettelijke rente omdat [appellant] hierdoor meer zou krijgen dan waarop hij bij correcte nakoming van de overeenkomst door [geïntimeerde] recht zou hebben. Grief IV faalt.

Lees het vonnis hier (LJN / schone pdf)

IEF 10708

Volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist

Rechtbank ´s-Gravenhage 21 december 2011, HA ZA 09-3475 (GB-Trade B.V. tegen Edco Eindhoven B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Bas Berghuis van Woortman en Laurens Kamp, Simmons & Simmons.

In navolging van IEF 9529. Auteursrecht. Modellenrecht. Eiseres BD Trade stelt dat gedaagde Edco inbreuk maakt op haar auteurs- en gemeenschapsmodelrechten m.b.t. een houder voor navigatiesystemen (GPS Car Cushion, registratie 000889811-0001). De rechtbank volhardt bij hetgeen bij tussenvonnis van 6 april 2011 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.

Dictum: 3.1. beveelt Edco met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk
in de Gemeenschap op het Gemeenschapsmodel van GB-Trade, geregistreerd onder
inschrijvingsnummer 000889811-0001, te staken en gestaakt te houden;

3.2. beveelt Edco om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis al haar afnemers in de Gemeenschap schriftelijk te verzoeken de door hen van Edco afgenomen All Ride houders aan Edco te retourneren;
3.3. beveelt Edco om binnen twee kalendermaanden na betekening van dit vonnis alle teruggehaalde, bij Edco in voorraad zijnde en/of door een derde in opdracht van Edco in voorraad gehouden inbreukmakende navigatiehouders als bedoeld in het vonnis (hierna: inbreukmakende producten) op kosten van Edco te (doen) vernietigen in tegenwoordigheid van een door GB-Trade aan te wijzen persoon onder verstrekking van een officieel document van de vernietiging van deze producten aan de advocaat van GB-Trade; 
3.4. beveelt Edco om binnen twee kalendermaanden na betekening van dit vonnis aan GB-Trade een – door een registeraccountant gecontroleerde en geaccordeerde – volledige en juiste opgave aan de advocaat van GB-Trade te sturen houdende de namen en adressen van alle leveranciers en afnemers van de inbreukmakende producten, alsmede een volledige en nauwkeurige specificatie van de door haar verhandelde inbreukmakende producten, waaronder in ieder geval begrepen de aantallen verhandelde (gekocht, dan wel verkocht) inbreukmakende producten en de aan afnemers in rekening gebrachte verkoopprijzen, de inkoopprijzen en de interne kosten; 
3.5. bepaalt dat Edco voor iedere afzonderlijke overtreding van het bepaalde onder 3.1 tot en met 3.4, aan GB-Trade een dwangsom verbeurt van € 10.000,--, alsmede een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag, dagdeel daaronder begrepen, dat de overtreding van ieder van deze veroordelingen door Edco zal voortduren, met een maximum van in totaal € 250.000,--; 
3.6. veroordeelt Edco tot betaling van schadevergoeding aan GB-Trade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans, zulks ter keuze van GB-Trade, afdracht aan GB-Trade van de door Edco ten gevolge van de inbreuk genoten nettowinst; 
3.7. veroordeelt Edco in de proceskosten aan de zijde van GB-Trade tot op heden begroot op € 23.015,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;

IEF 10706

Programmeur wel ‘eigenaar’ schoonmaakprogramma

Noot bij Hof Arnhem, 15 november 2011, LJN: BU5540 (appellant vs. geïntimeerde)

Parallelle publicatie, ingestuurd aan ITenRecht door Bieneke Braat, Legaltree.

In zijn arrest van 15 november 2011, LJN BU5540, heeft het Hof Arnhem een opmerkelijke auteursrechtelijke uitspraak gedaan.

Zwagers
Eerst nog kort de casus. Geïntimeerde (ik zal hem hierna ‘de opdrachtgever’ noemen) heeft een bedrijf dat software exploiteert. Zijn zwager, meneer Y (die ik hierna ‘de programmeur’ zal noemen) heeft voor de opdrachtgever een software programma ontwikkeld. Daarna krijgen de opdrachtgever en de programmeur ruzie en gaan ze uit elkaar (een niet ongebruikelijk scenario). De opdrachtgever verdient kennelijk goed aan de software en de programmeur eist zijn rechten op de software op. Ook eist hij het beheer van de software op en een verbod voor de opdrachtgever om de software aan te passen. Mogelijk zal met het ‘beheer van de software’ bedoeld zijn ‘afgifte van de broncode’ zodat de programmeur de software zelf kon gaan beheren en exploiteren, maar de programmeur heeft dit niet expliciet gevorderd.

Software beschermd, programmeur maker
Het geschil draait om de basisvraag aan wie de auteursrechten op de software toekomen. Het hof zegt eerst (terecht) dat de broncode van een computerprogramma een uitdrukkingswijze van het programma is en daarom auteursrechtelijke bescherming geniet. Daarvoor is wel nodig dat het werk (in casu de broncode) een eigen intellectuele schepping van de auteur is.

Het hof stelt vast dat de software het resultaat van scheppende arbeid en van de creatieve keuzes van de programmeur, en dat het daarom bestempeld kan worden als zijn eigen intellectuele schepping. De programmeur heeft het technisch ontwerp gemaakt en de gebruikersinterface ontworpen en geschreven. Dat hij de software bepaalde wensen van de opdrachtgever heeft ingepast verandert dat niet. De software is dus auteursrechtelijk beschermd en de programmeur kan worden aangemerkt als de ‘maker’ ervan.

Het hof concludeert verder dat de programmeur niet in loondienst was van de opdrachtgever maar als opdrachtnemer voor hem werkte. Als de programmeur wel in loondienst zou zijn geweest als programmeur zouden de auteursrechten op de software aan zijn werkgever (in dit geval de opdrachtgever) zijn toegekomen op grond van artikel 7 Auteurswet.

Het hof onderzoekt vervolgens of de programmeur het recht heeft om van de opdrachtgever te eisen dat deze het beheer van de software aan hem geeft en dat de opdrachtgever geen aanpassingen meer mag maken aan de software. Tot nu toe, niks aan de hand.

Rechten op de broncode
Maar dan: het hof stelt dan dat de vraag aan wie de broncode van de software en het beheer over die software toekomen afhankelijk is van wat partijen daarover hebben afgesproken. Het hof stelt vervolgens (kort gezegd) vast dat de opdrachtgever er van uit mocht gaan dat hij het ‘eigendoms- en gebruiksrecht’ van de software zou krijgen omdat de programmeur heeft nagelaten afspraken daarover te maken (r.o. 3.6). Resultaat: de opdrachtgever wordt aangemerkt als ‘eigenaar’ van de software en de programmeur heeft geen recht op ‘beheer van het programma’ (noch afgifte van de broncode).

Hier gaat het mis. Een maker van een auteursrechtelijk beschermd werk wordt immers vermoed auteursrechthebbende te zijn tenzij hij de auteursrechten heeft overgedragen aan een ander (artikel 2 Aw) of als een ander ingevolge een van de in de Auteurswet omschreven situaties als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt. Die situaties zijn: de werkgevers-werknemers relatie (artikel 7 Aw), wanneer een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht (artikel 6 Aw) en wanneer een werk is openbaar gemaakt door een rechtspersoon zonder de maker te vermelden (artikel 8 Aw). Ook kan een ander nog als auteursrechthebbende worden aangemerkt ingeval van een gemeenschappelijk werk. Blijkbaar heeft de opdrachtgever uitsluitend aangevoerd dat de opdrachtnemer bij hem in loondienst was, en dus niet dat er sprake was van een van de andere situaties op grond waarvan hij (ook) als auteursrechthebbende moest worden aangemerkt, noch dat de auteursrechten aan hem waren overgedragen.

Auteursrechten omvatten ook broncode
Het is jammer dat het hof het 'eigendomsrecht' en het 'gebruiksrecht' (letterlijk: gebruiks- en/of eigendomsrecht) van de software over één kam scheert. Dit zijn uiteraard twee wezenlijk verschillende dingen. Het 'eigendom' van de software omvat de auteursrechten op de software. Daaronder valt ook de broncode. Het hof lijkt van mening te zijn dat de rechten op de broncode iets anders zijn dan de rechten op de software. Immers, eerst stelt het vast dat de programmeur de maker van de software is omdat hij de broncode heeft geschreven maar daarna onderzoekt het of de rechten op de broncode op grond van de gemaakte afspraken wel aan de programmeur toekwamen. Maar als een programmeur auteursrechthebbende is op bepaalde software waarvan hij de broncode heeft geschreven, moet hij ook als auteursrechthebbende op de broncode worden aangemerkt (behoudens uiteraard de genoemde andere situaties). Anders zou dat net zoiets zijn als zeggen  dat de auteursrechten op de tekst van een boek bij de schrijver berusten maar de auteursrechten op het manuscript niet.

In dit geval heeft het hof terecht onderzocht wat de omvang was van het gebruiksrecht van de opdrachtgever. Maar voor wat betreft het ‘eigendomsrecht’ op de software (inclusief de broncode) had het hof hier alleen moeten onderzoeken of  was afgesproken dat de programmeur zijn auteursrechten had overgedragen aan de opdrachtgever. Een dergelijke overdracht moet altijd in een akte worden vastgelegd (artikel 2 Aw).  En omdat het hof juist heeft vastgesteld dat de partijen geen afspraken hadden gemaakt over de ‘eigendom’ van de software, had het hof niet tot de conclusie kunnen komen dat de ‘eigendomsrechten’ op de software bij de opdrachtgever berustten in plaats van bij de programmeur.

Conclusie
Als de programmeur zou zijn ‘erkend’ als auteursrechthebbende, zou hij ook recht hebben gehad op afgifte van de broncode van de software (hoewel dit dus niet expliciet is gevorderd). Ook zou hij dan – in principe – hebben kunnen verbieden dat de software door de opdrachtgever werd gebruikt. In dit geval zou het hof echter naar mijn mening in de feiten en afspraken hebben kunnen lezen dat de opdrachtnemer de opdrachtgever wel – stilzwijgende – toestemming had gegeven de programmatuur te exploiteren (het licentierecht dus). Of anders mogelijk dat de opdrachtgever rechtmatig verkrijger van het exemplaar van de software was en dat de exploitatie daarvan, inclusief het daarvoor aanpassen daarvan, in dit specifieke geval overeenkomstig het daarmee beoogde gebruik was (artikel 45j Aw). Op die manier hadden zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer gekregen wat ze wilden en was de uitspraak juridisch correct geweest. Nu komt de programmeur er – naar mijn mening onterecht – bekaaid van af.

Bieneke Braat is ICT-advocaat bij Legaltree.