Auteursrecht  

IEF 8232

De slecht vervaardigde namaakproducten

Rechtbank Arnhem, 30 september 2009, HA ZA 09-419, Brand van Egmond B.V tegen K. c.s. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Inbreuk door verhandeling namaakproducten via Marktplaats.nl. Omdat het gaat om een opzettelijke inbreuk op auteursrechten worden de 1019h proceskosten  toegewezen tot een hoger bedrag dan genoemd in de indicatietarieven in IE zaken. Rechtsoverweging 4.2. geeft een aardige samenvatting:

4.2. Er is geen aanleiding van het voorlopig oordeel terug te komen, waaraan overigens de beslissing ten grondslag ligt dat de lampen van Brand van Egmond auteursrechtelijk beschermde werken zijn. Het nader door Brand van Egmond in het geding gebrachte bewijsmateriaal bevestigt haar stelling dat de bij K. aangetroffen lampen artikelen zijn die ongeoorloofde verveelvoudigingen zijn van de originelen en daarom inbreuk maken op het auteursrecht van Brand van Egmond. Op grond van de niet weersproken verklaring van de heer Brand staat vast dat de bij K. c.s. in beslag genomen lampen slecht vervaardigde namaakproducten zijn van de originele Brand van Egmond lampen van de modellen “Hollywood”, “Behind The Frosted Glass”en “Chandelier”. De door Brand van Egmond overgelegde foto’s tonen aan dat de slecht vervaardigde namaakproducten wel de auteursrechtelijke beschermde trekken van de originelen heeft overgenomen en dat de totaalindruk in wezen hetzelfde is.

Ter comparitie heeft K. erkend dat hij de lampen heeft gekocht van iemand uit Oost Europa die hij niet kent en waarvan hij het adres niet heeft en dat deze persoon de lampen heeft geleverd met en vrachtwagen. Op basis van het niet weersproken rapport van Dörr staat ook vast dat K. deze lampen heeft verhandeld, terwijl hij zich ervan bewust was dat hij dat niet mocht doen. Daarmee staat vast dat K. c.s. de lampen niet hebben betrokken via reguliere verkoopkanalen. Omdat de factuur van B.  te Vilnius is gesteld op naam van de VOF en de inbreukmakende handelingen plaats vonden vanuit de bedrijfsruimte van de VOF staat ook vast dat de handelingen door de CVOF werden verricht. Dat betekent dat Kregting de inbreukmakende handelingen heeft verricht in hoedanigheid van vennoot van de VOF. Dat brengt mee dat d inbreukmakende handelingen aan alle gedaagden kunnen worden toegerekend.

(…) 4.5. (…) Omdat het gaat om een opzettelijke inbreuk op auteursrechten van Brand van Egmond zullen de redelijke en evenredige kosten van onderzoek en juridische bijstand op de voet van 1019h Rv worden toegewezen tot een hoger bedrag dan genoemd in de indicatietarieven in IE zaken. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8231

Het verzamelwerkauteursrecht

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 28 september 2009, KG ZA 09-622, Uitgeverij 010 tegen Pale Pink Publishers (met dank aan  Matthijs Kaaks, Boekx).

Auteursrecht. Interessant en uitgebreid vonnis dat de lezers een aantal keer op het verkeerde been zet en daardoor tot het einde spannend blijft. Eiser 010, uitgever van een serie van drie boeken (Boeken I, II en III) over de architect Wim Quist, wil de uitgave van een tweetal oeuvreboeken (Verzamelwerken I en II) over diezelfde architect tegenhouden.

De voorzieningenrechter stelt allereerst dat 010, samen met de vormgever, gerechtigd is tot het verzamelaarsauteursrecht m.b.t. tot de drie afzonderlijke werken uit de serie, maar dat op het concept van de serie geen auteursrecht rust. 010 kan zich wel op de haar toekomende geschriftenbescherming m.b.t. de drie boeken beroepen en de rechten op de gebruikte vertalingen berusten bij de vertaler. De verzamelwerken I en II maken derhalve inbreuk op het verzamelauteursrecht en het recht op de geschriftenbescherming van 010 en het auteursrecht van de vertaler, wiens vertalingen in beide reeksen zijn gebruikt.

Gedaagde kan zich echter wel succesvol beroepen op rechtsverwerking. Volgens de voorzieningenrechter is het aannemelijk dat bij gedaagde het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat 010 haar rechten niet meer geldend zou maken en zich in elk geval niet actief tegen een dergelijke uitgave zou verzetten. De vorderingen gebaseerd op het verzamelaarsauteursrecht en het recht op de geschriftenbescherming worden daarom afgewezen.

Maar de uiteindelijke winnaar, als je dat zo mag noemen, is de op last en volmachtprocederende vertaler. De rechtverwerking kan aan hem niet worden tegengeworpen en gedaagde had geen goede reden om aan te nemen dat zij gerechtigd was om de vertalingen te gebruiken. De voorzieningenrechter wijst zijn vordering toe en suggereert dat partijen er wel eens samen uit zouden kunnen komen:

5.20 (…) De voorzieningenrechter zal daarom de vordering ten dele toewijzen als na te melden. Het wordt, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid voldoende geacht de 415 (van de 500) exemplaren van Verzamelwerk 11, die bij PPP zijn aangetroffen en beslagen, te laten afgeven, zodat de overige marktpartijen daarmee niet worden lastiggevallen, terwijl toch de overgrote meerderheid van de exemplaren wordt bestreken. Een betaling als hiervoor bedoeld zal PPP wellicht alsnog kunnen doen, waarna (010 namens) John Kirkpatrick en PPP afspraken over het alsnog op de markt brengen van de boeken kunnen maken.

Lees het vonnis hier.

IEF 8230

Geen internetheffing, beschikbaarheid van programmagegevens, beeldmateriaal

Beleidsreactie Plasterk op aanbevelingen commissie Brinkman: Aantal aanbevelingen overgenomen, maar “het voorstel om via een internetheffing extra geld vrij te maken voor innovatie van de pers neemt de minister niet over. Wel erkent hij dat het in het digitale tijdperk lastig is verdienmodellen voor nieuws te ontwikkelen. De minister is verder niet van plan de publieke omroep reclamevrij te maken. Wel zal hij, samen met staatssecretaris Heemskerk (EZ), een breed reclameonderzoek uitvoeren naar reclamebestedingen in de gehele mediasector. Daarin worden eventuele verdringingseffecten tussen de verschillende gedrukte en audiovisuele media meegenomen. 

Verder is de minister voorstander van brede beschikbaarheid van programmagegevens van de publieke omroep, zodat ook kranten die integraal zouden kunnen afdrukken, maar wel tegen een redelijke vergoeding. 

(..) In zijn beleidsreactie op het eindrapport van de commissie Brinkman onderschrijft minister Plasterk het belang van een goede samenwerking tussen de pers en de publieke omroep, met name op internet. Zo moet het mogelijk worden dat de publieke omroep beeldmateriaal ter beschikking stelt aan krantensites. De minister wil de aanbeveling van Brinkman om te komen tot regionale mediacentra, waarbij dagbladen en regionale omroep crossmediaal zouden kunnen samenwerken, verder verkennen.”

Lees de brief hier

IEF 8229

De karakteristieke bollende - op een motorbroek geïnspireerde - pasvorm

Klik op afbeelding voor vergrotingGerechtshof Amsterdam, 29 september 2009, zaaknr. 200.019.012/01 SKG, G-Star International B.V. tegen Bestseller Retail B.V. (met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Auteursrecht. Merkenrecht. Vormmerken. G-Star stelt dat Bestseller met de Zinko-spijkerbroek inbreuk maakt op de rechten van G-Star met betrekking tot G-Stars eigen bestseller, de Elwood-spijkerbroek (klik op afbeelding voor vergroting). Het hof oordeelt met de rechtbank dat de ‘aanblik/totaalindruk van de twee broeken te verschillend' is. Aan de Elwood komt bovendien vanwege de ontlening aan een motorbroek geen (zeer) grote beschermingsomvang toe. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank Amsterdam, 16 oktober 2008, IEF 7178). In citaten:

4.3. (…) Dat de fraaiheid van het uiterlijk van een broek (en de pasvorm daarvan) in het algemeen bij de aankoopbeslissing een belangrijke rol speelt en dat de door de onder 4.1 sub iv tot en met vi genoemde elementen bepaalde vorm van de Elwood-broek een wezenlijke waarde daaraan geeft in de zin van artikel 2.1 lid 2 BVIE acht ook het hof voorshands niet onaannemelijk. Het hof verwerpt in dit verband het betoog van G-Star dat de vormgeving van alledaagse kleding als een spijkerbroek - in tegenstelling tot bijvoorbeeld haute couture - in het algemeen vooral een onderscheidingsfunctie heeft. Dit een en ander brengt reeds mee dat serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de vorm van de broek, en dus ook die van het kniestuk, niet voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking komen. De op merkenrechtelijke grondslag door G-Star gevorderde voorzieningen zijn reeds daarom niet toewijsbaar. Dit brengt mee dat grief 2 faalt.

4.4. Mede gelet op eerdere uitspraken van de bodemrechter waarin deze vraag aan de orde is geweest, gaat het hof er voorshands van uit dat (de vorm van) de Elwood-broek voldoende oorspronkelijkheid bezit om als werk in auteursrechtelijke zin te worden aangemerkt en derhalve auteursrechtelijk beschermd is. Door Bestseller is echter in dit geding voldoende aannemelijk gemaakt dat de vormgevingselementen die het karakteristieke uiterlijk van de Elwood bepalen door Morisset in 1995 voor het merendeel (bewust) zijn ontleend aan het model van een motorbroek en dat deze elementen voorts toen al jarenlang toepassing vonden in de (motor)sport- en werkkledingbranche. Dat aan het onderhavige werk een (zeer) grote beschermingsomvang toekomt, zoals G-Star verdedigt, kan in het licht hiervan niet als juist worden aanvaard. Het feit dat deze elementen in de Elwood-broek zijn aangebracht om een visueel/esthetisch (stoer) effect te bereiken en niet, althans niet in de eerste plaats, om redenen van functionele aard, zoals in vorenbedoelde (motor)sport- en werkkleding, maakt dit niet anders.

4.5. De vergelijking van de Elwood en de Zinko leert dat van de vijf min of meer als karakteristiek/kenmerkend te beschouwen elementen van de Elwood er drie zijn terug te vinden in de Zinko, doch in gewijzigde vorm. Zo is op de achterzijde van de broekspijpen van de Zinko weliswaar een naad aangebracht doch niet ter hoogte van de knie maar een twintigtal centimeters lager. Ook bij de Zinko loopt over het bovenste gedeelte van de pijp een schuine naad doch deze is aanmerkelijk schuiner dan bij de Elwood doordat deze vanaf de heup tot een punt iets boven de knie loopt in plaats van tot een punt net onder het kruis. Voorts wordt weliswaar door middel van stiksels de indruk gewekt dat de Zinko is voorzien van een kniestuk, maar doordat het geen ingezet kniestuk is mist de Zinko de karakteristieke bollende - op een motorbroek geïnspireerde - pasvorm van de Elwood. Het hof is van oordeel dat, hoewel in het licht hiervan gezegd kan worden dat de Zinko een aantal elementen gemeen heeft met de Elwood en daarmee enige gelijkenis met deze broek vertoont, de uitvoering van deze (reeds vóór het ontstaan van de Elwood in broeken aangebrachte) elementen te verschillend is om als (relevante) bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm van auteursrechtelijk beschermde trekken van de Elwood te worden gekwalificeerd. De gelijkenis van de broeken is niet zodanig dat de Zinko als verveelvoudiging van de Elwood in auteursrechtelijke zin kan worden aangemerkt; daarvoor is de aanblik/totaalindruk van de twee broeken te verschillend.

Lees het arrest hier.

IEF 8222

Een Nederlandse ingezetene met zijn eigen computer kan doen wat nodig is

Rietveld Schröder 1Gerechtshof Amsterdam, 22 september 2009, zaaknr. 200.030.570/01 SKG, Dimensione Direct Sales SRL.tegen Cassina S.P.A. & Le Fondation Le Corbusier (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Meubels Le Corbusier / Rietveld. Hoger beroep van Rechtbank Amsterdam, 12 februari 2009, IEF 7578. Centraal staat de vraag of het Italiaanse Dimensione door middel van haar website, de catalogus en mailings in Nederland onrechtmatig inbreuk maakt op de (in Nederland beschermde) auteurs- en/of merkenrechten van de rechthebbenden dan wel door misleiding van het publiek, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken. Ontoegankelijk maken website. Het hof bekrachtigt in een uitgebreid arrest grotendeels het vonnis waarvan beroep. Eerst even voor jezelf lezen.

3.14 Met haar mede tot Nederlandse ingezetenen gerichte website doet Dimensione derhalve het aanbod om ervoor te zorgen dat haar wederpartij in Nederland in het bezit wordt gesteld van één of meer meubelmodellen, en daarvan (bij voldoening aan de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting) de eigendom te verwerven, terwijl de bezoeker van deze website voor het aanvaarden van dit aanbod niets anders behoeft te doen dan met zijn computer het bestelformulier invullen. Dit aanbod moet worden aangemerkt als 'aanbieden' in de zin van de Auteurswet, waarbij het in (algemene) voorwaarden gemaakte beding dat de eigendom reeds in Italië wordt overgedragen geen zelfstandige betekenis heeft. Dit aanbod moet tevens worden aangemerkt als "distributie onder het publiek" in de zin van art. 4 Richtlijn 2001/29/EG, en wel distributie met als onderliggende titel een koopovereenkomst.

Lees het arrest hier.

IEF 8207

Op originele wijze verpakt bier

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 1 september 2009, LJN: BJ8024, Appellant tevens h.o.d.n. AOP-Creatives tegen Multi Cadeau B.V. & Multi Bier Asten B.V.

Auteursrecht. Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Feitelijk ingewikkelde (stukgelopen) samenwerking. Inbreuk op auteursrecht m.b.t. illustraties en teksten voor relatiegeschenken en ludieke verpakkingen, in het bijzonder betrekking hebbend op bier (Kadoosje, Letterbier, Openbrekertje). Geen inbreuk door variaties als de Beerbox..

4.3. De voorzieningenrechter (...) wees (…) , overwegende dat vaststaat dat [appellant] de teksten en illustraties heeft vervaardigd en (een deel van) de namen door [appellant] zijn bedacht, (…) het door [appellant] gevorderde verbod tot, kort gezegd, het gebruik van door [appellant] vervaardigde illustraties en teksten toe (…) , doch pas ingaande 1 mei 2009. Hij wees de stelling dat Multi Cadeau c.s. inbreuk maakten op de auteursrechten van [appellant] door variaties op door hem bedachte en ontwikkelde concepten op de markt te brengen van de hand, evenals het beroep op slaafse nabootsing.

(…) 4.7. Het hof onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat onduidelijkheid bestaat over de vraag aan wie de auteursrechten op de door [appellant] vervaardigde illustraties en teksten toekomen, nu deze rechten door middel van een aantal opvolgende overeenkomsten zijn overgedragen aan respectievelijk AOP B.V., [appellant] zelf, Castafiori en vervolgens weer [appellant], waarbij niet steeds duidelijk is omschreven om welke rechten het ging. [appellant] stelt weliswaar dat per abuis in de overeenkomst tussen Castafiori en Hamming is opgenomen dat Castafiori auteursrechthebbende zou zijn, maar hij onderbouwt die stelling, die door Multi Cadeau c.s. wordt weersproken, niet. Uit de in 4.1. onder p genoemde overeenkomst leidt het hof bovendien af dat Castafiori wel degelijk ook in de visie van [appellant] eigenares van enige auteursrechten was. Het hof voegt er aan toe dat de onduidelijkheid wordt vergroot doordat [appellant] ook licenties op zijn werk heeft verstrekt, welke rechten naar voorshands moet worden aangenomen ook weer zijn overgedragen aan anderen. Onweersproken is dat zowel [appellant] als [persoon 1] zich jegens Multi Cadeau c.s. beriepen op auteursrechten en dat zij, ondanks verzoeken tot verduidelijking van Multi Cadeau c.s., nalieten nadere informatie te verschaffen. Ook deze onduidelijkheid draagt eraan bij dat niet is komen vast te staan dat de ten tijde van de beslaglegging en het kort geding bestaande voorraad van Multi Cadeau c.s. onrechtmatig is verkregen.

4.9. (…) Terecht is beslist dat het Multi Cadeau c.s. niet meer is toegestaan de in het dictum genoemde door [appellant] vervaardigde illustraties en teksten te gebruiken (en in elk geval hebben Multi Cadeau c.s. geen - eventueel incidenteel - appel ingesteld tegen de desbetreffende beslissing van de voorzieningenrechter), maar dat Multi Cadeau c.s., gezien de onduidelijkheid omtrent de voorraad, het feit dat Multi Cadeau c.s. voor producten een gebruiksvergoeding heeft betaald en de onduidelijkheid omtrent de vraag wie auteursrechthebbende was, een periode diende te worden vergund om hun regelmatig verkregen voorraad te verkopen. Het enkele feit dat in hoger beroep is gesteld dat [appellant] op 20 februari 2008 zijn toestemming tot exploitatie van zijn werken heeft ingetrokken maakt dat niet anders, omdat het niets afdoet aan het feit dat Multi Cadeau c.s. op dat moment een voorraad producten hadden opgebouwd, waarvan voorshands aannemelijk was dat die ten tijde van het kort geding nog niet volledig was verkocht. De derde grief faalt dus.

4.10. De vierde grief betreft het oordeel van de voorzieningenrechter dat onvoldoende aannemelijk is dat en zo ja in hoeverre Multi Cadeau c.s. inbreuk maken op auteursrechten van [appellant] door variaties op door hem bedachte en ontwikkelde concepten op de markt te hebben, dat onvoldoende aannemelijk is dat de vormgeving van het Kadoosje-kistje en het Openbrekertje voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen en dat evenmin voldoende aannemelijk is dat de variatie op het Kadoosje dat door Multi Cadeau als "Beer Box" wordt verkocht als slaafse nabootsing moet worden aangemerkt. (…)

4.11. Tegenover deze betwisting van Multi Cadeau c.s. heeft [appellant] zijn stelling dat het kistje met het breekijzertje auteursrechtelijk zijn beschermd onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor de door [appellant] bedachte concepten voor etiketten, verpakkingen en relatiegeschenken. Dat de door [appellant] ontworpen teksten en illustraties auteursrechtelijk beschermd zijn, staat buiten kijf. Dat brengt echter niet mee dat het anderen niet zou vrijstaan variaties te bedenken op dat thema en etiketten, verpakkingen en relatiegeschenken te ontwerpen. Voorshands, bij gebreke van nadere adstructie van [appellant], acht het hof aannemelijk dat de combinatie van de door [appellant] ontworpen etiketten, teksten, het daarvoor gekozen thema en de verpakking het eigen, oorspronkelijke karakter bevat. Dat met de verkoop van de Beerbox verwarring wordt gesticht heeft [appellant] ook in hoger beroep niet aangetoond, zodat ook het hof het beroep op slaafse nabootsing verwerpt. Ook grief 1V leidt dus niet tot vernietiging van het vonnis.

Lees het arrest hier.

IEF 8201

Nadeel zal worden toegebracht aan zijn eer en de naam

www.paulhermans.comVzr. Rechtbank Breda, Sector kanton, 18 september 2009, LJN: BJ8029 en LJN: BJ8075, Paul Hermans tegen De Stichting Vredesduif.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. “De voorzieningenrechter verbiedt Stichting De Vredesduif om op 19 september 2009 het vredesmonument genaamd ‘Noach’s olijftak’ zonder sokkel van tenminste 3,5 meter te plaatsen en te onthullen op het Groenedijkplein danwel een andere plek, in Breda-Noord. De voorzieningenrechter komt tot dat oordeel nu de Stichting de tussen partijen geldende contractuele verplichtingen heeft geschonden. Voorts heeft Hermans een geslaagd beroep gedaan op art. 25 van de Auteurswet, nu de voorzieningenrechter voorshands heeft geoordeeld dat het op dat artikel gebaseerde persoonlijkheidsrecht is geschonden.”

3.7.Ten aanzien van de op het Auteursrecht steunende grondslag geldt het volgende.(…)  Uit dit e-mailbericht van [naam eiser] volgt evident zijn oordeel, dat de aanpassing van de maatvoering, invloed heeft op zijn artistieke visie op de wijze van plaatsing van het kunstwerk.  [Naam eiser] doet hier dus een beroep op zijn persoonlijkheidsrechten. De voorzieningenrechter leidt uit de stellingen van [naam eiser] af dat hij specifiek een beroep doet op artikel 25 lid 1 sub d Auteurswet (…) Voor zover al afstand van de in dat onderdeel van artikel 25 Auteurswet beschreven recht kan worden gedaan, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat noch uit de in het geding gebrachte stukken noch uit het verhandelde ter zitting van zodanige afstand –zoals door de Stichting is betoogd- is gebleken.

Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt juist dat [naam eiser] diverse malen contact heeft opgenomen met de Stichting ten einde tot een oplossing te komen met betrekking tot de wijze waarop het kunstwerk zou worden geplaatst, waaruit kan worden opgemaakt dat [naam eiser] zich betrokken voelde bij de totstandkoming van zijn kunstwerk. Ook de bestuurders van Stichting hebben - zoals door hen ter zitting spontaan verklaard - hunnerzijds vele malen vergeefs getracht [naam eiser] te bewegen tot inschikkelijkheid ten aanzien van zijn standpunt met betrekking tot de wijze van plaatsing, welke handelwijze duidt op erkenning van het recht van [naam eiser] volgend uit art. 25 lid 1 sub d Auteurswet.

Aan de orde is dan de vraag of, in de omstandigheden van het geval, een plaatsing op een basis van 80 cm hoogte een misvorming, verminking of andere aantasting van het kunstwerk oplevert welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van [naam eiser] of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.

Gegeven het feit dat in het eerdere overleg tussen partijen de door de Stichting voorgenomen terugbrenging van de spanwijdte van 7 meter tot 3,5 meter heeft geleid tot de artistieke visie van [naam eiser] dat alsdan plaatsing op een sokkel van 3,5 meter diende te volgen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van aantasting van het werk bij plaatsing op de thans door de Stichting voorgenomen wijze tegen de uitdrukkelijke wil van [naam eiser].
De voorzieningenrechter betrekt in dat oordeel mede dat [naam eiser] voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door de plaatsing van het kunstwerk op een sokkel van 80 centimeter, nadeel zal worden toegebracht aan zijn eer en de naam, te meer nu het kunstwerk bij een lagere plaatsing vatbaarder wordt voor vandalisme, waartegen het niet bestand is, dan in het geval het geplaatst wordt op een rotonde of op een sokkel van 3,5 meter hoogte.

3.8. De stelling van de Stichting dat zij een groot maatschappelijk evenement heeft georganiseerd waarbij onder meer vele vrijwilligers en organisaties betrokken zijn en het afgelasten van het evenement grote gevolgen heeft, kan aan het oordeel van de voorzieningenrechter niet afdoen nu enkel een (groot) belang – zonder recht – onvoldoende is om een toerekenbare tekortkoming of een op auteursrecht inbreukmakende handeling, te kunnen rechtvaardigen.

Lees het vonnis hier en hier.

IEF 8196

Grotendeels toewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, Stichting De Thuiskopie tegen Stichting Duk en Computer

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Bestuurdersaansprakelijkheid.

4.1. De rechtbank zal de vorderingen jegens SDC grotendeels toewijzen omdat die niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

4.2. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om SDC op dit moment te veroordelen tot het betalen van de thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie welke correspondeert met de opgaven welke SDC op grond van dit vonnis zal moeten doen zoals gevorderd onder (7) en (8). Die vorderingen zijn te onbepaald en prematuur omdat vooraangaand aan de betreffende opgaven nog niet duidelijk is of SDC een vergoeding verschuldigd is die hoger is dan het reeds toe te wijzen bedrag van € 56.403,27.

(…) 4.4. De rechtbank is met [X] van oordeel dat hij niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de betaling van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. De Thuiskopie betoogt dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onbetaald blijven van de door SDC verschuldigde thuiskopievergoeding. In het midden kan blijven of dat betoog juist is, aangezien het betoog onvoldoende is om [X] aansprakelijk te houden. Voor aansprakelijkheid van [X] als bestuurder van SDC is namelijk ook vereist dat [X] een persoonlijk en ernstig verwijt treft ten aanzien van het onverhaalbaar blijven van de vordering. Alleen indien de vordering onverhaalbaar is, lijdt De Thuiskopie immers schade. Bovendien is pas sprake van onrechtmatig handelen van [X] jegens de De Thuiskopie indien hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat zijn handelingen of nalaten tot gevolg zou hebben dat De Thuiskopie die schade zou lijden. De Thuiskopie heeft echter niet gesteld dat haar vordering op SDC onverhaalbaar is, laat staan dat [X] op dat punt een persoonlijk en ernstig verwijt treft. De Thuiskopie heeft slechts aangevoerd dat het risico bestaat dat SDC wordt ontbonden. Dat is onvoldoende om te kunnen aannemen (i) dat De Thuiskopie schade lijdt ter grootte van de door SDC verschuldigde vergoeding, (ii) dat die schade het gevolg is van het handelen of nalaten van [X], en (iii) dat [X] een en ander wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen.

4.5. Ook de andere vorderingen van De Thuiskopie kunnen niet worden toegewezen tegen [X]. Ten aanzien van die vorderingen heeft [X] terecht aangevoerd dat gesteld noch gebleken is dat hij persoonlijk informatiedragers heeft geïmporteerd of anderszins verhandeld. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8185

Noot bij Norma

Kamiel Koelman (Van Diepen Vander Kroef): Noot bij Rb. Den Haag 28 januari 2009, IEF 7522 (Norma/NL Kabel). Eerder verschenen in AMI 2009, p. 163-169.

 "(…) In het bovenafgedrukte vonnis staat artikel 14a WNR centraal. Norma en Irda stellen dat kabelexploitanten krachtens deze bepaling wettelijk aan hen moeten afdragen, omdat zij volgens hun statuten de doelstelling hebben om de belangen van uitvoerende kunstenaars te behartigen. Ze hebben echter de pech dat de rechter artikel 14a WNR zéér letterlijk neemt: er moet sprake zijn van ‘heruitzenden’ wil de bepaling van toepassing zijn. Dat impliceert dat hetzelfde, al uitgezonden signaal nog eens naar een publiek wordt doorgepompt. De techniek is echter voortgeschreden. Kabelboeren halen niet meer het door de omroep naar het grote publiek uitgezonden signaal uit de ether, maar krijgen het per satelliet of kabel speciaal aangevoerd langs een weg waartoe het grote publiek géén toegang heeft. De tendens is om het op deze wijze aanleveren van signalen aan kabelboeren niet als ‘openbaar maken’ te beschouwen. Verschillende Nederlandse rechters oordeelden al in deze zin, en ook het HvJEG deed dat.

Precedenten over de vraag of een partij die het signaal aanlevert aan een kabelexploitant openbaar maakt, zijn echter op het eerste gezicht niet relevant voor deze zaak. Zij betreffen immers strikt genomen een andere kwestie. Hier gaat het over de vraag of op de grondslag van artikel 14a WNR moet worden gecontracteerd en afgerekend. De rechter in de bovenafgedrukte uitspraak betrekt deze precedenten echter, daartoe wellicht gebracht door een publicatie van Visser in dit blad, bij dit geval. Kort gezegd is de redenering van de rechtbank als volgt: als de partij die het signaal aan de kabelexploitant levert niet openbaar maakt in auteursrechtelijke zin, maakt die exploitant niet ‘heropenbaar’, en is hij daarom niet aan het ‘heruitzenden’ in de zin van artikel 14a WNR. Deze bepaling kan daarom niet van toepassing zijn. Norma en Irda hebben derhalve geen wettelijke vordering op de kabelexploitanten."

Lees de volledige noot hier.

IEF 8176

De leenvergoedingen bij openbare bibliotheken

Tweede Kamer, 2008/09, 28330, nr. 40. Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; Brief minister over de leenvergoedingen bij openbare bibliotheken.

"Ik zie geen aanleiding om de leenvergoeding op te trekken naar € 1 zoals mevrouw V. voorstelt. Dat de leentarieven voor dvd’s of cd’s hoger liggen heeft onder meer te maken met de omstandigheid dat de bibliotheken de commerciële verhuurders van audiovisueel materiaal geen oneerlijke concurrentie mogen aandoen en er bij audiovisueel werk sprake is van een veel groter aantal rechthebbenden. (...) Het effect van een drastisch verhoogde leenvergoeding zou vrijwel zeker een zeer averechtse uitwerking hebben op de opbrengst, omdat de bibliotheken de kosten van de leenvergoeding verdisconteren in de contributie. Bij een forse verhoging van de contributie is een massale daling van het aantal bibliotheekleden een voorspelbare uitkomst."

Lees de hele brief hier.