Auteursrecht  

IEF 3369

Kroniek Auteursrecht 2003-2006

hcj.gifHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): Auteursrecht vooral van onderen belicht. Kroniek van het auteursrecht in Nederland 2003-2006.(Uitgebreide versie van een Kroniek, verschenen in: Auteurs en Media (Larcier, Brussel) 2006/4, 318-325).

Een uiteraard beperkte selectie van belangrijke Nederlandse auteursrechtelijke nieuwigheden uit vier jaren levert in deze Kroniek het volgende lijstje van onderwerpen op.

Allereerst is er de Implementatiewet Auteursrechtrichtlijn uit 2004. De hierbij tegen alle kritiek in gerealiseerde afwijkingen van de richtlijn kunnen tot schadeclaims leiden tegen de Staat der Nederlanden, met name waar het betreft de weglating van de voorgeschreven driestappentoets, hetgeen niet valt te verhelpen met richtlijnconforme uitleg van de wet. Vervolgens wordt de invoering in Nederland vermeld van het volgrecht en de frisse weerzin die dit heeft opgeroepen.

Onder het hoofdje prioriteiten en strafrechtelijke handhaving wordt verslag uitgebracht over de wijze waarop de regering actief strafrechtelijk beleid weet te voeren tegen auteursrechtfraude. Bericht wordt vervolgens over het interessante arrest van de Hoge Raad over vernietiging van een bouwwerk. Een post-mortem wordt gegeven van de Scientology-zaak en de hierbij ten onrechte in het geding gebrachte strijd tussen auteursrecht en expressievrijheid.

Een korte weergave volgt van twee Hoge Raad-arresten, gewezen vlak voor en na de hete zomer van 2006. In de eerste plaats het Parfumgeurarrest, waarin de Hoge Raad een karikaturaal auteursrecht op geuren en smaken heeft erkend en vervolgens het Elwood-arrest, waarin auteurs- en merkenrecht door elkaar worden gehusseld. Ten slotte wordt opbeurender bericht over het licht dat nu in de rechtspraak gloort na de lange Kazaa-tunnel.

Lees de gehele kroniek hier.

IEF 3368

Heffingsberichten

Martijn van Dam. De PvdA-politicus waarover vorige week het bericht verscheen dat hij voorstander zou zijn van een internetheffing (eerder bericht hier) ontzenuwt het bericht op zijn eigen weblog.

"Heffing op internet? Dacht het niet... Volgens nu.nl denk ik na over een heffing op internetverkeer. Daar weet ik echter zelf niks van. En wie het interview goed leest, ziet ook dat ik dat helemaal niet heb gezegd." (...) In puur theoretische zin kun je dan denken aan een heffing op internetabonnementen, iets wat logischer zou zijn dan een heffing op lege CD's of mp3-spelers. De theorie daarachter is dat je dan als het ware het auteursrecht afkoopt met een eenmalige vergoeding van een paar euro per maand, waarna je alles mag kopiëren, downloaden enz. Dat idee is ooit geopperd door de advocaat van Kazaa. Hele interessante gedachtengang, maar puur hypothetisch, want er is op dit moment geen enkel signaal dat de muziekindustrie die kant op zou willen. Dat is ongeveer wat ik verteld heb."

Lees hier meer.

IEF 3367

Alarmsystemen

scrtas.gifRechtbank Dordrecht ,18 januari 2007, LJN: AZ7053. Beheer B.V., Savebound Beheer B.V. en Securisys B.V. tegen gedaagden sub 1 en 2, Armon Trading Holland B.V. en Family Alert B.V.

Vonnis over auteursrecht op een logo en folder en onrechtmatige concurrentie. Partijen zijn in geschil omtrent een concept om gratis alarmsystemen te verstrekken bij het afsluiten van een abonnement op de meldkamer van een beveiligingsonderneming. De rechtbank wijst alle vorderingen af.

Voor zover er al sprake is van auteursrecht op het logo, is er onvoldoende gelijkenis tussen de logo's om te kunnen concluderen dat er sprake is van inbreuk. Hierbij dient het hele logo in ogenschouw te worden genomen, en niet slechts een onderdeel, zoals bijvoorbeeld de door eiseressen bedoelde afbeelding van twee volwassenen en twee kinderen - al dan niet met hond. Ook de vorderingen met betrekking tot auteursrecht op een folder worden afgewezen daar geen sprake is van gelijkenis.

Indien al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen, volgt evenwel niet zonder meer dat de vorderingen  toewijsbaar zijn. Voor toewijzing van deze vorderingen is immers noodzakelijk dat er (thans) activiteiten worden verricht die, in het licht van de mogelijke onrechtmatigheid, verboden moeten worden. Omdat niet gebleken is dat gedaagde sub 2 op enig moment ten opzichte van Securisys zelfstandig concurrerende werkzaamheden heeft verricht, en omdat onvoldoende aannemelijk dat gedaagde sub 1 op dit moment concurrerende werkzaamheden jegens Securisys verricht, worden de vorderingen afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3366

Voorbehouden

Kamerstuk 29754, nr. 95, bijlage, 2e Kamer. Terrorismebestrijding; Aanbieding fenomeenstudie 'Jihadisten en het internet'. De fenomeenstudie biedt inzicht in de drie hoofdaspecten van het onderzoeksterrein: internet als doelwit, als wapen en als middel. Eén alinea van het rapport, onderaan pagina 53, is gewijd aan auteursrechtvoorbehouden:

”Op de publicaties van de jihadistische groepen en geestelijke leiders rusten geen auteursrechten. Integendeel, de publicaties zijn voorzien van de aanbeveling: ‘Auteursrechten gelden niet voor deze publicatie. Gebruik het voor datgene dat God en zijn profeet zint’. Trainingsboeken voor de voorbereidingen uitvoering van jihadistische acties stellen echter een beperking  aan het gebruik. De gebruiker wordt gevraagd om de eed af te leggen dat ‘de opgedane kennis niet tegen moslims gebruikt gaat worden’.”

Lees het rapport hier (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb)).

IEF 3347

Heffingsberichten

Nu.nl bericht dat PVDA en CDA na denken na over een (auteursrechtelijke) heffing op internetverkeer.  "We moeten realistisch zijn", aldus Van Dam, internetwoordvoerder voor de PvdA. "Het is niet fijn om te horen voor muzikanten, maar het is een verloren strijd om kopiëren op internet tegen te gaan", zegt Van Dam.

Om de muzikanten en auteurs tegemoet te komen, ziet Van Dam een mogelijkheid om heffingen te leggen op internetverkeer. "De Kamer was tegen heffingen op MP3-spelers terwijl er ook beveiligingen zijn", aldus Van Dam. (..)Van Dam vindt het logischer om dan heffingen te leggen op internetverkeer, dan op producten. (…) De cultuurwoordvoerder van de CDA-fractie erkent dat de bescherming van auteursrecht een ingewikkeld onderwerp is. "Het is moeilijk om daar de vinger achter te krijgen. De technologie gaat heel snel."

Lees hier meer.

IEF 3343

Eén organisatie

Het ANP bericht dat Leo Stevens van de Commissie Stevens gisteren bij staatssecretaris Karien van Gennip van Economische Zaken heeft bepleit om “alle auteursrecht te laten innen door één organisatie met een enkele jaarlijkse rekening.”

Stevens overhandigde de CDA-bewindsvrouw zijn vierde ‘domeinrapport’. “Volgens Stevens is het niet nodig dat ondernemers te maken hebben met tal van organisaties zoals Buma/Stemra, Sena, Videma, Reprorecht, die afzonderlijk geld innen voor componisten, schrijvers, muzikanten, televisiemakers en dergelijke.” Van Gennip vertaalt de aanbevelingen van de commissie in ,,actieplannen''.

Lees hier meer (NRC).

IEF 3340

Behalve bekende feiten

q5.gifKamerstuk nr. 536. Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Antwoorden op vragen van het lid Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen) aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over het publiceren van persoonsgegevens van rijke of bekende Nederlanders die niet willen dat deze gegevens worden gepubliceerd. (Ingezonden 9 november 2006); Antwoord

Vragen naar aanleiding van de Quote500. O.a: “Het blad Quote publiceert behalve bekende feiten, zoals wie de eigenaar is van een bepaald bedrijf, soms ook de adressen, foto’s van privé-huizen en van personen, terwijl deze personen dit uitdrukkelijk niet willen; is dit toegestaan?”

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 3338

Kamerzetels

poes.bmpKamerstuk nr. 621,   Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) aan de minister van VROM over het gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. (Ingezonden 23 november 2006); antwoord. (Nog geen opgemaakte versie beschikbaar).
 
Auteursrecht, gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. Antwoorden op vragen n.a.v. een campagne van de Partij voor de Dieren (afbeelding, eerder bericht hier). De vragen luidden o.a: “Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?” Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?”’en: “Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?”

 

Vraag 1
Deelt u de mening dat een architect of ontwerper die een bekend overheidsgebouw of het interieur mag ontwerpen van bijvoorbeeld de Kamer daardoor veel meer gratis bekendheid en publiciteit krijgt dan bij een opdracht van een ‘onbekende’ opdrachtgever? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ja. Een opdracht tot het ontwerpen van een overheidsgebouw of van het interieur zal de bekendheid en publiciteit die aan het ontwerp gegeven wordt positief kunnen beïnvloeden. De mate van publiciteit en bekendheid zal echter ook gegenereerd worden door de omvang, de aard en de locatie van het ontworpen object alsmede door de opdrachtnemer zelf. Ook bijvoorbeeld het bestaan van (overheids-)prijzen kan de bekendheid van ontwerpers of architecten een positieve impuls geven.

Vraag 2
Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?

Antwoord
Bij (de opdracht tot) het ontwerp van het logo voor de Tweede Kamer, daterend van ver voor het ontwerp en de bouw van het huidige Tweede Kamercomplex en de inrichting daarvan, heeft het Ministerie van VROM dan wel de Rijksgebouwendienst geen betrokkenheid gehad.
De ontwerper van het gebouw en de stoelen/interieur van de huidige Tweede Kamer is Pi de Bruijn, ten tijde van de opdracht verbonden aan Van Gool De Bruijn Peereboom Voller, de rechtsvoorganger van de Architecten Cie te Amsterdam.
Ten tijde van de opdrachtverstrekking voor het ontwerp van de huidige Tweede Kamer (inclusief stoelen/interieur), waren de Algemene Regelen voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen opdrachtgever en architect (AR 1971) van kracht. De AR 1971 bepalen dat onder andere alle oorspronkelijke schetsen en tekeningen eigendom blijven van de architect en dat de architect het uitsluitende recht heeft van de verwezenlijking, openbaarmaking en verveelvoudiging van zijn ontwerpen, schetsen etc.. Uiteraard blijft naast de AR 1971 de Auteurswet 1912, met daarin vervat de exploitatie- en de persoonlijkheidsrechten (artikel 1 respectievelijk artikel 25) onverminderd van kracht. Tenzij deze bepalingen niet van toepassing worden verklaard, c.q. rechten worden overgedragen dan wel afstand van de auteursrechten wordt gedaan.

Vraag 3
Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?

Antwoord
Ten aanzien van het auteursrecht  op de stoelen waarop het logo van de Tweede Kamer is afgebeeld, dient in beginsel een onderscheid gemaakt te worden tussen het auteursrecht van de ontwerper van het logo en de ontwerper van de stoel. Beiden hebben een onafhankelijk auteursrecht op hun werk. Op grond van artikel 5 eerste lid Auteurswet heeft de maker van het geheel, te weten degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk tot stand is gebracht, in casu de ontwerper van de stoel, het auteursrecht op het geheel .
Indien geen contractuele afspraken zijn gemaakt die afwijken van het voorgaande, berust het auteursrecht c.q. het beeldrecht bij de ontwerper van de stoel.

Vraag 4
Zijn er contractuele bepalingen die voorschrijven dat deze stoelen of afbeeldingen hiervan slechts in de Kamer mogen worden gebruikt en nergens anders?

Antwoord
Het gebruik van de stoelen uitsluitend in de Tweede Kamer, vloeit feitelijk voort uit de omstandigheid dat de stoelen voor die ruimte zijn ontworpen. Het gebruik van afbeeldingen van die stoelen is van een andere orde, waarbij verwezen wordt naar het antwoord op vraag 5.

Vraag 5
Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De hoofdregel is dat voor elke verveelvoudiging of openbaarmaking van een werk toestemming dient te worden gevraagd aan de maker. De maker kan aan zijn toestemming financiële voorwaarden verbinden. In beginsel vormt elke openbaarmaking en verveelvoudiging zonder dat daarvoor toestemming van de maker is verkregen een inbreuk op diens auteursrecht. Hierop bestaan echter uitzonderingen.
Eén van die uitzonderingen is artikel 16a Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, duidelijk wordt vermeld.”

De strekking ervan is duidelijk, in het kader van een actuele reportage bestaat geen tijd om vooraf toestemming van de maker te vragen of zelfs om diens naam te vermelden. En in het licht van de actuele gebeurtenis dient de betrokken maker ook wat betreft de vergoedingsaanspraken coulant te zijn. Wanneer derhalve een debat vanuit de plenaire zaal in de Tweede Kamer op televisie wordt uitgezonden, zal de filmer geen vergoeding hoeven te betalen aan de auteursrechthebbende op de stoel met logo, indien aan de voornoemde voorwaarden is voldaan.
Een andere uitzondering op de hoofdregel is artikel 18 Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals het zich aldaar bevindt.....”.

Indien derhalve de filmer of fotograaf een stoel van de Tweede Kamer filmt of fotografeert en de stoel op zodanige wijze in beeld brengt zoals deze zich in de Tweede Kamer bevindt, dan zal die filmer of fotograaf daarvoor niet hoeven te betalen.

Vraag 6
Is het contract met de ontwerper van de stoelen in de Kamer dusdanig opgesteld dat een kunstenaar of een vormgever deze stoelen niet mag gebruiken voor een affiche zonder toestemming van of slechts door middel van een betaling aan de eigenaar of vormgever van de stoelen (Pi de Bruijn)?

Antwoord
In beginsel geldt hier wederom de hoofdregel zoals is aangegeven bij de beantwoording van vraag 5. Ook in de gevallen waarop onderhavige vraag doelt, is geen sprake van een inbreuk op het auteursrecht en behoeft derhalve geen toestemming te worden gevraagd dan wel een vergoeding te worden betaald indien een van de uitzonderingen vervat in de Auteurswet van toepassing is. Een kunstenaar of vormgever zou zich bijvoorbeeld kunnen beroepen op artikel 18 of artikel 18 b Auteurswet indien aan de in die artikelen vervatte eisen wordt voldaan.

Vraag 7
Zijn in het contract tussen de ontwerper en opdrachtgever of eigenaar regels opgenomen die zorgen dat campagneteams tijdens verkiezingen voor de Kamer geen beeld van de Kamer of haar stoelen of delen van deze stoelen zouden mogen gebruiken voor een affiche?

Antwoord
Hier geldt hetzelfde zoals is aangegeven bij vraag 6.

Vraag 8
Kan elke verandering in het gebouw van de Kamer slechts geschieden via de oorspronkelijke architect? Met ander woorden, is men de architect geld verschuldigd en moet de architect worden betrokken bij deze veranderingen?

Antwoord
Voor aanpassingen/veranderingen aan een gebouw geldt dat een architect op grond van de Auteurswet 1912 auteursrechtelijke bescherming kan doen gelden op zijn werk. Bij aanpassingen/veranderingen aan zijn werk kan de architect zich beroepen op zijn rechten ter bescherming van zijn persoonlijke reputatie en de integriteit van zijn werk. Zo kan de architect zich, op grond van artikel 25, lid 1, onder c van de Auteurswet verzetten tegen elke wijziging in zijn werk, tenzij de wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid. Op grond van artikel 25, lid 1, onder d van de Auteurswet kan de architect zich verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of goede naam. Uiteraard is het uiteindelijk aan de rechter om bij een geschil te oordelen of sprake is van een wijziging waarop de auteursrechthebbende zich in redelijkheid kan beroepen en/of sprake is van een misvorming in laatstgenoemde zin. Indien de oorspronkelijke architect niet betrokken is bij de veranderingen en deze meent dat er sprake is van een inbreuk op zijn auteursrecht kan hij herstel in de oude toestand of schadevergoeding vorderen. Het is derhalve altijd raadzaam om vooraf met de auteursrechthebbende te overleggen over voorgenomen aanpassingen aan zijn werk. Overigens is het op grond van de gedragsregels van de Bond van Nederlandse Architecten feitelijk verplicht tussen architecten onderling om vooraf collegiaal overleg te voeren.

Vraag 9
Bent u bereid een overheidsbepaling of afspraak in het leven te roepen, zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, dat als men ontwerpt voor de overheid het beeldrecht afgekocht wordt zodat de overheid landelijk en plaatselijk zelf kan bepalen wat zij wil met aanpassingen? Zo neen, waarom niet? Waarom gaat de overheid niet in zee met architecten die daartoe wel bereid zijn, aangezien hiermee overheidsgeld kan worden bespaard?

Antwoord
De Auteurswet 1912 verleent aan de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst – waaronder ook logo’s en interieur kan worden begrepen, mits zij een oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen – het recht dat werk te verveelvoudigen en openbaar te maken. Artikel 2 van de Auteurswet bepaalt dat de voornoemde exploitatierechten kunnen worden overgedragen. De wet belemmert dus niet dat de overheid uitsluitend afspraken maakt met ontwerpers die bereid zijn hun auteursrecht over te dragen. Onder omstandigheden, gedacht kan worden aan eenmalig gebruik van een bepaalde auteursrechtelijk beschermde prestatie, zal de overheid er niet in zijn geïnteresseerd het auteursrecht te verwerven. Alsdan kan worden volstaan met een al dan niet exclusieve licentie (oftewel toestemming het werk – eventueel met uitsluiting van anderen – te gebruiken). Het huidige wettelijk kader biedt met andere woorden de mogelijkheid om in contracten in maatwerk te voorzien, hetgeen in de praktijk ook wordt gedaan. Door de branche zijn overigens regels betrekking hebbende op de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en (onder meer) de architect vastgelegd in De Nieuwe Regeling (DNR) 2005. De Rijksgebouwendienst heeft een modificatie vastgelegd in de Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten en Adviseurs (ABAA DNR) 2005. De modificaties betreffende het auteursrecht bepalen dat in afwijking van DNR 2005 de opdrachtgever de licentie en alle overige medewerking van de auteursrechthebbende verkrijgt tot alle openbaarmakings- en verveelvoudigingshandelingen in de meest ruime zin (ABAA ad artikel 46 1.1). En dat het exclusieve recht van de auteursrechthebbende vervalt om van het uitwendige en inwendige van een naar zijn ontwerp verwezenlijkt object foto’s of andere afbeeldingen te maken en deze te verveelvoudigen en openbaar te maken (ABAA ad artikel 46 3.1). Eerstgenoemde modificatie was tevens opgenomen in de voorloper van de ABAA DNR 2005, te weten in de ABAA ’97 SR (Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten).
 
Bij het antwoord op deze vraag is mede van belang dat ten aanzien van de persoonlijkheidsrechten (artikel 25 Auteurswet) geldt dat deze rechten anders dan de exploitatierechten niet kunnen worden overgedragen (tegen betaling van een vergoeding). Wel kan de maker van een werk van bepaalde persoonlijkheidsrechten contractueel afstand doen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het recht op naamsvermelding. Van het recht om tegen misvorming, verminking of andere aantasting van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst te ageren kan door de maker geen afstand worden gedaan. Dat laat onverlet dat vernietiging van een werk onder omstandigheden wel is toegestaan, vanwege de belangen van de eigenaar van een stoffelijk exemplaar van een werk (vgl. HR 6 februari 2004, IER 2004, nr. 19, p. 102).

Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dr. P. Winsemius

IEF 3336

Parodiërend golfpak

golfpak.gifRechtbank 's-Hertogenbosch, 23 januari 2007, KG ZA 07-16. Wilbers Karnaval B.V. tegen WG Europe B.V. (met dank aan Maaike Grondman, Banning).

Auteursrecht. Carnavalspak is concrete uiting van het algemene, niet beschermde, idee om een carnavalesk golfpak te maken.

Wilbers houdt zich bezig met – kort gezegd – de inkoop, verkoop en productie van carnavalskleding. WG Europe is haar directe concurrent. Tot het assortiment van Wilbers behoort een carnavalspak genaamd “golfer”. Ook WG Europe heeft een golfpak in haar assortiment. Wilbers heeft WG Europe gesommeerd de handel in haar golfpak te staken. Aan deze sommatie heeft WG Europe geen gehoor gegeven.

In het kort geding vordert Wilbers (onder meer) dat WG Europe B.V. zich onthoudt van iedere inbreuk op het auteursrecht van Wilbers dan wel van het op de markt brengen van slaafse nabootsingen.

Allereerst stelt de Voorzieningenrechter de vraag aan de orde of het golfpak van Wilbers (linker beeldcitaat) is aan te merken als een werk dat auteursrechtelijke bescherming geniet. WG Europe ontkent dat heeft gewezen op gelijksoortige pakken die volgens haar reeds voordat het golfpak van Wilbers is ontworpen, op de Amerikaanse markt bekend waren. Dit verweer kan volgens de Voorzieningenrechter niet slagen. Daarbij stelt de rechter voorop dat het enkel ontwikkelen of inzetten van een “idee” (in casu: het maken van parodiërend golfpak) of van een nieuwe mode of stijl inderdaad geen bescherming krachtens het auteursrecht toekomt (vgl. HR 29 december 1995, NJ 1996/546). Slechts wanneer een stijl of idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting mogelijk bescherming als werk.

Het golfpak van Wilbers betreft naar het voorlopig oordeel van de rechter echter een concrete uiting in voormelde zin van het algemene – niet beschermde – idee om een carnavalesk golfpak te maken. Verder bezit het golfpak van Wilbers – gezien ook de voorbeelden van Amerikaanse golfpakken – een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker. De Voorzieningenrechter merkt het golfpak van Wilbers dan ook aan als werk in de zin van de Auteurswet.

Naar het voorlopige oordeel van de rechter maakt WG Europe met haar golfpak inbreuk op dat auteursrecht van Wilbers. Het golfpak van WG Europe is vrijwel identiek aan het pak van Wilbers. Slechts bij nauwkeurige observatie zijn op een beperkt aantal onderdelen van het pak marginale verschillen te vinden, terwijl binnen het idee van een carnavalesk golfpak vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn.

De vordering van Wilbers tot schadevergoeding betreft de betaling van geldsommen. Een dergelijke vordering komt in kort geding slechts voor toewijzing in aanmerking als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn. De rechter oordeelt dat zulks niet het geval is. Ten aanzien van de schade, die door Wilbers geleden is ten gevolge van het feit dat zij de onderhavige procedure heeft moeten aanspannen ligt dat volgens de rechter anders. Echter, de door Wilbers ingediende schadestaat is volgens de rechter aan de hoge kant. De kosten aan de zijde van Wilbers worden begroot op EUR 2.132,87.

Lees het vonnis hier. Grotere afbeeldingen hier.

IEF 3335

Dameslaarzen

lrs.gifRechtbank Den Haag van 23 januari 2007, KG ZA 06-1461. Calzature Lamica Di Marco Lami & C.SNC en Boekhorn B.V. tegen SPM Shoetrade B.V.

Gestelde auteursrecht- en (ongeregistreerde) gemeenschapsmodelrechtinbreuk met betrekking tot dameslaarzen (afbeeldingen in het vonnis). Er kan echter niet worden vastgesteld welke laars als eerste is ontworpen of geopenbaard.

Lamica brengt een dameslaars op de markt genaamd WEZIA die wordt gekenmerkt door onder meer een spitse, puntige leest, donder “soft” leer, een rijgveter in de hiel, een zijrits en een bewerkte neus. SPM verkoopt een vergelijkbare laars. Boekhorst B.V. is een agent van SPM. Lamica spreekt SPM en haar agent onder meer aan op grond van auteursrecht- en (ongeregistreerde) gemeenschapsmodelrechtinbreuk alsmede op grond van onrechtmatig handelen in de vorm van slaafse nabootsing.

Ten aanzien van de agent Boekhorst B.V. oordeelt de rechter dat Lamica niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Boekhorst B.V. had immers betoogd dat zij niet als maker van de laars kan worden beschouwd, wat niet door Lamica is betwist.

De Rechtbank stelt dat voor het slagen van de vorderingen jegens SPM een noodzakelijke voorwaarde is dat van ontlening sprake is door SPM van het ontwerp van Lamica.

Lamica slaagt er echter niet in om te bewijzen dat de WEZIA laars eerder dan februari 2006 op de markt is gebracht. Wel brengt Lamica nog andere ontwerpen laarzen met vergelijkbare kenmerken in het geding, die mogelijk eerder op de markt zouden zijn gebracht. De rechtbank acht ook dit niet bewezen. Dit staat echter nog los van het feit dat enkel overnemen van stijlkenmerken als ingevolge een bepaald modebeeld zonder bijeenkomende omstandigheden niet met enig IE-recht beschermbaar is en evenmin onrechtmatig.

Op haar beurt stelt SPM dat zij haar ontwerp in het najaar 2005 heeft ontworpen. Maar SPM slaagt er evenmin in te bewijzen dat haar ontwerp voor februari 2006 openbaar gemaakt zou zijn.

Niet kan worden vastgesteld welke laars als eerste is ontworpen of geopenbaard. De “omkering”-rechtspraak – zie o.a. HR NJ 1993/164 (Barbie) en HR NJ 2003/17 (Una Voce Particulare – gaat dan ook niet op. Verder is het in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat sprake is van ontlening, wat de mogelijkheid openlaat dat de laarzen onafhankelijk van elkaar zijn ontworpen. In het midden kan blijven of de WEZIA laars een auteursrechtelijk beschermd werk is of voor ongeregistreerde gemeenschapsmodelbescherming in aanmerking komt. Ook de vordering op grond van slaafse nabootsing wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier.