DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 18392

Uitspraak ingezonden door Moïra Truijens en Mathijs Peijnenburg, Hoogenraad & Haak.

Geen verwarringsgevaar ondanks identieke namen Sea You restaurant en hotel

Rechtbanken 10 apr 2019, IEF 18392; (Sea You tegen Hotel de Ossewa), https://delex.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-ondanks-identieke-namen-sea-you-restaurant-en-hotel

Vrz. Rechtbank Den Haag 10 april 2019, IEF 18392 (Sea You tegen Hotel de Ossewa) Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres, Sea You, is op 1 januari 2015 opgericht en runt een restaurant aan de kust in Velsen-Noord. Voor 1 januari 2015 was de exploitatie van dit restaurant ondergebracht in Sea You B.V. In de exploitatie van het restaurant Sea You komt deze term herhaaldelijk voor. Tot 21 september was de voorganger van eiser houder van het woordmerk Sea You. De registratie is vervallen omdat deze niet tijdig is verlengd. Gedaagden zijn eigenaar van een hotel aan de kust in Noordwijk. Dit hotel is sinds het in eigendom overgaan op gedaagden in april 2015 de handelsnaam ‘Sea You Hotel Noordwijk’ gaan voeren. Eiseres vordert stelt dat dit een inbreuk is op haar merkrecht. De handelsnaam is niet beschrijvend van aard. De handelsnaam heeft dus onderscheidend vermogen. Er is geen verwarringsgevaar nu de ondernemingen op verschillende locaties verschillende diensten aanbieden. Er is geen sprake van een merkdepot te kwader trouw, nu enkel het weten van het bestaan van een eerder merk hier onvoldoende grond voor is. Verder is er ook geen sprake van onrechtmatig handelen. Eiseres moet als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten vergoeden, haar vorderingen worden afgewezen.

IEF 18309

Indien gedaagde openheid van zaken had gegeven, dan zou dit kort geding niet zijn gestart

Rechtbanken 5 feb 2019, IEF 18309; ECLI:NL:RBMNE:2019:711 (IE rechten scooterzaak), https://delex.nl/artikelen/indien-gedaagde-openheid-van-zaken-had-gegeven-dan-zou-dit-kort-geding-niet-zijn-gestart

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 5 februari 2019, IEF 18309; ECLI:NL:RBMNE:2019:711 (IE-rechten scooterzaak) Proceskostenveroordeling. Handelsnaamrecht na samenwerking. Eiser handelt in en voert onderhoud uit aan brommers, scooters en fietsen. Hiertoe gebruikt zij een handelsnaam en een logo. Gedaagde is bestuurder en enig aandeelhouder van twee bedrijven, die zich toeleggen op activiteiten op het gebied van logistiek. Eiser en gedaagde hebben gesproken over een samenwerking. Na de beëindiging van de samenwerking bleef de website onder de domeinnaam actief, zonder de betrokkenheid van eisers. Op de website wordt het logo gebruikt, staat het e-mailadres, er staat een filmpje op een Facebookpagina en een advertentie in een plaatselijke krant. Gedaagde heeft echter aangegeven dat dit filmpje niet meer op Facebook staat en bovendien dat zij niet verantwoordelijk is voor de inhoud van de Facebookpagina. Gedaagde heeft in een brief onjuiste informatie gegeven over haar hoedanigheid in relatie en de domeinnamen. Indien gedaagde openheid van zaken had gegeven en juist had geïnformeerd, dan zou dit kort geding niet zijn gestart. Partijen dragen ieder eigen kosten.

IEF 18305

Turbo Theorie maakt inbreuk op auteursrechten website Nu Theorie

Rechtbanken 13 mrt 2019, IEF 18305; ECLI:NL:RBDHA:2019:2346 (Nu Theorie tegen Turbo Theorie), https://delex.nl/artikelen/turbo-theorie-maakt-inbreuk-op-auteursrechten-website-nu-theorie

Vzr Rechtbank Den Haag 13 maart 2019, IEF 18305; ECLI:NL:RBDHA:2019:2346 (Nu Theorie tegen Turbo Theorie). Nu Theorie en Turbo Theorie zijn beide bedrijven die zich (o.a.) richten op het geven van cursussen om in een dag het theorie-examen voor het rijbewijs te halen. Nu Theorie stelt dat Turbo Theorie inbreuk maakt op haar auteursrechten door haar website te kopiëren. Dit is inderdaad het geval, maar er rust geen auteursrecht op algemene voorwaarden en losse tekstblokken. Met betrekking tot het handelsnaamrecht: het voeren van een handelsnaam door gebruik het gebruik van handelsnaam concurrent voor Google Adwords reclame campagne vormt geen oneerlijke handelspraktijk.

 

IEF 18311

Perfect Eyelash onderbouwt handelsnaam- en merkrechten onvoldoende

Rechtbanken 28 dec 2019, IEF 18311; ECLI:NL:RBMNE:2018:6654 (Perfect eyelash tegen X), https://delex.nl/artikelen/perfect-eyelash-onderbouwt-handelsnaam-en-merkrechten-onvoldoende

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 28 december 2018, IEF 18311; ECLI:NL:RBMNE:2019:6654 (Perfect Eyelash tegen X) Eiseres gebruikt de handelsnaam Perfect Eyelash en bijbehorend beeldmerk. Eiseres is van mening dat gedaagde inbreuk maakt op haar rechten doordat zij een vrijwel identieke handelsnaam voert, in dezelfde branche, in dezelfde plaats van vestiging. Gedaagde voert hiertegen gemotiveerd verweer. Eiseres heeft echter onvoldoende onderbouwd dat zij rechthebbende is op de handelsnaam- en merkrechten. Derhalve worden haar vorderingen afgewezen, en wordt zij veroordeeld in de proceskosten.

IEF 18221

Uitspraak ingezonden door Joost Becker en Dafne de Boer, DirkZwager.

Inbreuk op merk- en handelsnaamrechten LOTUS

Rechtbanken 6 feb 2019, IEF 18221; ECLI:NL:RBMNE:2019:488 (LOTUS tegen Improvement Training en Adviesbureau/Lotuskring ABCD), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-merk-en-handelsnaamrechten-lotus

Rechtbank Midden-Nederland 6 februari 2019, IEF 18221; ECLI:NL:RBMNE:2019:488 (LOTUS tegen Improvement Training en Adviesbureau/Lotuskring ABCD). Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van inbreuk door gedaagden op aan eiser toekomende merk- en handelsnaamrechten. De rechtbank oordeelt dat de naam LOTUS over voldoende onderscheidend vermogen beschikt. Daarnaast oordeelt de rechtbank ook dat er zowel visueel als auditief grote overeenstemming is met de door Improvement Training en Adviesbureau en Lotuskring ABCD gebruikte tekens. Zodoende concludeert de rechtbank dat Improvement Training en Adviesbureau en Lotuskring ABCD inbreuk maken op de merken- en handelsnaamrechten van LOTUS.

IEF 17813

Brandwacht Inhuren maakt inbreuk op handelsnaam Brandwacht Huren

Rechtbanken 4 jul 2018, IEF 17813; ECLI:NL:RBNHO:2018:5667 (Brandwacht Huren tegen Brandwacht Inhuren), https://delex.nl/artikelen/brandwacht-inhuren-maakt-inbreuk-op-handelsnaam-brandwacht-huren

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 4 juli 2018, IEF 17813 (Brandwacht huren tegen Brandwacht Inhuren) Handelsnaamrecht. Brandwacht Huren is een onderneming die zich bezig houdt met het leveren van pariculiere brandwachten, het verzorgen van emergency rescue teams, adviseringen op het gebied van arbeidsveiligheid en het in- en doorlenen van personeel. Ze stuurden naar aanleiding van een klantvraag altijd een SMS-bericht of WhatsApp-bericht uit aan de contacten. Begin 2018 hebben ze geconstateerd dat eenmanszaak Emergency Services is gaan drijven onder de handelsnaam Brandwacht Inhuren. Ze bieden dezelfde diensten aan en heeft een WhatsApp-bericht gestuurd naar de contacten uit het netwerk van Brandwacht Huren. Het versturen van het WhatsApp-bericht aan brandwachten in het netwerk van Brandwacht Huren, het doen van LinkedIn-verzoeken als eigenaar van Brandwacht Inhuren aan brandwachten in het netwerk van Brandwacht Huren alsmede het opnemen van de telefoon met ‘Brandwacht Huren’ dan wel ‘Brandwacht Inhuren’, bewust verwarring in de hand heeft gewerkt met het oogmerk om op misleidende wijze klanten weg te lokken bij de concurrent. De gedaagde is veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de handelsnaam.

IEF 15771

Na handelsnaamswijziging is SYRO STONE niet (meer) verwarrend met YRO

Rechtbanken 14 mrt 2016, IEF 15771; ECLI:NL:RBMNE:2016:1344 (YRO/SYRO), https://delex.nl/artikelen/na-handelsnaamswijziging-is-syro-stone-niet-meer-verwarrend-met-yro

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 14 maart 2016, IEF 15771 (Yro tegen Syro)
Handelsnaamrecht. YRO Keukens en Sanitair drijft een eenmanszaak in tegelvloeren en vordert dat Tegelbedrijf SYRO haar handelsnaam aanpast naar een zonder de lettercombinatie ‘yro’. In januari is de handelsnaam 'STONE' toegevoegd aan de bedrijfsnaam van SYRO tot SYRO STONE, deze wijziging is niet onbelangrijk. Visueel en auditief beschouwd is de overeenstemming tussen beide handelsnamen door de wijziging sterk afgenomen. Er is nà de naamswijziging onvoldoende verwarring te duchten. Vordering wordt afgewezen.

IEF 15694

Staking productie en verspreiding van Turtle Wax-producten op Europese markt

Vzr. Rechtbank Gelderland 18 januari 2016, IEF 15694; ECLI:NL:RBGEL:2016:686 (Bar's Products International tegen Bar's Europe)
Distributie. Concept samenwerkingsovereenkomst. IE-rechten. Vooruitlopend op de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tussen BPI en Turtle Wax, is BPI in 2014 in overleg getreden met gedaagde over de bediening van de Europese markt. Er is geen overeenstemming over de wijze van afrekening en verdeling marges. Het zelfstandig produceren, distribueren en ontvangen van opbrengsten zonder die overeenstemming is onrechtmatig. Er is geen licentie tot gebruik (handels)naam / merkrechten. De vordering tot staking productie, vervaardiging en verspreiding van producten en voeren van (handels)naam en merk wordt toegewezen. Gedaagde dient opgaaf te doen van behaalde opbrengsten en domeinnaam over te dragen.

4.5. Wat betreft de op intellectuele eigendomsrechten gebaseerde vorderingen van BPI (onder III en VI) wordt het volgende vooropgesteld.
Het gaat hier in de kern niet om een dergelijk geschil. Partijen zijn met elkaar in onderhandeling geweest om tot productie en distributie te komen van Bar’s producten in Europa. Dan is het onbetamelijk en dus onrechtmatig om, zoals [gedaagde] /BE hebben gedaan, op een andere dan de beoogde wijze tot distributie van die producten onder de naam Bar’s over te gaan terwijl de partijen over de inhoud van een overeenkomst (nog) geen overeenstemming met elkaar hadden bereikt. Het enkele feit dat BPI een aantal keren grondstoffen, waaronder Rhizex, voor de productie van Bar’s producten aan [gedaagde] /BE heeft geleverd en dat het hen daarom in het kader van de beoogde samenwerking was toegestaan Bar’s producten te produceren en mogelijk ook te verkopen, betekent nog niet dat [gedaagde] /BE om die reden ook bevoegd zouden zijn de (handels)naam- en/of merkrechten van Bar’s te gebruiken. In de situatie dat partijen geen overeenkomst met elkaar hebben gesloten valt ook niet in te zien waaraan [gedaagde] /BE die licentie zouden kunnen ontlenen. Ook uit het enkele feit dat [gedaagde] /BE voor de levering van Rhizex (de in de prijs daarvan begrepen) royalties aan BPI hebben betaald kan, anders dan [gedaagde] /BE hebben opgeworpen, niet worden afgeleid dat het hen daarom vrij staat de voormelde benamingen te gebruiken. Door zonder dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden waaronder [gedaagde] /BE aan de productie en aflevering van Bar’s producten zouden gaan deelnemen, eigenmachtig de namen van Bar en Bar’s producten te gaan gebruiken, handelen [gedaagde] /BE onrechtmatig jegens BPI, wat er verder ook zij van de intellectuele eigendomsrechten van BPI.
IEF 15670

Inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van HOF audio-licht-beeld

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 3 februari 2016, IEF 15670 (Hof audio-licht-beeld tegen gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Jarl Koning, Trip Advocaten & Notarissen. Merkenrecht. Handelsnaam. Auteursrecht. Domeinnaam. Gedaagde houdt zich onder de naam HOF bedrijfsmatig bezig met dienstverlening op het gebied van audio, licht en beeld, waarbij hij een logo is gaan gebruiken dat enige verwantschap vertoont met het logo dat eiseres in de afgelopen jaren gebruikte. De voorzieningenrechter oordeelt dat het gebruik door gedaagde van de handelsnamen waarin HOF voorkomt schending van artikel 5 Hnw oplevert. Daarnaast maakt gedaagde op grond van art. 2.20 lid 1 sub a BVIE merkinbreuk. Doordat gedaagde zonder toestemming van eiseres foto’s heeft gebruikt ten behoeve van zijn website, heeft hij tevens auteursrechtinbreuk. Ook wordt domeinnaamoverdracht bevolen.

Handelsnaam
4.10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in casu sprake van een zodanig geringe afwijking tussen de in geding zijnde handelsnamen dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. In dit verband speelt een rol dat beide ondernemingen in dezelfde regio op een soortgelijk vakgebied werkzaam zijn en zich (deels) richten tot hetzelfde publiek.
4.11. Bij het oordeel dat verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is, hecht de voorzieningenrechter geen overwegende betekenis aan het verschil tussen beide namen in die zin dat eiseres soms de toevoeging 'audio-licht-beeld' gebruikt en gedaagde de toevoegingen 'eventsupport', 'eventsupport  & AV', 'AV' en 'Pro'. Juist vanwege de grote bekendheid van de naam HOF is dit het kenmerkend element van beide handelsnamen. Ook indien en voor zover het relevante publiek het verschil tussen beide ondernemingen onderkent, acht de voorzieningenrechter het gevaar alleszins aanwezig dat men desalniettemin een band van economische of juri disc he aard veronderstelt (indirecte verwarring).
4.12. In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik door gedaagde van handelsnamen waarin de naam HOF voorkomt, voor het vakgebied waarop gedaagde thans werkzaam is, schending oplevert van het bepaalde in artikel 5 Hnw.

Merkrecht
4.17. Ingevolge artike12.20 lid l.a BVIE kan de merkhouder (in casu eiseres) optreden tegen gebruik van een met zijn merk identiek teken voor identieke waren of diensten. Onder identiek teken moet worden verstaan wanneer het zonder wijziging oftoevoeging alle bestanddelen van het merk afbeeldt, of wanneer het in zijn geheel beschouwd verschillen vertoont die dermate onbeduidend zijn dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen (vgl. Hvr EU 20 maart 2003, IER 2003,237). Nu het dominerende bestanddeel van de door beide partijen gebruikte tekens HOF is, terwijl de verschillen - eiseres gebruikt naast HOF als toevoeging drie rode bollen en gedaagde gebruikt voor de letter 0 in HOF een rode kleur en in het midden van die 0 een rode stip, alsmede onder de naam HOF in een veel kleiner lettertype de woorden 'Eventsupport  & AV' - zo gering zijn dat deze aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen.
4.18. Zoals hiervoor ook is overwogen worden de merken van partijen gebruikt voor werkzaamheden die liggen op het zelfde danwel een soortgelijk terrein als waarop eiseres werkzaam is. Beide merken zijn daarnaast ingeschreven in de klassen 35 en 42. De diensten van partijen komen dan ook in ieder geval voor een gedeelte met elkaar overeen.
4.19. Gelet op het voorgaande maakt gedaagde inbreuk op het merkrecht van eiseres, waartegen eiseres kan optreden op grond van artikel 2.20 lid 1.a BVIE.

Auteursrecht
4.21. Niet weersproken is dat de foto's door gedaagde zijn gemaakt. Evenmin is weersproken dat dat heeft plaatsgevonden tijdens het dienstverband van gedaagde bij eiseres. Ingevolge artikel 7 Auteurswet (Aw) wordt de werkgever als maker van in dienstbetrekking vervaardigde werken (in casu de foto's) aangemerkt. Eiseres heeft dan ook het uitsluitend recht om de foto's openbaar te maken en te verveelvoudigen. Doordat gedaagde zonder toestemming van eiseres die foto's heeft gebruikt ten behoeve van zijn website, heeft hij inbreuk gemaakt op de auteursrechten van eiseres.

Domeinnamen
4.22. Zoals hiervoor is vastgesteld heeft gedaagde in 2006 alle activiteiten van zijn toenmalige bedrijf (alle activa en passiva) ondergebracht in de besloten vennootschap van eiseres Hof Audio-Licht-Beeld BV. Nu daaromtrent geen andersluidende afspraak is  gemaakt, zijn onder de activa begrepen de eigendom van de domeinnamen www.hof.nl en www.hofeventsupport.nl. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de omstandigheid dat bij de overschrijving van de domeinnaam www.hof.nl naar een andere registrar op 10 augustus 2009 gedaagde als directeur heeft aangegeven dat eiseres houder is van deze domeinnaam. Verder is niet betwist dat de kosten van deze domeinnaam na 2006 steeds door eiseres zijn betaald. In  dit verband is komen vast te staan dat indertijd abusievelijk is verzuimd de domeinnaam www.hof.nl over te dragen aan de vennootschap van eiseres.
4.23. Gelet op het vorenoverwogene dient de eigendom van de domeinnamen www.hof.nl en www.eventsupport.nl te worden overgedragen aan gedaagde.

IEF 15612

Geen sprake van negatieve gevolgen, eiseres mag handelsnamen blijven voeren

Rechtbank Oost-Brabant 13 januari 2016, IEF 15612; ECLI:NL:RBOBR:2016:64 (Expertise en Taxatie handelsnamen)
Uitleg overeenkomst. Handelsnaam. Domeinnaam. Beeldmerk. Woordmerk. Eiseres en gedaagde hebben een koopovereenkomst gesloten waarbij gedaagde haar ondernemingen waarin schade-expertises plaatsvonden verkoopt aan eiseres. Met deze overdracht krijgt zij ook het recht om de handelsnaam [B] Expertise, [A] Expertise en [A] contra-expertise, met een beëindigingsmogelijkheid in het geval van negatieve effecten. Gedaagde behoudt haar andere onderneming waarin taxaties plaatsvinden. Zij deponeert bij het BBIE de beeldmerken [B] resp. [B] Taxatie met het onderschrift Taxatie en Expertise. Eiseres vordert een verklaring voor het recht dat het haar is toegestaan de handelsnamen [B] Expertise, [A] Expertise en [A] contra-expertise te gebruiken. Partijen verschillen van mening over de strekking van het begrip ‘negatieve effecten’. Rechter gaat over tot uitleg en oordeelt dat bij gebreke van voldoende relevante feiten en omstandigheden het niet is komen vast te staan dat zich negatieve effecten hebben voorgedaan. Eiseres mag de handelsnamen (blijven) voeren.

4.1.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 1 onder B van de Overeenkomst heeft [gedaagde] ten alle tijde het recht om het gebruik van de naam [A] in voormelde handelsnamen in overleg met de aandeelhouders van [eiseres] te beëindigen indien het verdere gebruik van de handelsnamen tot negatieve effecten voor [gedaagde] leidt. Partijen verschillen van mening over de strekking van het begrip ‘negatieve effecten’. Dit begrip is in de Overeenkomst niet nader toegelicht. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan, anders dan [gedaagde] heeft gesteld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.

4.1.4.    De omstandigheid dat in de Overeenkomst niet nader is omschreven wat in het verband van de beëindiging van het gebruik van de naam [A] onder ‘negatieve effecten’ moet worden verstaan, brengt volgens [gedaagde] mee dat daaronder dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren. Uit de tekst van de Overeenkomst, die door [gedaagde] is opgesteld zoals tussen partijen niet in geschil is, blijkt dat niet en [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het de bedoeling van partijen was dat de onder negatieve effecten dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren. Tegen die stelling van [gedaagde] spreekt bovendien dat in artikel 1 onder B van de Overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] het recht tot beëindiging kan uitoefenen in overleg met de aandeelhouders van [eiseres] , welk overleg overigens onweersproken niet heeft plaatsgevonden. Dit komt er immers op neer dat [gedaagde] dat recht niet geheel zelfstandig kon uitoefenen. Volgens [eiseres] kwam het recht tot beëindiging van het gebruik van de naam [A] enkel aan [gedaagde] toe als [eiseres] ernstig met justitie in aanraking zou komen dan wel in staat van faillissement zou geraken. De heer [naam 4] , directeur van [gedaagde] , heeft daaromtrent ter comparitie verklaard dat hij navraag heeft gedaan bij degene die zijdens [gedaagde] bij de totstandkoming van de Overeenkomst waren betrokken, te weten [x] [naam 2] en [x] [A] , en dat deze personen hem hebben gezegd dat de negatieve effecten breder waren dan een faillissement of justitiële contacten, zonder dat aan hem daarbij is aangegeven hoeveel breder. Dat onder negatieve effecten dienen te worden verstaan effecten die door [gedaagde] als negatief worden ervaren, is kennelijk door genoemde personen niet bevestigd.

Er kan gelet op het voorgaande niet van worden uitgegaan dat met ‘negatieve effecten’ wordt gedoeld op enkel door [gedaagde] als zodanig ervaren effecten.

4.1.5. Voor wat betreft de door [gedaagde] ondervonden negatieve effecten heeft [gedaagde] gewezen op de omstandigheid dat de clientèle van [gedaagde] door de splitsing steeds vaker in verwarring kwam, hetgeen bleek uit verkeerd geadresseerde e-mails en andere correspondentie en overboeking van bedragen naar het rekeningnummer van het verkeerde [B] . Volgens [gedaagde] heeft de verwarring tussen [eiseres] en [gedaagde] een steeds negatiever effect op de dienstverlening door [gedaagde] en belemmert zij de verdere uitbouw van de onderneming van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de verkeerd geadresseerde e-mails, correspondentie en overboekingen en de gestelde verwarring niet nader onderbouwd en evenmin heeft zij nader geadstrueerd in hoeverre dit tot negatieve effecten voor [gedaagde] heeft geleid.

Ter comparitie heeft [naam 4] voornoemd verklaard dat [gedaagde] enorme administratieve lasten en ICT-kosten had en dat [gedaagde] inkomsten misloopt als men bij het zoeken op internet naar [gedaagde] bij de onderneming van [eiseres] terecht kan komen, maar ook dit is door haar niet nader geconcretiseerd en onderbouwd.

4.1.6. Bij gebreke van voldoende relevante feiten en omstandigheden ter onderbouwing van het standpunt van [gedaagde] dat zich negatieve effecten als bedoeld in de Overeenkomst voordoen, komt de rechtbank niet toe aan het opdragen van bewijs aan [gedaagde] . Het door [gedaagde] gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd.