Bizzness or leisure?
Rechtbank Haarlem, 2 april 2007, KG ZA 07-71, Bizz Travel tegen Airtrade Holding B.V. en BCD Holdings N.V. (met dank aan Margot Span, Köster Advocaten)
Geen inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van Bizz Travel of anderszins onrechtmatig handelen door het gebruik van de naam Bizztrip. Diensten voor zakelijke markt en vrijetijds stemmen zijn geen overeenstemmende diensten. Niet alle onderzoekrapportages vallen onder de richtlijnconforme proceskostenveroordeling.
Eiser Bizz Travel voert sinds 1988 de handelsnaam Bizz Travel voor vakantiereizen en is sinds 1994 houder van het gelijknamige woordmerk. Airtrade, gedaagde 1, heeft in 2005 het woordmerk BIZZTRIP gedeponeerd bij het BBIE. Die inschrijving is door het BBIE geweigerd, omdat het teken ieder onderscheidend vermogen zou missen. BCD, gedaagde 2, heeft daarop het beeldmerk BIZZTRIP gedeponeerd. Dat merk in wel ingeschreven. Eiser Bizz Travel stelt dat gedaagden inbreuk maken op haar handelsnaam- en merkenrechten.
De voorzieningenrechter ziet in de genoemde weigering van het woordmerk BIZZTRAVEL een nadere bevestiging dat het bestanddeel BIZZ een gebruikelijke aanduiding is voor ‘zakelijk’.Het bestanddeel TRAVEL is beschrijvend. De beschermingsomvang van het merk BIZZ TRAVEL is zeer gering en de mate van gelijkenis tussen de tekens BIZZ TRAVEL en BIZZTRIP onvoldoende om als overeenstemmend kunnen worden aangemerkt.
Bovendien, en dat is wel interessant, meent de rechter dat er geen sprake is van soortgelijkheid tussen de tot dezelfde klassen behorende diensten:
“(…) dat bij het in aanmerking komende publiek geen associaties tussen beide merken zullen worden gewekt, met name niet omdat de merken worden gebruikt voor waren en diensten die weliswaar in algemene zin soortgelijk zijn te noemen, maar die voor wat betreft de core-business van partijen betrekking hebben op andersoortige diensten en gericht zijn tot een ander publiek. Dat BIZZ TRAVEL is ingeschreven voor dezelfde klasse-aanduiding in het Benelux Merkenregister als waarvoor Airtade voor haar merk BIZZ TRIP depot had aangevraagd, is daarbij niet van belang, nu ingevolge artikel 2:20 lid 3 BVIE bij de beoordeling van de soortgelijkheid geen rekening hoeft te worden gehouden met die indeling in klassen”. (4.9)
De rechter doet vervolgens een diepgaand onderzoek naar het reisaanbod (ook op internet) en stelt vast dat Bizz Travel, dus met Bizz als de in r.o. 4.5 aangenomen gebruikelijke aanduiding voor zakelijk, zich richt op de zogenaamde leisure-markt en dat Airtrade onder de naam Bizztrip zich voornamelijk richt op de zakelijke reiziger. “Gelet op het gebruik van zoektermen op internet acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat het publiek via een en dezelfde zoekopdracht niet steeds bij beide ondernemingen zal uitkomen.” Het beroep op 2:20 lid 1 sub b BVIE slaagt derhalve niet.
Bizz Travel beroept zich voorts op artikel 2:20 lid 1 sub c BVIE en inburgering van haar merk, maar “Dat Bizz Travel veel marketinginspanningen in haar merk heeft geïnvesteerd kan niet tot de conclusie leiden dat daarmee de bekendheid van haar merk in de loop der tijd is toegenomen.” (4.12).
Een beroep op artikel 2:20 lid 1 sub d BVIE mocht evenmin baten. Volgens de rechter valt niet in te zien waarom Airtrade “geen geldige reden heeft om een louter beschrijvende aanduiding als merk te voeren”. (4.13)
Ook van inbreuk op grond van artikel 5 HNW is geen sprake“(…) Bizz Travel kan niet met een beroep op artikel 5 Handelsnaamwet anderen het gebruik van de aanduiding bizz in combinatie met een aanduiding voor reizen verbieden en op die manier de aanduiding monopoliseren. Daarbij komt dat niet gesteld of gebleken is dat zich reeds daadwerkelijk verwarring bij het publiek heeft voorgedaan (…).” (4.16)
Interessant is tenslotte ook de overweging 4.20 ten aanzien van de, betwiste, richtlijnconforme proceskostenveroordeling. Hergebruikte onderzoekrapporten kunnen niet worden ingebracht:
“In dit geding is de vraag aan de orde of een recentelijk als merk en handelsnaam geïntroduceerde aanduiding inbreuk maakt op een al langer bestaand merk. Rapportages als deze moeten in die context worden beschouwd als onderzoeken naar de positionering van een nieuwe merkaanduiding in een bestaande markt en zijn als zodanig een normaal te achten onderdeel van de kosten en de investering van een nieuw merk.” Het tweede rapport van gedaagde naar de naamsbekendheid van eisers merk BIZZ TRAVEL heeft volgens de rechter naast het eerste onderzoeksrapport geen toegevoegde waarde.
De gedeclareerde advocaatkosten hebben daarnaast niet uitsluitend betrekking op dit kort geding. De proceskosten worden daarom gematigd tot een bedrag van 15.000 euro.
Lees het vonnis hier.