Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 april 2009, zaaknummer / rolnummer: 329370 / KG ZA 09-120 Koninklijke Van Zanten en Van Zanten Flowerbulbs vs Gebroeders Vletter & Den Haan.
Kwekersrecht, lelieras Sorbonne, executiegeschil (zie IEF 6203). “Vooralsnog moet dus worden aangenomen dat export van de bollen, ongeacht de afmeting, is strijd is met het opgelegde gebod. De exporthandeling is op zichzelf beschouwd aan te merken als verhandeling en in ieder geval zal daaraan voorafgaande verkoop hebben plaatsgevonden.” Een samenvatting in citaten:
4.7. De rechter die het executiegeschil beoordeelt heeft niet tot taak de in het vonnis besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling (vergelijk H.R. 15 november 2002, LJN AE9400). Op de in artikel 3 onder c gegeven definitie van plant- / teeltmateriaal heeft Van Zanten in het eerdere kort geding geen beroep gedaan. Als gevolg kan het opgelegde gebod niet worden uitgelegd aan de hand van de bepaling omdat die bij de formulering van het gebod geen rol heeft gespeeld. Om dezelfde reden is evenmin sprake van een kennelijke misslag in het vonnis. De vraag of het ruime gebod terecht is opgelegd kan aan de orde worden gesteld in een eventueel hoger beroep van het kort geding vonnis of in de bodemprocedure, maar staat in dit executiegeschil niet ter beoordeling.
Bij vonnis in kort geding van 2 juni 2008 is op vordering van Vletter & den Haan Beheer en v.o.f. Gebr. Vletter & den Haan aan Koninklijke Van Zanten (in dat vonnis aangeduid als gedaagde sub 1) het navolgende gebod opgelegd:
veroordeelt gedaagde sub 1 om binnen één maand na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden het bedrijfsmatig en voor handelsdoeleinden voortbrengen, verder vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering behandelen, te koop aanbieden, in het verkeer brengen, verder verhandelen, uit- of invoeren, en voor een van deze handelsdoeleinden in voorraad hebben van materiaal van het ras Sorbonne, volledige planten, plantedelen alsmede geoogst materiaal daaronder begrepen, dan wel die handelingen door derden te doen verrichten;
2.2. Aan Van Zanten Flowerbulbs B.V. (in dat vonnis aangeduid als gedaagde sub 2) is het navolgende gebod opgelegd: veroordeelt gedaagde sub 2 om binnen één maand na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden het in Nieuw Zeeland voor handelsdoeleinden voortbrengen, te koop aanbieden en verhandelen van teeltmateriaal van het ras Sorbonne, dan wel die handelingen door derden te doen verrichten; Vletter & den Haan hebben executoriale beslagen gelegd. Van Zanten c.s. vragen opheffing daarvan. Zoals uit het eerdere vonnis blijkt gaat het om twee verschillende verboden. In het geval van Koninklijke Van Zanten is het gebod gebaseerd op de licentie-overeenkomst die op Koninklijke Van Zanten is overgegaan.
In geval van Van Zanten Flowerbulbs B.V. is dat gebod gebaseerd op het in Nieuw Zeeland geldende kwekersrecht van Vletter & den Haan, voor de omvang waarvan in het vonnis aansluiting is gezocht bij het onder 4.7 genoemde verdrag. De handelingen in Nieuw Zeeland zullen eerst worden onderzocht.
4.3 Gelet op de inhoud van het vonnis ziet het aan Van Zanten Flowerbulbs B.V. opgelegde gebod op teeltmateriaal als bedoeld in Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten van 2 december 1961, herzien te Genève op 10 november 1972 en 23 oktober 1978 (Trb. 1984, 97). De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding aan te nemen dat daaronder niet is te verstaan bollen met een afmeting groter dan 10 centimeter zoals door Van Zanten wordt bepleit. Mogelijk moet worden aangenomen dat geen sprake is van teeltmateriaal indien aan afnemers bollen worden geleverd die naar hun aard niet geschikt of bedoeld zijn om te vermeerderen, maar vooralsnog is niet in te zien dat de geschiktheid of het doel van het materiaal afhangt van de afmeting van de bollen. De definitie die in de licentieovereenkomst van het begrip teeltmateriaal wordt gegeven is niet relevant omdat de omvang van het aan Van Zanten Flowerbulbs B.V. opgelegde gebod op geen enkele manier door die overeenkomst is bepaald.
4.4. Vooralsnog moet dus worden aangenomen dat export van de bollen, ongeacht de afmeting, is strijd is met het opgelegde gebod. De exporthandeling is op zichzelf beschouwd aan te merken als verhandeling en in ieder geval zal daaraan voorafgaande verkoop hebben plaatsgevonden. In dit verband is nog van belang dat Van Zanten niet heeft aangevoerd dat de betreffende verkoopovereenkomsten zijn aangegaan vóór ingang van het gebod.
4.5. Vletter & den Haan hebben zich op het standpunt gesteld dat het gebod in de relevante periode niet alleen is overtreden op een dag dat een exporthandeling heeft plaatsgevonden, maar iedere dag is overtreden omdat alleen al de behandeling van bollen die op het veld staan en het in voorraad houden van bollen voor verkoop als een voorbehouden handeling moet worden aangemerkt. In deze redenering kan niet worden meegegaan omdat in het vonnis uitdrukkelijk is overwogen dat het gebod niet inhoudt de verplichting tot vernietiging van gewas dat op het land staat. Verder kunnen de exporten naar Japan buiten beschouwing blijven omdat de betreffende bollen, naar Van Zanten onweersproken heeft gesteld, zijn ingekocht van een licentiehouder.
4.6. De door Vletter & den Haan als productie 22 overgelegde ‘phytosanitary certificates’ geven aanleiding om aan te nemen dat in de relevante periode (5 juli 2008 tot en met 17 september 2008) op de navolgende data het gebod is overtreden: 14 juli 2008, 23 juli 2008, 29 juli 2008, 13 augustus 2008, 15 augustus 2008, 20 augustus 2008, 30 augustus 2008, 1 september 2008, 8 september 2008, 9 september 2008, 10 september 2008. In totaal is dan aan dwangsommen verbeurd 11 x € 5.000 = € 55.000. Uit hetgeen in het vonnis onder 4.5 is overwogen volgt dat Van Zanten Flowerbulbs B.V. voor overtreding van het gebod verantwoordelijk wordt gehouden.
4.7. Ook voor Koninklijke Van Zanten geldt dat zij in het vonnis verantwoordelijk is gehouden voor handelingen die in Nieuw Zeeland plaatsvinden door Van Zanten Flowerbulbs Ltd. Die handelingen zijn strijd met het aan haar opgelegde gebod dat een ruimere strekking heeft dan het aan Van Zanten Flowerbulbs B.V. opgelegde gebod. De rechter die het executiegeschil beoordeelt heeft niet tot taak de in het vonnis besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling (vergelijk H.R. 15 november 2002, LJN AE9400). Op de in artikel 3 onder c gegeven definitie van plant- / teeltmateriaal heeft Van Zanten in het eerdere kort geding geen beroep gedaan. Als gevolg kan het opgelegde gebod niet worden uitgelegd aan de hand van de bepaling omdat die bij de formulering van het gebod geen rol heeft gespeeld. Om dezelfde reden is evenmin sprake van een kennelijke misslag in het vonnis. De vraag of het ruime gebod terecht is opgelegd kan aan de orde worden gesteld in een eventueel hoger beroep van het kort geding vonnis of in de bodemprocedure, maar staat in dit executiegeschil niet ter beoordeling.
De beslagen worden ten dele opgeheven. De proceskosten worden gecompenseerd.
Lees het vonnis hier.