Alle rechtspraak  

IEF 4908

Guttapercha

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000117 (TRIFLEX tegen TRIDEX).

De tekens zijn in hun geheel zowel op visueel vlak als op auditief vlak in grote mate
overeenstemmend. Begripsmatig vertonen de tekens slechts een beperkte mate van overeenstemming.

“Verder bestaat het ingeroepen recht van opposant uit het woordelement “flex” dat vandaag de dag een gangbare afkorting is van flexibel. Het tweede deel van het bestreden teken (“dex”) heeft geen verdere betekenis in de Benelux-talen. Het staat echter niet vast dat het in aanmerking komend publiek, wanneer het geconfronteerd wordt met het ingeroepen recht, deze betekenissen onmiddellijk zal waarnemen, mede omdat rekening dient te worden gehouden met de totaalindruk die door de merken in hun geheel worden opgewekt. Op begripsmatig vlak is het Bureau dan ook van oordeel dat er slechts een beperkte mate van overeenstemming bestaat tussen de tekens in kwestie.”(44-46)

Verweerder stelt verder dat hij reeds merkhouder was van het woordmerk TRIDEX op 9 juni 1994, maar door een vergetelheid dit merk vervallen is en zodanig de opposant, die pas na 1994 inschrijving bekwam voor zijn merk, te kwader trouw ageert. Het Bureau wijst deze stelling af, in het kader van de oppositieprocedure kan geen rekening worden gehouden met een ouder merk dat vervallen is.

Slotconclusie is dat er sprake is van een grote mate van overeenstemming op visueel en auditief vlak en een beperkte overeenstemming op begripsmatig vlak. De waren zijn deels identiek, deels soortgelijk en deels niet soortgelijk. Het Bureau is dan ook van oordeel dat er voor de waren die identiek, dan wel soortgelijk zijn, sprake kan zijn van gevaar voor verwarring.

Lees de beslissing hier.

IEF 4907

Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000439 (ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC).

De tekens ROCK & REPUBLIC tegen REBEL & REPUBLIC stemmen visueel en fonetisch meer dan gemiddeld overeen. Op begripsmatig vlak zijn ze gemiddeld overeenstemmend.

“44. Het oorspronkelijke rebelse karakter van rockmuziek volstaat echter niet om de woorden “ROCK” en “REBEL” als overeenstemmend te beschouwen. Men kan louter overwegen dat de connotatie van het woord ROCK door sommigen als rebels werd en wordt beschouwd. 45. Het Bureau is van oordeel dat in hun totaliteit de tekens een gemiddelde begripsmatige overeenstemming vertonen.”

Met betrekking tot de soortgelijkheid van waren stelt de opposant o.a. dat de waren waarvoor zijn merk is ingeschreven, zoals onder andere juwelen, horloges, lederwaren en kledingstukken, soortgelijk zijn aan de waren in klasse 3 van het betwiste teken, aangezien deze nauw verbonden zijn met de mode- en kledingindustrie. Maar omdat volgens het Bureau niet kan worden vastgesteld dat de waren in klasse 3 [reinigingsmiddelen, zepen, parfumerieën]  van het betwiste teken onontbeerlijk of belangrijk zijn voor het gebruik van de andere waren en dat de consumenten het gebruikelijk en normaal vinden om deze waren samen te gebruiken, is het Bureau van mening dat er in casu geen sprake is van esthetische complementariteit, noch soortgelijkheid.

De enerzijds deels identieke, deels niet soortgelijke waren en anderzijds meer dan gemiddelde visuele en auditieve overeenstemming en gemiddelde begripsmatige overeenstemming van de tekens, leiden het Bureau ertoe te oordelen dat er sprake is van een gevaar voor verwarring en de oppositie wordt gedeeltelijk toegewezen.

Lees de beslissing hier.

IEF 4904

Een loutere versiering

AMS.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-425/03, AMS Advanced Medical Services GmbH tegen OHIM/ American Medical Systems, Inc.

Vrij simpele oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk AMS Advanced Medical Services, oppositie op grond van oudere nationale woordmerken AMS.

AMS is het dominante (overeenstemmende) bestanddeel, Het louter decoratieve beeldelement en de niet onderscheidende uitdrukking „advanced medical services” van het aangevraagde merk dragen onvoldoende bij aan het onderscheidende vermogen van het aangevraagde merk. De  litigieuze waren en diensten zijn soortgelijk: ze betreffen alle de medische sector en zijn bestemd om in het kader van een therapeutische behandeling te worden gebruikt.

Verder is alleen de volgende procesrechtelijke overweging het vermelden waard:

"29. De omstandigheid dat verzoekster voor de kamer van beroep de overeenstemming van de conflicterende merken niet heeft betwist, kan derhalve geenszins als gevolg hebben dat het BHIM niet langer de vraag hoeft te behandelen of deze merken overeenstemmen of gelijk zijn. Een dergelijke omstandigheid kan dus evenmin als gevolg hebben dat verzoekster het recht wordt ontzegd, binnen de grenzen van het juridische en feitelijke kader van het geschil voor de kamer van beroep op te komen tegen het oordeel van deze instantie op dit punt (zie in die zin arrest HOOLIGAN, punt 27 supra, punten 24 en 25)."

Lees het arrest hier.

IEF 4901

Vet zuur

omega.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-28/05, Ekabe International SCA tegen OHIM/ Ebro Puleva, SA. (alleen beschikbaar in het Bulgaars, het Frans en het Sloveens).

Oppositiezaak. Na donuts blijkt het Spaanse publiek ook ‘Omega 3’ als fantasiewoord te beschouwen. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk OMEGA 3. Oppositie op grond van ouder Spaans woordmerk PULEVA-OMEGA 3. OHIM en Gerecht wijzen de oppositie toe. Het dominante bestanddeel van beide merken is Omega 3 en Omega 3 is voor het relevante Spaanse publiek een onderscheidend fantasiewoord.

“57. Si le public ciblé ne considère pas l’élément « omega 3 » comme étant descriptif des produits concernés, cet élément sera perçu par le public pertinent comme présentant un caractère fantaisiste et intrinsèquement distinctif.

58. Étant donné qu’il en va de même de l’élément « puleva », il y a lieu de considérer que ces deux éléments ont un pouvoir attractif équivalent à l’égard du public pertinent et que, accolés ensemble dans l’expression « puleva-omega 3 », ils seront perçus par ce public comme dominants à parts égales, sans que l’élément « omega 3 » perde son caractère distinctif.

59. Dans ces circonstances, c’est à bon droit que la chambre de recours a conclu que les marques en conflit, considérées chacune dans son ensemble en tenant compte, notamment, de leurs éléments distinctifs et dominants, étaient similaires.”

Lees het arrest hier.

IEF 4900

Over het hoofd gezien (4)

dor.gifGvEA 23 mei 2007, T 342/05, Henkel KGaA tegen OHIM/ Serra Y Roca, SA.

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk COR. Oppositie op grond van ouder Duits woord-/beeldmerk DOR. Beide merken betreffen reinigingsmiddelen (klasse 3). Oppositie afgewezen door OHIM en Gerecht.

Het aardige argument dat het oudere merk zo oud is dat het Gotische schrift als gewoon schrift moet worden gezien en het hier dus geen beeldmerk maar een woordmerk betreft, gaat niet op:

"44. Das Argument der Klägerin, dass die Frakturschrift der älteren Marke den deutschen Verkehrskreisen geläufig sei, da die betreffenden Schriftzeichen in Deutschland bis 1941 gewöhnlich verwendet worden seien, geht ins Leere, da der Zeichenvergleich, wie das HABM zu Recht festgestellt hat, unter Berücksichtigung der zum Zeitpunkt des Widerspruchsverfahrens und nicht der in einem früheren Stadium herrschenden Wahrnehmung zu ziehen ist. Darüber hinaus hat die Tatsache, dass die Frakturschrift bis 1941 in Deutschland die amtliche Schrift war, deshalb keine Auswirkung, weil sich die bei der älteren Marke verwendeten Schriftzeichen, wie die Klägerin anerkannt hat, von denen der erwähnten amtlichen Schrift unterscheiden."

De rest van het arrest brengt weinig nieuws, het Gerecht is het kort egzegd eens met het OHIM:

"55. Im Lichte der vorstehenden Erwägungen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer mit ihrer Feststellung, dass keine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 vorliege, keinen Beurteilungsfehler begangen hat."

Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4899

Over het hoofd gezien (3)

olijf.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-363/04, Koipe tegen OHIM/Aceites del Sur (La Española).

Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeld ‚La Española’. Oppositie door houder van nationale en communautaire beeldmerken ‚Carbonell’. Oppositie afgewezen door OHIM maar toegewezen door Gerecht.

“103. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van elementen die de twee betrokken merken gemeen hebben, een globale visuele indruk van grote overeenstemming creëert, omdat het merk La Española de kern van de boodschap van het merk Carbonell en de erdoor opgeroepen visuele indruk nauwkeurig reproduceert: de vrouw met een karakteristieke rok, die op een bepaalde manier dichtbij een olijftak zit, met een olijfgaard op de achtergrond, waarbij het geheel bijna eenzelfde schikking heeft wat betreft de ruimtes, de kleuren, de plaatsen waar de namen worden geschreven en de wijze waarop dit laatste gebeurt.

104. Volgens het Gerecht doet deze globale overeenstemmende indruk bij de consument onvermijdelijk gevaar voor verwarring van de conflicterende merken ontstaan.

105. Dit verwarringsgevaar wordt niet afgezwakt door de aanwezigheid van een verschillend woordelement. Zoals reeds werd geoordeeld, heeft het woordelement van het aangevraagde merk immers een zeer zwak onderscheidend vermogen omdat het verwijst naar de geografische herkomst van de waar.”

(…) “110. In dit opzicht dient te worden opgemerkt dat, gelet op de afstand waarop en de snelheid waarmee de consument de conflicterende merken bekijkt wanneer hij in een supermarkt de gezochte waren kiest, de verschillen tussen de conflicterende tekens moeilijker te onderscheiden zijn en de overeenstemmingen meer in het oog springen, aangezien de gemiddelde consument het merk waarneemt als een geheel en niet let op de verschillende details ervan.

111. Ten slotte dient ermee rekening te worden gehouden dat gelet op de overeenstemming van de conflicterende tekens en het zwakke onderscheidend vermogen van het woordelement van het aangevraagde merk, de consument dit merk kan opvatten als een submerk dat verbonden is met het merk Carbonell, ter aanduiding van een olijfolie waarvan de kwaliteit verschilt van die van dit laatste merk (zie in die zin arrest CONFORFLEX, reeds aangehaald, punt 61). Zoals blijkt uit het dossier, wordt het sinds 1904 in Spanje aanwezige merk Carbonell immers gelijkgesteld met olijfolie op de Spaanse markt en de gebruikte afbeelding identificeert automatisch dit merk.

112. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat elke mogelijkheid van verwarring van de conflicterende merken uitgesloten was (punt 24). Integendeel blijkt uit het geheel van de door het Gerecht verrichte vaststellingen dat er gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.”

Lees het arrest hier.

IEF 4898

Over het hoofd gezien (2)

mic2.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-358/04, Neumann tegen OHIM (Vorm van microfoonkop).

Aanvraag tot inschrijving van driedimensionaal merk in vorm van microfoonkop als gemeenschapsmerk. Weigering van de inschrijving wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Esthetica en herkomstaanduiding zijn twee verschillende begrippen. Een samenvatting in citaten:

(…) “46. Wat in de tweede plaats de perceptie van het in casu relevante publiek betreft, is het Gerecht van oordeel dat de omstandigheid dat de gemiddelde consument van de betrokken waren ter zake kundig en zeer aandachtig is, als zodanig niet volstaat als bewijs dat hij gewend is om een herkomstaanduiding te zien in de vorm van deze waren. Er kan weliswaar worden verondersteld dat dit publiek meer aandacht zal besteden aan de verschillende technische of esthetische details van de waar, maar dit impliceert niet automatisch dat het zal denken dat deze de functie van een merk vervullen. In dit verband merkt het Gerecht op dat verzoekster geen enkel concreet element aandraagt ten bewijze dat in de betrokken sector een praktijk bestaat waarbij de waren van de verschillende producenten aan de hand van de vorm ervan van elkaar worden onderscheiden. Bij gebreke van dergelijke elementen is het argument dat de vorm van een microfoonkop bijzonder geschikt is om de betrokken waren te individualiseren, eveneens ontoereikend."

"47. Hieraan dient te worden toegevoegd dat, zelfs indien de gemiddelde consument van de betrokken waren zeer goed in staat is, de vorm van microfoonkoppen als een aanduiding van de herkomst ervan waar te nemen, deze vaststelling niet betekent dat elke vorm van een microfoonkop het onderscheidend vermogen bezit dat is vereist voor de inschrijving ervan als gemeenschapsmerk. Om te kunnen concluderen dat het aangevraagde merk in een dergelijk geval onderscheidend vermogen heeft, dient immers nog te worden nagegaan of de betrokken vorm voldoende kenmerkend is om de aandacht van het publiek te trekken [zie in die zin arrest Gerecht van 24 november 2004, Henkel/BHIM (Vorm van witte doorzichtige flacon), T-393/02, Jurispr. blz. II-4115, punt 34, en de aldaar aangehaalde rechtspraak].”

(…) “54. Afgezien van de afplattingen van het rasterwerk in de vorm van hyperbolische gedeeltelijke ellipsen wijst verzoekster op geen enkel kenmerk van de als merk aangevraagde vorm dat afzonderlijk of in combinatie met andere kenmerken het relevante publiek in staat stelt, haar waren te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Het Gerecht moet daaruit afleiden dat de eventuele verschillen tussen de als merk aangevraagde vorm en de microfoons die worden gekenmerkt door afplattingen van het rasterwerk in de vorm van hyperbolische gedeeltelijke ellipsen en die zijn opgenomen in het dossier van de kamer van beroep, niet de aandacht van het relevante publiek trekken als aanduiding van de herkomst van de betrokken waren. Gelet op de mate van overeenstemming van het aangevraagde merk met de andere geanalyseerde vormen, wordt deze conclusie bovendien niet op losse schroeven gezet door het feit dat het aandachtsniveau van het relevante publiek bij de keuze van de betrokken waren waarschijnlijk hoog is.

55. Het feit dat de vorm van de microfoonkop die als merk is aangevraagd, geen enkele functie als zodanig vervult, doet voorts evenmin af aan deze conclusie. Voor zover het relevante publiek het teken als een aanduiding van de commerciële herkomst van de waar of dienst opvat, doet het feit dat dit teken al dan niet tegelijkertijd een andere dan de herkomstaanduidende functie (zoals een technische functie) vervult, immers niet af aan het onderscheidend vermogen ervan (zie arrest Gerecht, Tint oranje, reeds aangehaald, punt 30).

56. Met betrekking tot verzoeksters argument dat het aangevraagde merk zich opmerkelijk onderscheidt van gewone en traditionele microfoonkoppen met cilinder- of bolvorm, dient te worden vastgesteld dat het relevante publiek, dat volgens de definitie van de kamer van beroep bijzondere kennis op dit gebied bezit, niet alleen de gewone en traditionele vormen van de betrokken waren zal kennen, maar ook de minder typische vormen die voor een leek ongebruikelijk kunnen lijken. Het Gerecht is van oordeel dat de voorbeelden in het dossier van de kamer van beroep rechtens genoegzaam aantonen dat het relevante publiek gewend is aan microfoonkoppen die dit kenmerk bezitten dat verzoekster beschouwt als een „identificatiestempel” van het aangevraagde merk, en dus dat dit type microfoonkoppen deel uitmaakt van de norm of van wat op de betrokken markt gangbaar is.”

(…) “61. Zoals hierboven werd vastgesteld, is het relevante publiek immers reeds gewend aan vormen die vergelijkbaar zijn met de als merk aangevraagde vorm, en mist het aangevraagde merk daardoor onderscheidend vermogen van huis uit. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de omstandigheid dat de concurrerende ondernemingen werden gedwongen af te zien van de productie en verkoop van waren met een vorm die vergelijkbaar is met de als merk aangevraagde vorm, heeft geleid tot een plotse wijziging van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is.”

(..) “64. Met betrekking tot de elementen die waren aangevoerd ten bewijze van het voortreffelijke design van de betrokken vorm moet voorts eraan worden herinnerd dat de omstandigheid dat waren een hoogwaardig design hebben, niet noodzakelijkerwijs impliceert dat een merk bestaande uit de driedimensionale vorm van deze waren zich van meet af aan ertoe leent, deze waren te onderscheiden van die van andere ondernemingen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 (arrest Mag Instrument/BHIM, reeds aangehaald, punt 68). Bijgevolg heeft de kamer van beroep op goede gronden geoordeeld dat het mogelijk is dat de consumenten het design van het aangevraagde merk esthetisch achten, maar dat het onwaarschijnlijk is dat zij daarin een verwijzing naar de herkomst van de waren zien (punt 25 van de bestreden beslissing).”

Lees het arrest hier.

IEF 4897

Over het hoofd gezien (1)

5hk.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-304/05, Cain Cellars tegen OHIM (Afbeelding van een vijfhoek)

Vijfhoek, aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk. Weigering wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Afbeelding van een simpel geometrisch figuur als een vijfhoek kan i.c. niet fungeren als herkomstaanduiding.

“35 Hinsichtlich des Vorbringens, dass die angefochtene Entscheidung nicht erkläre, warum eine Pentagon-Darstellung nicht geeignet sei, die betriebliche Herkunft einer Ware zu identifizieren, und zur Begründung dafür auf andere Zeichen, wie das Sechseck, Bezug nehme, genügt die Feststellung, dass die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 11) ausgeführt hat, dass es den Verbrauchern grundsätzlich nicht möglich sei, mit „einfachen“ geometrischen Figuren eine betriebliche Herkunft zu verbinden. Sie hat in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 14) ferner erläutert, dass Verbraucher von Wein an dessen geografischer und betrieblicher Herkunft interessiert seien, die auf den Etiketten angegeben sei, und dass es unter diesen Umständen Sache der Klägerin sei, zu beweisen, dass die Verbraucher in der Lage seien, die betriebliche Herkunft des Weins anhand einer einfachen geometrischen Figur zu erkennen. Schließlich ist die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 16) zu dem Schluss gelangt, dass das streitige Zeichen vom Verbraucher einfach als eine Figur wahrgenommen werde, die einem funktionellen oder ästhetischen Zweck diene, und nicht als ein Zeichen, das auf eine betriebliche Herkunft hinweise.

36 Daher wird in der angefochtenen Entscheidung entgegen dem Vorbringen der Klägerin rechtlich hinreichend begründet, warum die Darstellung eines Fünfecks es nicht ermöglicht, die betriebliche Herkunft der in Rede stehenden Ware zu identifizieren.”

Lees het arrest hier(alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4896

Win-situatie

windvd.gifGvEA, 17 oktober, zaak T-105/06, InterVideo Inc. tegen OHIM (Alleen beschikbaar in het Frans en het Engels).

Weigering beeldmerk (voor zover je van een beeldmerk kan spreken) WinDVD Creator op grond van artt 4 jo. 7 lid 1 sub b GMVO. Dat DvD Creator beschrijvend is lijdt geen twijfel, in geding is de beschrijvendheid van het bestanddeel WIN, dat volgens het OHIM beschrijft dat het product betrekking heeft op het Windows besturingssysteem.

Het Gerecht volgt de redenering van het OHIM en wijst het beroep af. Voer voor de discussie over de beschermingsomvang van (zeer) bekende merken. Kan een merk beschrijvend zijn voor de zijn eigen producten, maar  tegelijkertijd gebruik door anderen tegengaan?

“44. It is common ground that Windows, the operating system of Microsoft Corporation, is commonly used in the information technology field by average personal computer users. There is no doubt that among those personal computer users, including even those who use a computer for their personal or professional activities on a daily basis, there are many who are unfamiliar with both the technical details of the functioning of the Windows operating system and information technology language in general. Although it is true that not all personal computer users have such specific knowledge in the field, the word ‘win’ where it appears in relation to computers, and in particular software, will automatically and immediately be understood by the majority as an abbreviation or a shortened reference to Windows. Thus, an average personal computer user will be led to believe that the word ‘win’ refers to the Windows system in the context of information technology.

45.Furthermore, the fact that ‘win’ may also be understood as a reference to the English verb ‘to win’ or as having no particular meaning does not call into question the finding that the sign at issue is descriptive of the characteristics of the goods it designates. A word sign must be refused registration under Article 7(1)(c) of Regulation No 40/94 if at least one of its possible meanings designates a characteristic of the goods or services concerned (Case C-191/01 P OHIM v Wrigley [2003] ECR I-12447, paragraph 32, and NURSERYROOM, paragraph 19).

46. Therefore, there is a direct link between the sign WinDVD Creator and the goods concerned, since the sign, taken as a whole, constitutes a direct reference to the intended use and, therefore, one of the characteristics of the goods in respect of which registration is sought. The sign immediately and unequivocally informs the relevant consumers that the goods covered by the application for registration are used to make DVDs.

(…) 48. Furthermore, the figurative element of the sign consists solely of the use of a typeface which is not very distinctive, the effect of which is to place more emphasis on its verbal elements. In the light of the recurrent nature of the typographical features of the mark applied for, and the absence of any particular distinctive element, the typeface used and the differences in the boldness of the characters do not enable the trade mark applied for to constitute a clear and exclusive reference, in the mind of the relevant public, to the origin of the goods covered by the application for registration. Thus, the figurative elements are so ordinary that they do not endow the trade mark applied for as a whole with any distinctive character. Those elements do not possess any feature, in particular in terms of fancifulness or as regards the way in which they are combined, allowing that mark to fulfil its essential function in relation to the goods covered by the trade mark application (see, to that effect, Case C-37/03 P BioID v OHIM [2005] ECR I-7975, paragraphs 71 and 74).

49. It is clear from the foregoing that the Board of Appeal rightly held that the mark WinDVD Creator described in English in a simple and direct manner the function or intended use of the goods in respect of which registration had been sought.

Lees het arrest hier.

IEF 4894

Eerst even voor jezelf lezen

Twee maal voor de gehele gemeenschap:

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 oktober 2007, HA ZA 07-744, Parfumerie Douglas Gmbh c.s tegen Noapoa Enterprises N.V.

“4.14.Het gevorderde verbod op inbreuk op het Gemeenschapsmerk is eveneens toewijsbaar. Noapoa erkent dat zij het merk DOUGLAS binnen de gemeenschap in het economisch verkeer gebruikt voor speelgoed. (…) 4.15.De rechtbank zal het verbod toewijzen voor de gehele gemeenschap. Een door een op grond van artikel 93 lid 1 GMV bevoegde rechter uitgesproken verbod op een Gemeenschapsmerk dient in beginsel voor de gehele gemeenschap te gelden, tenzij er gronden zijn om dit verbod tot een bepaalde lidstaat te beperken. Omstandigheden die afwijking van dit beginsel rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Integendeel.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage,17 oktober 2007, KG ZA 07-1168, G-Star International B.V. tegen Esprit Europe B.V.

“Beveelt Esprit om onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere verdere inbreuk op de exclusieve Gemeenschapsmodelrechten van G-Star te staken en gestaakt te houden in de lid-staten van de Europese Unie, in het bijzonder te staken en gestaakt te houden ieder vervaardigen, inkopen, afbeelden, verkopen, ter verkoop aanbieden, verhandelen, importeren en/of exporteren van de kledingstukken welke zijn nagemaakt van de kledingstukken van G-Star met de aanduidingen Sniper Blazer, T-shirt Skort, het Midnight Art Jacket en de spijkerbroek Custom Core.”

Lees het vonnis hier.