Alle rechtspraak
Voor wie niet de nuance zoekt
Een heel krantenbericht overnemen mag natuurlijk niet zomaar, maar het belang om te laten zien hoe een uitspraak van Hof van Jusitie door het ANP/FD wordt uitgelegd prevaleert in dit geval.
Geen merkrecht voor boy-band Westlife.
LUXEMBURG - De Ierse boy-band Westlife mag zijn naam niet met een merkrecht en het daarbij behorende 'r'-teken in een cirkeltje beschermen. Dat heeft het Europese Hof van Justitie woensdag bepaald na een klacht van de Duitse tabaksproducent Reemark. Die vindt dat de bandnaam te veel lijkt op die van zijn eigen sigarettenmerk West. De naam West was al eerder officieel beschermd. Westlife 's platenmaatschappij BMG kreeg wel een officiële merkenrechtelijke bescherming voor de naam van de boy-band, maar Reemark ging daartegen in beroep. Uiteindelijk belandde de zaak bij het Europese Hof, dat de Duitse klager nu in het gelijk stelt. In principe hebben BMG en Westlife geen verweer tegen handelaren die petjes of T-shirts met de naam van de band op de markt brengen. (anp) Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad, 6 mei 2005.
West Best
Arrest GVEA, 4 mei 2005, zaak T-22/04. Reemark tegen OHIM/Bluenet. Oppositie o.g.v. ouder nationaal Duits merk WEST tegen CTM aanvraag voor het woordmerk WESTLIFE (inderdaad, van de boyband). Aardige uitspraak, vooral omdat het OHIM vanaf nu gewoon bezwaar mag maken tegen zijn eigen beslissingen.
"Anders dan het BHIM in zijn memorie van antwoord stelt, volgt uit de rechtspraak niet dat het BHIM tot verwerping van een beroep tegen een beslissing van een van zijn kamers van beroep dient te concluderen...Het BHIM kan dus, zonder het voorwerp van het geding te wijzigen, concluderen tot toewijzing van de vordering van één van de andere partijen, naar zijn keuze, en argumenten voordragen tot staving van de door die partij aangevoerde middelen. Daarentegen kan het niet autonoom de vernietiging vorderen of middelen tot vernietiging voordragen die niet door de andere partijen zijn aangevoerd."
De jongens van Westlife komen er minder goed af. De oppositie tegen hun CTM wordt toegewezen. GvEA merkt o.a. op dat combinaties beschouwd kunnen worden als een variant. "Anderzijds moet worden vastgesteld dat het bestaan van het oudere merk West bij het relevante publiek een associatie zou kunnen hebben teweeggebracht tussen dit woord en de door de eigenaar van het merk verkochte waren, zodat elk nieuw merk bestaande uit dit woord in combinatie met een ander woord het gevaar loopt te worden beschouwd als een variant op het oudere merk. Derhalve zij opgemerkt, dat het relevante publiek zou kunnen menen dat de onder het merk Westlife verkochte waren en diensten dezelfde herkomst hebben als die welke onder het merk West worden verkocht, of dat er ten minste een economische band bestaat." Lees arrest.
Sterrenslag
Arrest GvEA, 4 mei 2005, zaak T-359/02. Chum tegen OHIM+Star TV. Oppositiezaak. Oudere IR beeldmerk Star TV tegen CTM aanvraag voor het woordmerk Star TV. GVeA wijst oppositie toe.
Weinig opzienbarende zaak. Aardig zijn de stukken over soortgelijkheid van waren en diensten. "Volgens vaste rechtspraak zijn de factoren waarmee bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de waren of diensten rekening dient te worden gehouden, onder meer de bestemming en het concurrerend dan wel complementair karakter daarvan zijn. In casu moeten de in de merkaanvraag bedoelde activiteiten van productie, opname en ontwikkeling van televisieprogramma’s, video, banden, cd’s, cd-roms en computerschijven, vergelijkbaar worden geacht met de door het oudere merk beschermde productie van televisieprogramma’s, voorzover zij een hieraan complementair karakter hebben, aangezien daaronder ook de vervaardiging van audiovisuele of multimediaproducten valt, die een specifieke vorm van verspreiding van de producten van opposante kan zijn, ofwel het elektronisch medium is voor dergelijke uitzendingen."
"Interactieve televisie, die gebruikmaakt van elektronische media zoals digitale televisie of internet, waardoor de afnemers een gebruik van de dienst kunnen maken dat verder gaat dan de passieve ontvangst van de beelden, moet worden gezien als een bijzondere verschijningsvorm van televisie...Een zelfde conclusie moet worden getrokken met betrekking tot de „productie van televisieprogramma’s”. Ook in dit geval dekt verzoeksters ruimere formulering immers tevens de onder bescherming van het oudere merk geproduceerde televisieprogramma’s, die specifiek betrekking hebben op film"
Woordmerk STAR TV en beeldmerk STAR TV zijn bovendien sterk overeenstemmend: "Gelet op het feit dat het aangevraagde merk samenvalt met het dominerende woordbestanddeel van het oudere merk, heeft de kamer van beroep niet van een verkeerde rechtsopvatting blijk gegeven door te oordelen dat er een sterke overeenstemming tussen de twee merken bestaat."
En, als in zoveel arresten speelt ook hier de bewijsvoering een belangrijke rol. "Wat de argumenten betreft die verzoekster ontleent aan haar verschillende nationale, internationale en communautaire inschrijvingen van merken die het woord „star” of de afbeelding van een ster bevatten, alsmede het volgens haar courante gebruik van het woord „star” voor de in geding zijnde diensten, behoeft slechts te worden vastgesteld dat deze argumenten voor de oppositieafdeling noch voor de kamer van beroep zijn aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak kunnen feiten die voor het Gerecht worden ingeroepen zonder voordien voor de instanties van het BHIM te zijn aangedragen, de wettigheid van deze beslissingen slechts aantasten indien het BHIM deze ambtshalve in aanmerking had moeten nemen."
LeakLock vs. LecWec
Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 april 2005, HA ZA 04-4222. Richard Chambers GmbH tegen D.A.T. Group International B.V. & H.B.S. Trading B.V.
Een rechttoe-rechtaan-uitspraak over olie additieven, gebruikt om lekke keerringen in motoren te dichten en lekkages te voorkomen.
De rechtbank beslist (terecht) dat de merken LeakLock en LecWec niet op elkaar lijken, omdat ze “(…) naar de totaalindruk bezien auditief, visueel en/of begripsmatig niet een zodanige gelijkenis (vertonen), dat daardoor bij het relevante publiek directe of indirecte verwarring kan worden gewekt, nog daargelaten de aanzienlijk verschillende verpakkingen waarin de beide producten worden aangeboden.”
Bovendien hebben eisers ‘geen feiten of omstandigheden gesteld die nog zouden kunnen leiden tot de conclusie dat eisers in plaats van of naast de merkhouder gerechtigd zouden zijn de onderhavige op merkinbreuk gebaseerde vorderingen in te stellen.”
Tenslotte, vond het merkgebruik door gedaagden plaats in een periode gelegen vóór de publicaties van zowel de aanvrage als de inschrijving van het onderhavige Gemeenschapsmerk en is het inmiddels gestaakt.
Lees het vonnis hier.
Nieuw van het Hof
Mededelingen en Arrest:
T-32/03 2005-04-29 Leder & Schuh / OHMI - Schuhpark Fascies (JELLO SCHUHPARK)
T-33/03 2005-04-29 Osotspa / OHMI - Distribution & Marketing (Hai)
C-31/04 2005-04-28 Commissie / Spanje
Verzoekschriften:
C-104/05 2005-04-29 El Corte Inglés / BHIM en Pucci
C-108/05 2005-04-29 Bovemij Verzekeringen
T-105/05 2005-04-29 Assembled Investments / OHMI - Waterford Wedgwood (WATERFORD STELLENBOSCH)
T-118/05 2005-04-29 Reckitt Benckiser / OHMI (Tablette rectangulaire noir en blanc avec un noyau ovale blanc)
T-119/05 2005-04-29 Reckitt Benckiser / OHMI (Tablette rectangulaire bleu en blanc avec un noyau blanc à l'intérieur)
T-129/05 2005-04-29 Wal-Mart Stores / OHMI - Sánchez Villar (WAL-MART)
T-72/05 2005-04-29 Deutsche Telekom / OHMI (Telekom Global Net)
T-90/05 2005-04-29 Omega / OHMI - Omega Engineering (~ OMEGA)
T-92/05 2005-04-29 Movingpeople.net / OHMI - Schäfer (moving people.net)
T-96/05 2005-04-29 Monte di Massima / OHMI - Höfferle Internationale (Valle della Luna)
T-97/05 2005-04-29 Rossi / OHMI - Marcorossi (MARCOROSSI)
Bespreking volgt, voorzover relevant.
AH - Unilever: een genuanceerde 11 - 2
De slotsom: Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de voorzieningen ten aanzien van de AH-huismerk pot pindakaas met blauwe dop en tafelmargarine ‘Voor op brood’ zullen worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal Albert Heijn gelasten het gebruik van deze verpakkingen te staken en gestaakt te houden. Op grond van het verweer van Albert Heijn is voldoende aannemelijk dat de gevorderde termijn van 14 dagen tekort is om de producten uit alle winkels te verwijderen. De termijn zal daarom worden gesteld op 4 weken na betekening van dit vonnis. De door Unilever gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en aan een maximum verbonden van € 2.000.000,00 (twee miljoen euro). De vorderingen met betrekking tot de overige elf producten zullen worden geweigerd. Het onder b gevorderde bevel zal als te vaag worden afgewezen. Toewijzing van deze vordering lijkt bovendien in dit geding, gelet op de partijen en het feit dat zij in een voortdurende handelsrelatie tot elkaar staan, ook niet nodig.
Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd. Lees vonnis.
Redelijk vers van de rechter
Gepubliceerd op rechtspraak.nl. Bespreking volgt.
Rechtbank Zutphen, 27-04-2005, LJN: AT4667, 68738 KG ZA 05-83. Kort geding. Merkhouder(s) van parfummerken verzetten zich, gedeeltelijk met succes, tegen het verkopen van en adverteren voor (binnen de EER “gedumpte”) parfums van deze merken door een op het “goedkopere marktsegment ” gerichte winkelketen.
Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 18-03-2005, LJN: AT4627, 123758. Kort geding. Auteursrecht op relaxfauteuil.
X5, waar denkt u aan?
BMW wint in hoger beroep de procedure tegen X5 Centrum. In tegenstelling tot de kortgeding rechter in eerste aanleg oordeelt het Gerechtshof Arnhem dat het teken X5 voldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk voor terreinwagens te dienen. Een beroep op BMW/Deenik door X5 Centrum mocht haar niet baten, nu zij het merk X5 paginagroot op haar startpagina afbeeldde inclusief de kleuren zwart en blauw. Lees kg vonnis.
Pech voor PepsiCo
Arrest GvEA, 21 april 2005, T-269/02 PepsiCo Inc (RUFFLES) - Intersnack Knabber Gebäck GmbH (RIFFELS)/OHIM.
Een arrest dat nieuwsgierigheid naar de processtukken oproept.
PepsiCo vraagt CTM woordmerk RUFFLES aan, Intersnack stelt met succes oppositie in op grond van haar oudere Duitse nationale merk RIFFLES. Pas in beroep komt PepsiCo erachter, althans beroept zij zich op het feit dat zij beschikt over een nog oudere nationale (Duitse) inschrijving van Ruffles.
De kamer van beroep van het OHIM oordeelt dat dit niets af doet aan de weigering, aangezien een dergelijke oudere inschrijving irrelevant is voor de uitspraak in de oppositieprocedure en PepsiCo bovendien het bestaan van de oudere nationale inschrijving niet heeft aangetoond (inschrijvingsbewijs daarvan wordt pas bij de procedure van het Gerecht overgelegd!?). PepsiCo stapt naar het Gerecht...
Volgens het Gerecht heeft PepsiCo zich in de oppositie uitsluitend beroepen op het bestaan van haar oudere nationale inschrijving RUFFLES, maar heeft het gebruik van dit merk niet aangetoond. Had zij dit wel gedaan, dan had het OHIM gevaar voor verwarring met het merk van Intersnack immers makkelijker kunnen beoordelen. PepsiCo heeft bovendien in Duitsland het nationale merk van Intersnack nooit aangevochten:
"25 In deze context merkt het Gerecht op dat, zelfs los van de vraag of verzoekster voor het BHIM het bewijs van het bestaan van haar oudere Duitse merk heeft aangedragen, in elk geval dit bestaan op zich de afwijzing van de oppositie niet kon rechtvaardigen. Daarvoor had verzoekster eveneens moeten aantonen dat zij de nietigverklaring van het merk van interveniënte door de bevoegde nationale autoriteiten had verkregen.
26 De geldigheid van een nationaal merk, in casu dat van interveniënte, kan immers niet worden betwist in een inschrijvingsprocedure van een gemeenschapsmerk, maar alleen in een in de betrokken lidstaat ingeleide nietigverklaringsprocedure [arrest Gerecht van 23 oktober 2002, Matratzen Concord/BHIM ? Hukla Germany (MATRATZEN), T-6/01, Jurispr. blz. II-4335, punt 55]. Verder dient het BHIM weliswaar op basis van de door de opposant te verstrekken bewijzen het bestaan van het ter onderbouwing van de oppositie aangevoerde nationale merk te onderzoeken, maar het dient niet een conflict tussen dit merk en een ander merk op nationaal niveau te beslechten, aangezien een dergelijk conflict tot de bevoegdheid van de nationale autoriteiten behoort.
27 Aldus kon de kamer van beroep in punt 17 van de bestreden beslissing opmerken dat „de voorrang […] van een nationale inschrijving boven een andere inschrijving in een lidstaat geen invloed heeft op de oppositieprocedures voor het BHIM, aangezien niet is bewezen dat de aanvrager [van het gemeenschapsmerk] ooit een vordering tot nietigverklaring tegen de inschrijving van het merk van opposante heeft ingesteld”.
Anders dan verzoekster stelt, is het geenszins absurd of abnormaal dat het BHIM een op een ouder nationaal merk gebaseerde oppositie toewijst, zelfs al beroept de aanvrager van het gemeenschapsmerk zich op een nog ouder nationaal merk, wanneer de geldigheid van het merk van de opposant niet wordt betwist voor de bevoegde nationale autoriteiten. Integendeel, deze beslissing eerbiedigt de bevoegdheidsverdeling tussen het BHIM en deze nationale autoriteiten."
Een (bijna wanhopig) beroep van PepsiCo op schending van de rechten van de verdediging en schending van het gelijkheidsbeginsel wordt door het Gerecht twee zinnen verworpen.
De niet verrassende conclusie is dan ook dat een strijd tussen twee nationale merken, niet voor het OHIM kan worden uitgvochten, maar aan de nationale rechter moet worden voorgelegd.
Lees hier het arrest.