Alle rechtspraak  

IEF 11536

Enige overeenstemming door kinderlijke schrijfwijze

Gerecht EU 5 juli 2012, zaak T-466/09 (Comercial Losan tegen OHIM/McDonald's International Property (Mc. Baby))

Gemeenschapsmerkenrecht. Verwarringsgevaar.

In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk Mc. Baby (klassen 25, 35 & 39) de houder van de gemeenschapsbeeldmerken McKids  (klassen 16, 25 & 28), McDONALDS  en McDONALD'S (beide klassen 25, 28, 29, 30, 31, 32, 35, 41 & 42) tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie gedeeltelijk toe, beroep wordt gedeeltelijk toegewezen. Middel: er is ten onrechte geconcludeerd dat er sprake is van verwarringsgevaar.

Het Gerecht EU stelt vast dat de merken 'Mc. Baby' en 'McKids' zich onderscheiden door hun tweede element namelijk 'Baby' en 'Kids', toch is er enige visuele overeenstemming door de kinderlijke schrijfwijze van het beeldmerk. Er is sprake van geringe mate van visuele overeenstemming tussen de merken. Het Gerecht EU stelt vast dat er een zekere mate van overeenstemming is op conceptueel en fonetisch vlak. De merken stemmen in zekere mate overeen, waardoor de Kamer van Beroep niet onjuist heeft geoordeeld dat er sprake is van verwarringsgevaar.

Het Gerecht EU verwerpt het beroep.

Gelijkheid
32 Il y a lieu de relever que la marque Mc. Baby et la marque Mc Kids. always quality. always fun! comportent toutes deux l’élément « mc », qui est placé au début de chaque signe et qui est composé d’un « m » majuscule et d’un « c » minuscule. L’élément « mc » de la marque demandée se distingue de l’élément « mc » de la marque antérieure par sa police de caractère et le fait qu’il est suivi d’un point.

33 Certes, les marques en conflit se distinguent par leur second élément, à savoir « baby » pour la marque demandée et « kids » pour la marque antérieure. Toutefois, l’élément « baby » de la marque demandée et l’élément « kids » de la marque antérieure présentent une certaine similitude sur le plan visuel étant donné que ce sont deux mots courts écrits dans une police de caractère qui ressemble à l’écriture d’un enfant.

34 En outre, s’il est vrai que la marque antérieure contient, à la différence de la marque demandée, un élément figuratif et l’élément « always quality. always fun! », il y a lieu de relever que l’élément figuratif est situé en arrière-plan et que l’élément « always quality. always fun! » est écrit en petits caractères.

35 Il ressort de ce qui précède qu’il existe des différences visuelles importantes entre les marques en conflit. Toutefois, on ne peut nier, en l’espèce, l’existence d’un faible degré de similitude sur le plan visuel entre ces marques.

Verwarringsgevaar
43 Étant donné que les marques en conflit présentent un certain degré de similitude sur les plans conceptuel et phonétique et un faible degré de similitude sur le plan visuel, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en considérant que les marques en conflit étaient globalement similaires.

44 L’argument de la requérante selon lequel la chambre de recours a considéré à tort que l’élément « mc » était l’élément dominant des signes en conflit et n’a donc pas tenu compte de l’ensemble des éléments des signes en conflit dans son appréciation de leur similitude ne peut pas prospérer. En effet, il résulte de l’analyse de la similitude des marques en conflit exposée ci-dessus, qui a été faite sans tenir compte du caractère dominant de l’élément « mc » et en tenant compte de l’ensemble des éléments des marques en conflit, que les marques en conflit sont globalement similaires même si l’élément « mc » n’est pas considéré comme l’élément dominant de ces marques.

45 Il s’ensuit que, ayant constaté à juste titre que les produits et les services couverts par les marques en conflit sont identiques ou similaires et que les marques en conflit sont globalement similaires, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur en concluant à l’existence d’un risque de confusion.

Op andere blogs:
Alicante News (B. General Court, case T-466/09)
Hoogenraad & Haak (MC. BABY EN MC KIDS LIJKEN TEVEEL OP ELKAAR)
Marques (General Court: Mc Baby v McKids)
Nederlandsch Octrooibureau (McKids tegen Mc.Baby)

IEF 11535

ONEL/OMEL (conclusie AG)

Concl. AG HvJ EU 5 juli 2012, zaak C-149/11 (Leno Merken; ofwel ONEL tegen OMEL)

Prejudiciële vragen gesteld door het Hof 's-Gravenhage, IEF 9378

Merkenrecht. Is er sprake van normaal gebruik, bij gebruik van een gemeenschapsmerk in één lidstaat? Ja, daar kan sprake van zijn.

Conclusie: „Artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden uitgelegd dat (i) gebruik van een gemeenschapsmerk binnen de grenzen van één enkele lidstaat niet noodzakelijkerwijs als zodanig volstaat om normaal gebruik van dat merk te vormen, maar (ii) het mogelijk is dat, rekening houdend met alle relevante feiten, het gebruik van een gemeenschapsmerk in een gebied dat overeenstemt met het grondgebied van één enkele lidstaat, normaal gebruik binnen de Gemeenschap vormt.

Normaal gebruik binnen de Gemeenschap in de zin van artikel 15, lid 1, van verordening nr. 207/2009 is gebruik dat, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de relevante markt, kwantitatief voldoende is om op die markt marktaandelen voor de door het gemeenschapsmerk aangeduide waren en diensten te behouden of te verkrijgen.”

Vragen:
1. Moet artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/20091 inzake het Gemeenschapmerk aldus worden uitgelegd dat als normaal gebruik van een Gemeenschapsmerk volstaat gebruik ervan binnen de grenzen van één enkele lidstaat, mits dit gebruik, ware het een nationaal merk, in die lidstaat als normaal gebruik wordt aangemerkt (vgl. Joint Statement nr. 10 bij artikel 15 van verordening (EG) nr. 40/942 van de Raad van 20 december 1993 en de Opposition Guidelines van het BHIM)?
2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt, valt bovenomschreven gebruik van een Gemeenschapsmerk binnen één enkele lidstaat nimmer aan te merken als normaal gebruik binnen de Gemeenschap als bedoeld in artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009?
3. Indien het gebruik van een Gemeenschapsmerk binnen één enkele lidstaat nimmer als normaal gebruik binnen de Gemeenschap is aan te merken, welke eisen moeten dan bij de beoordeling van een normaal gebruik binnen de Gemeenschap aan de territoriale omvang van het gebruik van een Gemeenschapsmerk - naast de andere factoren - worden gesteld?
4. Of moet - anders dan het bovenstaande - artikel 15 van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van normaal gebruik binnen de Gemeenschap volledig wordt geabstraheerd van de grenzen van het grondgebied van de afzonderlijke lidstaten [en bij voorbeeld wordt aangeknoopt bij marktaandelen (productmarkt/geografische markt)]?

Op andere blogs:
IPKat (The A-G opines on ONEL: genuine use of a CTM)
Merkwaardigheden (De Onel-zaak: een inschatting)
Merkwaardigheden (De Onel-zaak:  de Advocaat Generaal)

IEF 11527

Promotiesticker voor nieuw merk aan het eind van de distributierelatie

Vzr. Rechtbank Arnhem 28 juni 2012, LJN BX3806 KG ZA 12-276 (De Bever tegen Nedac Sorbo)

Uitspraak ingezonden door Menno Jansen, Spectrum advocaten

De Bever ontwikkelt en produceert reinigingsmiddelen, waaronder een lijn met de naam BLUE WONDER. Nedac Sorbo heeft sinds 2005 met De Bever een exclusieve licentieovereenkomst voor de distributie van Blue Wonder- producten. Sinds 2010 is er onderhandeld over de verlenging van deze overeenkomst en over de beëindiging van de samenwerking, omdat De Bever zelf haar producten op de markt zal gaan brengen. Om bekendheid te geven aan de introductie van de nieuwe Sorbo Ultra Clean heeft Nedac Sorbo een promotieactie gehouden waarbij een oranje actiesticker is aangebracht op de Sorbo Blue Wonder-fles. In totaal zijn zo er 38.000 flessen geleverd.

Niet het beeldmerk, maar slechts het woordmerk wordt vermeld in deze promotiecampagne. Een beroep op de overeengekomen finale kwijting faalt, omdat de afspraken hierover niet gaan over expliciete afspraken over hoe partijen met elkaars merkrechten zullen omgaan.

Dat Nedac Sorbo gerechtigd is tot het verhandelen van de nog beschikbare voorraad tot 1 augustus impliceert geen toestemming om het merk Blue Wonder te gebruiken voor de presentatie en promotie van de eigen concurrerende nieuwe productlijn.

5.17. Deze promotieactie van Nedac Sorbo, waarbij flessen van de Blue Wonder-producten die voorzien zijn van het woordmerk Blue Wonder zonder toestemming van De Bever zijn beplakt met de actiesticker die verwijst naar het concurrerende product van Nedac Sorbo en waarbij bovendien de indruk wordt gewekt dat de Blue Wonder-producten zullen verdwijnen, kan bij de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van het merk Blue Wonder, hierin bestaande dat het product Blue Wonder afkomstig is van partijen gezamenlijk, althans dat tussen hen een commerciële band bestaat. Hierdoor zal het merk Blue Wonder door de consument geassocieerd kunnen worden met de waren van Nedac Sorbo, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder. Daarnaast kan er bij de consument verwarring ontstaan omdat de wijze van bestickering en de inhoud van de tekst op de actiesticker suggereert dat het product Blue Wonder als zodanig van de markt zal verdwijnen en zal worden vervangen door het product Sorbo Ultra Clean. Ook hierdoor wordt de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder aangetast.

De vorderingen zijn echter ruim geformuleerd, maar het wordt Nedac Sorbo verboden om de gebruikte actiesticker en de suggestieve tekst daarop te gebruiken. Ook wordt zij verboden om Blue Wonder te gebruiken ter presentatie en promotie van haar eigen productlijn. Sorbo dient opgave te doen en online te rectificeren.

In reconventie wordt het De Bever verboden inbreuk te maken op de auteursrechten en merkrechten van Nedac Sorbo, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het aanbieden van Sorbo Blue Producten (door Nedac Sorbo vormgegeven fles met bedrukking van het etiket). Nedac Sorbo is tot 1 augustus 2012 gerechtigd om de (Sorbo) Blue Wonder-producten uit te leveren. En De Bever dient een brief te zenden aan afnemers waarin de distributierelatie wordt uitgelegd.

Promotie/actiesticker
5.4. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat thans door Nedac Sorbo haar nieuwe productlijn reinigingmiddelen "Sorbo Ultra Clean" en door De Bever haar vernieuwde productlijn Blue Wonder-producten op de markt worden afgezet. Dit is in de vaststellingsovereenkomst met zoveel woorden geregeld. Daarnaast brengt Nedac Sorbo haar bestaande voorraden (Sorbo) Blue Wonder-producten op de markt, waartoe zij tot 1 augustus 2012 is gerechttigd ingevolge de vaststellingsovereenkomst. Een deel van deze (Sorbo) Blue Wonder-producten is echter bestickerd met de betreffende oranje actiesticker in het kader van de promotieactie van Nedac Sorbo. Daaromtrent zijn partijen niet uitdrukkelijk iets overeengekomen.

5.6. (...) Dit Blue Wonder-beeldmerk is afgebeeld op de verpakkingen van de vernieuwde productlijn Blue Wonder-producten van De Bever. Dit beeldmerk komt echter in het geheel niet voor in de beweerde inbreukmakende promotieactie van Nedac Sorbo noch op de verpakking van de (oude) Blue Wonder-producten waarop de actiesticker is bevestigd, zodat de promotieactie ook geen inbreuk kan opleveren op dit beeldmerk. Dit Blue Wonder-beeldmerk zal bij de beoordeling van de gestelde merkinbreuk dan ook verder buiten beschouwing worden gelaten. Derhalve dient te worden beoordeeld of Nedac Sorbo met haar promotieactie inbreuk maakt op het woordmerk van Blue Wonder van De Bever.

Verweer: geen inbreuk
5.15 Nedac Sorbo voert ten slotte het verweer dat de promotieactie geen merkinbreuk oplevert, omdat de op de actiesticker en de website www.uwhulpinhuis.nl vermelde informatie feitelijk juist is en op geen enkele wijze denigrerend richting De Bever is en ook geen afbreuk doet aan de reputatie van het merk Blue Wonder. Zij stelt dat op de actiesticker slechts op referende wijze gebruik wordt gemaakt van het merk Blue Wonder. Nedac sorbo dient immers de consument te kunnen informeren dat zij niet langer het product Sorbo Blue Wonder in haar assortiment van schoonmaakmiddelen opneemt, maar zal vervangen door producten van het merk Sorbo Ultra Clean.

Vzr: herkomstaanduidingsfunctie aangetast
5.16. De voorzieningenrechter constateert dat de tekst "Ultra Clean" op de actiesticker in een vergelijkbaar lettertype en grootte is als de tekst "Blue wonder" op het etiket van de fles (Sorbo) Blue Wonder en voorts dat de actisticker zodanig op het etiket van de fles is geplaatst dat de tekst Ultra Clean pal boven de tekst Blue Wonder staat. Door deze wijze van bestickering lijkt het alsof de naam van het Blue Wonder-product wordt gewijzigd in Sorbo Ultra Clean. Met de bijgeschreven tekst op de actiesticker dat Sorbo Blue Wonder wordt vervangen door Ultra Clean wordt de indruk versterkt dat Blue Wonder-producten geheel van de markt zullen verdwijnen. (...)

5.17. Deze promotieactie van Nedact Sorbo, waarbij flessen van de Blue Wonder-producten die voorzien zijn van het woordmerk Blue Wonder zonder toestemming van De Bever zijn beplakt met de actiesticker die verwijst naar het concurrerende product van Nedac Sorbo en waarbij bovendien de indruk wordt gewekt dat de Blue Wonder-producten zullen verdwijnen, kan bij de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van het merk Blue Wonder, hierin bestaande dat het product Blue Wonder afkomstig is van partijen gezamenlijk, althans dat tussen hen een commerciële band bestaat. Hierdoor zal het merk Blue Wonder door de consument geassocieerd kunnen worden met de waren van Nedac Sorbo, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder. Daarnaast kan er bij de consument verwarring ontstaan omdat de wijze van bestickering en de inhoud van de tekst op de actiesticker suggereert dat het product Blue Wonder als zodanig van de markt zal verdwijnen en zal worden vervangen door het product Sorbo Ultra Clean. Ook hierdoor wordt de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder aangetast.

Reconventie: gebruik van Sorbo-merken door De Bever
6.9. Naast het hiervoor omschreven gebruik van de Sorbo-merken van Nedac Sorbo heeft Der Bever de merknaam Sorbo ook gebruik door op 11 mei 2012 aan afnemers (Sorbo) Blue Wonder producten aan te bieden die opgenomen zijn in de als bijlage gevoegde artikellijst. De Bever erkent dat in de bijgevoegde artikellijst in de productomschrijvingen de merknaam Sorbo meerdere keren is geplaatst, maar stelt dat dit een administratieve fout betreft en dat zij aan afnemers alleen haar eigen nieuwe productlijn van Blue Wonder artikelen verkoopt, waarop geen enkele verwijzing naar Nedac Sorbo of de Sorbo-merken is geplaatst, zodat reeds hierom geen sprake kan zijn van verboden merkgebruik. Dit betoog faalt, nu  het enkel aanbieden van waren ingevolge artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE wordt aangemerkt als gebruik van een merk in de zin van artikel 2.20 lid 1 BVIE. Niet is vereist dat de producten ook daadwerkelijk zijn verkocht. Voor zover er al sprake zou zijn van een administratieve fout, dan nog is dit een gebruik van de merknaam Sorbo dat voor rekening en risico komt van Nedac Sorbo.

6.10 Dit, zonder toestemming van Nedac Sorbo, gebruik van Sorbo-merken door De Bever, bestaande in het aan afnemers aanbieden van (Sorbo) Blue Wonder producten, voorzien van het Sorbo-beeldmerk, en in het veelvuldig gebruiken van de Sorbo-merken in de meest aangewezen informatiebronnen voor afnemers en consumenten van de nieuwe Blue Wonder-producten van De Bever, zoals de hiervoor genoemde twee websites van De Bever en haar accountboek, die door De Bever in het economisch verkeer wordt gebruik ter promotie van haar eigen nieuwe producten die concurrerend zijn aan de producten van Nedac Sorbo, kan bij de afnemers en de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van de Sorbo-merken. Hierdoor kunnen de Sorbo-merken geassocieerd worden met de waren van De Bever, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van de Sorbo-merken. Met dit gebruik van de Sorbo-merken maakt Nedac Sorbo [red. vermoedelijk De Bever bedoeld] dan ook inbreuk op de exclusieve merkrechten van Nedac Sorbo op de Sorbo-merken in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE.

Zie hier de grosse.

IEF 11520

Refererend merkgebruik en WIPO-toetsen

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 juli 2012, KG ZA 12-383 (Koninklijke Talens B.V. tegen Jurgen V. hodn Talensshop.nl en Lijstenmakerij Veldhoven)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Wederverkoop, bona fide merkgebruik in domeinnaam. WIPO arbitrage toetsing gebruikt in de rechtspraak.

Feiten Talens is een in Nederland en daarbuiten bekende producent en aanbieder van verf- en tekenmaterialen. Talens-producten (onder de submerken Talens, Rembrandt, Van Gogh, Cobra, Amsterdam, Decorfin en ArtCreation) bestaan uit allerlei verschillende verf- en tekenmaterialen.

V. is lijstenmaker en biedt ophangsystemen aan, per 27 november 2011 is V. een fysieke en online winkel in schilder- en tekenmaterialen begonnen via de domeinnaam talensshop.nl (en ook Facebook en Twitter-account). Voorheen, vanaf in ieder geval 27 november 2011 tot en met eind februari 2012 gebruikte gedaagde ook op iedere pagina van zijn website Talensshop.nl het TALENS-logo. Op deze homepage is aan de onderzijde de disclaimer “Deze website is geen onderdeel van Royal Talens” opgenomen. Na sommatie daartoe wordt sinds maart 2012 op Talensshop.nl enkel het vrijwel complete assortiment van Talens-producten aangeboden, derhalve geen producten van andere leveranciers dan Talens.

Vordering Talens legt aan haar vorderingen ten grondslag dat een wederverkoper van bepaalde merkproducten het merk niet als kenmerkend en dominerend bestanddeel van zijn handelsnaam of als zijn dienstmerk mag gebruiken. Door dit wel te doen maakt de wederverkoper ander en verdergaand gebruik dan refererend gebruik van het merk.

Aan de hand van de toetsen uit de WIPO arbitrage inzake louislatour.nl wordt bona fide refererend merkgebruik door Jurgen V. vastgesteld. De vorderingen inzake merken- en handelsnaamrecht worden de vorderingen afgewezen.

In citaten:

Refererend merkgebruik
4.5. Dat V. in zijn handelsnaam en domeinnaam Talensshop.nl de merknaam Talens gebruikt maakt dat volgens V. niet anders. Uit de domeinnaam talensshop.nl blijkt dat de consument te maken heeft met een online winkel in Talens producten. Er is sprake van refererend merkgebruik dat geoorloofd is omdat V. rechtmatig echte producten van Talens aanbiedt.

WIPO louislatour.nl-toetsen
4.8. In louislatour.nl worden vereisten geformuleerd voor bona fide refererend merkgebruik.
Dat zijn in elk geval de volgende toetsen:
a. the respondent must actually be offering the goods or services at issue. See, e.g., World Wrestling Federation Entertainment, Inc. v. Ringside Collectibles, WIPO Case No. D2000-1306 (respondent failed to show demonstrable preparations to use the domain name in connection with a bona fide offering);
b. the respondent must use the site to sell only the trademarked goods; otherwise, it could be using the trademark to bait Internet users and then switch them to other goods. Nikon, Inc. and Nikon Corporation v. Technilab, Inc., WIPO Case No. D2000-1774 (use of Nikon-related domain names to sell Nikon and
competitive cameras not a legitimate use); Kanao v. J.W. Roberts Co., WIPO Case No. 0109 (CPR July 25, 2001) (bait and switch is not legitimate);
c. the site must accurately disclose the registrant's relationship with the trademark owner; it may not, for example, falsely suggest that it is the trademark owner, or that the website is the official site, if, in fact, it is only one of many sales agents. See, e.g., Houghton Mifflin Co. v. The Weatherman, Inc., WIPO Case No. D2001-0211 (no bona fide offering where website’s use of Complainant’s logo, and lack of any disclaimer, suggested that website was the official Curious George website); R.T. Quaife Engineering, Ltd. and Autotech Sport Tuning Corporation d/b/a Quaife America v. Bill Luton, WIPO Case No. D2000-1201 (no bona fide offering because domain name <quaifeusa.com> improperly suggested that the reflected site was the official U.S. website for Quaife, an English company; moreover, respondent’s deceptive communications with inquiring consumers supported a finding of no legitimate interest); Easy Heat, Inc. v. Shelter Products., WIPO Case No. D2001-0344 (no bona fide use when respondent suggested that it was the manufacturer of complainant’s products);
d. the respondent must not try to corner the market in all domain names, thus depriving the trademark owner of reflecting its own mark in a domain name. Magnum Piering, Inc. v. The Mudjackers and Garwood S. Wilson, Sr., WIPO Case No. D2000-1525 (“a single distributor is extremely unlikely to have a legitimate interest in precluding others from using numerous variants on a mark”).

4.9. (toets a) Dat V. een erkend wederverkoper is van Talensproducten wordt door Talens niet betwist. Op haar website talens.com verwijst Talens onder de knop winkelzoeker naar V. met de handelsnaam Lijstenmakerij Veldhoven. Talens betwist ook niet dat V. bij haar producten bestelt, die vervolgens door haar geleverd worden. Talens erkent dat V. inmiddels een van haar grotere afnemers is geworden. Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter dat aan de toets sub a is voldaan.

4.10. (toets b) V. erkent dat hij via de online winkel talensshop.nl gedurende enige tijd ook spielatten heeft aangeboden als niet-Talensproduct ter aanvulling op het Talens assortiment. Na sommatie heeft hij dat aanbod gestaakt.

4.11. Naar voorlopig oordeel is het destijds aanbieden van spielatten niet aan te merken als aanbieden van concurrerende producten waar de toets sub b op doelt. Dit criterium heeft het oog op het gebruik van een merk, om producten van dat merk af te zetten, maar ook om als lokaas te dienen om consumenten waren aan te bieden die direct concurreren met die van de merkhouder. Nu Talens niet heeft gesteld dat haar assortiment ook spielatten omvat, kan het aanbieden daarvan niet als het aanbieden van een concurrerend product worden aangemerkt. Daarnaast is het niet mogelijk om vanaf de website talensshop.nl eenvoudig door te linken naar een subpage of andere site waar producten worden aangeboden die concurreren met het Talens assortiment. Naar voorlopig oordeel is dan ook aan de toets sub b voldaan.

4.12. (toets c) Talens heeft gesteld dat derden denken dat zij door te kopen bij Talensshop. nl rechtstreeks kopen bij Talens zelf. Talens wijst erop dat de combinatie van merk en aanduidingen als shop en store slechts worden gebruikt voor de officiële webshops van de merkhouder. Naar de kern betoogt Talens dat door het gebruik van het merk TALENS als onderdeel van de domeinnaam de herkomstfunctie van het merk wordt aangetast. Daarvan kan sprake zijn van wanneer het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk wordt gemaakt om te weten of de waren of diensten die worden aangeboden, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde6.

4.14 (...) Daarnaast wordt de gebruiker op verschillende plaatsen duidelijk gemaakt dat Talens niet de exploitant van de website is. Dit gebeurt via de disclaimer onderaan de homepage (2.14)7, de adresvermelding op onder meer de homepage (2.11), de vermeldingen onder de knop ‘over ons’ (2.10) en niet in het minst door de in het oog springende vermelding op de homepage dat talensshop.nl een dealer is van producten onder de Talensmerken (2.11). De voorzieningenrechter merkt op dat voorheen op die plaats op de homepage werd vermeld dat talensshop.nl de nr. 1 Talens dealer van Nederland is. De voorzieningenrechter zal in het midden laten of die vermelding misleidend is, maar is voorshands wel van oordeel dat ook hierdoor de gebruiker van de website duidelijk wordt gemaakt dat de exploitant een dealer is van Talensproducten en niet Talens zelf. Dit alles voert tot het voorlopig oordeel dat V. ook voldoet aan de toets sub c.

4.18. (toets d) Het criterium sub d beoogt te waarborgen dat ook voor de merkhouder zelf een plaats overblijft op het internet voor een dienst als een onlinewinkel onder een domeinnaam bestaande uit haar merk of een samenstelling die het merk omvat.

4.19. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de merkhouder Talens beschikt over de relevante domeinnamen talens.nl en talens.com die bestaan uit haar woordmerk TALENS met toevoeging van een extensie. Onder die domeinnamen kan zij zonder meer een eigen onlinewinkel beginnen. Zij kan dat ook doen als zelfstandige site of subsite, bijvoorbeeld onder de (sub)domeinnaam talensstore.xxx. Tegen die achtergrond heeft Talens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat V. haar onvoldoende ruimte op het internet laat om een online winkel in haar eigen producten te beginnen.

Gebruik als handelsnaam
4.26. Naar voorlopig oordeel is van verwarring in de zin van artikel 5 Hnw geen sprake. De door V. genoemde argumenten snijden hout, daarnaast is in aanmerking te nemen hetgeen hierboven ten aanzien van de toets sub c besproken. Het gaat er immers om of de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende (internet)gebruiker zal begrijpen dat hij contact heeft met een winkel voor consumenten en niet de fabrikant

4.27. Naar voorlopig oordeel doet zich ook geen inbreuk ex artikel 5a Hnw voor omdat de in die bepaling bedoelde herkomstverwarring door Talens onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Op de website worden immers enkel originele Talens producten aangeboden. Het publiek zal dan ook terecht denken dat de aangeboden producten van Talens afkomstig zijn. Naar de kern is hier opnieuw sprake van toelaatbaar refererend gebruik van een merk, in dit geval met het merk als onderdeel van een handelsnaam.

Gebruik als merk, inbreuk sub b of sub c. 4.29. Het voorlopig oordeel dat er sprake is van rechtmatig refererend gebruik van het merk Talens door V. , brengt mee dat er voorshands geen sprake van is dat V. het merk gebruikt ter aanprijzing van eigen waren of diensten. Van inbreuk sub b of sub c ex artikel 9 lid 1 GMVo respectievelijk 2.20 lid 1 BVIE is dan geen sprake.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Merkgebruik bij wederverkoop via webshops)

 

IEF 11518

BBIE serie juni 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Vandaag heeft het BBIE een serie oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie BBIE serie mei 2012 II.

31-05

PEGA

PEGA BEST

Toegew.

24-05

ON TIME SPRINTER SERVICE

BSS BEST SPRINTER SERVICE

Afgew.

24-05

ON TIME SPRINTER SERVICE

BEST SPRINTER SERVICE

Afgew.

23-05

JASPARO

YASPAR

Afgew.

23-05

BADERIE

BADEN

Afgew.

22-05

T COMM TRACKING AND TRACING

Toegew.

22-05

SYNDURA

SYNTERRA

Afgew.

22-05

SWEET&SALTY

SWEET SALTY

Afgew.

22-05

ORTA ONTROEREND GOED

ON(T)ROEREND GOED

Afgew.

22-05

LADIES NIGHT HOMEPARTIES

LA GICA S LADIES NIGHT

Afgew.

IEF 11512

SP mag geen bekend voorbeeld van acquisitiefraude noemen

Vzr. Rechtbank Utrecht 29 juni 2012, LJN BX0083 (Telefoongids.com tegen Socialistische Partij)

Rapport over acquisitiefraude waarin staat: "Een geraffineerde werkwijze is het gebruik van naamsbekendheid van een ander. Een bekend voorbeeld hiervan is de Telefoongids.com, die de indruk wekte te bellen namens de bekende Telefoongids.nl van KPN."

Passage uit op de website van SP gepubliceerde rapport over acquisitiefraude moet door gedaagden worden verwijderd. De gewraakte passage staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een rapport over acquisitiefraude. De in de passage beschreven werkwijze wordt onmiskenbaar in verband gebracht met de in het rapport op andere plaatsen genoemde kwalificaties als “malafide praktijken” en “boeven” en dergelijke. Niet gebleken is dat de auteurs van het rapport een eigen onderzoek hebben verricht, dan wel dat de bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude binnengekomen meldingen over eiser op hun inhoud zijn onderzocht.

De geuite beschuldigingen of verdachtmakingen kunnen door SP niet worden gestaafd, zijn onvoldoende concreet onderbouwd en moeten om genoemde redenen als onrechtmatig worden aangemerkt. De SP dient de passage te verwijderen.

4.2.  Vooropgesteld moet worden dat het een maatschappelijk belang is dat wordt opgetreden tegen acquisitiefraude en andere oneerlijke handelspraktijken. Het staat SP dan ook in beginsel vrij om zich over dergelijke praktijken kritisch uit te laten, daarbij man en paard te noemen en daarover een mening te geven of te publiceren.

Daarbij dienen echter de grenzen die de zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer met zich brengt niet te worden overschreden. Van een dergelijke overschrijding kan sprake zijn, indien de gepubliceerde uitlatingen feitelijk onjuist of onnodig grievend zijn.

4.3.  Door Telefoongids.com is betoogd, dat de in het rapport gewraakte passage onjuist is en dat er geen sprake is van misleiding, oplichting dan wel van acquisitiefraude. Telefoongids.com heeft haar werkwijze toegelicht en heeft verwezen naar een aantal uitspraken van verschillende rechtbanken waarin in diverse kwesties is geoordeeld dat aan de door haar gevolgde werkwijze voor de totstandkoming van een overeenkomst geen gebreken kleven. Ook heeft Telefoongids.com aangevoerd dat het onjuist en onnodig grievend is dat het rapport haar onderneming over één kam scheert met ondernemingen die spooknota’s sturen en derhalve geen enkele dienst verrichten. Dat de aanduiding van “de fraudeurs” is vervangen door “ deze ‘dienstverlener’ ”, heft, naar zij heeft betoogd, de onrechtmatigheid van de hiervoor bedoelde passage niet op.

Telefoongids.com heeft ten slotte gesteld dat zij door deze publicatie reputatieschade en omzetderving ondervindt, hetgeen versterkt wordt door het feit dat de beschuldigingen zijn geuit door een politieke partij waardoor er voor de gemiddelde lezer veel autoriteit en betrouwbaarheid van die beschuldigingen uitgaat.


4.4.  SP heeft betwist dat de in dat rapport gebezigde termen als “malafide praktijken”,“geraffineerde werkwijze”, “boeven”, “vorm van fraude” en “oplichting” in verband zijn gebracht met de activiteiten van Telefoongids.com. SP stelt dat er slechts een kleine passage aan Telefoongids.com is gewijd en dat de daarin geuite beschuldigingen niet onjuist zijn en steun vinden in het feit dat er bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude meer dan 1200 klachten tegen Telefoongids.com zijn ingediend en dat MKB Nederland heeft gemeend een procedure tegen Telefoongids.com te moeten starten ter beantwoording van de vraag of haar werkwijze als misleidend en onrechtmatig moet worden aangemerkt.


4.5. De voorzieningenrechter acht de gewraakte passage onrechtmatig jegens Telefoongids.com. Daarbij zijn de volgende overwegingen van belang.

4.6. De gewraakte passage staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van een rapport over acquisitiefraude. Door het enkele vermelden van de handelsnaam van Telefoongids.com wordt zij, gelet op de context van deze passage, derhalve direct in verband gebracht met deze vorm van fraude. De uitlating “een geraffineerde werkwijze” brengt de beschreven werkwijze onmiskenbaar in verband met de in het rapport op andere plaatsen genoemde kwalificaties als “malafide praktijken” en “boeven” en dergelijke.

Daarnaast wordt in de beschreven werkwijze van Telefoongids.com de indruk gewekt dat de overeenkomst via een telefoongesprek tot stand komt, hetgeen door Telefoongids.com gemotiveerd is betwist. Ook is niet gebleken dat de auteurs van het rapport een eigen onderzoek hebben verricht, dan wel dat de bij het Landelijk Steunpunt Acquisitiefraude binnengekomen meldingen op hun inhoud zijn onderzocht. De geuite beschuldigingen of verdachtmakingen kunnen door SP niet worden gestaafd, zijn onvoldoende concreet onderbouwd en moeten om genoemde redenen als onrechtmatig worden aangemerkt.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak weblog (Telefoongids.com vs. SP: Reputatiemanagement pur sang)

IEF 11506

Bestellen is nog geen instemming

Rechtbank 's-Gravenhage 27 juni 2012, HA ZA 08-3222 (Eiser tegen Gedaagde)

In navolging van IEF 9380.

Merkenrecht. Eiser verhandelt producten met het Kamal-merk. Gedaagde heeft deze producten ingevoerd. In het tussenvonnis heeft de rechtbank gedaagde opgedragen bewijs te leveren dat de producten voorzien van het Kamal-merk, eigenlijk door eiser zijn ingevoerd. Eiser is opgedragen te bewijzen dat gedaagde de producten, voorzien van het Kamal-merk, heeft geleverd aan winkeliers in Den Haag.

De rechtbank is van oordeel dat beide partijen niet zijn geslaagd in het leveren van bewijs. Volgens de rechtbank heeft eiser door bestelling van de Kamal-merken niet ingestemd met het invoeren van deze producten door gedaagde. Er is sprake van een merkenrechtelijke inbreuk door gedaagde. De rechtbank is van oordeel dat er enkel sprake is van een beperkte inbreuk en wijst alle nevenvorderingen af, waardoor beide partijen hun eigen kosten moeten dragen.

De rechtbank beveelt B om met onmiddelijke ingang, onder last van een dwangsom, gebruik van het Beneluxmerk KAMAL te staken en gestaakt te houden.

2.6. B heeft niet uitdrukkelijk het standpunt ingenomen dat de uit de  getuigenverklaringen blijkende omstandigheid dat de producten door A waren besteld en  voor A waren bestemd, meebrengt dat aangenomen moet worden dat de producten met  toestemming van A zijn ingevoerd en dat daarom geen sprake is van inbreuk. De bedoelde  toestemming kan in dit geval ook niet op grond van enkel die omstandigheid worden  aangenomen. Mede gelet op het feit dat B zelf heeft aangevoerd dat A voorheen de bestelde  Kamal-producten altijd rechtstreeks geleverd kreeg, volgt uit de bestelling door A namelijk  niet zonder meer dat A heeft ingestemd met invoer door B.

IEF 11500

Voldaan aan &#039;restitutio in integrum&#039;- regel

Gerecht EU 28 juni 2012, zaak T-314/10 (Constellation Brands, Inc. tegen OHIM (COOK'S))

Gemeenschapsmerkenrecht. In de vernietigingsprocedure vordert Constellation Brands Inc. vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het OHIM, waarin gemeenschapsmerkinschrijving van het woordmerk 'COOK'S' nietig wordt bevonden. De afdeling wijst het verzoek tot herstel in de vorige toestand af en bevestigt de nietigverklaring van de gemeenschapsmerkinschrijving, het beroep wordt verworpen. Middel: feiten onjuist beoordeeld; niet noodzakelijke zorgvuldigheid betracht.

Verzoekster heeft niet aangegeven waarom en in welke mate het OHIM de zorgvuldigheidsnormen te buiten zou zijn gegaan. Het Gerecht oordeelt dat de kamer van beroep heeft voldaan aan de eisen die nodig zijn om de zorgvuldigheid te betrachten. Met betrekking tot de onjuiste feiten beoordeling, beslist het Gerecht dat hier ook geen sprake van is. De nietigheid van de gemeenschapsmerkaanvraag wordt door het Gerecht bevestigd.

Gerecht EU: wijst de de klacht af.

20 Therefore, the fact that the Board of Appeal stated in paragraph 12 of the contested decision that, ‘even though absolute impossibility is not required, that provision does require abnormal difficulties which are independent of the will of the person concerned and which are apparently inevitable even if all due care is taken’ does not permit the inference that the Board of Appeal committed an error in the present case in its interpretation of Article 81 of Regulation No 207/2009.

21 In that regard, as OHIM rightly states, paragraph 12 of the contested decision cannot be read separately from the other paragraphs of the contested decision. However, it is relevant that the Board of Appeal held in paragraph 18 of the contested decision that ‘restitutio in integrum can be grounded if in spite of all due diligence, the representative himself or his clerical staff commits an excusable error or if unforeseeable events occur’.

22 It must also be noted that the applicant confines itself to abstract considerations without stating in what way the Board of Appeal in the present case actually gave a strict interpretation of Article 81(1) of Regulation No 207/2009 which was inconsistent with the case-law. In particular, the applicant does not state how the use of the expression ‘exceptional events’ rather than ‘abnormal difficulties’ or of the expression ‘unforeseeable events’ rather than ‘difficulties which are independent of the will of the person concerned and which are apparently inevitable’ show that the Board of Appeal departed from the correct interpretation of Article 81(1) of Regulation No 207/2009.

30 However, in the present case, it must be noted that, as an explanation for the corruption in the computer system used by BWT, the applicant states in the application that that system ‘had become corrupted creating a programming error that prevented the reminder emails from being generated’ and classifies that corruption of the computer system as being ‘unforeseeable’ and ‘exceptional’. The applicant gives no more explanations in that regard to clarify whether or not the corruption in question constitutes a foreseeable risk which is inherent in any computer system.

31 As a consequence, it must be held that the applicant has not shown that BWT exercised all due care required by the circumstances within the meaning of Article 81(1) of Regulation No 207/2009.

32 That conclusion cannot be affected by the alleged manifest errors of assessment made by the Board of Appeal in paragraphs 24 to 27 of the contested decision.

38 However, in that regard, the applicant confines itself to stating in its application that, while it did not give an explanation regarding the management of emails by BWT and in particular regarding the error made by BWT’s renewals manager who disregarded the renewal application made by the applicant’s agent, that was because the ultimate cause of the failure to renew the trade mark was not the human error of BWT’s renewals manager but the corruption in the computer system. The applicant does not thereby prove that the statement of the Board of Appeal in paragraph 25 of the contested decision is incorrect.

48 It must be held, however, that, regardless of the question of whether the corruptions in the Inprotech computer system were also mentioned in the decisions of the Boards of Appeal, the applicant does not succeed in refuting the statement of the Board of Appeal that the applicant has not established how the corruption in the computer system in the present case ought to be regarded as exceptional.

IEF 11497

Achternaam Basile heeft onderscheidend vermogen

Gerecht EU 28 juni 2012, zaak T-133/09 (I Marchi Italiani Srl & Antonio Basile tegen OHIM/Osra SA)
Gerecht EU 28 juni 2012, T-134/09 (Antonio Basile & I Marchi Italiani tegen OHIM/Osra SA) (B. Antonio Basile 1952)

Gemeenschapsmerkenrecht.

In de nietigheidsprocedure vordert Osra A, van I Marchi Italiani Srl en Antonio Basile, de nietigverklaring van het beeldmerk 'B Antonio Basile 1952' (klassen 14, 18 & 25).
Dit omdat Osra SA het gemeenschapsbeeldmerk 'BASILE' heeft gedeponeerd (klasse 25). De nietigheidsafdeling wijst de vordering en nietigverklaring van het gemeenschapsmerk in zijn geheel toe. In de tweede zaak wijst zij de nietigverklaring, met betrekking tot de waren 25, gedeeltelijk toe. Het beroep wordt verworpen. Middel (in beide zaken): geen verwaringsgevaar.

Onderscheidend karakter achternaam Basile

De consument zal vooral de naam Antonio Basile, samengenomen, identificeren met de producten. De naam Basile heeft volgens het Gerecht een niet te verzwakken onderscheidend vermogen voor indiening van een merk voor kleding. Het Gerecht oordeelt dat de achternaam Basile meer onderscheidend vermogen heeft dan de voornaam Antonio.
Gelijkheid merken
Vastgesteld wordt dat de merken een zekere mate van visuele en fonetische overeenstemmig hebben. Het Gerecht stelt vast dat zij begripsmatig overeenstemmen. Beide merken gebruiken de achternaam Basile, waardoor het publiek de waren zal associëren met een persoon met die naam.
Verwarringsgevaar
Omdat er overeenstemming bestaat tussen de merken is er volgens het Gerecht sprake van verwarringsgevaar.

Het Gerecht beveelt dat de namen van de aanvrager Antonio Basile respectievelijk I Marchi Italiani Srl  worden verwijderd uit de lijst van aanvragers en verwerpt het beroep.

Citaten (in beide zaken gelijk)
47 In the present case, first of all, the Board of Appeal stated, in paragraph 24 of the contested decision, on the one hand, that the fact that the surname Basile is very common in Italy has not been proven and, on the other, that that surname is not one of the most common in Italy. The first applicant contests those claims without, however, adducing any evidence to the contrary. In order to challenge the distinctive character of that surname, the applicant states, moreover, that it has been the subject of numerous registrations. However, there is no evidence in the file to prove this, as the evidence adduced for the first time before the Court to that effect was found to be inadmissible (see paragraph 19 above). In addition, the first applicant does not dispute the Board of Appeal’s assessment, in paragraph 32 of the contested decision, that the forename Antonio in the contested mark is very common in Italy.

48 Second, in spite of its claims, the first applicant has not presented any evidence to establish that the forename Antonio and the surname Basile, taken together, identify a well-known person, at least in Italy, and that, taken as a whole, it will therefore be perceived by consumers as a mark which consists of both a forename and surname which identify that person and not as the surname Basile to which other elements have been added, including the forename Antonio.

56 Visually, the stylised capital letter ‘B’, followed by a full stop, which corresponds to the first letter of the surname Basile and is placed above the forename Antonio and the surname Basile, and the element ‘1952’, placed below that name and written in smaller characters, are not sufficiently important elements to counteract the similarity between the marks at issue created by the fact that the most characteristic element of both the contested mark and the earlier trade mark is identical (see, to that effect, judgment of 16 May 2007 in Case T‑137/05 La Perla v OHIM – Worldgem Brands (NIMEI LA PERLA MODERN CLASSIC), not published in the ECR, paragraph 46). Even if the stylised capital letter ‘B’ is bigger than the other elements of the contested mark, it does not constitute a significant addition to the element ‘basile’ in so far as it corresponds to its first letter or to its monogram. Likewise, in the light of its position in the contested mark and its smaller size, the element ‘1952’, which could be perceived as being a year, has a subsidiary position in the contested mark and does not attract the consumer’s attention as much as the other elements of that mark, although that does not mean that it is insignificant.

57 The fact that the element ‘basile’ is preceded by the element ‘antonio’ does nothing to invalidate that conclusion. In that regard, it must be borne in mind that, according to the case-law, while it is true that consumers generally take more note of a mark’s beginning than of its ending, that argument cannot apply in all cases (judgment of 16 May 2007 in Case T‑158/05 Trek Bicycle v OHIM – Audi (ALLTREK), not published in the ECR, paragraph 70). In the present case, as was stated in paragraph 47 above, Antonio is a forename which is very common in Italy and is therefore less distinctive than the surname Basile. Accordingly, in spite of its position at the beginning of the contested mark, the element ‘antonio’ cannot attract the consumer’s attention more than the element ‘basile’.

58 Phonetically, even if the contested mark, composed of six syllables ‘an, ‘to’, ‘nio’, ‘ba’, ‘si’ and ‘le’, is longer than the earlier trade mark, composed of three syllables ‘ba’, ‘si’ and ‘le’, the majority of the syllables of the contested mark and all of the syllables of the earlier trade mark, that is to say those that correspond to the surname Basile, are identical. Contrary to what the first applicant claims, the differences between the marks at issue in respect of the addition, in the contested mark, of the capital letter ‘B’ and the element ‘1952’ to the forename Antonio and to the surname Basile do not call into question the fact that there is a degree of phonetic similarity in so far as, on the one hand, in principle, the capital letter ‘B’, on its own, will not be pronounced by consumers, who will perceive it to be the first letter or monogram of that surname, and, on the other, as was stated in paragraph 56 above, the element ‘1952’, which could be perceived as being a year by the relevant public and which has a secondary position in the contested mark, is therefore, for that reason, unlikely to be pronounced by the relevant public after the phrase ‘antonio basile’. Moreover, as was stated in the previous paragraph, given its low degree of distinctiveness, the fact that the element ‘antonio’ is placed before the element ‘basile’ is not sufficient to counteract the similarities between the two marks.

63 As was stated in paragraph 39 above, the identity and the similarity of the goods covered by the marks at issue are not called into question. Moreover, as is clear from paragraph 61 above, the marks at issue are similar.

64 The Board of Appeal was therefore right to find, in paragraph 37 of the contested decision, that there is a likelihood of confusion between the marks at issue.

IEF 11496

Mate van overeenstemming correct onderzocht

HvJ EU 28 juni 2012, zaak C-306/11 P (XXXLutz Marken GmbH tegen OHIM)

Hogere voorziening ingesteld na Gerecht EU T-54/09. Het Hof bevestigt het arrest van het Gerecht, waarin is bepaald dat gemeenschapsbeeldmerk 'Linea Natura Natur hat immer Stil', op grond van het bestaan van ouder beeldmerk 'Natura Selection', zorgt voor verwarring.

In zijn arrest geeft het Hof aan dat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te stellen dat het beroep tegen toewijzing van de oppositie ongegrond was. Het Gerecht heeft de mate van overeenstemming tussen de tekens correct onderzocht op basis van andere woordelementen met een zwak onderscheidend vermogen dan enkel het woordelement 'natura selection'. Het Gerecht is van een juiste opvatting uitgegaan bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen en het vaststellen van het beschrijvende karakter van het merk. Het Hof oordeelt dat het Gerecht geen tegenstrijdige vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot de overeenstemming van de tekens. Het Gerecht heeft correct vastgesteld dat er overeenstemming tussen de tekens bestaat en dat er verwarringsgevaar te duchten is. Bijgevolg wijst het Hof de hogere voorziening af en bevestigt de uitspraak van het Gerecht.

Mate van overeenstemming
45 In Randnr. 53 seines Urteils hat das Gericht u. a. ausgeführt, dass sich trotz der Unterschiede der einander gegenüberstehenden Zeichen in Bezug auf Form, Farben, die verwendete Schrift und die Wortelemente, aus denen sie sich zusammensetzten, sowie deren Platzierung in den Zeichen bei einem Vergleich der Zeichen eine Ähnlichkeit der Wortelemente „natura selection“ und „Linea Natura“ ergebe, denen der Begriff „natura“ gemein sei. Das Gericht hat ferner darauf hingewiesen, dass sich das unter der Bezeichnung „Linea Natura“ platzierte und mit viel kleineren Buchstaben geschriebene Wortelement „Natur hat immer Stil“ kaum von der Gesamtheit der Anmeldemarke abhebe und daher nichts zur Unterscheidung beitrage. In Randnr. 56 des Urteils hat das Gericht unter Berücksichtigung der Bildelemente, aus denen sich die ältere Marke zusammensetzt, insbesondere der abstrakten Darstellung der Erdkugel, sowie des Wortelements „natura“ in den beiden einander gegenüberstehenden Zeichen, eine geringe visuelle Ähnlichkeit der beiden einander gegenüberstehenden Zeichen bejaht.

46 Zum anderen ist das Gericht zu dem Ergebnis gekommen, dass die beiden einander gegenüberstehenden Zeichen in klanglicher Hinsicht eine gewisse Ähnlichkeit besäßen, nachdem es in den Randnrn. 57 bis 60 des angefochtenen Urteils nicht nur das Vorliegen des gemeinsamen unterscheidungskräftigen Wortelements „natura“ berücksichtigt hatte, sondern auch den Umstand, dass die übrigen Wortelemente dieser Zeichen nur geringe Unterscheidungskraft besäßen. Es hat hierzu u. a. ausgeführt, dass das Element „Linea“, der spanische Begriff für „Linie“, und das Element „selection“, der englische Begriff für „Auswahl“, im Handel häufig zur Bezeichnung einer Auswahl oder einer Produktlinie verwendet würden und daher in den Augen der Durchschnittsverbraucher geringe Unterscheidungskraft hätten.

47 Daher sind der erste Teil und die erste Rüge des zweiten Teils des ersten Rechtsmittelgrundes als unbegründet zurückzuweisen, soweit XXXLutz Marken mit ihnen dem Gericht vorwirft, sich bei der Beurteilung sowohl der visuellen wie auch der klanglichen Ähnlichkeit der einander gegenüberstehenden Zeichen allein auf den gemeinsamen Bestandteil „natura“ gestützt zu haben.

Onderscheidend vermogen en beschrijvend karakter
65 Folglich hat XXXLutz Marken die Faktoren, anhand deren das Vorliegen einer Verwechslungsgefahr zwischen zwei Marken beurteilt werden kann, falsch ausgelegt, indem sie den Faktor, der in der Unterscheidungskraft der älteren Marke besteht und mit dem einer solchen Marke zukommenden Schutz verknüpft ist, mit der Unterscheidungskraft eines Bestandteils einer zusammengesetzten Marke verwechselt hat, die mit der Eignung dieses Bestandteils in Verbindung steht, den von der Marke hervorgerufenen Gesamteindruck zu dominieren (Beschluss vom 27. April 2006, L’Oréal/HABM, C‑235/05 P, Randnr. 43).

66 Jedenfalls hat das Gericht seine Beurteilung des Vorliegens von Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 nicht auf die Feststellungen gestützt, die es in den Randnrn. 53 und 54 des angefochtenen Urteils zur Unterscheidungskraft des Elements „natura“ getroffen hat.

67 Das Gericht hat nämlich in Randnr. 71 des angefochtenen Urteils ausgeführt, aus der Prüfung der streitigen Zeichen ergebe sich, dass sie begrifflich sehr ähnlich seien, in klanglicher Hinsicht eine gewisse Ähnlichkeit und in visueller Hinsicht geringe Ähnlichkeit aufwiesen und dass die starke begriffliche Ähnlichkeit die zwischen den fraglichen Zeichen bestehenden Unterschiede neutralisieren könne. Das Gericht hat hierbei auf die von ihm in den Randnrn. 50, 56, 60 und 67 seines Urteils vorgenommene Würdigung Bezug genommen. In Randnr. 72 des Urteils hat das Gericht daraus gefolgert, dass sich die einander gegenüberstehenden Zeichen ähnelten.

68 Selbst wenn man unterstellt, dass das Gericht bei der Würdigung der Unterscheidungskraft des Begriffs „natura“ einen Rechtsfehler begangen hätte, konnte dieser folglich keine Auswirkung auf die vom Gericht vorgenommene Beurteilung des Vorliegens von Verwechslungsgefahr zwischen den einander gegenüberstehenden Zeichen haben.

79 Aufgrund der Feststellung, dass der Begriff „natura“ „die Vorstellung … weckt“ oder „vermuten lassen … [mag]“, dass die betroffenen Waren aus natürlichen oder umweltfreundlichen Materialien gemacht sind, war es sachgerecht, dass das Gericht entschieden hat, dass dieser Begriff in Bezug auf die Merkmale der genannten Waren nicht beschreibend sei (Randnrn. 54 und 55 des angefochtenen Urteils) oder aber keinen hinreichend unmittelbaren und konkreten Zusammenhang mit ihnen herstelle (Randnr. 54 des Urteils). Nach der Rechtsprechung stellt nämlich ein solches Hervorrufen von Assoziationen oder eine solche Vermutung hinsichtlich der Merkmale der betroffenen Waren keinen unmittelbaren oder sofortigen Zusammenhang zwischen dem als Marke angemeldeten Zeichen und diesen Waren dar (vgl. in diesem Sinne Urteile des Gerichts vom 12. Januar 2005, Deutsche Post EURO EXPRESS/HABM [EUROPREMIUM], T‑334/03, Slg. 2005, II‑65, Randnr. 37, und vom 2. Dezember 2008, Ford Motor/HABM [FUN], T‑67/07, Slg. 2008, II‑3411, Randnr. 33).