Merkenrecht  

IEF 21183

Uitspraak ingezonden door Marlies Wiegerinck, ARNOLD & SIEDSMA

Geldig merk

Rechtbank Den Haag 11 jan 2023, IEF 21183; (QLF Brands c.s. tegen Goodstore c.s. ), https://delex.nl/artikelen/geldig-merk

Rechtbank Den Haag 11 januari 2023, IEF 21183; C/09/607372 / T-LA ZA 2 1-157 (QLF Brands c.s. tegen Goodstore c.s.) QLF Brands c.s. vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis Goodstore en Unicorn beveelt iedere inbreuk in de Benelux op het merk en op de handelsnaam lampenlicht.nl te staken en vordert overdracht van de domeinnamen. Goodstore c.s. heeft als meest verstrekkend verweer naar voren gebracht dat het merk nietig is, omdat het onderscheidend vermogen ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat het merk onderscheidend vermogen heeft en dus een geldig merk is. Alhoewel er enige overeenstemming is tussen het merk en de door Goodstore c.s. gebruikte tekens, levert dit geen inbreuk op in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE vanwege het ontbreken van verwarringsgevaar. Er kan ook niet worden vastgesteld dat QLF Brands c.s. een bekend merk is en dus is er ook geen inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE. Tot slot is er ook geen sprake van merk- of handelsnaaminbreuk door Goodstore c.s., dus ook niet in strijd met artikel 5 Hnw. 

IEF 21176

Verwarringsgevaar HOLLE en HOLIE

BBIE 12 jan 2023, IEF 21176; https://delex.nl/artikelen/verwarringsgevaar-holle-en-holie

BOIP 12 januari 2023, IEF 21176, IEFbe 3607; N2014662 (HOLLE tegen Holie) Op 11 september 2018 heeft verweerder (Holie Foods) een Benelux aanvraag verricht van het woordmerk HOLIE voor waren in de klassen 29, 30 en 31. Deze aanvraag is onder nummer 1381372 in behandeling genomen en op 8 oktober 2018 gepubliceerd. Op 7 december 2018 stelt opposant (Holle baby food) oppositie in tegen deze inschrijving. Opposant beroept zich daarbij op art. 2.2ter lid 1 sub b BVIE: verwarringsgevaar. Oppositie neemt samengevat de volgende standpunten in. De oudere merken van opposant zijn geregistreerd voor een veelheid aan voedingsproducten met een focus op ontbijtproducten. De onderneming van verweerder biedt volgens opposant ontbijtproducten aan. Volgens opposant is het publiek voor de waren hetzelfde, zijn de merken (HOLLE en HOLIE) van verweerder en opposant in visueel en auditief opzicht identiek en hebben partijen dezelfde verkoopkanalen. Er bestaat volgens opposant dus een serieus gevaar op verwarring. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (hierna: het Bureau) gaat met de redenering van opposant mee en oordeelt dat er sprake is van het door opposant gestelde verwarringsgevaar:

IEF 21171

HvJ EU: Christian Louboutin tegen Amazon

HvJ EU 22 dec 2022, IEF 21171; ECLI:EU:C:2022:1016 (Christian Louboutin tegen Amazon), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-christian-louboutin-tegen-amazon

HvJ EU 22 december 2022; IEF 21171, ECLI:EU:C:2022:1016 (Christian Louboutin tegen Amazon) De Luxemburgse rechter in eerste aanleg heeft prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk [zie: IEF 19975]. Amazon publiceerde regelmatig verkoopaanbiedingen voor hakken met rode zolen zonder toestemming van Christian Louboutin, houder van het zogenoemde positiemerk ‘rode zool’ voor hoge hakken. De rechter in eerste aanleg stelde de prejudiciële vraag in hoeverre Amazon aansprakelijk kan worden gehouden voor het aanbieden van de hakken op zijn platform.

IEF 21168

Verkregen informatie geen bedrijfsgeheim

Rechtbank Noord-Holland 12 dec 2022, IEF 21168; ECLI:NL:RBNHO:2022:10719 (Locus tegen HAI), https://delex.nl/artikelen/verkregen-informatie-geen-bedrijfsgeheim

Rechtbank Noord-Holland 12 december 2022, IEF 21168; ECLI:NL:RBNHO:2022:10719 (Locus tegen HAI) Locus beroept zich op de Wet bescherming bedrijfsgeheimen en stelt dat HAI onrechtmatig tegenover haar handelt door het verkrijgen van haar bedrijfsgeheimen en het gebruiken daarvan. HAI voert hier tegen aan dat de informatie, die zij van de ex-werknemer van Locus heeft gekregen, openbare informatie betreft die afkomstig is uit (semi-)openbare bronnen, door de werknemer zelf is verzameld en aldus niet als geheime informatie van Locus kan worden beschouwd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Locus niet aannemelijk heeft gemaakt dat de informatie die HAI heeft verkregen van de ex-werknemer van Locus kwalificeert als bedrijfsgeheim(en) van Locus. Locus heeft onvoldoende onderbouwd dat de informatie die aan HAI is verstrekt geheim is en daarom als bedrijfsgeheim moet worden aangemerkt. Ook is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat HAI zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke of onrechtmatige concurrentie. 

IEF 21163

Uitspraak ingezonden door Edwin van der Velde en Paul Tjiam, Simmons & Simmons LLP

Geen beschrijvend kenmerk van de waar voor relevante publiek

Rechtbank Den Haag 28 dec 2022, IEF 21163; (I4F LICENSING N.V. tegen REFLIN B.V. en FLOOR TECHNOLOGY B.V.), https://delex.nl/artikelen/geen-beschrijvend-kenmerk-van-de-waar-voor-relevante-publiek

Rechtbank Den Haag 28 december 2022, IEF 21163; C/09/59427 / HA ZA 20-3 80 (i4F Licensing N.V. tegen Reflin B.V. c.s.) Eiser i4F vordert, onder meer, een pan-Europees verbod om inbreuk te maken op zijn Unie-woordbeeldmerk “3L TripleLock”, vanwege het verwarringsgevaar met het teken “3G TripleLock”. Ten eerste oordeelt de rechtbank dat i4F het Unie-woordbeeldmerk normaal heeft gebruikt bij de aanprijzing van verbindingssystemen die zijn toegepast in onderdelen van vloerpanelen, onder meer op zijn website, in YouTube-video’s, in brochures, in vakbladen, op verpakkingen en op beurzen. Ten tweede oordeelt de rechtbank dat i4F de Beneluxmerken “3L TripleLock” niet te kwader trouw heeft gedeponeerd: i4F heeft de merken normaal gebruikt en het oudere Uniemerk was dus niet aan verval onderhevig. Ten derde en tot slot oordeelt de rechtbank dat het Benelux-woordmerk niet uitsluitend beschrijvend is voor de kenmerken van de waren. Het onderdeel “Triplelock” heeft van huis uit wel een beschrijvend karakter voor vloerpanelen die op drie punten aan elkaar worden verankerd, maar het onderdeel “3L” zal door het relevante publiek, dat mede bestaat uit consumenten van vloerpanelen, niet worden aangemerkt als een beschrijvend kenmerk van de waar. De rechtbank concludeert dat alle vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen.

IEF 21157

Uitspraak ingezonden door Niels Mulder, DLA Piper, en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Geen omkering van bewijslast bij uitputtingsvraag

Hoge Raad 22 dec 2022, IEF 21157; (Sporttrading tegen Converse c.s.), https://delex.nl/artikelen/geen-omkering-van-bewijslast-bij-uitputtingsvraag

HR 22 december 2022, IEF21156; (Sporttrading tegen Converse c.s.) Converse heeft in deze zaak verklaring voor recht gevorderd dat Sporttrading inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Converse. Het hof oordeelde, in tegenstelling tot de rechtbank, dat de bewijslast met betrekking tot de gestelde uitputting van het merkrecht op de curator van Sporttrading rust [IEF 19395], [IEF 13012] en [IEF 17820]. De curator van Sporttrading beweert in het principale beroep dat van een reëel gevaar van afscherming van nationale markten al sprake is in situaties waarin de merkhouder zijn waren binnen de EER in de handel brengt door middel van een exclusief distributiesysteem, en dat de curator de voorwaarden voor uitputting niet zelf hoeft te bewijzen. De Hoge Raad oordeelt dat geen sprake is van omkering van de bewijslast en dat deze bewijslast dus wel ligt bij de curator.

Het incidentele beroep van Converse richt zich tegen de afwijzing van de gevorderde hoofdelijkheid van de veroordeling van Sporttrading, Sport Concept en Brandustry in de kosten van het geding. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof het uitgangspunt miskend dat de veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten hoofdelijk is. Daarnaast heeft het hof zijn oordeel dat in dit geval grond bestaat voor afwijking van dit uitgangspunt onvoldoende gemotiveerd. Deze onderdelen van het incidentele beroep slagen en de Hoge Raad zet dit zelf recht.

IEF 21155

Executie Wodkamerken niet geschorst

Rechtbank Den Haag 28 nov 2022, IEF 21155; ECLI:NL:RBDHA:2022:12736 (Russische wodka), https://delex.nl/artikelen/executie-wodkamerken-niet-geschorst

Vzr. Rb. Den Haag 28 november 2022, IEF 21109; ECLI:NL:RBDHA:2022:1736 (Russische wodka) HVY zijn drie voormalige aandeelhouders van de Russische onderneming Yukos Oil Company, welke onderneming in 2006 is gefailleerd. FKP is een Russische staatsonderneming die zich onder meer bezig houdt met de exploitatie van verschillende merken met betrekking tot Russische wodka. Tussen 2006 en 2020 hebben FKP en Spirits in Nederland meerdere procedures gevoerd over de vraag wie van hen rechthebbende op deze merken is. In die procedures heeft FKP zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de Russische Federatie de merkrechten in 2002 had ondergebracht bij FKP en dat FKP bevoegd was op eigen naam procedures te starten om deze merken op te eisen. FKP en de Russische Federatie hebben op 15 mei 2015 een overeenkomst gesloten waarin staat vermeld dat de rechten op de merken voor zover nodig zijn overgedragen aan FKP. De rechtsverhouding tussen de Russische Federatie en FKP wordt verder bepaald door de statuten van FKP, laatstelijk gewijzigd in 2019. Op 7 mei 2020 hebben HVY beslag gelegd op de merken. FKP vordert HVY te verbieden om tot verkoop van de merken- en auteursrechten over te gaan zolang de geopolitieke situatie in Oekraïne naar verwachting ongewijzigd van negatieve invloed is op de mogelijk te genereren opbrengst uit hoofde van zo een verkoop. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. 

IEF 21152

Uitspraak ingezonden door Wouter Dammers en Nick Vrugt, LAWFOX.

Inbreuk op merkenrecht en handelsnaam aangenomen

Rechtbank Den Haag 14 dec 2022, IEF 21152; (Online Publisher tegen Netmedia en Sparta Solutions), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-merkenrecht-en-handelsnaam-aangenomen

Rechtbank Den Haag, 14 december 2022, IEF 21152, IEFbe 3597; C/09/566071 / HA ZA l9-18 ECLI:NL:RBDHA:2022:13582 (Online Publisher tegen Netmedia en Sparta Solutions) Zie [IEF 18502]. Online Publisher en Netmedia verlenen diensten die het retailers mogelijk maken hun reclamefolders online onder het voetlicht te brengen. Na een samenwerking van een aantal jaren is tussen Online Publisher en Netmedia een conflict ontstaan. Volgens Online Publisher heeft Netmedia na het verbreken van de samenwerking inbreuk gemaakt op de merken van Online Publisher, op haar handelsnaam en op het auteursrecht op door haar ontwikkelde en geschreven software. De rechtbank oordeelt dat Netmedia inderdaad inbreuk heeft gemaakt op de merken van Online Publisher, te weten op het 'wepublish-merk' en het 'publish-merk'. Verder oordeelt dat Netmedia inbreuk maakt op de handelsnaam 'wepublish' van Online Publisher, die zij onder meer exploiteert in haar domeinnaam en op Twitter. Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk op de software, oordeelt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat Online Publisher rechthebbende op de auteursrechten is. Netmedia moet €75.000 aan dwangsommen betalen.

IEF 21151

Uitspraak ingezonden door Paul Trapman en Sarith Jonker, Ploum.

Merkaanvragen te kwader trouw ingediend

Rechtbank Rotterdam 14 dec 2022, IEF 21151; ECLI:NL:RBROT:2022:10957 (VOF tegen Interchild), https://delex.nl/artikelen/merkaanvragen-te-kwader-trouw-ingediend

Rb. Rotterdam 14 december 2022, IEF 21151; ECLI:NL:RBROT:2022:10957 (VOF tegen Interchild) Zie [IEF 20515]. VOF exploiteert een webwinkel voor de verkoop van baby- en kinderproducten, Interchild is een groothandel in baby- en kinderproducten. Op 2 september heeft Interchild inschrijving van een tweetal merken aangevraagd, de naam van VOF komen in de merken voor. VOF gebruikte die naam sinds begin 2020. VOF meent dan ook dat de merken te kwader trouw zijn ingediend. Volgens Interchild is van een merkregistratie te kwader trouw geen sprake, omdat zij de naam van VOF al sinds 2015 gebruikt. In de visie van Interchild moet zij dan ook worden aangemerkt als voor-voorgebruiker van de merken en zijn de merkregistraties geldig. De rechtbank komt tot het oordeel dat Interchild haar merken heeft aangevraagd om VOF het gebruik van het teken te verhinderen en om zo op oneerlijke wijze afbreuk te doen aan de belangen van haar jonge concurrent. Interchild heeft de merken niet geregistreerd om op eerlijke wijze deel te nemen aan de mededinging. De aanvraag is dus te kwader trouw ingediend. 

IEF 21149

Logo maakt geen inbreuk op rechten eisers

Rechtbank Rotterdam 16 dec 2022, IEF 21149; ECLI:NL:RBROT:2022:11018 (eisers tegen gedaagden), https://delex.nl/artikelen/logo-maakt-geen-inbreuk-op-rechten-eisers

Vtr. Rechtbank Rotterdam 6 december 2022, IEF 21149; ECLI:NL:RBROT:2022:11018 (eisers tegen gedaagden) Eisers hebben op 20 maart 2018 een vennootschap opgericht die beveiligingsdiensten en verkeersregelaarsdiensten aanbiedt. Op 19 juli 2021 heeft eiser 1 de eenmanszaak Infra Verkeerdiensten opgericht, van waaruit hij verkeersregelaarsdiensten en arbeidsbemiddeling leverde. Voor beide ondernemingen wordt een soortgelijk logo gebruikt. Op 1 oktober 2021 hebben eiser 1 en gedaagde 2 eiser 3 opgericht. Deze samenwerking loopt op 1 december 2021 stuk. Gedaagde 2 richt gedaagde 1 op en gebruikt hierbij een logo dat wat wegheeft van de logo's die door eisers gebruikt worden. Op 24 mei 2022 zijn de beide logo's van eisers ingeschreven als beeldmerken. Eisers vorderen gedaagden de inbreuk op hun auteursrechten en merkenrechten te staken. De voorzieningenrechter wijst de vordering met betrekking tot de auteursrechten af omdat niet aannemelijk is geworden dat eisers maker zijn van de logo's. Met betrekking tot de merkenrechten oordeelt de voorzieningenrechter dat het logo van gedaagden onvoldoende overeenstemt met de logo's van eisers om vrees voor verwarringsgevaar te rechtvaardigen. Tot slot doen eisers een beroep op slaafse nabootsing, ook dit wordt afgewezen.