Merkenrecht  

IEF 7892

Vandaag

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 7 mei 2009, KG ZA 09-641, TROS & Algemene Omroepvereniging AVRO tegen RTL Nederland B.V. & RTL Nederland Productions B.V. (Met dank aan Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap)

Merkenrecht. ‘EenVandaag’ tegen ‘RTL Vandaag’. In geschil is of RTL door het uitzenden van het televisieprogramma onder de naam 'RTL Vandaag' en het gebruik van de website met de domeinnaam 'www.rtlvandaag.nl'. inbreuk maakt op het door TROS c.s. voor (onder meer televisieprogramma's) geregistreerde woordmerk 'EenVandaag'.

De voorzieningenrechter oordeelt dat EenVandaag weliswaar een zekere mate van onderscheidend vermogen bezit, maar dat de bescherming die het merk toekomt in beginsel zwak is en ‘dat de drempel om in aanmerking te komen voor merkenrechtelijke bescherming is gehaald’ nog niet met zich meebrengt dat de programmatitel ‘RTL Vandaag’ hier inbreuk op maakt. Ongeacht de bekendheid van EenVandaag is het element RTL in de titel RTL Vandaag een zodanig sterk merk, dat het publiek niet zal denken dat er een verband tussen de programma’s bestaat, ook omdat het publiek het onderscheid tussen een publieke en een commerciële zender kent. Verwarringsgevaar kan niet worden aangenomen en de vorderingen worden afgewezen. 1019h proceskosten: €15.000 (na overeenkomst partijen).

4.4. Aan RTL c.s. kan, mede gelet op de door haar aangehaalde voorbeelden van het gebruik op de binnen- en buitenlandse radio en tv van het concept ‘zenderaanduiding plus vandaag', worden toegegeven dat de twee elementen waaruit het woordmerk bestaat, 'één' en 'vandaag', in de context van radio- en televisieprogramma's beide als beschrijvend kunnen worden aangemerkt. Desalniettemin kan 'EenVandaag' in zijn geheel bezien onderscheidend vermogen bezitten voor de klassen waarvoor het woordmerk is geregistreerd. De totaalindruk van op zichzelf niet onderscheidende tekens als 'één' en 'vandaag' kunnen in hun combinatie of door inburgering door het relevante publiek alsnog als onderscheidend worden ervaren. Bij de inschrijving in het Benelux merkenregister is het woordmerk reeds getoetst op de zogenaamde 'absolute' weigeringsgronden, waaronder ook het onderscheidend vermogen van het woordmerk valt, en tot op heden is de inschrijving niet nietig verklaard wegens een gebrek aan onderscheidend vermogen. RTL c.s. heeft ook geen nietigheidsprocedure opgestart. Verder heeft Tros c.s. met de door haar overgelegde marktonderzoeksrapporten voorshands aannemelijk gemaakt dat het woordmerk 'EenVandaag' voor televisieprogramma's, in deze specifieke combinatie, een zekere mate van onderscheidend vermogen - en daarmee: beschermenswaardige bekendheid bezit.

4.5. Dat daarmee voorshands moet worden aangenomen dat de drempel om in aanmerking te komen voor merkenrechtelijke bescherming door 'EenVandaag' is gehaald, brengt nog niet met zich dat de programmatitel 'RTL Vandaag' hier inbreuk op maakt. De bescherming die aan het woordmerk 'EenVandaag' toekomt is in beginsel zwak, nu dit bestaat uit beschrijvende, niet te monopoliseren, elementen. Uitgangspunt is dat het andere zenders niet verboden kan worden de term 'vandaag' te gebruiken voor een programma, maar dit gebruik mag bij het (relevante) publiek geen verwarring scheppen met het woordmerk ‘EenVandaag' in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarbij gaat het om de totaalindruk van de 'redelijk geïnformeerde oplettende gemiddelde consument van de waar'. TROS c.s, stelt in dit verband dat door het jarenlange, intensieve gebruik van de merknaam de beschermingsomvang is toegenomen en 'EenVandaag' kwalificeert als een bekend, sterk, merk, zodat dit verwarringsgevaar snel dient te worden aangenomen. Hoewel uit het door TROS c.s. overgelegde markonderzoeksrapport 'KMVS programmatitel Vandaag' voorshands wel blijkt dat een groot percentage van het relevante publiek de term 'vandaag' voor televisieprogramma's in verband brengt met 'EenVandaag' of 'TweeVandaag', is daarmee nog niet gegeven dat er sprake is van verwarringsgevaar met 'RTL Vandaag'.

Het merk 'RTL', dat door RTL C.S. aan haar programmatitel is toegevoegd, is bij het gemiddelde publiek bekend als commerciële televisiezender en door de toevoeging van deze zenderaanduiding, wordt het programma van RTL c.s. juist onderscheiden van 'EenVandaag'. Het in het oog springende element van de titel is 'RTL' en 'RTL' is een sterk merk. Daarom is niet aannemelijk dat het publiek - ondanks dat het programma van TROS c.s. al eens van zender is verhuisd - zal denken dat 'EenVandaag' nu naar RTL is verhuisd of dat 'RTL Vandaag’(mede) door de TROS en de AVRO gemaakt wordt, dan wel dat er een verband tussen de programma's bestaat. Het publiek kent immers het onderscheid tussen een commerciële en publieke zender en weet dat deze zenders niet snel zullen samenwerken aan een dagelijks actualiteitenprogramma. Terecht heeft RTL c.s, erop gewezen dat slechts 2% van de ondervraagden op de eerste vraag van het onderzoek 'KMVS programmatitel Algemeen', de vraag waar zij de naam 'RTL Vandaag' mee in verband brengen, het programma 'EenVandaag' of 'TweeVandaag' heeft genoemd. De ondervraagden denken eerder meer in zijn algemeenheid aan actualiteiten(programma's) en aan RTL. Voorshands is dan ook onvoldoende gebleken van (indirect) verwarringsgevaar tussen de twee programma's, zodat het beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b alleen daarom al niet kan slagen.

4.6. Tros c.s. heeft voorts een beroep gedaan op artikel 2.20 lid 1 sub c BVE. Voor zover het merk van Tros c.s. al voldoende bekendheid geniet om voor bescherming op grond van deze bepaling in aanmerking te komen en indien al sprake zou zijn van associatiegevaar, hetgeen RTL c.s. heeft betwist, faalt dit beroep reeds omdat TROS c.s.onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat RTL c.s. ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het woordmerk of dat door RTL c.s. afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidende vermogen of de reputatie van 'EenVandaag'. 'RTL Vandaag' wordt op een geheel ander tijdstip uitgezonden (namelijk overdag) dan 'EenVandaag', dat in de avond wordt uitgezonden. Daarmee richten de programma's zich tot een verschillend publiek. Ook de opzet en inhoud van de programma's is verschillend. Tros c.s. heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat RTL Vandaag door haar benaming meer kijkers heeft getrokken dan de programma's die voorheen op dezelfde tijd door RTL werden uitgezonden door het element 'vandaag' aan de titel van haar programma toe te voegen. Ten slotte is niet gebleken dat de kijkcijfers van 'EenVandaag' zijn gedaald ten opzichte van dezelfde periode in voorgaande jaren, door het door RTL c.s. nieuw gebrachte programma. Nu er reeds om deze reden geen sprake is van een inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c, en evenmin van een inbreuk op grond van 2.20 lid 1 sub d, behoeft de vraag of RTL c.s. een geldige reden heeft voor het gebruik van haar programmatitel geen bespreking meer.

4.7. Conclusie van het voorgaande is dat RTL C.S. geen inbreuk maakt op het woordmerk "EenVandaag' door haar dagelijkse (actualiteiten) programma 'RTL Vandaag' onder deze naam uit te zenden. RTL c,s. handelt ook niet anderszins onrechtmatig jegens TROS C.S. Een en ander geldt ook voor het gebruik van de domeinnaam 'www.rtlvandaag.nl' voor de aan het programma gelieerde website, De door TROS C.S. gevraagde voorzieningen zullen derhalve worden geweigerd.

4.8. TROS c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van RTL C.S. worden veroordeeld. Nu partijen hiervoor een bedrag van € 15.000,- zijn overeengekomen worden de kosten aan de zijde van RTL C.S. op dit bedrag gesteld, inclusief het vast recht van €262,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 7888

De soortgelijkheid van wijn en glaswerk

HvJ EG, 7 mei 2009, zaak C-398/07 P, Waterford Wedgwood plc, tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerkenrecht Oppositieprocedure ingesteld tegen beeldmerkaanvrage Waterford Stellenbosch (klasse 33, ‘met name wijnen geproduceerd in de Stellenbosch streek, Zuid-Afrika’) middels woordmerk WATERFORD (klasse 21 ‘Glaswerk, aardewerk, porseleinen servies(goed) en porselein’).

Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelde eerder (IEF 4211) dat glaswerk en wijn niet soortgelijk zijn en het Hof bevestigt dit oordeel. Ook een sterk onderscheidende vermogen  kan een ‘complete lack of similarity’ niet compenseren.

33. It follows that there may be a likelihood of confusion, notwithstanding a low degree of similarity between the trade marks, where the goods or services covered by them are very similar and the earlier mark is highly distinctive (see, to that effect, Canon, paragraph 19, and Lloyd Schuhfabrik Meyer, paragraph 21).

34. However, the interdependence of those different factors does not mean that the complete lack of similarity can be fully offset by the strong distinctive character of the earlier trade mark. For the purposes of applying Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94, even where one trade mark is identical to another with a particularly high distinctive character, it is still necessary to adduce evidence of similarity between the goods or services covered. In contrast to Article 8(5) of Regulation No 40/94, which expressly refers to the situation in which the goods or services are not similar, Article 8(1)(b) of Regulation No 40/94 provides that the likelihood of confusion presupposes that the goods or services covered are identical or similar (see, by way of analogy, Canon, paragraph 22).

35. It must be noted that the Court of First Instance, in paragraphs 30 to 35 of the judgment under appeal, carried out a detailed assessment of the similarity of the goods in question on the basis of the factors mentioned in paragraph 23 of the judgment in Canon. However, it cannot be alleged that the Court of First Instance did not did not take into account the distinctiveness of the earlier trade mark when carrying out that assessment, since the strong reputation of that trade mark relied on by Waterford Wedgwood can only offset a low degree of similarity of goods for the purpose of assessing the likelihood of confusion, and cannot make up for the total absence of similarity. Since the Court of First Instance found, in paragraph 35 of the judgment under appeal, that the goods in question were not similar, one of the conditions necessary in order to establish a likelihood of confusion was lacking (see, to that effect, Canon, paragraph 22) and therefore, the Court of First Instance was right to hold that there was no such likelihood.

Lees het arrest hier.

IEF 7880

Vraagtekens bij de motivering

Fulco BlokhuisFulco Blokhuis, Boekx Advocaten: Noot bij Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 28 april 2009, IEF 7854, Cafe Bolle Jan te Amsterdam tegen  Apresskihut Bolle Jan te Eersel (NB).

"De beschermingsomvang van merken in de horeca blijkt de laatste tijd beperkt. Waar in 2007 Bistro Tante Pietje uit Den Bosch zich nog met succes kon verzetten tegen Tante Pietje uit Beverwijk (op grond van handelsnaamoverwegingen ondanks een afstand van 110 km) , hebben etablissement Einstein  en café Bolle Jan  allebei bot gevangen, toen zij hun concurrenten in andere regio’s hun naam wilden doen wijzigen. Bij alle vonnissen kan je vraagtekens zetten bij de motivering."

Lees de gehele noot hier.

IEF 7878

Op termijn gezamenlijk de intellectuele eigendomsrechten gaan bezitten

Rechtbank Haarlem, 29 april 2009, LJN: BI2816, Domovital Vertriebs Gmbh, tegen Idfixed B.V.

Tummy TubBeëindiging van exclusieve IE-licentieovereenkomst m.b.t. merkrecht en de overige industriële eigendomsrechten op de Tummy Tub met onmiddellijke ingang wegens een gewichtige reden. 

4.5.  De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de door partijen opgezette constructie, waarbij [gedaagde 2] (via Idfixed) de exclusieve licentierechten op de Tummy Tub heeft verleend aan Domovital en [A] en [gedaagde 2] aldus via Domovital gelijkelijk deelden in de licentierechten, en bij goede resultaten op termijn gezamenlijk de intellectuele eigendomsrechten zouden gaan bezitten, voortvloeit dat, anders dan Domovital heeft betoogd, de rechtsverhouding tussen Idfixed en Domovital op grond van de licentieovereenkomst onlosmakelijk is verbonden met de rechtsverhouding tussen partijen binnen Domovital. Het ontslag van [gedaagde 2] als bestuurder van Domovital en het intrekken van de aandelen van Idfixed in Domovital heeft derhalve onmiddellijk ook gevolgen voor de rechtsverhouding tussen Domovital en Idfixed die voortvloeit uit de licentieovereenkomst.

Nu als gevolg van de besluiten van de aandeelhoudersvergadering van Domovital [A] als enig bestuurder en aandeelhouder van Domovital overblijft, is geen sprake meer van de door partijen beoogde constructie waarin [gedaagde 2] zijn rechten op de Tummy Tub zou gaan delen met [A]. [gedaagde 2] zou daarmee al zijn rechten op de Tummy Tub – die hem oorspronkelijk geheel toebehoorden – verliezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft daarom in voornoemde omstandigheden voor Idfixed voldoende grond gelegen om de licentieovereenkomst om een gewichtige reden per onmiddellijke ingang (gedeeltelijk) te beëindigen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7872

In den Handtaschen ihrer Benutzerinnen

GvEA, 5 mei 2009, zaak T-104/08, ars Parfum Creation & Consulting GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beshikbaar)

Gemeenschapsmerk. Weigering vormmerk (parfum)verstuiver. Geen onderscheidend vermogen.

44. Wie die Beschwerdekammer dies getan hat, ist festzustellen, dass eine derartige Form insgesamt betrachtet durchaus verbreitet ist. So werden Parfümproben sehr häufig in dieser Form dargeboten. Diese Proben werden in Parfümerien und Parfümerieabteilungen von Kaufhäusern kostenlos an ein sehr breites Publikum verteilt. Desgleichen weisen auch die Parfümzerstäuber, die dazu bestimmt sind, in den Handtaschen ihrer Benutzerinnen transportiert zu werden, überwiegend die oben in Randnr. 43 beschriebene Form auf.

45. Dass die Form, deren Eintragung beantragt wird, im Parfümsektor üblich ist, ergibt sich auch aus einer nacheinander erfolgenden Prüfung der Elemente, aus denen sie sich zusammensetzt. Wie die Beschwerdekammer festgestellt hat, sind der im Vergleich zur gesamten Flasche etwas kleinere Durchmesser des Pumpenaufsatzes, der sichtbare kleine Schlauch und die durchsichtige Verschlusskappe bei Parfümzerstäubern üblich und, was die ersten beiden Elemente betrifft, technisch bedingt, um die Benutzung als Zerstäuber zu ermöglichen. Die Kombination der verschiedenen Elemente, aus denen sich die angemeldete Marke zusammensetzt, ist also ebenfalls üblich.

46. Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass sowohl die Form, aus der die angemeldete dreidimensionale Marke besteht, in ihrer Gesamtheit als auch die Kombination der verschiedenen Elemente, aus denen sie sich zusammensetzt, nicht geeignet sind, von den angesprochenen Verkehrskreisen als Hinweis auf die betriebliche Herkunft im Gedächtnis behalten zu werden.

Lees het arrest hier

IEF 7871

De vom van een worst

Thomas Rotter - WurstwarenGvEA, 5 mei 2009, T-449/07, Thomas Rotter tegen OHIM

Gemeenschapsmerk. Weigering vormmerk ‘samengebonden worsten’ (voor vleeswaren). Geen onderscheidend vermogen. De aangevraagde vorm verschilt niet significant van de gebruikelijke vorm waarin worsten worden aangeboden in de handel.

26. Met betrekking tot de aangevraagde vorm, te weten een samenbindsel van meerdere worsten, moet worden vastgesteld dat deze verschilt van de klassieke en meest verspreide vorm van de betrokken waren, namelijk die van een worst.

27. (…) Derhalve heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat het driedimensionale merk waarvan de inschrijving is aangevraagd, uit een geheel van vijf afzonderlijke worsten bestaat waarvan de uiteinden met elkaar zijn verbonden. Bijgevolg moet in casu de beoordeling door de kamer van beroep van het onderscheidend vermogen van de vorm van de samengebonden worsten worden onderzocht, en dit tegen de achtergrond van de door dit samenbindsel opgeroepen totaalindruk.

(…) 30. Anders dan verzoeker betoogt, blijkt derhalve uit het onderzoek – in de punten 28 en 29 supra – van de twee aangevoerde argumenten dat hij niet aantoont op welke wijze de aangevraagde vorm significant zou verschillen van de gebruikelijke vorm waarin worsten worden aangeboden in de handel.

31. Uit de hierboven uiteengezette overwegingen volgt dat aangezien de betrokken waren, te weten vleeswaren, courante verbruikersgoederen zijn, de gemiddelde consument de aangevraagde vorm niet als een aanduiding van de commerciële herkomst van deze waren zal opvatten.

Lees het arrest hier.

IEF 7869

Consistentie van de uitspraken is geboden

Nintendo Racetrack LogoRechtbank ’s-Gravenhage, 8 april 2009, HA ZA 09-348, Nintendo Co. Ltd c.s. tegen Turksma & Partners Reclamebureau Noord B.V.

Verknochtheid. Procesrechtelijk incident in zaak over gestelde inbreuk op auteurs- en merkrechten Nintendo.

4.1. Krachtens artikel 222 Rv kan onder meer voeging van zaken worden gevorderd, indien voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken is geboden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv.

De onderhavige zaak en de bodemprocedure zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Beide zaken zijn daarenboven aan elkaar verknocht, aangezien zij beide betrekking hebben op inbreuk op de aan Nintendo toebehorende auteurs- en merkrechten alsmede op onrechtmatig handelen jegens Nintendo ten gevolge van het importeren en verhandelen van omzeilingsmiddelen zoals Game Copiers. De incidentele vordering zal bijgevolg worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7868

De kosten van de instantie

Kamal bx 1080730Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 april 2009, HA ZA 08-3656, Designer Art India tegen Gedaagde.

Procesrechtelijk incident in zaak over vordering tot nietigverklaring Benelux-merkinschrijvingen. Zekerheidsstelling proceskosten en schadevergoeding. Alleen zekerheid kosten van de instantie waarin de zekerheidstelling wordt gevorderd. Toepasselijk indicatietarief voorshands niet vast te stellen.
 €12.000,-

4.3.(…) Voor zekerheidstelling voor de proceskosten, te maken in de (eventuele) procedures in hoger beroep en in cassatie, is evenwel geen plaats, aangezien uit de bewoordingen van het hiervoor genoemde artikel volgt dat de zekerheidstelling slechts betrekking kan hebben op de kosten van de instantie waarin de zekerheidstelling wordt gevorderd (vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 5 oktober 2004, LJN: AR4320). De rechtbank merkt in dit verband op dat [gedaagde] ingevolge artikel artikel 353 lid 2 Rv en artikel 414 Rv in verdere instantie(s) (aanvullende) zekerheid van [eiseres] kan vorderen, althans in het geval [eiseres] appellante dan wel eiseres tot cassatie is.

4.4. (…) Ofschoon in de oudere zaak (in tegenstelling tot het kort geding) ook aandacht wordt besteed aan het nietigheidsvraagstuk, wordt voor het juridische kader daarvan naar de onderhavige procedure verwezen. Bijgevolg ligt het in de rede dat [gedaagde] de kosten met betrekking tot de nietigheid van de Beneluxmerken (met name) in de onderhavige procedure zal maken. De rechtbank verwerpt daarenboven het verweer van [eiseres] dat voor de hoogte van de zekerheid aansluiting moet worden gezocht bij de categorie ‘eenvoudige bodemzaak zonder repliek en dupliek’, zoals bedoeld in de regeling Indicatietarieven in IEzaken, aangezien thans niet vaststaat of de onderhavige procedure tot deze categorie zal worden gerekend.

4.6. De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de hoogte van de door [eiseres] te stellen zekerheid begroten op € 12.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 7867

Door middel van een onherroepelijke afroepgarantie

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 april 2009, HA ZA 08-3970, Bacardi and Company Limited c.s. tegen Van Caem International B.V.

Procesrechtelijk incident in zaak over merkenrecht en parallelimport. Zekerheidsstelling proceskosten. Beide eiseressen moeten afzonderlijk zekerheid stellen. €25.000,-

4.2. (…) Bacardi heeft ten aanzien van eiseres sub 1 weliswaar verhaalsinformatie verschaft, doch heeft niet aannemelijk gemaakt dat Van Caem zich te zijner tijd ook daadwerkelijk op de merkrechten van eiseres sub 1 kan verhalen. Verder heeft Bacardi ten aanzien van eiseres sub 2 in het geheel geen verhaalsinformatie verschaft. Bijgevolg zijn eiseressen (Bacardi) verplicht tot het stellen van zekerheid.

4.3. Aangezien niet valt uit te sluiten dat één van beide eiseressen in het gelijk en de ander in het ongelijk zal worden gesteld, zal de rechtbank beslissen dat beide eiseressen afzonderlijk zekerheid zullen moeten stellen, zoals te doen gebruikelijk is door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op de gebruikelijke garantievoorwaarden. De te stellen zekerheid heeft, anders dan Bacardi stelt, betrekking op de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv. De hoogte van de door beide partijen te stellen zekerheid zal in aansluiting op de categorie ‘overige bodemzaken met repliek, dupliek en/of pleidooi’ van de regeling Indicatietarieven in IE-zaken, zonder daarbij een oordeel te geven over de kwalificatie van de hoofdzaak, worden bepaald op € 25.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 7863

Een algemeen rechtsbeginsel

Gerechtshof ´s-Gravenhage, beschikking van 28 april 2009, zaaknr. 200.012.275/01, BV Verkoopmaatschappij FRENKO tegen FRIGOR A/S (met dank aan het BBIE en met dank aan Remco M.R. van Leeuwen, Van Doorne, voor de achterliggende beschikking)

Update, nu met achterliggende beschikking: Merkenrecht. Benelux -oppositieprocedure  tussen identieke logo's ("Frigor heeft volgens Frenko geen enkel redelijk belang bij haar oppositie, terwijl Frenko wél belang heeft bij het nieuwe depot, namelijk om te kunnen optreden tegen anderen dan Frigor."). Prejudiciële vragen aan het BenGH over de oppositieprocedure. Wat te doen bij een mogelijk misbruik van bevoegdheid of onbehoorlijk handelen, en is het ook aan het BBIE of alleen aan de rechter om iets met dat gegegeven te doen?

Gelet hierop, zal het hof, in aanmerking genomen de hiervoor weergegeven reacties van partijen, het Benelux Gerechtshof de volgende prejudiciële vragen voorleggen:

A. Laat het BVIE, meer in het bijzonder artikel 2.14 lid 1 van dat verdrag, ruimte voor het oordeel dat de bevoegdheid tot het instellen van oppositie op de voet van die bepaling niet aan de deposant of houder van een ouder merk toekomt wanneer sprake is van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de bevoegdheid wordt misbruikt, respectievelijk dat de opposant door het gebruik van die bevoegdheid onbehoorlijk handelt jegens de deposant van het jongere merk?

B. Bij bevestigende beantwoording van vraag A.: onder welke omstandigheden kan worden aangenomen dat de bevoegdheid tot het instellen van oppositie niet aan de deposant of houder van een ouder merk, als bedoeld in artikel 2.14 lid 1 BVIE, toekomt?

C. Bij bevestigende beantwoording van vraag A.: moet, wanneer een dergelijk verweer in de oppositieprocedure wordt gevoerd, ook het Bureau dat verweer beoordelen of is dat slechts ter beoordeling aan de rechter bedoeld in artikel 2.17 BVIE?

D. Meer in het algemeen zou het hof graag vernemen of in een oppositieprocedure, na de beslissing van het Bureau, een algemeen rechtsbeginsel, niet zijnde een louter nationaal rechtsbeginsel, kan leiden tot vernietiging van de inschrijving.

Lees de beschikking en de achterliggende beschikking hier.