Merkenrecht  

IEF 1341

Zonnig vonnis

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 december 2005, Suntrek Tours Ltd. tegenTravel Trex B.V.

Een voor eiser zonnig vonnis in deze winterse maanden. Suntrek houdt zich bezig met dienstverlening op het gebied van vakantiereizen en is houdster van twee Gemeenschapsmerken SUNTREK. Gedaagde Travel Trex houdt zich eveneens bezig met dienstverlening op het gebied van vakantiereizen en voert als handelsnaam Sun-Trex of Suntrex. Bovendien is Travel Trex houdster van het gecombineerde Benelux woord-/beeldmerk SUNTREX.

Sommaties van de kant van eiser worden door gedaagde van de hand gewezen. Inmiddels heeft Travel Trex de website www.suntrek.nl in gebruik genomen, waarop kon worden doorgelinkt naar haar website www.suntrex.nl. Dit domeinnaamgeschil is hangende de procedure overigens minnelijk geregeld.

Na te hebben geconcludeerd dat de merken in kwestie visueel, fonetisch én begripsmatig overeenstemmen, wijst de rechtbank, niet geheel verrassend, de vorderingen van eiser toe. Lees hier de uitspraak.

IEF 1333

Voor boven de bank

Het zou in geen enkele huiskamer of (IE-)kantoor misstaan: onder het motto ‘Hang je favoriete merk boven de bank’ heeft De Kunstfabriek een aantal mooie schilderijen geproduceerd. Ook je saaie kantoor opleuken? Kijk hier en kies je favoriete merk.
IEF 1331

Cristal clear

Gerecht van Eerste Aanleg 8 december 2005, zaak T-29/04, CRISTAL - CRISTAL CASTELLBLANCH

Het door Castellblanch aangevraagde beeldmerk CRISTAL CASTELLBLANCH voor wijnen en mousserende wijn stemt we overeen met het oudere woordmerk CRISTAL van Champagne Louis Roederer ter aanduiding van champagnewijn. De oppositieafdeling heeft eerder de oppositie toegewezen. De kamer van beroep heeft het beroep verwordpen. Zij was van oordeel dat het oudere merk normaal en daadwerkelijk was gebruikt, en zij heeft geconcludeerd dat de betrokken waren soortgelijk zijn en de conflicterende tekens overeenstemmen, waardoor bij het Franse publiek verwarring kan ontstaan, associatiegevaar daaronder begrepen.

Het Gerecht kijkt ter beoordeling van het verwarringsgevaar eerst naar de soortgelijkheid van de waren en stelt vast dat de betrokken waren dezelfde, of minstens zeer soortgelijk zijn. Vervolgens komt het Gerecht toe aan de vergelijking van de tekens. Ondanks het feit dat het woord 'Castellblanch' in vette letters en groter dan het woord 'Cristal' is geschreven en het aangevraagde teken een beeld bevat, wordt, gelet op de centrale plaats van het woord 'Cristal' en het feit dat het oudere merk volledig in het aangevraagde merk voorkomt, een zekere visuele overeenstemming aangenomen. Ook stemmen de merken fonetisch overeen. De toevoeging 'Castellblanch' doet hieraan niet af, aangezien 'Cristal' het dominerende bestanddeel is. Tot slot zijn de tekens ook begripsmatig overeenstemmend, namelijk een verwijzing naar het idee van helderheid en zuiverheid.

Tot slot de beoordeling van het verwarringsgevaar. "[...] het woord "cristal" beschrijft geenszins de betrokken waren, doch kan als suggestief worden beschouwd. Derhalve dient te worden aangenomen dat het merk CRISTAL een gemiddeld onderscheidend vermogen heeft, en geen zwak onderscheidend vermogen, zoals verzoekster stelt. [...]
Met betrekking tot verzoeksters argument dat er andere merken bestaan die het woord „cristal” bevatten en zijn ingeschreven voor de waren van klasse 33 – hetgeen volgens haar het bewijs levert van het zwakke onderscheidend vermogen van het oudere merk en van de vreedzame coëxistentie van de betroken merken –, volstaat de vaststelling dat niet is aangetoond dat deze merken werkzaam zijn of worden gebruikt voor de in geding zijnde waren, en in het bijzonder voor mousserende wijn.

Weliswaar kan niet volledig worden uitgesloten dat in bepaalde gevallen de coëxistentie van oudere merken op de markt het door de instanties van het BHIM vastgestelde gevaar voor verwarring van twee conflicterende merken vermindert, maar hiermee kan slechts rekening worden gehouden indien de aanvrager van het gemeenschapsmerk ten minste in de loop van de procedure voor het BHIM betreffende de relatieve weigeringsgronden, genoegzaam heeft aangetoond dat deze coëxistentie erop berust dat bij het relevante publiek geen sprake is van gevaar voor verwarring van de oudere merken waarop de aanvrager zich beroept, met het oudere merk van interveniënte waarop de oppositie is gebaseerd, en onder het voorbehoud dat de betrokken oudere merken en de conflicterende merken identiek zijn."
Het beroep wordt in zijn geheel verworpen.
Lees hier het arrest.

IEF 1329

Geen onzekerheid

Rechtbank Utrecht 30 november 2005, LJN: AU7468, Eiser - Ventoux Advocaten. Dick van Engelen ruilt het papier in voor de rechtzaak en stelt daar nogmaals de vraag: Zijn merkrechten registergoederen en zijn ze overdraagbaar? 
 
Eiser Van Engelen is advocaat en oefent tezamen met twee andere advocaten via de vennootschap Ventoux Advocaten (gedaagde) de advocatenpraktijk uit. Eiser, rechthebbende op beide merken, en Ventoux zijn overeengekomen dat eerstgenoemde de merken over zal dragen aan de vennootschap. Eiser stelt dat de rechten op de Ventoux-merken geen registergoederen zijn en bij onderhandse akte kunnen worden overgedragen. Ventoux Advocaten stelt dat de rechten mogelijk registergoederen zijn en bij notariële akte dienen te worden overgedragen. Bovendien twisten eiser en Ventoux over de vraag of de Gemeenschapsmerkenverordening gekwalificeerd kan worden als een wet in de zin van art. 3:83 BW (van belang voor de al dan niet overdraagbaarheid van de rechten). 
 
Eiser vordert de verklaring voor recht dat de rechten op het Ventoux Benelux-merk en het Ventoux-Gemeenschapsmerk géén registergoederen in de zin van artikel 3:10 BW zijn en rechtsgeldig zullen zijn overgedragen na levering bij onderhandseakte en rechtsgeldig aan derden kunnen worden tegengeworpen na inschrijving van het depot van een uittreksel van die akte in het Benelux Merkenregister. Tevens vordert eiser de verklaring voor recht dat de rechten op het Ventoux-Gemeenschapsmerk rechtsgeldig kunnen worden overgedragen, aangezien die rechten overdraagbaar zijn in de zin van artikel 3:83 BW.

"De rechtbank is van oordeel dat partijen rechtens onvoldoende belang hebben bij hun vorderingen. [...] Volgens partijen staat enkel ter discussie op welke wijze deze overdracht dient te geschieden. Blijkens de wederzijdse stellingen bestaat deze discussie kennelijk omdat volgens partijen in de juridische literatuur onzekerheid bestaat over deze kwestie. De rechtbank overweegt echter dat de van toepassing zijnde regelgeving duidelijk is over de wijze van overdracht van rechten als de onderhavige. Ingevolge de BMW is immers een schriftelijk stuk vereist -een onderhandse akte volstaat derhalve- en kan het recht voorts voorwerp zijn van een licentie. Ingevolge de verordening dient de overdracht van een gemeenschapsmerk eveneens schriftelijk te geschieden en kan ook dit merk voorwerp zijn van een licentie. Het door partijen gestelde belang bij de gevorderde verklaringen voor recht met betrekking tot de wijze van overdracht ontbreekt derhalve naar het oordeel van de rechtbank. De omstandigheid dat in de literatuur onzekerheid bestaat vormt naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende belang nu in de wetgeving en de jurisprudentie geen onzekerheid bestaat. De rechtbank leidt bovendien uit de stellingen van partijen, alsmede uit de door [eiser] overgelegde stukken af dat de door partijen bedoelde onzekerheid in de literatuur -overigens aangezwengeld door [eiser] zelf- niet zozeer bestaat ten aanzien van de wijze van overdracht, maar ten aanzien van de vraag of het recht een registergoed is in de zin van artikel 3:10 BW en of de verordening een wet is in de zin van artikel 3:83 derde lid BW. Het antwoord op deze vraag is met het vorenoverwogene weliswaar niet gegeven, doch door partijen is niet voldoende gesteld welk concreet belang zij hebben bij hun vorderingen voor zover deze laatstgenoemde kwesties betreffen. Blijkens de stellingen van partijen wensen zij immers in verband met de tussen hen gesloten overeenkomst zekerheid over de wijze waarop de rechten dienen te worden overgedragen.

[...] De rechtbank overweegt voorts dat, voor zover bij beide partijen kennelijk vrees bestaat dat een onderhandse akte, ondanks de bestaande regelgeving en jurisprudentie, niet het door hen beoogde gevolg zal hebben, het partijen vrij staat om een notariële akte te doen opmaken dan wel op andere wijze afspraken te maken.
[...] Concluderend leidt de rechtbank uit de wederzijdse stellingen en de overgelegde stukken af dat beide partijen antwoord wensen te verkrijgen op een vraag die enkel in de juridische literatuur speelt. Zij is van oordeel dat deze wens een juridische beoordeling van de onderhavige rechtsvorderingen niet rechtvaardigt. De rechtbank zal daarom zowel de vordering in conventie als de vordering in voorwaardelijke reconventie afwijzen. Lees hier het vonnis.

IEF 1326

2 op de 3

Altijd leuk, statistieken van het OHIM. Nu het Europese Merkenbureau 10 jaren bestaat hebben de statistici uit Alicante weer wat interessante cijfers op tafel getoverd. Het blijkt dat precies 62,83% van alle Gemeenschapsmerkaanvragen resulteert uiteindelijk in een registratie, dus (bijna) 2 op de 3. Een derde van de aanvragen valt ten prooi aan opposities, nietigheidsacties en rechtszaken. Eind oktober 2005 staan er 458.122 aanvragen tegenover 288.022 geregistreerde merken. Lees nog meer statistieken hier.

IEF 1325

Vrijdagmiddagberichten

1- “Dear Mr. ====:

We are counsel for Hasbro, Inc. (.Hasbro.), the owner of the copyrights and trademarks for the famous RISK game. We write concerning the online Risk. game (the "Game.") that you have made available for use in conjunction with Google maps at your website . . . Your Game appears to copy elements of Hasbro's RISK game and rules as well as its trademark.” Lees meer hier.

2- The annual meeting of the International Protection of Trademark 2005, part of the China Trademark Festival, will open on Friday at Shenzhen Kylin Villa with the participation of famous Chinese and international enterprises, concerned personnel in trademark circle from Asia and the major countries in the world. Officials from the World Intellectual property Organization and EU Trademark office will also have a presence to discuss key issues on the development of trademark." Lees meer hier.

3- De Miljonair Fair is weer van start gegaan, zodat de rijken der Nederlanden en alle wannabees zich kunnen vergapen aan het ‘onbereikbare’. Echter, op de beurs dreigt een ‘merkenverloedering’ toe te slaan. Een toenemend aantal merken presenteert zich op de Miljonair Fair, waarbij het niet alleen meer de exclusieve merken zijn zich tentoonstellen. Naast merken als Aston Martin en Breitling kom je nu ook merken als Phonehouse en Samsung tegen. Lees meer hier.

4- Nog meer statistieken! Meer dan 8 procent van alle internetdomeinnamen zijn geregistreerd met verkeerde of niet complete informatie. Dat blijkt uit een onderzoek van de Amerikaanse regering naar de invloed van valse websites. Uit het onderzoek van de Amerikaanse General Accountability Office (GAO) blijkt dat 2,31 miljoen domeinnamen, of 5,14 procent van alle domeinnamen, zijn geregistreerd met “bedoelde en duidelijk valse informatie”. Bij meer dan 1,6 miljoen domeinregistraties, of 3,6 procent, wordt niet alle informatie, maar die wel verplicht is, ingevuld. Lees meer hier.

IEF 1321

Convergentie

Proefschrift Alexander Tsoutsanis, 'Het merkdepot te kwader trouw'

"Wanneer merkdeposanten wel en niet te kwader trouw zijn, was vroeger onduidelijk en dat is het eigenlijk vandaag nog steeds. Een direct antwoord daarop laat zich niet vinden in de Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening, en ik ook (nog) niet door het Hof van Justitie van de EG gegeven. Als gevolg daarvan bestaan er in de rechtspraak van de lidstaten grote verschillen in de beoordeling wanneer een merkdepot wel of niet te kwader trouw is; [...] Het is ongelukkig dat één rechtsbegrip uit één en dezelfde richtlijn in het verenigd Europa zo verschillend wordt uitgelegd, juist ook omdat de Merkenrichtlijn een harmonisatierichtlijn is, die nationale uitlegverschillen in lidstaten beoogt te verkleinen. Met zoveel divergentie is convergentie geboden, en in ieder geval een uitdaging. Dit boek probeert daarom een aanzet tot convergentie te geven, en beoogt een sluitend antwoord te formuleren op de vraag wanneer een merkdepot volgens Europees merkenrecht te kwader trouw geoordeeld zou moeten worden."

Lees de inhoudsopgave, inleiding en samenvatting van het proefschrift hier.

IEF 1316

de Envy factor

Adformatie bericht over de Envy-factor van merken. Welk merk had u het liefst zelf bezeten: Disneyland Parijs, iPod, Louis Vuitton, de Bijenkorf, gsus, B&O, Wieckse Witte, Absolut of Het Concertgebouw? Onderzoek van Young & Rubicam Brands geeft weer dat bovengenoemde merken het meeste afgunst oproepen.

IEF 1311

pseudo-anagram (II)

Kortgeding vonnis Rechtbank ’s-Gravenhage van 6 december 2005, rolnr. KG 05/1311 PEPSICO, INC, en SEVEN-UP NEDERLAND B.V. tegen THE COCA-COLA  COMPANY c.s. Geen overeenstemming tussen het Gemeenschaps woordmerk PEPSI en het teken ípsei.

PepsiCo roept haar Gemeenschapsmerk PEPSI in tegen het gebruik van de naam ípsei voor een niet-alcoholische drank van Coca-Cola. Het betreft een rood gekleurd drankje waaraan onder meer rode druiven en rooibos extract is toegevoegd. PepsiCo haalt, na eerdere afwijzing van een “Einstweilige Verfugung” in Duitsland en een voorlopig negatief advies in een Engels oppositieprocedure, ook bakzeil in Nederland. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is bij vergelijking van het woordmerk PEPSI en het teken ípsei zoals gebruikt door Coca-Cola er geen sprake van overeenstemming die er toe zal leiden dat het publiek een verband legt tussen merk en teken.

Opvallend is dat beide partijen een markonderzoek hebben laten verrichten inzake het verwarringsgevaar. Het onderzoek van PepsiCo betrof een straatinterview waarbij aan de personen een kaart met de tekst IPSEI werd getoond met de mededeling en vraag “Dit is de naam voor een frisdrank. Wilt u mij vertellen waar u aan denkt bij deze naam?” 73% antwoordde: “Pepsi” of “Pepsi Cola”. Het onderzoek van Coca-Cola betrof ook een straatinterview. Voorbijgangers werden het flesje ípsei getoond met de vraag “Dit gesprek gaat over een niet alcoholische drank. Wilt u deze afbeelding eens bekijken. <pauze> Wilt u mij eens vertellen waar u aan denkt als u deze afbeelding ziet?” 2% antwoordde: “Pepsi” of “Pepsi Cola.” De voorzieningenrechter laat zich als volgt uit over de markonderzoeken. “Dit betekent dat er op beide onderzoeken kritiek valt te leveren, en er is dan ook geen aanleiding om in dit kort geding verder in te gaan op deze “battle of surveys” maar wel om te constateren dat geen van de in deze procedure gepresenteerde resultaten van enig marktonderzoek aanleiding geeft om terug te komen van het in r.o. 13 uitgesproken oordeel.”

 

Het is aardig om te zien hoe de voorzieningenrechter en het Landgericht hebben geoordeeld over de overeenstemmingsvraag.

Visuele overeenstemming

“Wat het visuele aspect betreft is duidelijk dat er in elk geval sprake is van overeenstemmende punten waar gaat om het aantal letters (5), het gebruik van dezelfde letters (e, i, p, en s), dezelfde laatste letter (i) en het voorkomen van de combinatie ps. Daar staan evenwel belangrijke verschillen tegenover, die in hoofdzaak betrekking hebben op de opmaak van het woord ípsei zoals dat wordt waargenomen door het publiek. Dat woord kenmerkt zich immers doordat (a) het is geschreven in kleine letters en niet in hoofdletters zoals het merk PEPSI, (b) de eerste twee letters vet zijn gedrukt en de laatste drie letters niet en (c) op de eerste letter een opvallend accent voorkomt. Door deze verschillen in opmaak, gevoegd bij de andere combinatie van letters ten opzichte van PEPSI levert het teken ípsei naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een zodanig andere totaalindruk op dan het ingeroepen merk dat niet van een relevante mate van overeenstemming kan worden gesproken.”

Landgericht Hamburg heeft hierover het volgende gezegd: “Dennoch ist der optische Gesamteindruck der beiden Worte höchst unterschiedlich, da seitens PEPSI nur Großbuchstaben verwendet werden, ípsei hingegen ausschließlich aus kleinen Buchstaben besteht. Insbesondere der Anfangsbuchstabe “í” des Verletzungszeichens ist, weil er klein geschrieben ist und einen im Deutschen nicht bekannten Akzent auf dem “i” trägt, außergewöhnlich und prägend für das Zeichen. Da die ersten zwei Lettern zudem im Fettdruck präsentiert werden, fallen sie besonders ins Auge. Diese Merkmale finden sich im Schriftbild von PEPSI nicht wieder. Insgesamt kommen dem Verbraucher bei der visuellen Betrachtung von ípsei keine Assoziationen an PEPSI, wie die Kammer selbst zu beurteilen vermag

Auditieve overeenstemming

“Boordeling van een mogelijke auditieve overeenstemming tussen PEPSI en ípsei voert tot dezelfde slotsom. De op zich duidelijk aanwezige overeenstemmende factor, bestaand in het voorkomen van de klank ps in merk en teken, is in elk geval onvoldoende om tot overeenstemming te concluderen. PepsiCo heeft (niet in de dagvaarding, doch voor het eerst) ter terechtzitting het standpunt betrokken dat in een belangrijk gedeelte van de Europese Unie, waaronder, naar de voorzieningenrechter begrijpt, Engeland en Nederland, het woord ípsei zal worden uitgesproken als IPSI. Die –door Coca-Cola uitdrukkelijk en gemotiveerd bestreden- stelling is, voorshands oordelend, onjuist. De Nederlandse taal voert immers dwingend tot een uitspraak van de laatste lettergreep van ípsei als -sei zoals in “wei” en niet als -si zoals (bijvoorbeeld) in Pepsi. PepsiCo heeft geen overtuigende bewijzen overgelegd dat dit in enig relevant onderdeel van het taalgebied van de Europese Unie anders zou zijn.”

Landgericht Hamburg heeft hierover het volgende gezegd: “Auch klanglich unterscheiden sich die gegenüberstehenden Marken so deutlich von einander,dass eine Verwechslungsgefahr nicht zu befürchten ist. Schon die jeweils betonten ersten Silben “pe” und “ip” sind phonetisch durch das harte, stimmlose “p” einerseits und das weiche, offene “i” andererseits sehr unterschiedlich. Nach dem allein übereinstimmenden “ps” stehen sich sodann “ih” und “ai” gegenüber, denn jedenfalls für die deutschsprachigen Verkehrskreise ist zu erwarten, dass sie ípsei wie “ipsai” und nicht wie “ipsäi” oder gar “ipsi” aussprechen. Da also Anfangs- und Endlaute der Bezeichnungen so deutlich von einander abweichen, ist mit überwiegender Wahrscheinlichkeit davon auszugehen, dass es auch unter akustisch schwierigen Bedingungen - etwa in dem von der Antragstellerin angeführten Sportclub oder der Diskothek - nicht zu Missverständnissen kommen wird.

De voorzieningenrechter weigert de door PepsiCo gevraagde voorzieningen. Lees het vonnis hier.