Merkenrecht  

IEF 19527

Inbreuk op merk en handelsnaam Yource onvoldoende gebleken

Rechtbank Midden-Nederland 15 okt 2020, IEF 19527; ECLI:NL:RBMNE:2020:4397 (Yource tegen Fintrex), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-merk-en-handelsnaam-yource-onvoldoende-gebleken

Rechtbank Midden-Nederland 15 oktober 2020, IEF 19527; ECLI:NL:RBMNE:2020:4397 (Yource tegen Fintrex)  Kort geding. Eiser Yource, voorheen genaamd Green Claim, legt zich toe op het indienen van claims bij vliegtuigmaatschappijen. Medio 2017 heeft Yource besloten om haar handelsnaam ‘Green Claim’ te wijzigen in ‘Yource’. Verweerder Fintrex houdt zich bezig met het leveren van klantcontactoplossingen aan organisaties. December 2018 heeft Fintrex Group het Benelux woordmerk ‘YOURCE’ geregistreerd. Medio 2019 heeft Fintrex besloten haar diensten te leveren onder de naam YOURCE. Hoewel beide merken visueel en auditief overeenstemmen, komt Yource toch geen beroep toe op artikel 9 lid 2 sub b Uniemerkenverordening respectievelijk artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE. In dit kort geding kan niet worden geoordeeld dat bij Yource en Fintrex sprake is van dezelfde of gelijksoortige waren of diensten, als bedoeld in artikel 9 lid 2 sub b Uniemerkenverordening respectievelijk artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE. Het enkele feit dat beide merken ingeschreven staan voor Klasse 35 maakt dit niet anders.

IEF 19525

Uitspraak ingezonden door Thierry van Innis en Anthony Van der Planken, Van Innis & Delarue.

Jas maakt inbreuk op positiemerk van kledingbedrijf VF

Belgische gerechten 14 okt 2020, IEF 19525; (VF International tegen Carrefour Belgium), https://delex.nl/artikelen/jas-maakt-inbreuk-op-positiemerk-van-kledingbedrijf-vf

Franstalige ondernemingsrechtbank Brussel 14 oktober 2020, IEF 19525, IEFbe 3139; A/20/00893; A/20/01109 (VF International tegen Carrefour Belgium) In deze zaak wordt geoordeeld dat de verdeling van de hierboven rechts afgebeelde jas, verdeeld door Carrefour en Kano, inbreuk maakt op het hierboven links afgebeelde positiemerk van kledingbedrijf VF. Het positiemerk van VF heeft een groot onderscheidend vermogen en het teken aangebracht op de jassen verdeeld door Carrefour kan aanleiding geven tot verwarring.

Een vertaling en samenvatting van de belangrijkste overwegingen uit het Franstalige vonnis:

IEF 19522

Uitspraak ingezonden door Godert van Rappard, VAN RAPPARD MINNEBOO KLINGENBERG.

Toch (normaal) onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar WOW

Hof Den Haag 20 okt 2020, IEF 19522; ECLI:NL:GHDHA:2020:2050 (Stichting WOW tegen WOW Lijnbaan en Saladdin Restaurant), https://delex.nl/artikelen/toch-normaal-onderscheidend-vermogen-en-verwarringsgevaar-wow

Hof Den Haag 20 oktober 2020, IEF 19522, IEFbe 3137; ECLI:NL:GHDHA:2020:2050 (Stichting WOW tegen WOW Lijnbaan en Saladdin Restaurant) Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Vervolg op [IEF 18611]. In eerste aanleg zijn de vorderingen van Stichting WOW afgewezen. Anders dan Saladdin heeft aangevoerd en door de voorzieningenrechter is aangenomen, beschikt het woordmerk van Stichting WOW over een (normaal) onderscheidend vermogen voor de waren en diensten waarvoor Stichting WOW dat heeft ingeschreven. Gelet op het onderscheidend vermogen van het WOW-woordmerk, de hoge mate van overeenstemming, de soortgelijkheid van de waren en diensten en het normale tot lage aandachtsniveau van het relevante publiek, is er sprake van reëel gevaar voor directe of indirecte verwarring. Saladdin heeft met het gebruik van het teken WOW inbreuk gemaakt op de merkrechten en handelsnaamrechten van Stichting WOW. Het bestreden vonnis wordt vernietigd. Saladdin wordt bevolen om iedere inbreuk op het Benelux-woordmerk WOW van de Stichting te staken, ieder gebruik van strijdige handelsnamen te staken en de handelsnamen ‘Wow Lijnbaan B.V.’ en ‘WOW Burgers & Chicken’ uit te laten schrijven uit het handelsregister.

IEF 19516

Vervallenverklaring wegens geen normaal gebruik

Rechtbank Den Haag 14 okt 2020, IEF 19516; ECLI:NL:RBDHA:2020:10161 (Pharma tegen Glenwood), https://delex.nl/artikelen/vervallenverklaring-wegens-geen-normaal-gebruik

Rechtbank Den Haag 14 oktober 2020, IEF 19516, LS&R 1872, IEFbe 3136; ECLI:NL:RBDHA:2020:10161 (Pharma tegen Glenwood) Merkenrecht. Normaal gebruik. Pharma en Glenwood brengen beide specialistische farmaceutische producten op de markt. Glenwood is houdster van het internationale woordmerk DESEO (hierna: ‘het Glenwood-merk’) en gebruikt dit merk voor libido-verhogende capsules. Glenwood heeft het Duitse merk verkocht aan Pharma. Vervolgens is Pharma onder het teken DESEO een homeopathische vloeistof op de Duitse markt gaan brengen en heeft Pharma via een spoedinschrijving het Beneluxwoordmerk DESEO ingeschreven. Pharma vordert vervallenverklaring van het Benelux-deel van het Glenwood-merk op grond van artikel 2.27 lid 2 en artikel 2.23bis BVIE. Pharma stelt dat Glenwood binnen het territoir van de Benelux gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik heeft gemaakt van het Glenwood-merk voor de waren waarvoor dit merk is ingeschreven.

IEF 19515

Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law, en Gregor Vos en Rutger Stoop, Brinkhof.

Uitspraak EUIPO moet worden afgewacht

Rechtbank Den Haag 21 okt 2020, IEF 19515; (Ledar tegen Ikea), https://delex.nl/artikelen/uitspraak-euipo-moet-worden-afgewacht

Rechtbank Den Haag 21 oktober 2020, IEF 19515, IEFbe 3135; C/09/586364 / HA ZA 20-33 (Ledar tegen Ikea) Merkenrecht. Vonnis in incident. Het Duitse bedrijf Ledar verhandelt op het gebied van verlichting diverse producten onder de merken LEDARC en LEDAR. Ikea c.s. verkoopt (led)lampen met gebruikmaking van het teken LEDARE. Ledar vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Ikea c.s. inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Ledar en een verbod tot iedere (verdere) inbreuk. Ikea heeft bij het EUIPO verval van het LEDARC-merk en de nietigheid van het LEDARC-merk en het LEDAR-merk ingeroepen. Ikea c.s. vordert bij wijze van incident om de procedures op grond van artikel 128 lid 4 jo. 132 lid 1 UMVo te schorsen, wegens de aanhangige procedures bij het EUIPO. De procedure in de hoofdzaak wordt geschorst, totdat het EUIPO definitief uitspraak heeft gedaan aangaande de geldigheid van de merken.

IEF 19502

Licentievoorwaarden in strijd met het (Europese) mededingingsrecht

Rechtbank Amsterdam 8 sep 2020, IEF 19502; ECLI:NL:RBAMS:2020:4618 (IBTT tegen Dromenjager), https://delex.nl/artikelen/licentievoorwaarden-in-strijd-met-het-europese-mededingingsrecht

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 oktober 2020, IEF 19502; ECLI:NL:RBAMS:2020:4908 (IBTT tegen Dromenjager) Mededingingsrecht. Merkenrecht. Kort geding. IBTT is een onderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen en produceren van pluche knuffels voor verschillende merken. Dromenjager is merkhouder van de Benelux en Europese woord- en beeldmerken Woezel & Pip. Zij verleent licenties aan verschillende partijen die Woezel & Pip producten op de markt brengen. Partijen hebben een licentieovereenkomst gesloten. Op basis van die overeenkomst wordt het IBTT verboden de producten via Kruidvat te verkopen. IBTT vordert primair Dromenjager te veroordelen de verkoop van de voorraad van IBTT aan Kruidvat toe te staan, aangezien de bepalingen uit de licentieovereenkomst waarop Dromenjager zich beroept in strijd zijn met artikel 101 VWEU en artikel 6 Mededingingswet. Partijen staan in een verticale verhouding tot elkaar. Uit de Groepsvrijstelling en de Richtsnoeren volgt dat indien sprake is van een ‘hardcore’ beperking de overeenkomst niet valt onder de Groepsvrijstelling. Op basis van het Expedia-arrest moet ervan worden uitgegaan dat een hardcore beperking moet worden aangemerkt als een merkbare beïnvloeding, waardoor de de minimis-mededeling niet van toepassing is. De bepalingen in de licentieovereenkomst zijn ‘hardcore’ beperkingen. Ook gaat het om beperkingen op de kring van klanten aan wie IBTT mag leveren. De conclusie is dan ook dat de bestreden licentievoorwaarden in strijd zijn met artikel 101 VWEU en derhalve nietig zijn. De verkoop van de knuffels aan Kruidvat is toegestaan.

IEF 19495

Uitspraak ingezonden door Allard Ringnalda en Sven Klos, KLOS c.s. Advocaten.

Inbreuk op HAVAIANAS-merken

Rechtbank Den Haag 9 okt 2020, IEF 19495; ECLI:NL:RBDHA:2020:10155 (Alpargatas tegen ASW en Ostoy), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-havaianas-merken

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 oktober 2020, IEF 19495, RB 3446; ECLI:NL:RBDHA:2020:10155 (Alpargatas tegen ASW & Ostoy) ­Merkenrecht. Kort geding. Alpargatas produceert teenslippers en is houdster van het Uniewoordmerk 'HAVAIANAS'. ASW exploiteert onder meer de Kruidvat. Ostoy verkoopt en levert producten aan de Kruidvat-winkels. ASW heeft in de Kruidvat-winkels teenslippers verkocht waarop de HAVAIANAS-merken zijn aangebracht en heeft daarvoor geadverteerd met gebruik van die merken. Alpargatas stelt dat ASW en Ostoy inbreuk op de HAVAIANAS-merken hebben gemaakt op grond van artikel 9 lid 2 sub a UMVo door het zonder toestemming van Alpargatas invoeren en/of verder verhandelen van van buiten de EER afkomstige teenslippers waarop de HAVAIANAS-merken zijn aangebracht. Het beroep op uitputting door ASW moet als onvoldoende onderbouwd worden verworpen, zodat voorshands sprake is van inbreuk op de merkenrechten van Alpargatas. Ten aanzien van Ostoy wordt eveneens geoordeeld dat zij door de invoer en verhandeling van de HAVAIANAS-slippers inbreuk heeft gepleegd. De verbodsvorderingen van Alpargatas worden derhalve toegewezen.

IEF 19492

Uitspraak ingezonden door Elise Menkhorst, Clairfort, en Corine d’ Hulst, Ten Holter Noordam.

Geen auteursrechtinbreuk bij geschil over bodembedekking van dierenhokken

Rechtbank Amsterdam 30 sep 2020, IEF 19492; (A tegen C), https://delex.nl/artikelen/geen-auteursrechtinbreuk-bij-geschil-over-bodembedekking-van-dierenhokken

Rechtbank Amsterdam 30 september 2020, IEF 19492, C/13/668382 / HA ZA 19-689 (A tegen C) Omvangrijk geschil over bodembedekking van dierenhokken, dat mede betrekking heeft op het auteursrecht en het merkenrecht. Door de bodemrechter is nu geoordeeld dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk omdat de eisende partijen niet zelf over de auteursrechten beschikken en de registratie van de merken door de gedaagden niet te kwader trouw is. Eerder werd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam nog anders geoordeeld [IEF 18094]. Ook is een executiegeschil tussen partijen gepubliceerd [IEF 18433].

IEF 19487

Conclusie A-G over voor-voorgebruik handelsnaam door merkhouder

Hoge Raad 28 aug 2020, IEF 19487; ECLI:NL:PHR:2020:743 (Eiseres tegen CCC), https://delex.nl/artikelen/conclusie-a-g-over-voor-voorgebruik-handelsnaam-door-merkhouder

Parket bij de HR 28 augustus 2020, IEF 19487; ECLI:NL:PHR:2020:743 (Eiseres tegen CCC) Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Zie eerder [IEF 18884] en [IEF 16780]. Eiseres en CCC zijn ondernemingen in touringcardiensten. Deze zaak ziet op een familiegeschil tussen kleinkinderen over het gebruik van de naam van eiseres voor busvervoer. In cassatie staat in het principaal beroep in de eerste plaats de vraag centraal of er sprake is van een “ouder recht van slechts plaatselijke betekenis” in de zin van art. 2.23 lid 2 (oud) BVIE. De A-G concludeert tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU over de Merkenrichtlijnpendant hiervan (art. 6 lid 2 Merkenrichtlijn 98/104/EEG) voor een geval als het onderhavige, waarin sprake is van voor-voorgebruik van de handelsnaam door de merkhouder. Volgens de A-G behoort een beroep op voorgebruik in de zin van deze bepaling door CCC anders dan het Haagse hof heeft gedaan, niet te worden gehonoreerd indien eiseres als merkhouder voor-voorgebruiker is. Die prejudiciële kwestie moet tot klaarheid komen, voordat principale onderdelen I en II  ten aanzien van art. 2.23 lid 2 BVIE definitief kunnen worden besproken. De overige klachten in het principaal beroep over rechtsverwerking en in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ziet de A-G (nog) niet slagen.

IEF 19470

HvJ EU: kleurpatronen op bus of trein kan een merk zijn

HvJ EU 8 okt 2020, IEF 19470; ECLI:EU:C:2020:813 (Aktiebolaget Östgötatrafiken), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-kleurpatronen-op-bus-of-trein-kan-een-merk-zijn

HvJ EU 8 oktober 2020, IEF 19470, IEFbe 3129; ECLI:EU:C:2020:813 (Aktiebolaget Östgötatrafiken) Merkenrecht. Östgötatrafiken heeft aanvragen voor ‘positiemerken’ gedaan bij het bureau voor intellectuele eigendom in Zweden voor de beschildering van verschillende voertuigen. Deze aanvragen zijn afgewezen, omdat ze elk onderscheidend vermogen misten. De Zweedse rechter heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU [IEF 18629] over de uitleg van artikel 3 lid 1 onder b van de Merkenrichtlijn. Volgens het HvJ EU moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen voor een teken dat bedoeld is om uitsluitend en systematisch te worden aangebracht op een groot deel van de bussen en treinen, ‘slechts’ rekening gehouden dient te worden met de perceptie van het relevante publiek. Anders dan bij vormmerken, hoeft voor de kleurpatronen op een bus of trein niet te worden nagegaan of het teken significant afwijkt van de norm of van wat in de de betrokken economische sector gangbaar is.