Rechtspraak  

IEF 3200

Port betaald (2)

Aardige aanvulling op het hieronder besproken Europochette-vonnis van de Rechtbank Roermond: een in 2004 door de Rechtbank Den Haag gewezen en rondgemaild Europochette-vonnis (dus met plaatjes), waarin geen inbreuk werd aangenomen. Lees dat vonnis (Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 oktober 2004, KG 04/1073) hier.

IEF 3199

Port betaald

ep.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Roermond, 3 januari 2007, KG ZA 06/228. Europochette N.V. tegen Driessen. (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Eenvoudige modellenrecht-zaak, maar met een interessante (en wellicht dogmatisch onjuiste?) uitleg van artikel 90 van de Gemeenschapsmodelverordening. Helaas zonder plaatjes (wellicht kunnen de andere gerechten eens op cursus in Den Haag?).

Europochette is een Belgische vennootschap die zich bezighoudt met de productie van horecabenodigdheden. Europochette is houdster van een internationaal model en een gemeenschapsmodel met betrekking tot een bestekpochette (een soort enveloppe die in restaurants wordt gebruikt om een papieren servet, al dan niet tezamen met bestek, op de tafel te presenteren).

Driessen houdt zich bezig met de handel in enveloppen, onder meer voor de gastronomie en levert een bestekpochette met ingevouwen servet aan de horeca. Europochette beticht Driessen van modelrechtinbreuk.


Driessen beroept zich allereerst op de onbevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 81 Gemeenschapmodelverordening.


“Europochette heeft daartegen ingebracht dat de bevoegdheid van de rechtbank in deze zaak is afgeleid van artikel 90 van de Gemeenschapsmodelverordening. De tekst van lid 1 van dit artikel luidt: “aan de rechterlijke instanties van lidstaat, met inbegrip van de rechtbanken voor het gemeenschapsmodel kunnen voor een gemeenschapsmodel dezelfde voorlopige en beschermende maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale modellen (…)”. Onder nationale modellen zijn voor Nederland te verstaan modellen die in het kader van het Benelux verdrag inzake de Intellectuele Eigendom zijn gedeponeerd. Volgens dit verdrag is de rechtbank Roermond bevoegd om kennis te nemen van het geschil met betrekking tot het krachtens dit verdrag gedeponeerde model. Artikel 90 heeft [volgens de Voorzieningenrechter; IEF] de strekking om te voorkomen dat degene die zowel een voorlopige of beschermende maatregel wil aanbrengen ten aanzien van een nationaal model als van een gemeenschapsmodel, voor twee verschillende rechtbanken moet dagvaarden. Dat leidt tot de conclusie dat de voorlopige maatregel met betrekking tot het gemeenschapsmodel voor dezelfde rechtbank kan worden aangebracht als de rechtbank die bevoegd is om over het nationale model te oordelen, zijnde in casu de rechtbank Roermond. Het beroep op onbevoegdheid wordt derhalve verworpen.”


De rechter is voorshands van oordeel dat de onderhavige modellen niet nietig zijn. Daarmee sluit de rechter aan bij de overwegingen van de rechtbank Utrecht in haar vonnis van 3 juni 2004 (BIE 2005/43). Hiermee wordt het beroep van Driessen op gebrek aan nieuwheid, gemis aan eigen karakter en technische bepaaldheid gepasseerd. Daarbij merkt de rechter op dat in kort geding in beginsel moet worden uitgegaan van de geldigheid van het model. Dat betekent dat alleen bij evidente ongeldigheid daarop vooruitlopende bescherming kan worden ontzegd. Van dergelijke evidente ongeldigheid is niet gebleken.


De rechter gaat eveneens voorbij aan het verweer van Driessen dat zijn enveloppen een andere indruk wekken dan de bestelenveloppen van Europochette. Ook het verweer dat aan de modellen slechts een geringe beschermingsomvang toekomt omdat het model weinig variaties biedt legt de rechter naast zich neer.


De vorderingen (waaronder de proceskostenveroordeling overeenkomstig de Handhavingsrichtlijn) van Europochette komen voor toewijzing in aanmerking.


Lees het vonnis hier.

IEF 3196

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Roermond 3 januari 2007, KG ZA 06-228, Europochette tegen DSBD Enveloppen

Modellenrecht. "Nu in dit kort geding ervan wordt uitgegaan dat aan de modellen van Europochette bescherming toekomt, is het de vraag of de door Driessen in het verkeer gebrachte bestekenveloppen zodanige overeenkomst vertonen met de door Europochette gedeponeerde modellen, dat de daarop betrekking hebbende vorderingen sub 1 en 2 voor toewijzing in aanmerking komen." Lees hier het vonnis.

- Rechtbank 's-Gravenhage 5 januari 2007, KG ZA 06-1417, Stichting Brein tegen KPN Telecom

De voorzieningenrechter gebiedt KPN aan Stichting Brein te verstrekken de NAW-gegevens van de abonnee van Stichting Brein die via de Direct-ADSL-aansluiting van KPN de website www.dutchtorrent.org op het internet plaatste en gebiedt KPN de toegang tot het internet van de abonnee van KPN, die via de Direct-ADSL-aansluiting van KPN de website www.dutchtorrent.org op het internet plaatste, af te sluiten indien mocht blijken dat genoemde abonnee via die / een
internetaansluiting van KPN opnieuw de website www.dutchtorrent.org op het internet plaatst.
Lees hier het vonnis.

IEF 3195

Gestanste spijkerknoopjes (Hoger Beroep)

th.bmpGerechtshof Amsterdam, 4 januari 2007, LJN: AZ5613. Tommy Hilfiger Licensing, Inc tegen Basilicum B.V.& Mills Brothers B.V. (The Sting). (Eveneens met dank aan Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen).  

Werk, merken, modellen en spijkerbroeken. De bekendheid van het merk leidt tot een zorgvuldiger afweging bij het goed geïnformeerde koperspubliek. Het Hof deelt de mening van de Rechtbank Amsterdam (lees dat vonnis hier) dat de litigieuze spijkerbroeken onvoldoende overeenstemmen. 

Het Hof stelt dat er geen auteursrecht rust op Hilfigers GAGE-broek en somt daarbij zelf de basiskenmerken van een spijkerbroek op: “Ten aanzien van de hiervoor geformuleerde vraag geldt allereerst dat een spijkerbroek een algemeen gangbaar kledingstuk is dat al jarenlang het straatbeeld bepaalt met, al naar gelang de mode van het moment, bepaalde karakteristieken. Voorts leent een spijkerbroek zich in het bijzonder voor intensief gebruik hetgeen meebrengt dat een aantal elementen, zoals dubbele stiksels op de gulp en in het kruis, alsmede de plaatselijke verdikking van het stiksel op de gulp functioneel zijn bepaald en in (vrijwel) alle spijkerbroeken voorkomen.


De hiervoor opgesomde elementen (de vormgeving van de gulp; de vormgeving van het kruis; het stiksel aan de voor/zijkant van de broek op heuphoogte; de vormgeving van de broekzakken en het kleingeldzakje aan de voorzijde van de GAGE broek; de vormgeving van de achterzakken en de dubbele stiksellijn in het midden daarvan; de vorm van de hogere tailleband aan de achterzijde van de broek; het bleekleren label op de achterzijde van de broek – IEF) die volgens Tommy Hilfiger tezamen het eigen, oorspronkelijk karakter aan de GAGE spijkerbroek geven leveren niet een kenmerkende en/of opvallend creatieve combinatie op, zodat de spijkerbroek naar het voorlopig oordeel van het hof niet is aan te merken als een werk dat oorspronkelijk is en het persoonlijk stempel van de maker draagt.”


Van (onrechtmatige) nabootsing is ook geen sprake. The Sting heeft met de met de Hallinger spijkerbroek voldoende afstand genomen van de GAGE spijkerbroek. De totaalindrukken verschillen. “Het mag zo zijn dat eerder naar de overeenkomsten tussen beide broeken dan naar de verschillen moet worden gekeken, het zijn evenwel met name elementen van de Hallinger spijkerbroek als de drie parallelle stiksels aan de binnenzijde van de pijpen, de ‘washing’ aan de onderzijde van de pijpen, de drie parallelle stiksels met daarin een ‘H’ op de achterzakken en de riemlussen aan de achterzijde in de vorm van een H, die niet voorkomen in de GAGE spijkerbroek en die meebrengen dat de totaalindruk van de Hallinger spijker-broek afwijkt van die van de GAGE spijkerbroek.”


Het beroep op modellenrecht wordt afgewezen, omdat het de broek, om de eerder genoemde redenen, niet nieuw is en geen eigen karakter bezit.


Ook van merkinbreuk is geen sprake. De door The Sting gebruikt tekens - Hallinger, al dan niet in combinatie met een kapitale H, Hallinger Denim en HLGR leiden niet tot verwarring. Met betrekking het teken HLGR merkt het hof nog op dat “het voorshands niet aannemelijk acht geworden dat het in aanmerking komende publiek kan menen dat van dit teken voorziene kledingstukken van Tommy Hilfiger afkomstig zijn; indien van de door Tommy Hilfiger gebruikte merken de klinkers worden weggelaten verkrijgt men andere combinaties van medeklinkers.”


Opmerkelijk is wellicht het oordeel van het hof over de bescherming van bekende kledingmerken: “Dat zich niet licht gevaar van verwarring met dit teken, noch met de andere door The Sting gebruikte tekens zal voordoen geldt te meer nu algemeen bekend is dat kopers van kledingstukken die ‘gevoelig’ zijn voor merknamen, in het algemeen meer dan gemiddeld geïnformeerd zijn over de gebruikte tekens van de diverse merken, met name die van de bekendere merken (zoals bij Tommy Hilfiger het bekende smalle rood-wit embleempje). De consumenten die hiervoor niet, althans minder, gevoelig zijn zullen zich bij de aanschaf van een spijkerbroek eerder laten leiden door het model, de (kleur van) stof, de op het moment van aankoop in de mode zijnde kenmerken, alsmede de prijs.”


De gebruikte tekens stemmen bovendien niet op verwarringwekkende wijze overeen en het hof volgt daarin de motivering van de voorzieningenrechter, net als bij het afwijzen van het beroep op art. 2.20 lid 1 sub c BVIE.


De incidentele grief van The Sting dat het Amsterdamse Hof niet bevoegd is faalt. De Voorzieningenrechter in Den Haag is slechts bij uitsluiting bevoegd om (voorlopige en beschermende) maatregelen te bevelen indien het gaat om maatregelen die van kracht zijn op het grondgebied van elke Lid-Staat. Hieraan doet het bepaalde in art. 3 van de Uitvoeringswet E.G. Verordening inzake het Gemeenschapsmerk, waarop The Sting zich beroept, niet af, nu, indien laatstgenoemd artikel al in strijd mocht zijn met art. 99 lid 1, respectievelijk 2, van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk, die Verordening rechtstreekse werking heeft en daarmee strijdige nationale wetgeving buiten toepassing moet blijven.


Lees het arrest hier.

IEF 3021

Tussen kinderkapperstoel en absolute nieuwheid

Conclusie AG 4 februari 2005, IEF 3021; ECLI:NL:PHR:2005:AS5249  Verkade in de zaak Keizers Bouwmaterialen en Sanitair B.V. tegen Van den Berg Afvoerputten B.V.

De nieuwheidseis in het modellenrecht, tussen ‘kinderkapperstoel’ en absolute nieuwheid: volgens A-G Verkade geen ‘acte clair’.

Op 4 februari 2005 nam A-G Verkade een conclusie in het cassatieberoep tegen het Easydrain-arrest van Hof Arnhem 4 november 2003 (IER 2004, 31; p. 155, BIE 2004, nr. 95, p. 571 BMM Bulletin 2004, 206-208). Daarna werd de zaak geschikt, waardoor de conclusie lang niet in de openbaarheid kwam. Inmiddels kwam de conclusie, met dank aan de betrokken advocaten, wel beschikbaar. De conclusie heeft voor een belangrijk deel betrekking op kwesties van (on)mogelijkheid van richtlijnconforme interpretatie (vóór 1 december 2003) en op specifieke motiveringsgebreken, die voor de rechtspraktijk inmiddels, na de implementatie van de Modellen-richtlijn, minder van belang zijn.

Van bijzonder belang voor modellenrechtspraktijk is evenwel hetgeen de A-G overweegt ten aanzien de nieuwe nieuwheidseis in het (Europese) modellenrecht, te weten dat niet duidelijk is of nu nog steeds de kinderkapperstoel-leer (min of meer) geldt of dat nu sprake is van een (min of meer) absolute nieuwheid. Er is volgens A-G Verkade géén sprake van een ‘acte clair’. Dit belangrijk, omdat er dus alle aanleiding bestaat om zo snel mogelijk vragen van uitleg over deze kwestie aan het HvJ EG te stellen.

In ov. 5.18 concludeert de A-G na een uitgebreide beschouwing:

“Van de juistheid van het in nr. 5.12 weergegeven standpunt van de Benelux-regeringen in hun Gemeenschappelijk Commentaar bij de BTMW 2003 [te weten dat de kinderkapperstoel-leer de facto overeind blijft, red.], en daarmee van een Europeesrechtelijke ‘acte clair’ in die zin, kan m.i. niet worden uitgegaan. Daarvoor is enerzijds dat Gemeenschappelijk Commentaar te apodictisch, en anderzijds de literatuur in andere zin, of in twijfelende zin, voldoende serieus.
Omgekeerd kan een volgens de opvattingen van sommige auteurs aperte onjuistheid van het standpunt van de Benelux-regeringen in hun Gemeenschappelijk Commentaar bij de BTMW 2003, evenmin als een ‘acte clair’ gelden. Ik herinner daartoe aan de beschouwingen van Massa, Vanderbeeken en Strowel, en van Quaedvlieg. De Europese waarheid zou wel eens in het midden kunnen liggen”.

Vervolgens concludeert de A-G (in ov. 5.19) “dat het onderwerp kwalificeert voor prejudiciële vragen van uitleg van de Modellenrichtlijn” (zij het zijns inziens, om andere cassatie-technische redenen, niet in deze zaak).

De relevante passage in de conclusie van de A-G is ov. 5.9 t/m 5.19.

Lees de volledige conclusie hier.

IEF 2990

Watermanagement

putjes.gifRechtbank ’s-Gravenhage,  29 november 2006, KG ZA 06-918. Easy Sanitary Solutions B.V. c.s. tegen ADW Technische Groothandel B.V. c.s.

Modellenrecht en auteursrecht met betrekking tot douchegoten. Goot is onderdeel van een samengesteld voortbrengsel, alleen het rooster is zichtbaar.

ESS brengt sinds het najaar van 2002 langwerpige roestvrijstalen douchegoten op de markt onder de naam Easydrain. De auteursrechten met betrekking tot de Easydrain liggen bij ESS. Daarnaast is het model van de Easydrain ingeschreven bij het internationale bureau van de WIPO voor de landen Benelux, Duitsland en Italië. Van den Berg is de licentienemer op de rechten met betrekking tot de Easydrain.

In maart 2005 constateerde ESS dat ADW douchegoten op de markt brengt die gelijkenis vertonen met de Easydrain. Bovendien zou ADW hierbij ook nog een “installatieadvies” toevoegen die zou zijn ontleend aan het “installatieadvies” van ESS. Korver is de leverancier van de douchegoten van ADW.

Eiseressen stellen dat gedaagden inbreuk op de modelrechten en auteursrechten van eiseressen plegen.

De Voorzieningenrechter verklaart eiseressen niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens ADW, aangezien – nu ADW niet is verschenen – niet gesteld of gebleken is dat eiseressen ADW deugdelijk hebben opgeroepen. Voorts neemt de Voorzieningenrechter bevoegdheid aan op grond van artikel 4.6 BVIE. 

Korver bestrijdt de geldigheid van het modelrecht van ESS. De Voorzieningenrechter is echter van mening dat Korver tegenover de betwisting van de datering van de prior art onvoldoende heeft gesteld. Het kort geding zou zich bovendien ook niet lenen voor bewijslevering op dit punt. Het “nieuwheidsbezwaar” van Korver wordt dan ook verworpen.

De Voorzieningenrechter herinnert partijen aan artikel 3.4 BVIE, waarin is bepaald dat de beschermingsomvang van een model dat is toegepast op een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, is beperkt tot datgene wat zichtbaar blijft van het onderdeel na een normaal gebruikelijke verwerking. In het geval van de Easydrain is dat alleen het rooster.

De Voorzieningenrechter merkt ook op dat uit het model zoals gedeponeerd niet blijkt welk materiaal is gebruikt en dat daarom het materiaal niet in de beoordeling wordt betrokken. Voorts leidt de Voorzieningenrechter uit de producties af dat de langwerpige vorm is gekozen als oplossing voor twee samenhangende technische problemen. Deze vorm is aldus uitsluitend oor de technische functie bepaald en verdient derhalve geen modelrechtelijke bescherming (zie artikel 3.1 BVIE).

Hetzelfde geldt voor de openingen in het rooster. Aldus resteert enkel het patroon van de openingen van de Easydrain. De Voorzieningenrechter is echter voorshands van oordeel dat de (ronde) openingen in het rooster van de douchegoot van Korver zodanig verschillend zijn van de (langwerpige) sleuven van de Easydrain dat daardoor bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wordt gewekt (zie artikel 3.16 lid 1 BVIE). Overigens neemt de Voorzieningenrechter naar voorlopig oordeel wel aan dat het model enig eigen karakter bezit.

Ten aanzien van het auteursrecht geldt ook dat geëcarteerd dient te worden van datgene dat noodzakelijk is voor het verkrijgen ban een technisch effect. Kortom, alleen het patroon van het rooster kan aldus in aanmerking worden genomen. De Voorzieningenrechter is echter voorshands van mening dat in het rooster geen eigen oorspronkelijk karakter en/of persoonlijk stempel van de maker kenbaar zijn. Wat betreft de inbreuk op het installatieadvies heeft ESS volgens de Voorzieningenrechter onvoldoende gesteld.

De vorderingen van eiseressen worden afgewezen. Er volgt geen veroordeling in de redelijke en evenredige proceskosten in de zin van de Handhavingsrichtlijn, aangezien beide partijen niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan de Voorzieningenrechter en aan de wederpartij een gespecificeerde opgave van de gevorderde proceskosten, waaronder ook de verschotten, hebben toegezonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 2979

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Rotterdam, 21 november 2006,  Zaaknummer: 686369. Stichting Nederlands Fotomuseum tegen Uitgeverij 010.

”De conclusie is dat 010 een beroep toekomt op het citaatrecht en zij daarom geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht, zodat de daarop gegronde vordering van NFM zal worden afgewezen. (…) In de genoemde voorbeelden, maar ook bij de andere foto’s, verwijzen de teksten naar de gefotografeerde gebouwen, zijn de teksten dicht in de buurt van de bladzijden met de foto’s afgedrukt en beschrijven de teksten de gebouwen zeer uitvoerig, zodat er geen sprake is van een wanverhouding in grootte of opmaak. De foto’s maken de bespreking van de gebouwen beeldend. De plaatsing van de foto’s is gezien de context gerechtvaardigd om de lezer van de tekst een indruk te geven van de beschreven architectuur, omdat zij de tekst ondersteunen. Mogelijk zou in een aantal gevallen ook een nieuwe foto hebben kunnen worden geplaatst, maar het tijdsbeeld, zoals dat tot uitdrukking komt in de gebruikte foto’s, vormt een wezenlijk onderdeel van het proefschrift, wat expliciet blijkt uit de tekst. De foto’s zijn dan ook ondergeschikt aan de tekst en vormen daarmee een geheel. Daaraan doet niet af dat de teksten gaan over de gefotografeerde onderwerpen en niet over de foto’s zelf. Dat de foto’s een eigen artistieke kwaliteit hebben staat niet in de weg aan een geslaagd beroep op het citaatrecht. Dat van het proefschrift mogelijk een meer dan gebruikelijk aantal exemplaren is gedrukt doet hieraan niet af en brengt niet mee dat er daardoor sprake is van exploitatie van de foto’s.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’S-Gravenhage, 29 november 2006, HA ZA 05-1547. Sichting De Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.

Niet in geschil is dat Imation facturen die Stichting de Thuiskopie vanaf juli 2004 heeft verzonden terzake van door Imation verschuldigde thuiskopievergoedingen, onbetaald heeft gelaten (…) Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit deze besluiten niet voort dat Imation met terugwerkende kracht aanspraak kan maken op een korting op de thuiskopievergoeding (…) Het feit dat Stichting de Thuiskopie het op zich heeft genomen informatie over de thuiskopievergoeding te verstrekken, brengt mee dat Stichting de Thuiskopie ervoor zorg dient te dragen dat die informatie juist en volledig is. Van Stichting de Thuiskopie mag op dit punt bovendien extra zorgvuldigheid worden geëist. (…) De door Stichting de Thuiskopie verstrekte informatie voldoet niet aan de hierboven genoemde eisen. (…) moet worden geconcludeerd dat Stichting de Thuiskopie in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid die contractspartijen jegens elkaar in acht dienen te nemen, althans met de maatschappelijke zorgvuldigheid. (…) veroordeelt Imation om aan Stichting de Thuiskopie te betalen een bedrag van EUR 747.141,73 (…) veroordeelt Stichting de Thuiskopie om aan Imation te betalen een bedrag van EUR 839.895,83.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 oktober 2006 (bij vervroeging). Octrooizaken 236552 / HA ZA 05-436 en 259702 / HA ZA 06-542. Bluewater Energy Services B.V. Single Buoy Moorings Inc. c.s. en vice versa.

“ De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 6 juli 2004  geoordeeld dat op het octrooi geen inbreuk wordt gemaakt door Bluewater c.s., welk oordeel is bevestigd door het hof alhier op 18 mei 2006 (arrest hier).  SBM c.s. vorderen een verbod tot verdere inbreuk op het octrooi. Bluewater c.s. voeren verweer. (…) Uit het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat conclusie 1 van het octrooi niet nieuw is in verband met EP 072 en zodoende nietig is te achten. Niet gesteld is dat het octrooi gedeeltelijk in stand zou moeten blijven, noch is anderszins gebleken hoe en op welke wijze dit zou moeten gebeuren, indachtig ook de criteria die daarvoor in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. Het octrooi moet derhalve integraal worden vernietigd en het daarop gebaseerde inbreukverbod dient te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier. 

- Rechtbank ’s-Gravenhage,  29 november 2006, KG ZA 06-918. Easy Sanitary Solutions B.V. c.s. tegen Adw Technische Groothandel B.V. c.s.

“De modelrechtelijke conclusie blijft dan ook dat de douchegoot van Korver met een patroon van ronde openingen een andere algemene indruk maakt dan de Easydrain, zoals gedeponeerd, met een patroon van sleufvormige openingen. De douchegoot van Korver maakt daarom geen inbreuk op het model van de Easydrain. (…) Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen dient in het rooster een eigen oorspronkelijke karakter en/of persoonlijk stempel herkenbaar te zijn. Naar voorlopig oordeel is hiervan geen sprake. Een rooster met een patroon van sleuven is niet als oorspronkelijk aan te merken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2878

De volgende figuren spreken voor zich

ttg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 november 2006, KG ZA 06819. TomTom International B.V. tegen Garmin Corporation c.s (Met aanvankelijke dank aan Annemarie Kwaspen van Lovells Advocaten, inmiddels ook verspreid door de Rechtbank Den Haag).

Haags Gemeenschapsmodellenrecht. Kort recht toe recht aan vonnis, met veel plaatjes en een nieuw record proceskostenveroordeling.

TomTom is niet gecharmeerd van de G-300 en G500 navigatieapparaten die Garmin op de markt brengt, omdat deze inbreuk zouden maken op haar EU-modelrecht op de TomTomGo. Na een uitvoerige vergelijking van de apparaten van Garmin en het model van TomTom oordeelt de rechter dat Garmin geen inbreuk maakt. Daarbij trekt de rechter het zich niet aan dat journalisten en analisten een andere mening zijn toegedaan.

“In dit kader verdient opmerking dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat een deel van de overeenkomst in het vooraanzicht te wijten is aan de technische maatregel om een aanraakscherm te gebruiken, waardoor een  knoppenbank aan de zijkant die bij de voorbekende modellen nog in zwang was, niet langer noodzakelijk werd. Zo was het logisch om het lcd-scherm in het vooraanzichtsymmetrisch te plaatsen. Daaraan doet onvoldoende af dat er reeds een model op de markt was met een aanraakscherm, te weten de Streetpilot 2610 van Garmin zelf, die echter nog steeds was voorzien van knopjes aan de zijkant van het scherm. Garmin heeft overtuigend toegelicht dat deze knopjes werden gehandhaafd voor de bediening door motorrijders met handschoenen aan, terwijl deze eis voor deonderhavige modellen was losgelaten. Evenmin is onderscheidend te achten de keuze voor een interne antenne, die immers evenzeer technisch van aard is.

Het feit dat sommige journalisten en analisten in een aantal publicaties hebben aangegeven dat de modellen van Garmin namaak of een kopie zouden zijn van de TomTom GO, voor zover al relevant, maakt dit oordeel niet anders. Ten eerste is immers geenszins zeker dat dit communis opinio zou zijn. Enig nader bewijs in de vorm van een ter zake dienend marktonderzoek ontbreekt, terwijl voor verder onderzoek in het kader van dit kort geding geen plaats is. Ten tweede zullen deze schrijvers niet bekend zijn geweest met het voorshands aannemelijke feit dat enige overeenstemming in het vooraanzicht vooral gebaseerd is op het gebruik van een aanraakscherm in de TomTom GO waarmee de tot dan toe gebruikelijke knoppenbank aan de zijkant (bij reguliere toepassing in auto’s) overbodig was geworden. Volgens dezelfde analyse is er evenmin sprake van inbreuk op het nietingeschreven modelrecht betreffende de TomTom GO.”

De rechter wijst de gevorderde en niet betwiste proceskosten ad € 37.000 (richtlijnconform) volledig toe.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 2877

Een originele freestechniek

frdo.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Middelburg, 8 maart 2006, LJN: AZ1169. Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V

Auteursrecht en Zeeuws Gemeenschapsmodellenrecht. Vandaag gepubliceerd meubelvonnis van begin maart (hopelijk doet het voorbeeld navolgen en zetten ook andere rechtbanken en hoven nog niet gepubliceerde IE-uitspraken alsnog op rechtspraak.nl).

Mintjens is producent van een meubellijn met  de naam ‘Frodo’(afbeelding). Naast twee tafels heeft Mintjens een dressoirkast en een vitrinekast in elk twee uitvoeringen per 3 juni 2004 als gemeenschapsmodel laten inschrijven.

VDV voert een meubellijn onder de naam ‘Freedom/Fortuna’ waarvan een dressoirkast en een vitrinekast deel uitmaken. Deurwaarder J.H.L. God heeft vastgesteld dat zich een dressoirkast en een vitrinekast uit deze meubellijn in een winkelpand van GB Meubelen BV te Tilburg bevonden. Volgens Mintjens maken de meubelen van de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn inbreuk op haar auteurs- en modelrechten.

“Tussen partijen is niet in discussie dat in de meubelbranche al enkele jaren meubelen worden ontworpen die hetzelfde strakke, rechthoekige en robuuste uiterlijk hebben met vierkante poten, kaderdeuren en brede zijwanden. Deze elementen komen voor in zowel de ‘Frodo’ meubellijn als de getoonde meubelen van de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn. (…) De meubelen van beide meubellijnen zijn daarmee (tevens) onderdeel van een bepaalde stijl of trend, die zich blijkens de door VDV overgelegde producties, al geruime tijd vóór het ontwerp van de ‘Frodo’ meubellijn heeft ingezet.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan van de meubelen van VDV, zoals dat blijkt uit de door Mintjens overgelegde producties, niet worden gezegd dat deze zijn te beschouwen als een nabootsing of verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet dan wel als gebruik van het model waarvoor de inschrijving als gemeenschapsmodel is verkregen.

Bezien tegen de achtergrond van de eerder genoemde heersende trend in de meubelbranche is de totaalindruk van de meubelen uit de ‘Frodo’ meubellijn, die als stijlvol en sierlijk gekarakteriseerd kan worden, in meer dan slechts ondergeschikte mate afwijkend van de totaalindruk van de getoonde meubelen uit de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn, die overwegend een plompe en massieve indruk maken. Juist de elementen die binnen de trend aan de meubelen uit de ‘Frodo’ meubellijn het eigen karakter geven en bepalend zijn voor de totaalindruk ervan (het effect van het ‘zwevende’ bovenblad en de uitgefreesde hoeken die doorlopen in het bovenblad) ontbreken bij de getoonde meubelen van VDV.

De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 2876

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 november 2006, KG ZA 06819. TomTom International B.V. tegen Garmin Corporation c.s. (Met dank aan Annemarie Kwaspen, Lovells).

Gemeenschapsmodellenrecht. TomTom stelt dat concurrent Garmin inbreuk maakt op haar als ingeschreven model voor  “draagbare elektronische navigatie-inrichtingen” (afbeeldingen in het vonnis). De vordering wordt afgewezen. Proceskostenveroordeling van E. 37.248,00.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht hier.