Octrooirecht  

IEF 7309

Nog onduidelijk, gelet op de korte bestaansduur

Kamervragen nr. 511,  met antwoord,  2e Kamer. Vragen van het lid De Nerée tot Babberich (CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over de octrooibox. (Ingezonden 8 oktober 2008); Antwoord.

"1-Kent u het bericht «Fiscale stimulans voor innovatie mislukt»?

2-Is het waar dat de belangstelling voorde octrooibox tegenvalt? Is dit met name het geval bij kleinere en buitenlandse ondernemingen? Zo ja,kunt u verklaren waarom dit het geval is en wat u daaraan gaat doen?

3-Welke invloed hebben gunstige regelingen uit het buitenland? Kunt u aangeven hoe een en ander aldaar is geregeld en of dit naar uw meningaanleiding geeft tot aanpassing van de Nederlandse octrooibox?"

Lees de antwoorden hier.

IEF 7308

Volgens de nieuwe rijkshuisstijl

De internetsite met het digitale archief van het Bijblad is weer benaderbaar. U vindt het archief op www.bijblad.nl of via de speciale link ("Direct naar") op de website van Octrooicentrum Nederland (www.octrooicentrum.nl). 

Sinds 24 september 2008 heeft Octrooicentrum Nederland als eerste rijksorganisatie een website die gebruik maakt van Open Source-software. De site is geheel ingericht volgens de nieuwe rijkshuisstijl. De afgelopen periode zijn we druk bezig geweest ook de site van het Bijblad in een Open Source-omgeving te plaatsen. We hopen dat het tijdelijk niet beschikbaar zijn van de site voor u niet tot al te veel ongemakken heeft geleid.

Zoals bekend is het digitale archief uitsluitend toegankelijk voor u als abonnee van het Bijblad, via een inlognaam en wachtwoord. Het wachtwoord is persoonlijk en geheim, ook voor ons. Met de overgang naar het nieuwe systeem kunt u helaas geen gebruik meer maken van het oude wachtwoord.

Uw bestaande inlognaam, zijnde het door u opgegeven e-mailadres, is nog wel geldig.De eerste keer dat u inlogt volgt u de procedure "wachtwoord vergeten?". Nadat u uw e-mailadres heeft ingevuld en verzonden, ontvangt u binnen een minuut een bevestigingstoken op uw e-mailadres. Tegelijkertijd krijgt u een scherm waar u dit token kunt invullen. Als laatste stap verschijnt een scherm waarin u een nieuw wachtwoord kunt aanmaken.

Mocht u problemen ondervinden bij het inloggen, of vragen, opmerkingen of suggesties hebben over de website van OCNL in het algemeen en die van het Bijblad in het bijzonder, kunt u deze kenbaar maken via onze publieksvoorlichting. Publieksvoorlichting is bereikbaar via de link "Contact", rechtsboven op de website.

IEF 7297

Zoals zouten en esters

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 12 november 2008, AWB 07/3560 OCT95, Yeda Research and Development Ltd. tegen Octrooicentrum Nederland.

Octrooirecht. Bestuursrecht. Eiser maakt bezwaar tegen toegekend ABC en vraagt een ruimere productomschrijving. Het beroep wordt afgewezen. Geen uitzondering op de regel dat het begrip product restrictief moet worden uitgelegd. Beroep op HvJ EG in Farmitalia slaagt niet. In casu kan niet als vanzelfsprekend worden aangenomen dat de therapeutische werking gelijk blijft.

“In geschil is de omschrijving van het product waarvoor het ABC is verleend. Verweerder heeft eiseres een ABC verleend voor het product adalimumab. Eiseres wil -kort gezegd- een ruimere productomschrijving. Het ABC zou ook verleend moeten worden voor aan adalimumab therapeutisch gelijkwaardige stoffen.”

“6. Zoals de rechtbank in eerdere uitspraken (zie www.rechtspraak.nl LJN:BD6680 en LJN:BD9851) heeft overwogen, is, ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Verordening en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, de omschrijving van de werkzame stof van het geneesmiddel in de handelsvergunning bepalend voor de vraag wat als product in de zin van de Verordening moet worden beschouwd. Dit is ook in overeenstemming met artikel 4 van de Verordening, waarin is bepaald dat de door het ABC verleende bescherming zich alleen uitstrekt tot het product waarvoor de handelsvergunning is afgegeven. 

In de door eiseres ingeroepen handelsvergunning is in het hoofdstuk Samenvatting van de productkenmerken onder het kopje kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling, als werkzame stof aangeduid: adalimumab. Tussen partijen staat vast dat adalimumab als werkzame stof in de handelsvergunning is opgenomen. 

Uit het vorenstaande volgt dat verweerder adalimumab terecht heeft aangemerkt als het product waarvoor het gevraagde ABC kon worden verleend.

Het betoog van eiseres dat op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 september 1999, zaak C-392/97 (Farmitalia), aanleiding bestaat af te wijken van de strikte productomschrijving in de handelsvergunning, slaagt niet. In dit arrest heeft het Hof, bij wijze van uitzondering op de regel dat het begrip product restrictief moet worden uitgelegd, bepaald dat een ABC ook bescherming biedt voor specifieke afgeleiden van de werkzame stof, zoals zouten en esters. Niet in geschil was dat deze afgeleiden geen verandering brachten in de therapeutische werking van de stof. De therapeutische gelijkwaardigheid werd door het Hof als uitgangspunt genomen. Adalimumab is een humaan monoclonaal antilichaam, een eiwitmolecule bestaande uit een specifieke reeks van aminozuren. Een belangrijk verschil met een zout of een ester is dat bij een verandering in de reeks aminozuren, dus bij wijziging van het monoclonaal antilichaam, niet als vanzelfsprekend kan worden aangenomen dat de therapeutische werking gelijk blijft. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verweerder dat de complexiteit van biologische moleculen dermate groot is dat een kleine verandering in de reeks aminozuren kan leiden tot een andere structuur en daarmee tot een andere werking. Dat wellicht in bepaalde specifieke omstandigheden wel een therapeutische gelijkwaardigheid kan worden aangenomen, zoals professor H. Schellekens stelt, doet daar niet aan af.

Hiermee is sprake van een wezenlijk andere situatie dan in de zaak Farmitalia aan de orde was zodat een vergelijking daarmee niet opgaat. Dit betekent dat verweerder ook hierom terecht geen aanleiding heeft gezien om bij de productomschrijving van het ABC af te wijken van de omschrijving van de werkzame stof in de handelsvergunning. Voor een verruiming van de productomschrijving adalimumab bestaat geen aanleiding.”

Lees de uitsprak hier.

IEF 7287

Welke ruimte biedt het huidige octrooirecht voor morele afwegingen?

Rapport Ministerie van Economische Zaken: Dode letter of levende materie? Openbare orde en goede zeden in het octrooirecht voor biotechnologische uitvindingen.

Rapport over de rol van ethische aspecten bij octrooiering van biotechnologische uitvindingen. Daarbij wordt getracht een antwoord te geven op de volgende vragen:

1. Welke ruimte biedt het huidige octrooirecht voor morele afwegingen?
2. Is die ruimte voldoende?
3. Is het octrooirecht bruikbaar om (moreel) ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan?
4. Zijn er gronden om de Europese Commissie te verzoeken met voorstellen te komen om Richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen aan te passen i.v.m. ethische aspecten, in het bijzonder naar aanleiding van ingediende moties met betrekking tot octrooien op humane genen?

“Tenslotte zij benadrukt dat het tegengaan van onwenselijke ontwikkelingen veel beter geregeld kan worden via specifieke wetgeving dan via wijziging van het octrooirecht. Dat vereist heldere politieke keuzes over wat wel en niet toelaatbaar wordt geacht. Het octrooirecht is daarvoor geen geschikt middel, want het grijpt te laat aan in het traject van ontwikkeling en toepassing.

De onwenselijke geachte uitvinding is dan immers al gedaan en kan, mits er geen wettelijke beletselen zijn, worden toegepast zonder een ervoor verleend octrooirecht. Bovendien is geheimhouding een aantrekkelijk (goedkoop en langdurig) beschermingsalternatief indien het octrooirecht geen bescherming kan of mag bieden. Geheimhouding bemoeilijkt publieke controle en discussie over de wenselijkheid van bepaalde ontwikkelingen en hun mogelijke toepassingen. Geheimhouding bevordert ook de kans dat investeringen worden gedaan waarvan de uitkomst al bekend had kunnen zijn via octrooipublicaties. Ten slotte zijn dwanglicenties in het algemeen belang natuurlijk niet mogelijk voor uitvindingen die geheim worden gehouden omdat ze niet geoctrooieerd kunnen worden, wegens het niet voldoen aan de vereisten voor octrooi.”

Lees het rapport hier.

IEF 7273

De doorontwikkelde pootmachine

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 oktober 2008, HA RK 08-631, ISA Groep Machinebouw B.V. & Hecam Engineering B.V. c.s. tegen Roboplug B.V. c.s.

Octrooirecht. Beschikking aangaande verzoek voorlopig deskundigenonderzoek. EP eiser m.b.t. een 'inrichting voor het plaatsen van plantenmateriaal op of in een bed'. Gestelde inbreuk door eiser middels de ROBOplug pootmachine. Verzoek wordt toegewezen (geen discretionaire bevoegdheid rechter), met andere eisen aangaande de vertrouwelijkheid van het deskundigenrapport.

Voorlopig deskundigenbericht: 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de rechter ter zake van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het verzoek moeten worden toegewezen. Dit is alleen anders indien zich feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.

4.2. Voor zover B c.s. heeft willen betogen dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht niet ter zake dienend is, omdat de ROBOplug pootmachine niet onder de beschermingsomvang van de onder rechtsoverweging 2.1. en 2.2. genoemde octrooien valt, oordeelt de rechtbank dat een voorlopig deskundigenbericht mede er toe strekt om zekerheid te verkrijgen omtrent de voor het geschil tussen partijen relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te entameren. ISO Groep c.s. heeft ter zitting aangegeven dat zij het voorlopige deskundigenbericht wenst om haar proceskansen in een inbreukprocedure en/of een procedure wegens wanprestatie jegens B nader tegen het licht te kunnen houden. Daar komt nog bij dat de rechtbank niet zonder deskundige voorlichting zal kunnen beoordelen of sprake is van inbreuk en/of wanprestatie. Het thans verzochte voorlopige deskundigenbericht kan daaraan een bijdrage leveren. Het verzoek moet derhalve als ter zake dienend worden beschouwd.

4.3. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in strijd is met de goede procesorde, dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid dan wel dat er sprake is van zwaarwichtige redenen, zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Voor zover B zou bedoelen dat een zwaarwegende reden zou zijn gelegen in zijn wens de verdere technische ontwikkeling van de ROBOplug pootmachine vertrouwelijk te houden, zal de rechtbank daaraan tegemoet komen door de hierna onder het kopje ‘Vertrouwelijkheid’ te treffen regeling.

Vertrouwelijkheid: 4.6. De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat de ROBOplug pootmachine een doorontwikkelde pootmachine met vertrouwelijke kenmerken is en ziet bijgevolg voldoende aanleiding te bepalen dat het deskundigenonderzoek door de deskundige zelfstandig zal worden verricht, dat verzoeksters, noch vertegenwoordigers van verzoeksters bij het deskundigenonderzoek tegenwoordig mogen zijn en dat de deskundige zijn voorlopig rapport uiterlijk vrijdag 19 december 2008 in handen van uitsluitend B zal stellen.

4.7. De rechtbank zal B in de gelegenheid stellen om, met tussenkomst van een advocaat, de rechtbank te verzoeken het rapport of delen daarvan, uitsluitend op de gemotiveerde grond dat door publicatie zonder meer onnodig vertrouwelijke gegevens worden geopenbaard, aan verzoeksters te onthouden. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7261

In re Bilski

Ferry van LooijengoedFerry van Looijengoed (De Vries & Metman): In re Bilski: de “machine-or-transformation” test.

“Binnen een week nadat de President van het Europees Octrooibureau (EOB) een aantal vragen over de octrooieerbaarheid van computerprogramma’s heeft neergelegd bij de Grote Kamer van Beroep van het EOB (IEF 7203), heeft het Court of Appeal of the Federal Circuit (CAFC) in Amerika zich op 30 oktober in de zaak In re Bilski en banc meer in het algemeen uitgesproken over octrooieerbare materie. De uitspraak heeft in het bijzonder betrekking op de vraag aan welke eisen een werkwijze moet voldoen om onderwerp van octrooi te kunnen zijn.

(…) In het voorliggende geval gaat het om de vraag wanneer een uitvinding een “process” betreft in de zin van § 101. Het CAFC analyseert daartoe de jurisprudentie van het Hooggerechtshof over deze vraag en komt tot de conclusie dat uit deze jurisprudentie duidelijk wordt dat bovengenoemde fundamentele beginselen niet octrooieerbaar worden geacht omdat anders alle toepassingen van een dergelijk fundamenteel beginsel door een octrooihouder zouden worden gemonopoliseerd.

Hoewel dit dus de essentie is voor het uitsluiten van bepaalde materie, erkent het CAFC dat het in de praktijk lastig is om te bepalen of in een octrooiaanvrage wordt gepoogd om een fundamenteel beginsel te beschermen waardoor alle mogelijke toepassingen dreigen te worden gemonopoliseerd. Uit de jurisprudentie van het Hooggerechtshof kan echter, aldus het CAFC, ook een praktisch toepasbare test worden herleid om te bepalen of een werkwijze waarvoor octrooi is aangevraagd zodanig is gedefinieerd dat er geen fundamenteel beginsel wordt geoctrooieerd.”

Lees het voleldige artikel hier.

IEF 7221

Dutch court overturns German court ruling

Nederlands nieuws via Minneapolis: “AGA Medical will appeal Dutch court’s ruling. A Dutch court ruled against AGA Medical Holdings Wednesday, finding that a competitor’s products do not infringe on the company’s patents. But AGA said Thursday it would appeal the decision.

AGA Medical, a Plymouth-based maker of devices for structural heart defects, sued Occlutech, a manufacturer of heart occlusion devices headquartered in Jena, Germany, for patent infringement in August 2006. The company claimed that Occlutech had infringed on one of its European patents for manufacturing intravascular occlusion devices.

A German court ruled in July 2007 that Occlutech had infringed on AGA Medical’s patents, but the patent court in The Hague, Netherlands, overturned that ruling.

Lees hier meer (Minneapolis / St. Paul Business Journal). Vonnis Rb Den Haag:  IEF 7214.  'Overturned' Duits vonnis hier. (LG Düsseldorf > 2007 > rolnr. 4b O 297/06 - Intravaskuläre Okklusionsvorrichtung).  
 

 

IEF 7217

Speech 2: De noodzaak van een octrooisysteem

Speech van Charlie McCreevy (Europese Commissie): The need of a patent system for Europe. Eurochambers - "European Parliament of Enterprises", Brussel, 14 October 2008.
 
“The Community Patent and SME policy are two of the issues you will vote on today:  On patents, without a Community patent, European businesses face higher costs to protect new innovations in their home market than the US or Japan. We urgently need a patent system which will allow European companies reap the benefits of their investments in research and development. (…) I assure you that the messages you deliver will be heard by policy makers here in Brussels.
 
Lees de hele speech hier.

IEF 7216

Speech 1: What we need is a specialist patent jurisdiction

Charlie McCreevyCharlie McCreevy (Europese Commissie): Protecting innovation in Europe. Conference on Industrial Property Rights, Straatsburg, 16 October 2008.
 
"We need to put an end to the fragmentation of the market in patents and reduce unnecessary costs and red tape. I strongly believe we can only do this by creating a Community patent for the Single Market.
 
What we also need is a specialist patent jurisdiction that will provide for trans-national or EU-wide decisions. With this, we can do away with cumbersome and costly litigation where the same patent is argued over in the national courts of our different Member States. This doesn't just cause headaches for Small and Medium size Enterprises, a recent multi-forum case involved the technology the European Central Bank uses to make our Euro banknotes! The German and Dutch courts upheld the patent owned by Document Security Systems, but the British and French tribunals revoked it – and we still don't know the results in other countries yet. So, we could say Europe's current patent litigation systems have put a cash crisis of another variety on the ECB's plate!
 
Lees de hele speech hier.

IEF 7215

Voortbrengselconclusies en werkwijzeconclusies

Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 oktober 2008,  HA ZA 08-752, Clyde Bergemann GmbH tegen X.

Woensdag octrooidag. Octrooirecht. EP ‘stoomgeneratorsysteem en werkwijze voor de afvoer van as’. Eiser vordert vernietiging van het Octrooi, omdat tijdens de verlening ongeoorloofde uitbreiding van materie heeft plaatsgevonden, omdat het octrooi niet nieuw en niet-inventief is en ziet de vordering gedeeltelijk toegewezen. Alle voortbrengselconclusies blijven in stand, alle werkwijzeconclusies van het Octrooi worden vernietigd.

Ongeoorloofde uitbreiding: “4.2 De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Hoewel Bergemann worden nagegeven dat de letterlijke tekst van bedoeld deelkenmerk niet vinden in de ingediende conclusies en/of beschrijving, leidt dat onder de omstandigheden niet tot het oordeel dat sprake is van toegevoegde materie van artikel 75 lid 1 onder c ROW 1995. Naar het oordeel van de rechtbank gemiddelde vakman, die de ter inzage gelegde octrooiaanvrage zou hebben geraadpleegd, uit de toenmalige conclusies, beschrijving en tekeningen redelijkerwijs hebben moeten concluderen dat de luchtstroom door de onderkant van de ketel ingevoerd. (…)”

Nieuwheid: “4.5 De rechtbank stelt voorop dat het er bij de beoordeling van de nieuwheidschadelijkheid van de Brochure om gaat vast te stellen wat de gemiddelde vakman ten tijde van de indiening van de octrooiaanvrage redelijkerwijs uit de Brochure zou hebben begrepen en of dat de vakman in staat zou hebben gesteld de uitvinding toe te passen. Daarbij moet – naast de inhoud van de Brochure zelf – mede in aanmerking worden genomen de normale vakkennis van de gemiddelde vakman. Anders dan Bergemann - overigens zonder nadere motivering - stelt (pleitnota § 2.8), kan WO 231 naar het oordeel van de rechtbank niet worden gerekend tot de algemene vakkennis die de gemiddelde vakman geacht moet worden werkelijk tot zijn beschikking te hebben gehad ten tijde van de octrooiaanvrage. Naar het oordeel van de rechtbank betreft hetgeen in WO 231 is geopenbaard gespecialiseerde, niet algemeen gangbare vakkennis die buiten beschouwing dient te blijven. Ware dat anders, dan zou dat feitelijk ook neerkomen op het combineren van twee afzonderlijke documenten, waarvan ook Bergemann erkent dat dit bij de beoordeling van de nieuwheidschadelijkheid van een voorpublicatie niet is toegestaan.

4.7 Tijdens het pleidooi heeft Bergemann gesteld dat de Brief en Brochure tezamen als één enkel document dienen te worden beschouwd, waarbij de Brief kan dienen tot uitleg van de Brochure. De rechtbank overweegt daaromtrent dat, zelfs als dat al zou zijn toegelaten, hetgeen X heeft betwist, zulks Bergemann niet zou baten.

 (…) 4.17 De slotsom luidt dat alle kenmerken van conclusies 10, 11, 12, 14 en 15 direct en ondubbelzinnig zijn geopenbaard in de Brochure, zodat deze conclusies wegens gebrek aan nieuwheid nietig zullen worden verklaard. De overige conclusies 1 tot en met 9, alsmede conclusie 13 zijn ten opzichte van de Brochure nieuw te achten, zodat niet tot nietigverklaring van deze conclusies wegens gebrek aan nieuwheid kan worden gekomen.”

Conclusies gedeeltelijk niet-inventief: “4.20 (…) Naar het oordeel van de rechtbank is de leer uit het arrest Spiro/Flamco sinds de inwerkingtreding van het Europees Octrooiverdrag 2000 niet langer van toepassing op Europese octrooien. Ter beoordeling ligt derhalve voor de vraag of de door X voorgestelde wijziging van conclusie 10 voldoet aan de eisen die voor ieder octrooi gelden, zoals die met betrekking tot inventiviteit.

(…) 4.23 Aldus zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat toepassing van meer luchtopeningen inventief zou zijn ten opzichte van de stand van de techniek zoals geopenbaard in de Brochure. Om die reden kan de door X voorgestelde aanpassing van conclusie 10 niet leiden tot een ander oordeel omtrent de geldigheid van die conclusie. De gewijzigde conclusie 10 is nietig wegens gebrek aan inventiviteit.

(…) 4.24 Bergemann heeft ten aanzien van conclusie 13 nog naar voren gebracht dat in het octrooischrift geen enkele aanwijzing is te vinden dat een aangejaagd koelsysteem iets anders zou zijn dan de door de onderdruk aangezogen lucht en dat het verder voor de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis voor de hand ligt dat de as tot beneden het smeltpunt moet worden afgekoeld – dat wil zeggen in een vaste toestand moeten worden gebracht – alvorens deze aan de vergruizer toe te kunnen voeren. X heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Aldus kan ook conclusie 13 niet in stand blijven wegens gebrek aan inventiviteit.

(…) 4.27 Aangezien JP 319 mede betrekking heeft op de afvoer van as uit een verbrandingsketel, zal de gemiddelde vakman die een oplossing zoekt voor het hiervoor geformuleerde objectieve probleem, van JP 319 kennis nemen. JP 319 leert hem dat hij bij de afvoer van de as gebruik kan maken van een vergruizer en een tweede transportband voor afvoer ervan. Anders dan Bergemann heeft gesteld, zal JP 319 de gemiddelde vakman evenwel niet zonder inventieve denkarbeid brengen tot de uitvinding volgens het Octrooi.

(…) 4.31 Eerst bij pleidooi heeft Bergemann aan haar nietigheidsvordering een nieuwe grondslag toegevoegd, te weten dat het Octrooi niet inventief zou zijn in het licht van de Brochure in combinatie met WO 231. De rechtbank is met X van oordeel dat dit argument, als in strijd met de goede procesorde in een octrooiprocedure volgens het verkorte regime, buiten beschouwing dient te blijven. Niet valt in te zien waarom Bergemann niet veel eerder, zo nodig bij akte buiten de rol om, kenbaar had kunnen maken dat en onder aanvoering van inhoudelijke argumenten op grond waarvan, zij zich ook op deze aanvullende rechtsgrond wenste te beroepen. Nu zij dat evenwel heeft nagelaten, heeft X er geen rekening mee hoeven houden dat Bergemann eerst ter zitting met dit niet-inventiviteitsargument zou komen en heeft zij onvoldoende gelegenheid gehad zich op dit verweer voor te bereiden. Anders dan Bergemann stelt maakt het enkele feit dat de stukken waarop Bergemann zich in dat verband wenste te beroepen reeds onderdeel uitmaakten van het geding, dat niet anders. Zo is bijvoorbeeld discussie mogelijk over de niet onbelangrijke vraag welk document bij die inventiviteitsaanval zou moeten worden aangemerkt als meest nabije stand van de techniek en hoe het objectieve probleem dan zou luiden. Op deze vragen heeft X zich niet kunnen en hoeven voorbereiden.   

4.32 Bergemann heeft verder aangevoerd dat het niet-inventiviteitsargument gebaseerd op een combinatie van de Brochure en WO 231 als impliciet subsidiair standpunt besloten ligt in de dagvaarding omdat iedereen weet dat je bij een aanval op de nieuwheid je maar op één document mag beroepen. De rechtbank passeert die stelling omdat Bergemann, inderdaad in weerwil van vaste jurisprudentie op dit punt, expliciet heeft gesteld dat de Brochure in samenhang met EP 967 dient te worden gelezen als één enkele publicatie (dagvaarding, pagina 12, voorlaatste alinea, nader uitgewerkt met verwijzingen naar WO 231 in de tabel in paragraaf 5.5).

4.33 De stelling van Bergemann ten slotte dat het niet-inventiviteitsargument op grond van de combinatie van de Brochure met WO 231 reeds vervat is in haar dagvaarding en in de beoordeling zou moeten worden betrokken op grond van artikel 25 Rv (aanvulling van rechtsgronden) wordt verworpen. Een voldoende feitelijke onderbouwing voor dat niet-inventiviteitsargument ontbreekt in de dagvaarding. Daarbij wijst de rechtbank erop dat Bergemann in de dagvaarding uitsluitend WO 231 heeft genoemd als meest nabije stand van de techniek, terwijl zij bij het nietinventiviteitsargument op grond van de combinatie van de Brochure met WO 231 bij pleidooi heeft aangevoerd dat de Brochure heeft te gelden als meest nabije stand van de techniek.”

Proceskosten: (…)  “5.1 Nu enerzijds alle voortbrengselconclusies in stand zullen blijven, maar anderzijds alle werkwijzeconclusies van het Octrooi zullen worden vernietigd, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij zijn eigen kosten dient te dragen.”  voortbrengselconclusies en  werkwijzeconclusies.

Lees het arrest hier.