Octrooirecht  

IEF 7795

Desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zuuradditiezout

Octrooicentrum Nederland, 26 maart 2009, beschikking op verzoek- en bezwaarschrift (artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht) van Synthon B.V. met betrekking tot aanvullend beschermingscertificaat 300107 van Merz & Co GmbH & Co.

Aanvullend beschermingscertificaat. Verordening 1768/92/EEG betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen. Verzoek – en bezwaarschrift van Synthon. Synthon stelt dat Octrooicentrum Nederland (“OCN”) 1) dient vast te stellen dat aanvullend beschermingscertificaat 300107 (het “ABC”) van Merz ten onrechte is verleend, 2) dat het OCN het ABC als vervallen dient te beschouwen dan wel dient in te trekken, 3) dient te bepalen dat het ABC een looptijd heeft van nihil en 4) Merz dient te veroordelen in de kosten van de procedure. OCN verklaart zich niet-ontvankelijkheid OCN in het bezwaar van Synthon en niet bevoegd om vast te stellen dat het ABC ten onrechte is verleend. Het OCN acht zich evenmin bevoegd om vast te stellen dat het ABC als vervallen dient te worden beschouwd, dan wel dient te worden ingetrokken. Op grond van een algemeen beginsel van bestuursrecht heeft het OCN i.c. wel een algemene bevoegdheid om de duur van het certificaat te corrigeren.

Het verzoek- en bezwaarschrift van Synthon richt zich tegen ABC 3001070 dat op 12 december 2002 aan Merz is verleend voor het product “Memantine, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zuuradditiezout, in het bijzonder hydrochloride” op basis van het Europese octrooi 0 392 059.

Ontvankelijkheid in het bezwaar

Het OCN is van oordeel dat het bezwaar van Synthon tegen de verlening van het ABC niet ontvankelijk moet worden verklaard. Op grond van artikel 17 van Verordening 1768/92/EEG staan tegen het besluiten van de nationale octrooiverlenende instantie tot verlening van aanvullende beschermingscertificaten dezelfde rechtsmiddelen open als die waarin de nationale wetgeving tegen soortgelijke besluiten op het gebied van het nationale octrooien voorziet. Aangezien het ABC is verleend onder de Rijksoctrooiwet 1995 was volgens het OCN bezwaar onder de Algemene wet bestuurswet tegen de beslissing tot verlening van het ABC (op 12 december 2002) slechts mogelijk binnen 6 weken daarna (artikel 6:7 Awb). Het bezwaarschrift is echter pas op 8 augustus 2008 en heeft de bezwaartermijn van 6 weken derhalve ruimschoots overtreden.

Bevoegdheid OCN

Volgens het ONC ontbreekt iedere wettelijke grondslag voor OCN om te beslissen op het verzoek van Synthon tot vaststelling dat het ABC ten onrechte is verleend. Het OCN wijst op artikel 18 van Verordening 1768/92 dat bepaalt dat “[N]iettegenstaande de procedurebepalingen die uit hoofde van nationale wetgeving op het desbetreffende basisoctrooi van toepassing zijn kan tegen een afgegeven certificaat geen oppositieprocedure ingesteld worden”. Het OCN merkt op dat het Synthon krachtens artikel 15 van de Verordening vrijstaat een verzoek tot nietigverklaring van het ABC in te dienen bij de Rechtbank ’s-Gravenhage en daarmee nog steeds en rechtsmiddel tot haar beschikking heeft.

Het OCN acht zich evenmin bevoegd te beslissen over het verval van het ABC. Artikel 14 van Verordening bevat een viertal gronden voor het verval van een aanvullend beschermingscertificaat. In tegenstelling tot hetgeen Synthon meent, acht het OCN zich niet bevoegd om op andere gronden dan die genoemd in artikel 14 van de Verordening te beslissen over het verval van het certificaat. Aangezien het verzoek Synthon is gebaseerd op onjuiste gegevensverschaffing bij de aanvraag tot verlening van het ABC, en deze grond in artikel 14 niet wordt genoemd als grond voor verval, verklaart het OCN zich niet bevoegd om te beslissen over het verzoek tot vervallenverklaring van het ABC.

Het OCN acht zich ook niet bevoegd om te beslissen over het verzoek van Synthon om Merz in de kosten van de procedure te veroordelen “nu er geen wettelijke basis voor het toekennen van het gevraagde bestaat”.

Het OCN acht zich wél bevoegd te beslissen op het verzoek van Synthon om de duur van het ABC te corrigeren. Ofschoon deze bevoegdheid zijn basis niet vindt in artikel 17 lid 2 van Verordening 1610/96/EEG, zoals Synthon heeft gesteld, verwijst OCN naar haar eerdere beslissing  (B.I.E. 2003-36, 28 oktober 2002) waarin is beslist “dat een bestuursorgaan op grond van een algemeen beginsel van bestuursrecht wel een algemene bevoegdheid heeft om de duur van een certificaat te corrigeren, indien het bestuursorgaan bij het toekennen van die duur afhankelijk was van door de aanvraagster verstrekte gegevens en die gegevens later onjuist blijken te zijn geweest.”

Het OCN wijst vervolgens het verzoek van Synthon tot het corrigeren van de duur van het ABC áf. Op grond van het verzoek van Synthon zou de beschermingsduur van het ABC tot nihil beperkt moeten worden, omdat de berekening van de duur van het ABC op grond van artikel 13 van Verordening 1768/92 ten onrechte gebaseerd zou zijn op Europese vergunningen met nrs. EU/1/02/219/001 van 15 mei 2002 als de eerste vergunningen voor het in de handel brengen van het geneesmiddel in de Gemeenschap. Volgens Synthon had het OCN uit moeten gaan van de datum van toelating van een geneesmiddel met de handelsnaam Akatinol of Akatinol Memantine in Duitsland zoals dat vóór 1976 krachtens het Arzneimittelgezets 1961 in de handel mocht worden gebracht, c.q. de aansluitende Duitse vergunning uit 1978 krachtens artikel 105 van het Arzneimittelgezets 1976, dan wel de Luxemburgse vergunning voor het geneesmiddel Akatinol uit 1983. Volgens Synthon is voor de berekening van de duur van het certificaat op grond van artikel 13 van de Verordening niet vereist dat de eerste vergunning voor het in handel brengen van het geneesmiddel in de Gemeenschap (i.e. de basis van de duurberekening van een aanvullend beschermingscertificaat) een vergunning overeenkomst Richtlijn 65/65/EEG moet zijn.

Na uitgebreide overwegingen over de uitleg van artikel 13 van Verordening 1768/92 in het licht van strekking en doel van de Verordening concludeert het OCN: “Uit deze overwegingen uit de considerans blijkt dat de wetgever van de Verordening met de Verordening heeft willen voorzien in een systeem van uniforme compensatie voor de periode die verloren gaat door het verplichte onderzoek naar de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel. In deze context zou bij de berekening van de duur volgens artikel 13 dan ook moeten worden uitgegaan van een eerste vergunning afgegeven na controle naar de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel. En dus zijn naar de mening van het Octrooicentrum Nederland in het onderhavige geval de Duitse en Luxemburgse vergunningen niet relevant omdat deze niet na een dergelijk onderzoek zijn afgegeven.”

Na het lezen van de beschikking blijft de prangende vraag aan (de advocaten van) Synthon waarom  de geldigheid van het basisoctrooi van Merz niet is aangevochten als vóór de aanvraagdatum van EP 0 392 059 in Duitsland en Luxemburg al handelsvergunningen zijn verleend voor het op de markt brengen van geneesmiddelen die door het basisoctrooi zijn beschermd.

Lees de beschikking hier.

IEF 7794

Een op voorhand voorzienbaar kansloze procedure

Rechtbank Zwolle, 6 april 2009, LJN: BH9376, “in de zaak van [A] tegen [B] (partijen zullen hierna [C] en [D] genoemd worden)”

1019h Proceskostenveroordeling. Veroordeling in de werkelijke advocaatkosten in plaats van op basis van het liquidatietarief, in verband met onredelijk procesgedrag.

Zaak over het achterhouden van spuitgietmatrijs, bestemd om plastic schijfjes te maken voor het (dwars)fluitkopsysteem. Inhoudelijke komen de begrippen IE en octrooi pas in de overweging m.b.t. de proceskostenveroordeling ter sprake “Er bestaat om deze reden en mede gelet op het feit dat de onderhavige vordering van C. een reactie is op de civielrechtelijke handhaving van D. jegens C. van haar rechten van intellectuele eigendom (octrooirechten), naar billijkheid aanleiding om C. te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten”

4.6.  [C] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [D] heeft in dat verband verzocht om een vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte advocaatkosten in verband met deze procedure.
In het licht van de voornoemde vonnissen en beschikkingen, valt niet in te zien waarom [C] de onderhavige op voorhand voorzienbaar kansloze procedure is begonnen.
Nu bovendien door of namens hem voorafgaand aan de uitgebrachte dagvaarding niet is geprobeerd om in overleg met (de advocaat van) [D] de aanschafkosten van de spuitgietmatrijs te verrekenen met de door hem aan [D] te betalen schade wegens het achterhouden van de spuitgietmatrijs, dient het er voor te worden gehouden dat hij [D] met deze procedure inderdaad bewust op advocaatkosten heeft willen jagen, hetgeen aan te merken valt als onredelijk procesgedrag. Er bestaat om deze reden en mede gelet op het feit dat de onderhavige vordering van [C] een reactie is op de civielrechtelijke handhaving van [D] jegens [C] van haar rechten van intellectuele eigendom (octrooirechten), naar billijkheid aanleiding om [C] te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die [D] in verband met deze procedure heeft gemaakt.

4.7  [D] zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte een gespecificeerde opgave te doen van de advocaatkosten die zij in verband met de onderhavige procedure heeft gemaakt. [C] zal tenslotte in de gelegenheid worden gesteld om zich bij antwoordakte over de kostenspecificatie van [D] uit te laten.

Lees het vonnis hier.

IEF 7758

Het modelleren van struik- of boomgewas

Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 maart 2009, KG ZA 09-102, Vastgoedmaatschappij Gebr. Ezendam B.V. tegen Lommers-Van Eijken Tuinbouwmachines B.V.

Octrooirecht. Kort geding. Octrooi-inbreuk op een Europees octrooi voor een snijkooieenheid geschikt voor het modelleren van struik- of boomgewas. Nietigheidsverweer van Lommers verworpen. Inbreuk aangenomen. Grensoverschrijdend inbreukverbod – ondanks het nietigheidsverweer van Lommers – plus alle nevenvorderingen (behalve afgifte en vernietiging) toegewezen. 1019h proceskosten: €25.461,98.

Ezendam is een bedrijf dat zich richt op onder meer de productie en verkoop van machines voor de land-, tuin- en bosbouw. Ezendam is houdster van een Europees octrooi voor een snijkooieenheid geschikt voor het modelleren van struik- of boomgewas.

Lommers is een onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen, produceren en in de handel brengen van tuinbouwmachines. Zij brengt een snoei-inrichting op de markt waarvan Ezendam stelt dat dit octrooi-inbreuk oplevert. Ezendam vordert uitvoerbaar bij voorraad – kort samengevat – een inbreukverbod voor Nederland en Duitsland, opgave van gegevens, een recall, afgifte en vernietiging, alles op straffe van een dwangsom.

Lommers voert verweer. Zij stelt geen inbreuk te maken omdat de door haar vervaardigde inrichting niet voldoet aan alle kenmerken van de conclusies van het octrooi. Daarnaast voert zij aan dat het octrooi nietig is vanwege gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit.

De Voorzieningenrechter gaat aan de geldigheidsaanval van Lommers voorbij. Geen van de door Lommers aangevoerde geldigheidsbezwaren kan de conclusie rechtvaardigen dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans is dat het octrooi in een bodemprocedure vernietigd zal worden.

Ook de inbreukverweren van Lommers worden verworpen. De voorzieningenrechter stelt voorshands vast dat de inrichting van Lommers voldoet aan alle kenmerken van conclusie 2 en derhlave inbreuk maakt op het octrooi. Of Lommers eveneens direct of indirect inbreuk maakt op een van de andere conclusies behoeft geen bespreking, nu de vorderingen reeds toewijsbaar zijn op grond van conclusie 2 en niet gesteld of gebleken is dat Ezendam enig belang heeft bij afzonderlijke vaststelling van directe of indirecte inbreuk op een van de andere conclusies.

Het gevorderde inbreukverbod komt voor toewijzing in aanmerking. Lommers heeft bestreden dat de voorzieningenrechter bevoegd zou zijn over het voor Duitsland gevorderde verbod te oordelen. De voorzieningenrechter verwerpt dat verweer. Lommers is een Nederlandse gedaagde en zij heeft niet bestreden dat zij de inbreukmakende inrichting ook in Duitsland aanbiedt. Het door Lommers aangehaalde arrest GAT/LuK (Hof van Justitie EG van 13 juli 2006) staat niet aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter krachtens artikel 2 EEX Verordening in de weg. De stelling dat de nietigheidsverweren ook zien op het Duitse deel van het octrooi maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter geeft immers slechts een voorlopig oordeel in de vorm van een inschatting van de kansen van de gevoerde nietigheidsverweren, waaraan artikel 22 lid 4 EEX niet in de weg staat. (zie ook voorzieningenrechter rechtbank ’s-Gravenhage, 21 september 2006 (Bettacare/H3).

Ook de overige nevenvordering (behalve afgifte en vernietiging) worden toegewezen. De toegewezen proceskosten bedragen €25.461,98.

Lees het vonnis hier.

IEF 7735

Voor het opheffen van uw decolleté

BraGel NuBraRechtbank ’s-Gravenhage, 25 maart 2009, HA ZA 08-254, Bragel International Inc. tegen Blokker B.V. (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird)

Octrooirecht. Eerst even voor jezelf lezen. Octrooi-inbreuk op een Europees octrooi voor een rugloos borstvormsysteem zonder bandjes dat in plaats van een BH te dragen is. Nietigheidsverweer van Blokker verworpen. Inbreuk aangenomen. Inbreukverbod plus alle nevenvorderingen (behalve recall) toegewezen. 1019h proceskosten: €26.820,10.

5.32. Blokker heeft de gestelde inbreuk betwist met geldigheidsargumenten welke geletop het voorgaande niet slagen. Voorts heeft zij gesteld geen inbreuk te maken omdat de doorhaar aangeboden Natuurlijke BeHa niet per definitie bedoeld is "om te dragen in plaats vaneen traditionele BH". Volgens Blokker zegt [het] niets dat over de Natuurlijke BeHa geen gewoneBH wordt gedragen, dat is in ieder geval wel degelijk mogelijk.

5.33. De rechtbank onderkent dat over de Natuurlijke BeHa van Blokker een andere BHkan worden gedragen. Dat neemt niet weg dat Blokker de Natuurlijke BeHa aanbiedt tervervanging van een gewone BH. De rechtbank verwijst hier naar de hieronder afgebeeldebinnenzijde van de verpakking waarin Blokker de Natuurlijke BeHa aanbiedt

5.34. De aanprijzing welke is vermeld op de hierboven afgebeelde binnenzijde van deverpakking luidt:

o Zonder schouderbandjes
o Zelfklevend en zelfsteunend
o Gemaakt van speciaal ontwikkelde siliconengel dat voelt en beweegt
als echte borsten
o Volkomen onzichtbaar en zo comfortabel doordat er geen beha
bandjes aan zitten. (. .. )
o-Met voorsluiting voor het opheffen van uw decolleté
o Creëer verschillende maten en hoogten van de decolleté door de
cups dicht of ver uit elkaar te zetten
o Wasbaar en herbruikbaar
o Makkelijk te gebruiken en te reinigen
o Dé veilige, natuurlijke en goedkope manier voor perfecte borsten
(beter dan opgevulde- of push-up beha's).

Deze aanprijzingen maken duidelijk hoe het systeem van de Natuurlijke Beha werkt en datdeze kennelijk is bedoeld om te worden toegepast zonder gebruikmaking van een traditionelebeha. Hieruit, alsmede uit het ter zitting getoonde producf blijkt dat de Natuurlijke Behavan Blokker voldoet aan alle kenmerken van conclusie 1 en daarop derhalve inbreuk maakt.

5.35. Het inbreukverbod kan worden toegewezen voor zover het ziet op Nederland. AangezienBlokker de geldigheid van het octrooi heeft betwist kan een grensoverschrijdendverbod niet worden gegeven.

Lees het vonnis hier.

IEF 7733

EU: reating a Unified Patent Litigation System (UPLS)

Persbericht Commissie EU: “Patents: Commission sets out next steps for creation of unified patent litigation system The European Commission has adopted a Recommendation to the Council that would provide the Commission with negotiating directives for the conclusion of an agreement creating a Unified Patent Litigation System (UPLS). The UPLS would increase legal certainty, reduce costs and improve access to patent litigation for businesses, in particular SMEs. The court structure to be established in the framework of the UPLS would have jurisdiction both for existing European patents and for future Community patents. This constitutes a further significant step in the pursuit of the EU's patent reform agenda.”

Lees het persbericht hier.

IEF 7704

Tot veiligstelling van bewijs

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 maart 2009, HD 200.012.193, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Arrest in zaak over het inzagerecht in in beslaggenomen documenten met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (zie Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, IEF 6522). Artikel 1019b, alleen veiligstelling bewijs, geen inzage.

4.3.3. Weliswaar is juist dat het bewijsbeslag in het leven is geroepen om de IE-rechthebbende te voorzien van materiaal om zijn inbreukvordering te onderbouwen, maar - zoals het hof in r.o. 4.3.2 a1 overwoog - dat rechtvaardigt niet de conclusie dat een bewijsbeslag inzagerecht met zich mee brengt. Vooropgesteld moet worden - zoals ook de voorzieningenrechter heeft gedaan - dat de Richtlijn en de daarop gebaseerde Nederlandse wetgeving autonoom dienen te worden uitgelegd, en wel aan de hand van de inhoud van de Richtlijnen van die wetgeving. Zoals hiervoor is overwogen is daarin onderscheiden tussen veiligstelling van en inzage in bewijsmateriaal. Dat onderscheid heeft niet tot gevolg dat de minimum waarborg die de communautaire wetgever aan de IE-rechthebbende heeft willen geven niet wordt gehaald. Ook volgens de Nederlandse wetgeving kan de IE-rechthebbende immers op vrij eenvoudige wijze bewerkstelligen dat hij inzage verkrijgt in het inbeslaggenomen materiaal. Dat hij daartoe de weg van artikel l019a Rv. jo. artikel 843a Rv, dient te bewandelen betekent niet dat zijn inzagerecht onaanvaardbaar wordt beperkt.

4.3.5. (…) Voor de (impliciete) stelling van Abbott dat de wetgever heeft bedoeld dat de beslaglegger dan via de weg van artikel 15 lid 4 Gerechtsdeurwaarderswet de beschikking krijgt over de gedetailleerde beschrijving is naar het oordeel van het hof geen steun te vinden in de wet noch in de parlementaire geschiedenis daarvan.

(…) 4.4.1. . In dit hoger beroep heeft Abbott als meer subsidiair verweer in conventie tevens meer subsidiaire grondslag voor haar reconventionele vorderingen een beroep gedaan op artikel 1019a jo. artikel 843a Rv.(…)

4.4.3. Gelijk de voorzieningenrechter heeft overwogen vindt de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage slechts bij de bodemrechter kan worden gedaan geen steun in het recht. Mits aan de overige voorwaarden - waaronder het hebben van een rechtmatig belang en het bestaan van een rechtsbetrekking - is voldaan is denkbaar dat in spoedeisende zaken de vordering in kort geding wordt gedaan.(…)

4.4.4. Abbott heeft inmiddels ook in de versnelde bodemprocedure op de voet van de artikelen 1019a jo 843a Rv. en bij wijze van incident inzage gevorderd. In die procedure heeft de Rechtbank 's-Gravenhage in een rolbeslissing van 26 november 2008 beslist dat zij tegelijk met het eindvonnis op dit incident zal beslissen [zie: Rechtbank ’s-Gravenhage,  11 maart 2009, IEF 7665]. Partijen verwachten dit vonnis in maart 2009. Het oordeel van de bodemrechter omtrent de inzagevordering (en tegelijkertijd omtrent de inbreukvordering in de hoofdzaak) is in tijd dus vrijwel gelijk te verwachten met het oordeel van het hof in het onderhavige kort geding. Daarom heeft Abbott geen spoedeisend belang bij haar vordering in dit kort geding.

1019h proceskosten: €19.388.

Lees het arrest hier.

IEF 7702

Een zogenaamde combinatie-uitvinding

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 2009, HA ZA 08-1136 en HA ZA 08-1039, Selo B.V., Freshsupport Packing B.V. & Coöperatieve Zuivelonderneming Cono B.a.  tegen PFM S.P.A. Packaging Machinery c.s  resp. PFM S.P.A. tegen Freshsupport PAcking B.V.

Gevoegde zaken Selo c.s. (Selo, Freshsupport en Cono) tegen PFM.

Gevoegde octrooizaken met betrekking tot verpakkingen. Vernietiging van een octrooi zoals dat gold vóór en na gedeeltelijke afstand. Door de  terugwerkende kracht van de vernietiging kunnen derden belang hebben bij vernietiging van een octrooi waarvan de reikwijdte is beperkt door gedeeltelijke afstand, in de vorm zoals het octrooi in het verleden heeft bestaan. Niet is in te zien dat artikel 75 ROW1995 zich beperkt tot het octrooi zoals dit geldt na de gedeeltelijke afstand. Het door PFM gevorderde verbod op octrooi-inbreuk is beperkt tot Nederland.

De gevorderde verklaring voor recht tot niet-inbreuk voor zover die ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland spruit dus niet voort uit het rechtsfeit waarop de vordering van PFM is gegrond. De rechtbank is in zoverre onbevoegd. Proceskostenveroordeling ook voor wat betreft de niet toegewezen reconventionele vordering van de wederpartij, omdat de voorwaardelijke vordering in reconventie tot vernietiging van het Octrooi onder de gegeven omstandigheden als een redelijke vorm van verdediging moet worden aangemerkt.

Freshsupport is een Nederlands verpakkingsbedrijf voor onder meer door Cono geproduceerde Beemster kaas. Daarbij maakt Freshsupport gebruik van door Selo geleverde machines. Bij deze machines die werken volgens de ‘flow-pack’ methode wordt een rol met folie afgewikkeld, waarbij de folie om het te verpakken product wordt gevouwen en vervolgens wordt dichtgelast. In de verpakkingsindustrie worden dergelijke machines algemeen gebruikt.

PFM is houdster van EP 995 695 (hierna: ‘EP 695’ of ‘het Octrooi’). Het Octrooi heeft betrekking op een zak voor de verpakking van levensmiddelen vervaardigd van een afpelbare folie en een werkwijze voor de productie daarvan. PFM heeft Freshsupport en Cono in juni 2006 aangeschreven wegens gestelde inbreuk op het Octrooi, waarop de raadsman van Freshsupport heeft gereageerd door -onder verwijzing naar prior art-  te stellen dat het Octrooi nietig was.

Op 19 juni 2007 heeft PFM middels een akte gedeeltelijk afstand gedaan van het Nederlandse deel van het Octrooi door de conclusies te beperken, onder meer door toevoeging van de maatregel ‘dat de genoemde koppelings en sluitmiddelen vervaardigd zijn van een plaketiket’ aan conclusie 1.

In twee later gevoegde parallelle zaken voeren Selo c.s. aan dat het Octrooi (ook na gedeeltelijke afstand) nietig is, dat zij geen inbreuk maken en dat PFM onrechtmatig handelt door zich op een Octrooi te beroepen terwijl zij wist (wat blijkt uit de gedeeltelijke afstand) dat het in rechte geen stand zou houden. PFM voert aan dat de voor Cono geproduceerde verpakking inbreuk maakt op het Octrooi zoals dat luidt na afstand resp. de door het Octrooi beschermde werkwijze wordt toegepast.

Nietigheid: Ter zitting heeft PFM erkend dat conclusie 1 van het Octrooi voor afstand nietig was omdat deze ‘te ruim’ was geformuleerd. Zij is tot dat inzicht gekomen na door Selo c.s. gewezen te zijn op bij PFM nog niet eerder bekende publicaties uit de stand van de techniek. Volgens PFM betreft het Octrooi na de Akte een zogenaamde combinatie-uitvinding. Naar het oordeel van de rechtbank, echter, kan in de toepassing van een plaketiket geen inventieve technische maatregel worden gezien. Het gebruik van een etiket als sluitmiddel van een zakje is met daarin levensmiddelen is algemeen bekend.

‘6.10 [...]de enkele toevoeging, aan een niet inventieve combinatie van maatregelen, van de op zichzelf bekende en algemeen toegepaste maatregel van het gebruik van een plaketiket om een zakje met daarin levensmiddelen dicht te plakken en tegelijkertijd informatie te verschaffen, niet kan maken dat de aldus ontstane combinatie van maatregelen wél inventief zou zijn.’

Toepassing van de problem solution benadering leidt niet tot een ander oordeel. Ook de overige voortbrengselconclusies zijn nietig, net als de werkwijzeconclusies:

‘6.17 [...]Niet valt daarom in te zien op grond waarvan het vervaardigen vaneen niet inventieve verpakking op een in de branche algemeen gebruikteverpakkingsmachine inventief zou kunnen worden geacht.’

Vernietiging Octrooi voor en na Afstand: De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het Octrooi in zijn geheel, zowel in de vorm zoals dat gold voor de Akte, als in de vorm zoals dat gold na de Akte.

‘6.23 [...]PFM heeft nog aangevoerd dat vernietiging van het octrooi zoals dit gold vóór de Akte niet mogelijk zou zijn omdat het octrooi in die vorm niet meer bestaat. Dit standpunt acht de rechtbank onjuist. Door de terugwerkende kracht van de vernietiging kunnen derden zoals Selo c.s. belang hebben bij vernietiging van een octrooi waarvan de reikwijdte is beperkt door gedeeltelijke afstand, in de vorm zoals het octrooi in het verleden heeft bestaan. De onderhavige afstand heeft namelijk geen werking voor het verleden [Noot1]. Niet is in te zien dat artikel 75 ROW1995 zich beperkt tot het octrooi zoals dit geldt na de gedeeltelijke afstand.

Noot1: ‘De akte van afstand is ingeschreven op 19 juni 2007, derhalve voor de inwerkingtreding (op 5 juni 2008) van de Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995 (Staatsblad 2007, nr 479). Ingevolge artikel I onder Q van die wet is artikel 63 ROW 1995 in die zin gewijzigd dat afstand – anders dan voordien het geval was – thans wel terugwerkende kracht heeft. Volgens artikel VII van die wijzigingswet blijft artikel 63 ROW 1995 zoals dat gold voor 5 juni 2008 van toepassing op een reeds voordien ingeschreven akte van afstand (eerbiedigende werking).’

Wapperverbod afgewezen. Ook vordering tot schadevergoeding (reputatieschade) wegens wapperen afgewezen: 

‘6.25 [...] Vast staat immers dat PFM juist naar aanleiding van de door Selo c.s. genoemde stand van de techniek haar Octrooi heeft beperkt. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat PFM ook nadien diende te beseffen dat er gerede kans was dat het Octrooi vernietigd zou worden.’

Eiswijziging in reconventie. Een voorwaarde verbinden aan een voorheen onvoorwaardelijke eis, leidt niet tot een vermeerdering van die eis.

Verklaring voor recht niet-inbreuk Nederland en buitenland: 

‘6.30 Anders dan in de procedure met rolnummer 08-1136 heeft Freshsupport in deze procedure de gevorderde verklaring voor recht niet beperkt tot Nederland. PFM heeft (incidenteel) de bevoegdheid van deze rechtbank bestreden de vordering te beoordelen voor zover deze ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland. Freshsupport baseert deze bevoegdheid ten onrechte op artikel 6 lid 3 van Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Het door PFM gevorderde verbod op octrooi-inbreuk is beperkt tot Nederland. De gevorderde verklaring voor recht voor zover die ziet op voorbehouden handelingen buiten Nederland spruit dus niet voort uit het rechtsfeit waarop de vordering van PFM is gegrond. De rechtbank is in zoverre onbevoegd.’

‘6.31 Voor zover de verklaring voor recht ziet op voorbehouden handelingen inNederland dient deze te worden afgewezen omdat niet is in te zien welk belangFreshsupport bij een dergelijke verklaring heeft nu het Nederlandse deel van hetOctrooi wordt vernietigd.’

Proceskosten: Veroordeling van PFM in de proceskosten, ook voor wat betreft de incidenten en de reconventie ‘omdat de voorwaardelijke vordering in reconventie tot vernietiging van het Octrooi onder de gegeven omstandigheden als een redelijke vorm van verdediging van Freshsupport moet worden aangemerkt (vergelijk H.R. 21 januari 1977, LJN AC5876.)’

Lees het vonnis hier.

IEF 7701

Actielijn 3: intellectueel eigendom

Kamerstukken 2008/09, 27406, nr. 141, Bijlage; Evaluatie Programma voor de Creatieve Industrie - 2009-03-13 (bijlage bij 27406, nr. 141) (Ministeries EZ  & OCW)

Actielijn 3: intellectueel eigendom: Deze actielijn is onderverdeeld in drie initiatieven: Creative Commons, auteurscontractenrecht en voorlichting verbeteren. (...) Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Creative Commons is een systeem van licenties, binnen het auteursrecht, waarbij rechthebbenden op eenvoudige en transparante wijze aangeven onder welke voorwaarden en tot op welke hoogte hun werk door anderen mag worden gebruikt. Creative Commons is succesvol verlopen. Het bereik onder de doelgroep is hoog te noemen. Binnen het initiatief is onder andere aandacht besteed aan voorlichting en het organiseren van bijeenkomsten. Concrete resultaten zijn het gebruik van licenties (eind 2007 meer dan 200.000 werken op internet), de totstandkoming van een pilot met Buma/Stemra op het gebied van collectief rechtenbeheer en vele bezoekers (200.000) aan de website.

Het initiatief om het auteurcontractenrecht te herzien start begin 2009. In juni 2008 heeft de minister van Justitie aan de kamer laten weten dat begin 2009 het wetsvoorstel zal worden ingediend omdat op het ogenblik thuiskopie, toezicht en geschillenbeslechting voorrang hebben. Hierbij zal ook eerst overleg plaatsvinden met de EU-Commissie over de (on)mogelijkheden om bij wet collectieve tariefafspraken te maken. Er is geen sprake van een juridisch vacuüm omdat de mogelijkheid bestaat om specifieke regelingen in een modelcontract op te nemen. Deze activiteiten voltrekken zich echter buiten de regie van het programma voor de creatieve industrie.

Syntens voert in samenwerking met het Octrooicentrum Nederland de volgende activiteiten uit binnen de voorlichtingsactiviteiten intellectueel eigendom:

- Intake en scan Octrooicentrum
- Jaarlijks vinden minstens 25 workshops plaats rond het thema IE
- Doorverwijzen naar adviesbureaus
- Roadshows langs vestigingen van Syntens

Over de mate van gebruik van advies en het bezoek aan activiteiten zijn geen precieze cijfers bekend. Het aantal Syntens adviseurs dat zich richt op de creatieve industrie is wel toegenomen.

Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Lees de evaluatie hier

IEF 7687

Tegengehouden

Kamerstukken II 2008/09,  vraagnr. 2009Z04247. Vragen van de leden Irrgang en Bashir (beiden SP) aan de staatssecretarissen van Economische Zaken en van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over medicijnen voor Afrika die worden tegengehouden. (Ingezonden 10 maart 2009)

"1.  Wat is uw reactie op het bericht «Weer partij medicijnen voor Afrika tegengehouden»?

2.  Kunt u aangeven of zowel wat betreft de Hiv-medicijnen als wat betreft de Losartan-zaak uitvoering wordt gegeven aan Nederlandse en/of Europese wetgeving en beleid? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, hoe kan het dan zijn dat inbeslagname van generieke medicijnen tweemaal in korte tijd plaats vindt?"

Lees alle vragen hier.

IEF 7665

Door het kronkelige bloedvatstelsel

Medrtronic Driver stentRechtbank ’s-Gravenhage,  11 maart 2009, HA ZA 08-2507, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V.

Octrooirecht. EP Abbott m.b.t. expandable stents. Uitleg octrooi conform EOV 2000. Door Abbott voorgestane uitleg is letterlijk wellicht wel mogelijk, maar komt de rechtbank octrooirechtelijk niet juist voor. Waar het om gaat is dat de gehele context van de beschrijving moet worden bezien. Geen equivalentie. Wapperverbod afgewezen. Incidentele vordering tot toegang tot bewijs wegens niet-inbreuk oordeel afgewezen. Onderscheid tussen de vraag of bewijsbeslagmaatregelen mogelijk zijn met betrekking tot inbreuk op IE-rechten in het buitenland enerzijds (Synthon/Astellas) en de vraag naar exhibitie van reeds conservatoir beslagen bewijs met betrekking tot inbreuk in het buitenland anderzijds.

Vertrouwensverklaring ex art. 29 lid 1 sub b Rv. door rechtbank opgelegd aan partijen, partij-deskundigen en raadslieden. Gedeeltelijke behandeling achter gesloten deuren.

1019h Proceskosten in conventie conform eerder gemaakte afspraak tussen partijen (EUR 50.000,-). De vraag in hoeverre tevens de kostenveroordeling betrokken moet worden bij schadevergoeding wegens tenuitvoerlegging eerder kort geding vonnis naar schadestaat verwezen. Geen separate opgave, onderbouwing en specificatie proceskosten in incident leidt ertoe dat deze worden begroot op nihil.


Abbott is houdster van Europees octrooi 1 068 842 (B2)  (hierna: het octrooi of EP
842), voor expandable stents. Medtronic heeft begin augustus 2008 oppositie ingesteld tegen het octrooi. Medtronic brengt onder meer in Nederland stents op de markt.

In juni 2008 heeft Abbott conservatoir bewijsbeslag gelegd en een gedetailleerde beschrijving laten opmaken ter zake van beweerdelijke inbreuk door Medtronic. Abbott is bij [later] vonnis verboden om ex artt. 843a jo. 1019a Rv. toegang tot dit aldus beslagen bewijs en deze beschrijving te (doen) krijgen. Bij vonnis van 28 augustus 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in een kort gedingprocedure Medtronic een octrooi-inbreukverbod opgelegd, daarbij overwegend dat het octrooi voorshands geldig werd geacht. Van beide vonnissen is hoger beroep aanhangig.

Abbott vordert nu in conventie onder meer een inbreukverbod op EP 842. Medtronic vordert in reconventie primair vernietiging van het octrooi, subsidiair een handhavingsverbod alsmede schadevergoeding en terugbetaling in verband met de tenuitvoerlegging van het eerder gewezen kort gedingvonnis. Abbott vordert in het incident afgifte van de gedetailleerde beschrijving met bijbehorende data en toegang tot het procesverbaal van bewijsbeslag met bijbehorende (kopieën van) documenten en elektronische data.

In conventie

Uitleg conform EOV 2000: De Rechtbank oordeelt allereerst omtrent de inbreuk. Daar is geen sprake van. De door Abbott voorgestane uitleg is aldus de rechtbank wellicht ‘letterlijk’ nog wel mogelijk, maar komt de rechtbank octrooirechtelijk niet juist voor. De rechtbank overweegt:

“4.2 Voor de inbreukvraag is onder meer van belang welke betekenis moet worden gehecht aan de kenmerken "spaced" uit kenmerk (v) en "interconnecting elements" uit kenmerk (vi) van de opdeling van de hoofdconclusie [...].”

“Uitgangspunt daarbij is dat de betekenis van deze kenmerkelementen uit de hoofdconclusie moet worden achterhaald door de conclusie te begrijpen in de context van de beschrijving en de tekeningen op de wijze zoals art. 69 EOV 2000 dat voorschrijft, waarbij het (nieuwe) Uitlegprotocol van art. 69 EOV 2000 richting geeft.” [...]

 “4.4 Dit [Abbott’s betoog] wordt verworpen, omdat deze uitleg wellicht "letterlijk" nog wel mogelijk zou zijn, maar octrooirechtelijk niet juist voorkomt, omdat dit geen recht doet aan het uitgangspunt dat de conclusie moet worden begrepen in het licht van de beschrijving teneinde de beschermingsomvang vast te kunnen stellen [...].” [...]

“4.9 [...]Waar het om gaat is dat de gehele context van de beschrijving moet worden bezien en de elementen "interconnecting element" en "spaced" dan als het ware tezamen in ogenschouw moeten worden genomen (wat Abbott op andere plaatsten in haar betoog wel doet), zodat de rechtbank komt tot een andere uitleg dan Abbott voorstaat.”

Geen equivalentie: Ook Abbott’s beroep op equivalentie wordt verworpen. Medtronic bewerkstelligt het resultaat op andere wijze.

“4.12 [...]De way uit de function-way-result test is dus anders. Om dezelfde reden kan niet gesproken worden van insubstantial differences bij de uitvoeringsvorm van de Driver stents ten opzichte van het octrooi.

Proceskosten: Proceskosten -EUR 50.000,- ten laste van Abbott- volgens eerdere overeenkomst tussen partijen.

In reconventie

Oordeel over geldigheid geschorst hangende oppositie: Nu in conventie niet tot inbreuk is beslist, ziet de rechtbank reden om de zaak omtrent de geldigheid van het octrooi in reconventie te schorsen op de voet van art. 83 lid 3 ROW 1995, totdat in oppositie en eventueel beroep definitief is beslist. Dit, om uiteenlopende uitspraken over de geldigheid van Europese octrooien te voorkomen. Wel wordt de oppositie-instanties verzocht deze oppositie met voorrang te behandelen.

Wapperverbod afgewezen: “4.17 [...] Zoals vaker door de rechtbank is overwogen is met de onderhavige uitspraak ten gronde omtrent de inbreuk zonder nadere indicaties, die niet voorhanden zijn, er immers niet van uit te gaan dat Abbott na de onderhavige uitspraak door zal gaan met handhaving van het octrooi jegens Medtronic.”

Schadevergoeding / kostenveroordeling naar schadestaat verwezen: De gevorderde schadevergoeding wegens tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis wordt toegewezen. De uitkomst van het geldigheidsdebat is daarbij niet van belang. In hoeverre daarbij tevens de kostenveroordeling dient te worden betrokken, is iets dat in de schadestaatprocedure tot klaarheid dient te komen.

Incidentele vordering - Toegang tot bewijs? De bewijsbeslagoperatie is blijkens het bewijsbeslagverzoekschrift ingezet teneinde de omvang van de inbreuk vast te stellen. Gegeven de non-inbreuk wordt het verzoek om toegang afgewezen. De rechtbank licht toe dat materieel de incidentele vordering dicht in de buurt komt van wat in hoofdzaak als nevenvordering gevorderd zou kunnen zijn teneinde de omvang van de inbreuk en de hoogte van de schade vast te kunnen stellen. Zo goed als bedoelde nevenvorderingen zouden zijn afgewezen bij een afwijzend oordeel omtrent de inbreukvraag, aldus de rechtbank, zo wordt thans exhibitie eveneens afgewezen. Grondslag is dat niet aan de vereisten van art. 843a Rv. is voldaan.

Toegang wegens bewijs inbreuk buitenland: Abbott voert aan dat de exhibitie er mede op ziet inbreuk door Medtronic in andere landen boven tafel te krijgen. Uit een in Frankrijk uitgevoerde saisie contrefaçon operatie zou blijken dat Medtronic vanuit Heerlen wereldwijd zou distribueren. Derhalve is geen sprake van exhibitie van gegevens ter bepaling van de omvang van inbreuk in Nederland, maar om de vraag in welke andere landen door Medtronic inbreuk wordt gepleegd op het octrooi. Dat in Nederland bewijsbeslag kan worden gelegd ten behoeve van bewijs van inbreuk in het buitenland is uitgemaakt in de Synthon/Astellas uitspraak, aldus Abbott.

De rechtbank overweegt dat:

“4.23 [...] er in de eerste plaats te onderscheiden [is] tussen de vraag of bewijsbeslagmaatregelen (artt. 1019b/c/d Rv.) mogelijk zijn met betrekking tot inbreuk op IE-rechten in het buitenland enerzijds en de vraag naar exhibitie van reeds conservatoir beslagen bewijs met betrekking tot inbreuk in het buitenland (artt. 843a jo. 1019a Rv.) anderzijds. De Synthon/Astellas zaak zag voor wat betreft de hier aan de orde zijnde vragen op de eerste categorie, niet op de tweede, die thans in dit incident speelt.”

Daarnaast is ook in dit geval is niet aan art. 843a Rv. voldaan nu geen aanvullende stellingen en/of gegevens zijn aangevoerd waaruit blijkt dat over inbreuk in het buitenland anders zou moeten worden geoordeeld. Tevens valt niet in te zien dat exhibitie, waarbij gevaar voor prijsgeven van bedrijfsgeheimen van Medtronic bepaald op de loer ligt,   noodzakelijk is en waarom andere (minder ingrijpende) mogelijkheden tot bewijsvergaring niet zouden volstaan. Bovendien ligt het bewijsbeslag er en is gedetailleerde beschrijving gegeven. Zo toegang daartoe, bijvoorbeeld in het kader van buitenlandse procedures mogelijk zou moeten worden, bestaat derhalve de mogelijkheid opnieuw een exhibitievordering terzake te doen.

Proceskosten Incident: “4.26. Nu in het incident geen (separate) opgave, onderbouwing en specificatie ` van gevorderde proceskosten is verschaft, worden deze begroot op nihil.”

Vertrouwensverklaring / gesloten deuren: “1.3. De bij antwoord in reconventie door Abbott verzochte uitdrukkelijke vertrouwensverklaring ex art. 29 (1)(b) Rv met betrekking tot haar weerlegging van het rechtsverwerkingsverweer zijdens Medtronic en de stukken ter onderbouwing daarvan die betrekking hebben op een Amerikaanse arbitrageprocedure wordt ter zitting besproken en de verzochte vertrouwensverklaring wordt door de rechtbank opgelegd aan partijen en de door hen ingeschakelde partij-deskundigen en raadslieden. Tevens is de behandeling van het deel van de zitting dat op deze kwestie zag op verzoek van Abbott met gesloten deuren geschied (met inbegrip van de re- en dupliek), zoals nader aangegeven op het audiëntieblad.”

Lees het vonnis hier.