Octrooirecht  

IEF 2233

Het Tweede Octrooicongres

Een beter, transparanter en goedkoper octrooisysteem. Dat wil staatssecretaris Van Gennip bereiken met een aantal aanpassingen in de Rijksoctrooiwet 1995. Om het systeem te verbeteren neemt de staatssecretaris maatregelen op vier fronten.

Zo wil Van Gennip het zesjarige, ongetoetste octrooi afschaffen. In de praktijk blijkt dit namelijk nauwelijks iets toe te voegen. Het twintigjarige octrooi wordt versterkt met een zogenoemde ‘written opinion’. Dit is een toegankelijke toelichting op het zogeheten nieuwheidsonderzoek. Hierdoor wordt de rechtszekerheid voor de houder groter en ontstaat voor derden meer transparantie.

Om de drempel voor octrooiaanvragen te verlagen, gaat de taks voor het nieuwheidsonderzoek bij een twintigjarig octrooi omlaag van 340 euro naar 100 euro. Bovendien neemt de overheid de kosten voor een ‘written opinion’ op zich. De staatssecretaris wil ook dat duidelijk wordt hoe de kosten voor het inhuren van een octrooigemachtigde zijn opgebouwd. Deze kosten vormen nu een belangrijk deel van de totale aanvraagkosten

De staatssecretaris kondigde haar plannen gisteren aan tijdens het Tweede Octrooicongres. Met een beter octrooisysteem wil Van Gennip het vooral het midden- en kleinbedrijf makkelijker maken. Grote bedrijven verkrijgen over het algemeen via de internationale of Europese route octrooien voor meerdere landen, waaronder Nederland. Het nationaal octrooisysteem is voor het mkb belangrijk om op een relatief snelle, goedkope en eenvoudige manier een octrooi te verkrijgen. De staatssecretaris dient na de zomer een wetsvoorstel in om de Rijksoctrooiwet te wijzigen.

Lees hier iets meer. (Toespraak nog niet beschikbaar)

IEF 2207

Twee emmertjes

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 juni 2006, HA ZA 05-2298. Dijkstra Plastics B.V. tegen Saier Verpackungstechnik GmbH & Co.

Interessant octrooigeschil over de garantiesluiting van een emmer. De uitspraak is vooral lezenswaardig omdat de interpretatie van het octrooi na een inbreukprocedure in eerste aanleg en hoger beroep nog een keer aan bod komt. Onderwerp is een EP van Saier. Tegen het Europese octrooi van Saier is een oppositie- en beroepsprocedure bij het Europees Octrooibureau door Dijkstra gevoerd, waarbij het octrooi in aangepaste vorm is gehandhaafd.

Bij vonnis van 10 juli 2002 heeft de rechtbank geoordeeld dat Dijkstra met de verhandeling van zowel de Foodline- als Gar-emmers inbreuk maakt op het octrooi. Bij arrest van 10 februari 2004 heeft het Hof geoordeeld dat Dijkstra met de verhandeling van de Gar-emmers (maar niet de Foodline-emmers) inbreuk maakt op het octrooi. In hoger beroep is gebleken dat de lip van de Foodline-emmer niet de “hefboom” functie heeft om het deksel er af te kunnen liften. Tegen het arrest van het Hof is beroep in cassatie ingesteld.

Dijkstra vordert in dit geschil onder meer vernietiging van het octrooi primair, omdat de beschermingsomvang is uitgebreid, en subsidiair omdat het de vereiste inventiviteit mist gelet op de door Dijkstra aangevoerde stand van de techniek, en een verklaring voor recht dat de GAR-emmer van Dijkstra geen inbreuk maakt op het octrooi.

De rechtbank wijst de vorderingen af. Van een uitbreiding van de beschermingsomvang is geen sprake.

“De uitvindinggedachte van het octrooi (volgens de B2-versie en samengevat) is dat het deksel gemakkelijk van de emmer te halen is door gebruikmaking van een “lip” die als een soort hefboom het deksel oplicht en over de houderrand tilt en tegelijkertijd dienst doet als verzegeling (doormiddel van losscheurbare nokjes of “ribben” ) zodat direct zichtbaar is dat de emmer open is geweest. In de uitvindinggedachte van de B1-versie spelen de woorden “satt und dichtend” geen belangrijke rol.

Die uitvindinggedachte ziet er immers op dat wordt voorzien in een lip om het deksel gemakkelijk los te maken (“leichtes Lösen”). De door Dijkstra bepleite beperking in de B1-versie tot zeer vast zittende deksels valt uit deze uitvindinggedachte zodoende niet te halen.

Nadere bestudering van de 3 passages die niet meer voorkomen in de B2 versie brengt de rechter niet tot een ander oordeel. De passages zeggen niets over de kracht die nodig is om de deksel op te kunnen liften en niet blijkt dat de deksel zo vast zou moeten zitten dat deze niet meer met de hand op te lichten is. “Er staat welbeschouwd slechts dat het deksel zeer vast moet zitten maar hoe vast is onduidelijk.”

De rechtbank leest in deze passage ook niet dat het moet gaan om een deksel die alleen op te lichten is met de lip. “Het gaat er in deze passage immers om dat de originaliteit wordt gewaarborgd met de nokjes of de dunne film tussen lip en emmerrand, die worden/wordt verbroken zodra de lip voor het eerst wordt gebruikt.”

Volgens de rechtbank blijkt uit geen van de door Dijkstra aangevoerde publicaties dat het voor de hand ligt om de lip een dubbelfunctie te geven van garantiesluiting en tegelijkertijd hefboomwerking om het oplichten van het deksel te vergemakkelijken.

De rechtbank wijst de vorderingen af.

Lees het vonnis hier.

IEF 2206

Schadestaat niet geschorst

Rechtbank Den Haag, 14 juni 2006, zaaknr./ rolnr: 242926 / HA ZA 05-1611. The Regents of the University of California tegen Microvena Corporation e.a.

Deze uitspraak betreft een beslissing op een verzoek tot schorsing van de schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure vordert The Regents schadevergoeding van Microvena c.s. op grond van een vonnis waarin Microvena c.s. is veroordeeld tot schadevergoeding wegens octrooi-inbreuk.

Microvena c.s. vorderen schorsing van de schadestaatprocedure op grond van artikel 83 lid 3 van de Rijksoctrooiwet 1995 en voeren daartoe aan dat het op grond van na het vonnis in de hoofdzaak ter beschikking gekomen feiten en bewijsmateriaal - alsmede jurisprudentie omtrent grensoverschrijdende bevoegdheid - zeer aannemelijk is dat het gerechtshof het vonnis in de hoofdzaak niet in stand zal laten.

De rechtbank wijst het verzoek van Microvena c.s. af en overweegt:

"Deze wetsbepaling (art. 83 lid 3 ROW 1995) ziet evenwel niet op een situatie als de onderhavige, nu het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om het mogelijk te maken dat een schadestaatprocedure op basis daarvan zou kunnen worden geschorst teneinde het resultaat af te wachten van het hoger beroep van het vonnis waarbij de zaak naar de schadestaat is verwezen. Naar The Regents terecht heeft betoogd, zou dat leiden tot het op oneigenlijke wijze buiten effect stellen van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het vonnis dat tot de schadestaatprocedure heeft geleid."

Lees het vonnis hier.

IEF 2202

Inwerking

Staatsblad 2006 263, Uitgegeven de dertiende juni 2006: Artikel I en II, onderdeel L en T, onder 1, van de Rijkswet van 17 november 2005, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (Stb. 2006, 22)

Treden met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in werking met uitzondering van de zinsneden «, indien het octrooi is verleend in een andere taal dan het Engels,» en «of in het Engels», in de eerste volzin en van tweede volzin van artikel II, onderdeel T, onder 1.

 Nota van toelichting: Na de inwerkingtreding van artikel I van de Rijkswet van 17 november 2005, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (Stb. 2006, 22) kan worden begonnen met de procedures die leiden tot bekrachtiging van de genoemde verdragen, uitgezonderd het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120) omdat de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen nog niet tot stand zijn gebracht.

Wat de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) wordt er, volledigheidshalve, op gewezen dat deze op 13 december 2007 in werking zal treden. Op dat tijdstip houdt de tekst van het verdrag die tot dat tijdstip van kracht is op van toepassing te zijn.

Daarom is ervoor gekozen nu al tot de bekrachtiging ervan over te gaan en daarmee dus niet te wachten totdat de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen zijn vastgesteld. Met de gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel II, onderdeel T, onder 1, vervalt de plicht tot waarmerking van een vertaling in het Nederlands van een Europees octrooi door een octrooigemachtigde. De zinsneden van de eerste volzin en de tweede volzin die nu nog niet in werking zullen treden, zijn gebaseerd op het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21), ook bekend als Vertalingenprotocol. Het Vertalingenprotocol zal pas in werking treden nadat Engeland, Frankrijk en Duitsland en ten minste vijf andere verdragsluitende staten dat protocol hebben bekrachtigd. Zodra aan die voorwaarden is voldaan, zullen eveneens de geciteerde zinsneden en de tweede volzin in werking worden gesteld. De Staatssecretaris van Economische Zaken, C. E. G. van Gennip Staatsblad 2006 263 3   

Lees het staatsblad hier.

IEF 2196

De verzochte voeging

Rechtbank 's-Gravenhage, 14 juni 2006, Conor Medsystems Inc. tegen Angiotech Pharmaceuticals c.s.

Incidenteel vonnis over de voeging met een andere procedure en tot voeging als procespartij. Angiotech vordert dat de onderhavige zaak zal worden gevoegd met de bij de rechtbank 's-Gravenhage aanhangige zaak tussen Angiotech en haar licentienemer Boston Scientific en anderzijds Conor, waarin Angiotech een inbreukverbod op hetzelfde octrooi waar het in de onderhavige zaak om gaat wordt gevorderd.

De verzochte voeging wordt geweigerd, aangezien de zaken niet tussen dezelfde partijen speelt (slechts één van de octrooihouders treedt op) en de andere zaak niet is aangebracht binnen het versneld regime in octrooizaken. De vordering tot voeging van Boston Scientific wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 2189

Extra

- Kamerstuk 30550 XIII, nr. 6, 2e Kamer. Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2005; Lijst van vragen en antwoorden.
 
“Hier staat tegenover dat er een extra reductie  (administratieve lasten) is gerealiseerd van € 1,8 mln door de mogelijkheid om elektronisch octrooien aan te vragen.”

- Kamerstuk 30588, nr. 4, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe regeling voor het hoger onderwijs en het onderzoek (Wet op het hoger onderwijs en onderzoek); advies Raad van State en nader rapport.

"De memorie van toelichting noemt als doel de creatie van economische en maatschappelijke meerwaarde, in de vorm van spin-offs en octrooien. (…) Het aantal universitaire octrooien geeft al jaren een teruglopende ontwikkeling te zien geeft (bron: NOWT-2005 rapport, figuur 4.16); uit de CBS innovatie-enquetes blijkt dat het belang van universiteiten als kennisbron voor innoverende bedrijven laag is, ook in internationaal opzicht en dat geldt ook voor het percentage samenwerkende innoverende bedrijven met een samenwerkingsverband met universiteiten (bron; NOWT-2005 rapport, resp. figuur 2.31 en tabel 2.29)."

IEF 2182

Van weinig waarde

Planet.nl bericht naar aanleiding van een artikel in Adformatie dat het Belgische AllisBlue zich beroept op een octrooi voor een koppeling van sms aan e-mail. Het bedrijf Telebranding in Berkel en Rodenrijs beweert dat het patent van weinig waarde is.

AllisBlue kan klanten een code laten sturen vanuit de sms waarna ze direct e-mail ontvangen met een aanbieding, elektronisch tijdschrift of een andere boodschap.

 (…) Maurits van Rijckevorsel, als manager mediaconcepten van  Endemol Nederland medeverantwoordelijk voor AllisBlue Nederland: "Het patent is belangrijk voor het Belgische moederbedrijf, maar in Nederland zijn we momenteel vooral bezig met de verkoop van de applicatie en dat loopt onverminderd goed."

Of Endemol deze overeenkomst heeft gesloten op grond van een vermeend patent of dat het slechts ging om de zakelijke toepassing van de technologie kan Endemol nu niet zeggen. Endemol zoekt dat uit.”

Lees hier meer.

IEF 2165

Mede-octrooihouder

Kamerstuk 27428, nr. 75, 2e Kamer. Beleidsnota Biotechnologie; Verslag algemeen overleg op 19 april 2006 over onder meer vereenvoudiging van de wet- en regelgeving Biotechnologie.

“De heer Ormel (CDA).Wat gebeurt er met de octrooirechten als er vooruitgang wordt geboekt in de ontwikkeling van een dergelijke (phytophtora-resistente) aardappel?

De minister merkt op dat voor de bestrijding van phytophtora bij aardappelen thans een van de meest kostbare en milieubelastende methoden wordt gebruikt. Daarom concentreert het ministerie van LNV zich in het ggo-onderzoek op resistentie tegen deze aardappelziekte. Het octrooirecht berust bij degenen die het onderzoek financieren. Voor het belangrijkste deel is dat het Rijk. Voor zover anderen aan dit onderzoek meedoen, zoals AVEBE of pootaardappelproefbedrijven, worden zij naar de mate van hun inbreng mede-octrooihouder.”

IEF 2161

Ondertussen in het FD

(Lang) citaat uit het FD van 06-06-06, p.1 en 3: "De Europese strijd tegen namaak en inbreuk op patenten stelt reders en transporteurs in de Rotterdamse haven in toenemende mate voor problemen. Zij krijgen te maken met stijgende kosten, omdat de douane steeds vaker ladingen vasthoudt wegens mogelijke schending van octrooien. Dat zeggen ondernemers in de Rotterdamse haven. De Vereniging Rotterdamse Cargadoors heeft deze week overleg met de douane om een oplossing te vinden voor de groeiende problematiek.

Volgens advocaten die zich met zaken van patentinbreuk bezighouden, gaat de manier waarop houders van octrooien opereren steeds meer klemmen. Als zij bij de douane claimen dat een bepaald product inbreuk maakt op hun patenten, houdt die deze goederen tegen zonder die claim te onderzoeken.



De douane heeft zelf niet de expertise om hierover te oordelen’, zegt Jasper Helder van de Rotterdamse vestiging van advocatenkantoor Simmons & Simmons. De eigenaar van de goederen moet vervolgens zelf voor de rechter bewijzen dat de claim van octrooi-inbreuk onterecht is. Dat kan leiden tot een lange en kostbare procedure. Al die tijd kan hij niets met zijn waren. En de blokkade kan het logistieke proces verstoren."

In de lange versie van het artikel op p.3 stelt naast Jasper Helder, ook Severin de Wit een alternatieve regeling voor, waarin rechterlijke toetsing vóór de inbeslagname plaats zou moeten vinden, in plaats van achteraf.

IEF 2156

Aldus schier onvermijdelijk

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 6 juni 2006, KG ZA 04/938. Schultink tegen Estrad B.V.
 
Op 12 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter, gelet op de tegen het registratieoctrooi ingebrachte nietigheidsverweren, Estrad opgedragen een advies van het Bureau voor de Industriële Eigendom (het huidige Octrooicentrum) te overleggen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 genoemde nietigheidsgronden. Het advies is door het Octrooicentrum op 18 mei 2005 uitgebracht.

In het tussenvonnis van 12 augustus oordeelde de rechter dat indien Schultink geen octrooischrift zou kunnen overleggen, hij de rechter diende te informeren omtrent de inhoud van het octrooi. Het door Schultink aangeleverde stuk bevat echter tekeningen die niet corresponderen met de tekst van de beschrijving. Ter zitting geeft de octrooigemachtigde aan dat het een vergissing betrof en dat de bijgevoegde tekeningen "inderdaad niet de tekeningen zijn die behoren bij het octrooi". Welke tekeningen dan wel bij het octrooi horen, is niet ter zitting gebleken.

Hoewel dit alles reeds tot niet ontvankelijkheid zou dienen te leiden, gaat de rechter hier nog niet toe over wegens proces economische redenen en draagt zij Estrad op bovengenoemd advies te vragen.

Hoewel Schultink in 2006 zijn octrooi nog steeds niet heeft overgelegd, wordt hij "van de aldus schier onvermijdelijke niet-ontvankelijkverklaring in zijn vordering gered door zijn wederpartij, nu Estrad het volledige octrooi wel heeft overgelegd".

Het octrooi op een "Niveauregeling voor vloeistofdoorvoer" moet volgens het onderzoek als geldig worden beschouwd  tenzij het door Estrad ingeroepen openbaar voorgebruik aannemelijk zou zijn. Estrad beroept zich op een aantal verklaringen die door Schultink betwist worden.  

De rechter oordeelt: "Gelet op die betwisting kan niet op voorhand van de juistheid van inhoud van de door Estrad overgelegde verklaringen worden uitgegaan. Een nader onderzoek -door het onder ede doen horen van de betreffende getuigen en het eventueel laten plaatsvinden van een tegen-getuigenverhoor is noodzakelijk. Voor een dergelijk onderzoek leent het kort geding zich niet. Die omstandigheid komt voor rekening van Estrad, en dat eens te meer nu zij heeft nagelaten een voorlopig getuigenverhoor te entameren waarvoor ruimschoots gelegenheid was, gelet op de sedert de behandeling van 5 augustus 2004 -waar zij voor het eerst een beroep op de betreffende verklaringen deed - verlopen tijd."
Het beroep van Estrad op openbaar voorgebruik wordt gepasseerd waarmee de geldigheid van het octrooi vaststaat.
De verbodsvordering van Schultink wordt door de rechter toegewezen aangezien door Estrad niet is betwist dat zij inrichtingen heeft vervaardigd en in het verkeer gebracht die inbreuk maken op het octrooi.

Lees het vonnis hier.