Octrooirecht  

IEF 1578

Van koers

Haagse rechtspraak doet Amerikaanse koersen schommelen. Onder de titel ‘Angiotech clarifies Dutch court action’ bericht Businessweek dat een persbericht van Biosensors in combinatie met een research note van zakenbank Lehman Brothers over het Haagse vonnis in de zaak Angiotech-Occam/Biosensors eind vorige week een daling heeft veroorzaakt in de koers van het aandeel Angiotech. Een soort rectificatie van Lehman Brothers deed de koers weer stijgen.

“Biosensors said in a release that a Dutch judge had denied Angiotech's request for a preliminary injunction against sales of its Axxion drug-coated stent. However, the release went onto say the "judge ruled that Biosensors Axxion (drug-coated stent) does not infringe the European Patent" held by Angiotech.

Lehman issued a research note on Angiotech rival Conor Medsystems Inc., stating "the fact that Biosensors was able to prove non-infringement with a paclitaxel stent increases the likelihood of a positive outcome," for Conor. Conor and Angiotech are locked in legal battles in several countries over Angiotech's patents for using paclitaxel to coat stents.
Angiotech, in a statement, stressed that the Dutch court had denied the company's request for a "preliminary injunction" against Biosensors, but this did not mean its patent was invalid, adding the lawsuit had not even entered the full trial phase.”

As a result, Lehman issued a research note on Angiotech reading: "After clarifying the ruling, it appears to be much less of a positive for (Conor) and much less of a negative for (Angiotech) than we originally thought suggesting today's trading in both names may be overreactions."

Lees het bericht hier (Business Week, via de IPKat). Lees het vonnis hier ("`Het voorgaande voert tot de conclusie dat Occam naar voorlopig oordeel geen inbreuk maakt op conclusie 1. De overige conclusies zijn volgconclusies waarop dan evenmin inbreuk wordt gemaakt. 4.26. Het verweer van Occam dat EP 376 ongeldig is kan de voorzieningenrechter thans eveneens onbesproken laten.")

IEF 1575

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 februari 2006 (bij vervroeging),  KG ZA 05-1617. Delaval Holding A.B tegen Schippers Bladel B.V. Octrooizaak, veeborstelinrichting. Lees het vonnis hier.

- GvEA, 1 februari 2006, zaak T-206/04 Rodrigues Carvalhais tegen OHMI/Profilpas (PERFIX).

Gemeenschapsmerk, beroep tot nietigverklaring , ingesteld door aanvrager van beeldmerk "PERFIX" voor waren van klassen 6, 17 en 19, tegen beslissing van eerste kamer van beroep OHIM, houdende vernietiging van beslissing van oppositieafdeling waarbij oppositie van houder van communautair beeldmerk "CERFIX" voor waren van klassen 6, 17 en 19 en van communautair woordmerk "PROFIX" voor waren van klasse 6 is afgewezen. Lees het arrest hier (nog niet beschiknaar in Nederlands of Engels)

- GvEA, 1 februari 2006, Gevoegde zaken T-466/04, T-467/04. Dami tegen OHMI - Stilton Cheese Makers (GERONIMO STILTON)
 
Gemeenschapsmerk - Beroep door de aanvrager van het communautaire woordmerk "GERONIMO STILTON" voor waren en diensten van de klassen 16, 25, 28, 29, 30 en 41 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep OHIM, waarbij de procedure wordt beëindigd na een vermeende intrekking van de oppositie ingesteld door de houder van verschillende nationale collectieve merken die zijn ingeschreven voor het woord "STILTON". Lees het arrest hier.

IEF 1572

Rechterlijke macht

Nog even een bericht van eind vorige week: "Senior judges campaigning to secure a European patent court have won their first major victory by forcing the European Commission (EC) to drop its outright opposition to the proposals. In a highly significant move, the EC has agreed to consult on the plans, which are backed by an array of top European intellectual property (IP) judges including Lord Hoffmann and Lord Justice Jacob.

Questionnaires have been sent out by the EC to a wide range of IP practitioners and organisations across Europe, calling for feedback on the blueprint, dubbed the European Patent Litigation Agreement (EPLA). A spokesman for the EC said: "The consultation is not hinting at one direction or another, but we have recognised that the world has moved on since 1997 when the [EC’s] proposal was made." Lees hier meer (Legal Week).

IEF 1567

Intellektuele Eiendom

Wanneer 'n onderneming waarde skep op grond van 'n idee, proses, handelsmerk of produk, kan dié waarde beskerm word en kan voorkom word dat ander mense geldelik daaruit voordeel kan trek, deur die intellektuele eiendomsreg daaroor te laat registreer. Daar is verskeie soorte intellektuele eiendom:

Ontwerpregistrasie: Jy kan die ontwerp laat registreer van iets wat jy geskep het om te keer dat ander mense die vorm, styl, voorkoms, patroon, versiering of struktuur van die item na-aap.

Kopiereg: Wanneer jy 'n boek skryf, 'n skildery maak, 'n stuk musiek komponeer, 'n rekenaarprogram skryf of 'n film- of digitale opname maak, het jy outomaties kopiereg op jou werk. Die kopiereg bestaan op die manier waarop die werk op skrif gestel of opgeneem is. Kopiereg bestaan nie op die idees nie.

Patentregistrasie: Jy kan 'n patent laat registreer om te keer dat ander mense jou uitvinding naboots. Dit kan 'n vernuwende produk, 'n nuwe proses of 'n nuwe tegnologiese oplossing vir 'n probleem wees. Patentbeskerming beteken dat die uitvinding nie kommersieël gemaak, gebruik, versprei of verkoop kan word sonder die eienaar se toestemming nie.

Handelsmerkregistrasie: Handelsmerkregistrasie word gebruik om jou handelsmerk, byvoorbeeld jou logo, te beskerm. Nadat jy jou handelsmerk laat registreer het, mag niemand dit of 'n merk wat baie daarna lyk gebruik nie.

Lees hier meer over die beskerming van jou Intellektuele Eiendom

IEF 1562

In de eerste

Kamerstuk 2005-2006, 30222, nr. A, Eerste Kamer, datum vaststelling 26 januari 2006.

Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten); Gewijzigd voorstel van rijkswet. Lees het voorstel hier.

IEF 1560

Uitvindingsgedachte

Rechtbank 's-Gravenhage, 27 januari 2006, KG ZA 05-1527. Angiotech Pharmaceuticals Inc-Boston Scientific Corp tegen Occam Int. B.V.-Biosensors B.V. Stents!

Angiotech is werkzaam op het gebied van geneesmiddelen- afgevende medische instrumenten en biomateriaal. De voornaamste activiteit van Biosensors bestaat uit het exploiteren van een beleggingsholding en het in licentie geven van geoctrooieerde medische technologie. Occam is een licentiehouder van Biosensors en brengt onder de naam Axxion een intravasculaire stent op de markt. Angiotecht beticht Occam van inbreuk op haar EP octrooi betreffende de behandeling van stenoses (geblokkeerde of vernauwde bloedvaten).

Occam stelt geen inbreuk te maken op het octrooi: "De Axxion stent voldoet ook volgens Occam aan alle onderdelen van conclusie 1, met uitzondering evenwel van het aanwezig zijn van een polymeric carrier." De rechter gaat vervolgens uitgebreid in op de vraag wat de uitvindingsgedachte van de uitvinding is. Is toepassing van een "polymeric carrier" onderdeel een noodzakelijke maatregel voor toepassing van de uitvinding en ten tweede, wat is dan te verstaan is onder een "polymic carrier"?

De eerste vraag beantwoord de rechter in positieve zin:

4.6 Bij de beoordeling of sprake is van (letterlijke) inbreuk wordt vooropgesteld dat bij de uitleg van de conclusies van een octrooischrift, mede in het licht van beschrijving en tekeningen, onder ogen dient te worden gezien wat volgens de gemiddelde
vakman die daarvan kennis neemt, voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is – anders gezegd: wat de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte is – teneinde een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte (of onnodig ruime) uitleg te vermijden. De tot uitleg van de conclusies van het octrooischrift geroepen rechter zal evenwel tevens moeten beoordelen of het resultaat van zijn onderzoek de rechtszekerheid voor derden voldoende tot haar recht laat komen. Dit laatste gezichtspunt zal een restrictieve, meer bij de bewoordingen van de conclusies aansluitende uitleg kunnen rechtvaardigen in dier voege dat gebrek aan duidelijkheid voor de gemiddelde vakman die de grenzen van de door het octrooi geboden bescherming wil vaststellen, in beginsel ten nadele van de octrooihouder werkt.

4.9. Naar voorlopig oordeel betreft de achter de conclusies liggende uitvindingsgedachte, het gebruik van taxol, of een derivaat daarvan, als het geneesmiddel dat is te gebruiken om restenose als gevolg van het aanbrengen van een stent te vermijden. In deze uitleg lijkt het gebruik van een polymeric carrier niet relevant voor de toepassing van de uitvindingsgedachte en daarmee een kenmerk dat zich ogenschijnlijk laat weg interpreteren.

4.10. Voorshands dient er van uit te worden gegaan dat toepassing van een polymeric carrier toch een noodzakelijke maatregel is voor toepassing van het octrooi. Op de eerste plaats staan de uitdrukkelijke bewoordingen van de conclusie daaraan in de weg. De vinding is thans, na de oppositieprocedure, neergelegd in een aantal productconclusies waaruit in duidelijke bewoordingen blijkt dat de uitvindingsgedachte wordt toegepast door taxol en een polymeric carrier aan te brengen op de stent. Het octrooi betreft aldus een product bestaande uit (cumulatief) een stent, taxol en een polymeric carrier. De rechtszekerheid voor derden brengt dan met zich mee dat de gemiddelde vakman erop mag vertrouwen dat op het octrooi alleen inbreuk wordt gemaakt indien in het gesteld inbreukmakende product cumulatief de drie genoemde maatregelen worden toegepast.

Ten slotte vindt de maatregel naar het oordeel van de rechter ook een grondslag in de beschrijving (4.12)

Met betrekking tot de tweede vraag overweegt de rechter dat "de aanwezigheid van een polymere drager impliceert dat het geneesmiddel is opgenomen in polymeer materiaal waarbij het materiaal zo gekozen is dat het geneesmiddel op naar tijd en hoeveelheid de meest wenselijke wijze beschikbaar komt. De voorzieningenrechter zal dan ook in de verdere beoordeling uitgaan van de aanname dat volgens het octrooi de actieve stof (Paclitaxel) in een polymeer materiaal is opgenomen en vanuit dat materiaal gereguleerd wordt afgescheiden."

De door Occam aangebrachte Calix laag is naar het oordeel van de rechter als een polymeer te kwalificeren. Echter, "Angiotech gaat evenwel uit van een drager die is aan te merken als een grondlaag of support. Hierboven heeft de voorzieningenrechter evenwel geoordeeld dat dat een onjuiste aanname is en dat dient te worden uitgegaan van een drager die een rol speelt bij de gereguleerde afgifte van de actieve stof."

4.24. Het voorgaande voert tot de conclusie dat Occam naar voorlopig oordeel geen inbreuk maakt op conclusie 1. De overige conclusies, Angiotech heeft met name het oog op conclusies 6 en 12, zijn volgconclusies waarop dan evenmin inbreuk wordt gemaakt.

4.25. Bij bespreking van het door Occam gevoerde bevoegdheidsverweer heeft zij bij deze stand van zaken geen belang meer.

4.26. Het verweer van Occam dat EP 376 ongeldig is kan de voorzieningenrechter thans eveneens onbesproken laten.
 
Lees het vonnis hier

IEF 1556

Eerst even voor jezelf lezen

1 - GvEA, 26 januari 2006, zaak T-317/03. Volkswagen tegen OHMI - Nacional Motor. Automerken, oppositie Derbivariant tegen Variant (nog geen Nederlandse tekst beschikbaar). Lees het arrest hier.

2 - Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 januari 2006, KG C0501367/BR. Fatboy The Original B.V. tegen Davis Detail B.V. Distributieovereenkomst. Lees het arrest hier.

3 - Rechtbank ‘s-Gravenhage, 27 januari 2006, KG`ZA 05-1527. Angiotech Inc. / Boston Scientific Corp. tegen Occam / Biosensors. Octrooizaak over stents. Lees het vonnis hier.

4 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27 januari 2006, LJN: AV037. Appelant tegen Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V.

Daargelaten of er auteursrecht bestond op de afbeeldingen zoals die op de foto's voorkwamen, hebben partijen zich altijd gedragen alsof daarop auteursrecht bestond. Appellant baseert zijn stellingen (echter) geheel en al op het feit dat hij eigenaar van de positieve fotoafdrukken, zijnde roerende zaken, zou zijn (geweest)... Aldus is die vordering geabstraheerd van eventuele auteursrechtkwesties...Nu De Limburger eigenaar (zonder publicatierecht) was geworden van de foto's, heeft zij niet onrechtmatig gehandeld door, ofwel (vrijwel) aanstonds nadat [appellant] deze foto's had aangeleverd, ofwel jaren nadien, nadat die foto's gedurende enige tijd in het archief hadden gezeten, die foto's te vernietigen. Lees het arrest hier. ( En zie ook deze Limburger-Fotograaf-zaak uit 2004).

5 - Hoge Raad, 27 januari 2006,  LJN: AU4618. Campina Melkunie B.V tegen Het Benelux-Merkenbureau. BIOMILD.

vervolg op HR 19 juni 1998, NJ 1999, 68; beroep bij de burgerlijke rechter tegen besluit BMB tot weigering van inschrijving van merkdepot, ontvankelijkheid cassatieberoep; onderscheidend vermogen van een door een combinatie van beschrijvende woorden gevormd merk als bedoeld in art. 6bis lid 1, aanhef en onder a, (oud) BMW, maatstaf, richtlijnconforme uitleg (art. 3 lid 1, aanhef en onder c, Eerste richtlijn 89/104/EEG), peilmoment bepaling onderscheidend vermogen.

3.3 Onderdeel 1.e klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat aanvaarding van BIOMILD als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren met die woordcombinatie aan te duiden. Blijkens de toelichting doelt het onderdeel daarbij op gebruik van de woordcombinatie anders dan ter onderscheiding van waren. Beide klachten falen. Nog afgezien daarvan dat de bestreden overweging de beslissing van het hof niet draagt, volgt uit het arrest van het HvJEG dat een merkinschrijving geweigerd moet worden, indien het gedeponeerde merk wordt gevormd door een woordcombinatie met de eigenschappen als in het dictum van dat arrest bedoeld, ook indien de houder van het merk, zou het zijn ingeschreven, het gebruik door derden van die woordcombinatie als aanduiding voor dezelfde of soortgelijke waren anders dan als merk, niet zou kunnen beletten.

3.4 Onderdeel 2 keert zich tegen rov. 8.5 en 8.6 van de bestreden beschikking met de klacht dat het hof heeft miskend, althans zijn andersluidende oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd, dat plaats is voor een bevel tot inschrijving op de voet van art. 6ter BMW indien het gedeponeerde teken na het depot, maar vóór de beschikking van het hof, althans voor indiening van het verzoekschrift, althans voor de definitieve beschikking van het Benelux-Merkenbureau op het verzoek tot inschrijving, door inburgering onderscheidend vermogen heeft verkregen. De rechtsklacht stuit af op hetgeen het Benelux-Gerechtshof in rov. 40 van zijn arrest van 26 juni 2000 voor recht heeft verklaard in antwoord op de door de Hoge Raad onder V in de verwijzingsbeschikking gestelde vraag. Daaruit volgt immers dat in een procedure als bedoeld in art. 6ter BMW de rechter uitsluitend rekening mag houden met het gebruik dat van het gedeponeerde teken is gemaakt voorafgaand aan het depot. De motiveringsklacht kan evenmin tot cassatie leiden, nu deze zich richt tegen een rechtsoordeel. Lees het arrest hier.

IEF 1541

Elektronisch Indienen

Persbericht Octrooicentum: Nederlands octrooi aanvragen via internet mogelijk. Vanaf dinsdag 24 januari 2006 biedt Octrooicentrum Nederland de mogelijkheid ook Nederlandse octrooiaanvragen volgens de Rijksoctrooiwet 1995 en vervolgpost, inclusief vertalingen elektronisch in te dienen.

Het elektronisch indienen van octrooiaanvragen biedt veel voordelen voor de gebruiker. Het is per saldo eenvoudiger dan een papieren aanvraag. Het levert de gebruiker tijdwinst op en mogelijk in de toekomst ook een kostenbesparing. Men beschikt ook direct over een aanvraagnummer en een datum van indiening. Daarbij zijn ook de vormvereisten voor een Nederlandse octrooiaanvraag meegenomen in het indieningsformat. Alhoewel elektronisch indienen vanaf vandaag al officieel mogelijk is, volgt de officiele ceremonie voor de ingebruikname later deze maand. 

Via de website van Octrooicentrum Nederland kan iedere potentiële octrooiaanvrager een smartcard voor elektronisch indienen aanvragen. Deze card wordt de gebruiker tegelijk met de software kosteloos in bruikleen toegestuurd. Indien men al een card heeft, kan de software eenvoudig via de site worden gedownload. Daarna kan het indienen van een aanvraag beginnen. Met dezelfde software en dezelfde smart card kunnen zowel bij Octrooicentrum Nederland als bij het Europees Octrooibureau aanvragen worden ingediend. Lees hier meer.

IEF 1534

De maakindustrie

Rapport SEO 'Kennisverwerving in de maakindustrie': "Op een belangrijke outputindicator van met name industriële innovatie – patenten – scoort Nederland verrassend hoog, zeker per hoofd van de bevolking en afgemeten aan de R&D-investeringen die daar tegenover staan. In geen land blijkt de R&D zo’n geoliede patentaanvraagmachine te zijn. Het aantal toegewezen patenten ligt in Nederland aanzienlijk lager, al ligt ook dit aantal nog altijd redelijk hoog in verhouding tot onze bevolking en onze R&D-investeringen.

De verhouding tussen het aantal aangevraagde en het aantal toegewezen patenten - de successcore van Nederlandse aanvragen - is met iets meer de 30 % opmerkelijk laag. Nederland scoort op deze indicator het laagst van alle beschouwde landen. Hoewel te betogen is dat een patentaanvraag zonder toewijzing toch zinvol kan zijn voor een bedrijf, is voor de lage successcore van de Nederlandse patentaanvragen vooralsnog geen bevredigende verklaring gevonden." Lees hier meer.

IEF 1519

Welbewust een open karakter

Beantwoording Kamervragen uitvindingen werknemers. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het Kamerlid Irrgang (SP) over uitvindingen door werknemers, toegestuurd op 21 december 2005 onder nummer 2050605330.“Deelt u de stelling van de heer Rijlaarsdam dat het huidige Nederlandse systeem van eigendomsrechten op uitvindingen en octrooien onrechtvaardig en onproductief is. Zo nee, waarom niet.” Minister Brinkhorst: De stelling van de heer Rijlaarsdam deel ik niet.”

Vraag 1: Wat is uw reactie op het bericht “Nederland doet zijn uitvinders vaak te kort”?

Antwoord op vraag 1: Met belangstelling heb ik kennis genomen van het proefschrift van de heer Rijlaarsdam en van het artikel in Trouw d.d. 20 december 2005. De heer Rijlaarsdam bepleit in zijn proefschrift versterking van de positie van de uitvinder in dienstverband.

De Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW) regelt in artikel 12 de rechtspositie van de werknemer-uitvinder, de onderzoeker-uitvinder en de eventuele aanspraak op een billijke vergoeding. De werknemer-uitvinder maakt in beginsel aanspraak op het octrooi, tenzij de aard van de dienstbetrekking meebrengt dat de werknemer zijn bijzondere kennis aanwendt tot het doen van uitvindingen van dezelfde soort als die waarop de octrooiaanvraag betrekking heeft. Dan – zo staat in artikel 12, eerste lid ROW – komt de aanspraak toe aan de werkgever. Wel hebben werknemer-uitvinders in dat geval “recht op een billijke vergoeding wegens het gemis aan het octrooi voorzover het door hen genoten loon of enige andere toelage of bijzondere uitkering niet geacht kan worden een vergoeding wegens dit gemis te bevatten”. Van deze bepaling kan niet worden afgeweken, zo is bepaald in artikel 12, zevende lid, ROW. Op die manier heeft de wetgever de positie van de werknemer-uitvinder beschermd.

Op grond van artikel 83, tweede lid, ROW geldt dat vorderingen van de werknemeruitvinder tot vaststelling van een billijk bedrag wegens “het gemis aan octrooi” moeten worden gezien als vorderingen met betrekking tot een arbeidsovereenkomst. Het begrip “billijk” heeft welbewust een open karakter. Bij het toekennen van een billijke vergoeding is de nodige terughoudendheid te betrachten omdat natuurlijk iedere werknemer geacht wordt een relevante prestatie te leveren aan de organisatie waarbij hij in dienst is. Daarbij rest alleen de vraag in hoeverre het gerechtvaardigd is dat een werknemer-uitvinder een extra beloning zou toekomen. In de rechtspraak wordt uitgegaan van het algemene uitgangspunt van het arbeidsrecht dat het overeengekomen loon een vergoeding inhoudt voor alle overeengekomen prestaties, inclusief het verrichten van onderzoek dat tot een uitvinding kan leiden.

Overigens bepaalt artikel 12, derde lid, ROW dat - indien een uitvinding is gedaan door iemand die in dienst van een universiteit, hogeschool of onderzoeksinstelling onderzoek verricht - de aanspraak op het octrooi toekomt aan de betrokken instelling, tenzij daarvan bij schriftelijke overeenkomst is afgeweken, overeenkomstig het vijfde lid van artikel 12 ROW. Deze regeling is het gevolg van een amendement uit 1993 van de leden Witteveen- Hevinga (PvdA) en Van der Hoeven (CDA) (Kamerstukken II 1993/94, 22 604, nr. 22) dat toen met algemene stemmen is aangenomen (Handelingen II 1993/94, nr. 66, blz. 4908). Dit amendement is destijds voorgesteld omdat er binnen de universiteiten en het HBO geen uniforme regeling bestond en er in het geval van een uitvinding ad hoc werd gehandeld. Gedachte achter het amendement was dat – indien géén schriftelijke overeenkomst overeenkomstig het vijfde lid van artikel 12 ROW bestaat – er dan in ieder geval een wettelijke regeling voorhanden is.

Deze systematiek leidt er naar mijn mening toe dat in Nederland een stelsel bestaat waarbij werkgevers en werknemers gezamenlijk worden geacht een juridische balans te vinden bij het eventueel toekennen van een extra vergoeding aan de werknemer-uitvinder.

Vraag 2: Deelt u de stelling van de heer Rijlaarsdam dat het huidige Nederlandse systeem van eigendomsrechten op uitvindingen en octrooien onrechtvaardig en onproductief is. Zo nee, waarom niet.

Antwoord op vraag 2: De stelling van de heer Rijlaarsdam deel ik niet.
In de eerste plaats wordt de werknemer-uitvinder gewoonlijk door middel van zijn normale salaris beloond voor het doen van uitvindingen. Hij is hier tenslotte voor aangenomen. Verder hebben bedrijven en onderzoeksinstellingen door het beschikbaar stellen van een geschikte onderzoeksomgeving voorzien van de nodige apparatuur, hulpmiddelen, kennisvoorzieningen e.d. een bijdrage geleverd aan de prestatie van de werknemer-uitvinder resp. onderzoeker-uitvinder. Daarnaast bezitten ondernemingen en onderzoeksinstellingen over de nodige kennis, specialisten en financiële middelen om een uitvinding te exploiteren. Ook hierdoor kunnen de werknemer-uitvinders en de onderzoeker-uitvinders zich volledig op hun onderzoekswerkzaamheden richten. Het is dus naar mijn mening - mede in het licht van het Nederlandse systeem als beschreven in het antwoord op vraag 1 - rechtvaardig dat de werkgever het octrooirecht verkrijgt. Overigens merk ik nog op dat de uitvinder die géén aanspraak op het octrooi heeft, op grond van artikel 14 van de ROW het recht behoudt om in het octrooi als de uitvinder te 3 worden vermeld. Deze regeling is van dwingend recht: er kan dus niet bij overeenkomst van worden afgeweken. Dit recht is ook belangrijk voor de eigen marktwaarde van de werknemer-uitvinder en onderzoeker-uitvinder.

Vraag 3: Deelt u de mening dat het wenselijk is het Duitse voorbeeld van wetgeving met betrekking tot standaardvergoedingen voor de uitvinder in Nederland te introduceren aangezien het aantal uitvindingen per hoofd van de bevolking in Duitsland bijna twee maal zo groot is als in Nederland? Zo ja, per wanneer wilt u dit invoeren?

Antwoord op vraag 3: Ook ik ben voorstander van een systeem dat zoveel mogelijk innovatie stimuleert. Tegelijkertijd vind ik het niet wenselijk het Duitse voorbeeld ook in Nederland over te nemen. Onder verwijzing naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2 gaat het om een arbeidsrechtelijke aangelegenheid waarbij de ROW alleen aangeeft dat het de werkgever in beginsel vrij staat een extra beloning toe te staan aan de werknemer. Zo wordt tegenwoordig door een aantal universiteiten afgesproken dat de onderzoeker/uitvinder een deel van de opbrengsten van het octrooi krijgt.

Volgens de heer Rijlaarsdam heeft het hier ontbreken van een uitgebreid wettelijk geregeld beloningssysteem zoals het Duitse “Arbeitnehmererfindungsgesetz” een negatief effect op de motivatie van werknemers en op het innovatievermogen van de economie. De bewering van de heer Rijlaarsdam dat het Duitse Arbeitnehmererfindungsgesetz de reden van het relatief hoge aantal uitvindingen in Duitsland zou zijn, laat ik voor zijn rekening. Naar mijn mening zijn als factor veel belangrijker de aanzienlijk hogere R&Duitgaven in Duitsland. Overigens merk ik op dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen – afgaand op aantallen octrooiaanvragen en –verleningen – helemaal geen gek figuur slaat. Integendeel, Nederland behoort in die vergelijking samen met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland tot de vijf belangrijkste octrooilanden. De argumentatie die de heer Rijlaarsdam ontleent aan het Duitse Arbeitnehmererfindungsgesetz lijkt mij kortom onvoldoende om te overwegen een dergelijk systeem ook in Nederland te introduceren. Daarbij speelt ook een rol dat mij geen signalen bereiken waaruit ik zou kunnen concluderen dat werkgevers en werknemers op dit moment een probleem zien dat een oplossing zou behoeven.

(w.g.) mr. L.J. Brinkhorst Minister van Economische Zaken 

Lees gehele brief hier. Meer over de heer Rijlaarsdam hier.