DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 9504

Geen vrijbrief

\"\"Gerechtshof Amsterdam, 30 november 2010, LJN: BP8876, Appelant tegen Uitgeverij Nieuw Amsterdam B.V. c.s.

Auteursrecht. Portretrecht. Appelant  (“exploiteert een website waar hij reclame maakt voor door hem geschreven boeken over onder andere zijn carrière als drugshandelaar. In zijn boek “Drugbaron in spijkerbroek”) vorderde in eerste aanleg veroordeling van Nieuw Amsterdam tot rectificatie van een artikel in het misdaadtijdschrift \'Koud Bloed\' van uitgeverij Nieuw Amsterdam. In reconventie vorderde Nieuw Amsterdam veroordeling van Appellant tot verwijdering van zijn website van de portretten van twee directeuren van de uitgeverij. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van appelant af en die van Nieuw Amsterdam toe.

Het hof bekrachtigt i.c. het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen, maar vernietigt het reconventionele deel, omdat Nieuw Amsterdam haar auteursrecht op de foto’s niet heeft aangetoond en de publicatie van de portretten jegens Nieuw Amsterdam niet onrechtmatig is. “Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat Appellant  daarmee geen vrijbrief heeft verworven om de portretten terug te plaatsen op zijn website, omdat uit het voorgaande voortvloeit dat directeur B en  directeur L, die geen partij zijn in deze procedure, het recht hebben om zich tegen publicatie te verzetten.”

2.6 (…) Nu in het artikel niets nieuws over [ Appellant ] is geopenbaard kan niet worden gezegd dat [ Appellant ] door het artikel meer in gevaar is gekomen dan hij al was door zijn eigen levensloop en publicaties..

2.10 Het hof begrijpt dat Nieuw Amsterdam de foto’s van haar directeuren heeft laten vervaardigen, op haar eigen website heeft laten plaatsen en dat [ Appellant ] deze portretten zonder toestemming heeft overgenomen en gepubliceerd op zijn website. Nieuw Amsterdam heeft primair gesteld dat het hier gaat om in opdracht vervaardigde portretten, zodat ingevolge art. 19 lid 3 Auteurswet (Aw) toestemming van de geportretteerden was vereist. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat een redelijk belang van haar geportretteerde directeuren, en in het verlengde daarvan ook een redelijk belang van haar zelf als uitgeverij, zich verzet tegen de openbaarmaking van de portretten zodat deze niet geoorloofd was ingevolge art. 21 Aw. Beide grondslagen kunnen de vordering echter niet dragen. Nu gesteld noch gebleken is dat Nieuw Amsterdam het auteursrecht heeft op de portretten of dat [ directeur B ] en [ directeur L ] haar gemachtigd hebben om de vordering tot verwijdering namens hen in te stellen, biedt de Auteurswet geen grond voor toewijzing van deze vordering van Nieuw Amsterdam.
Het mag zo zijn dat [ directeur B ] en [ directeur L ] de publicatie van hun portretten op [Appellant]s website als bezwaarlijk en beangstigend hebben ervaren maar dat is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om aan te nemen dat (“in het verlengde daarvan”) [ Appellant ] met die publicatie onrechtmatig jegens Nieuw Amsterdam heeft gehandeld, zodat aan haar evenmin op die grond een eigen vordering ter zake toekomt.
Grief III slaagt en de vordering tot verwijdering van de portretten zal alsnog worden afgewezen. Het hof merkt daarbij ten overvloede op dat [ Appellant ] daarmee geen vrijbrief heeft verworven om de portretten terug te plaatsen op zijn website, omdat uit het voorgaande voortvloeit dat [ directeur B ] en [ directeur L ], die geen partij zijn in deze procedure, het recht hebben om zich tegen publicatie te verzetten. Dat zij er mee hebben ingestemd dat Nieuw Amsterdam hun portretten publiceert brengt niet mee dat die bevoegdheid dan daarmee ook aan [ Appellant ] toekomt.

Lees het arrest hier.

IEF 9453

De litigieuze beeld- en geluidsopnamen

Gerechtshof Amsterdam, 8 maart 2011, LJN: BP6989, Endemol Nederland B.V. &  SBS Broadcasting B.V. tegen geïntimeerde

Mediarecht. Portretrecht. Hoger beroep in de zaak Koos H (Vzr. Rechtbank Amsterdam,16 april 2010, IEF 8766). ‘Het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag 8 maart 2011 geoordeeld dat het aan Peter R. de Vries gegeven – en door hem overtreden – verbod om de beelden van de gesprekken met Koos H. uit te zenden in hoger beroep in stand blijft.

Koos H. werd in 1982 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor de moord op drie jonge meisjes. De Vries wenste meer informatie te verkrijgen over deze drie moorden en over de dubieuze relatie tussen Koos H. en een rechter in Den Haag. Daarom is op zijn initiatief verborgen opnameapparatuur de tbs-kliniek, waarin Koos H. verblijft, binnengesmokkeld. Ondanks een verbod is in de tweede uitzending een deel van de gesprekken met Koos H. uitgezonden. In een direct daaropvolgend kort geding heeft de voorzieningenrechter de dwangsom verhoogd naar € 500.000,-.

In het tegen de beide vonnissen ingestelde hoger beroep heeft het hof het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van Koos H. afgewogen tegen het recht op vrije meningsuiting, in dit geval de persvrijheid, van De Vries. In dat kader heeft het hof beoordeeld welk maatschappelijke belang gediend is bij onverkorte uitzending van de gemaakte opnames. In die afweging oordeelde het hof dat het recht van Koos H. op privacy het zwaarst moet wegen en dat het door de voorzieningenrechter uitgesproken verbod terecht was opgelegd.

Het hof vindt dat, omdat het hier gaat om een ernstige maatschappelijke misstand, mogelijk een uitzondering moet worden gemaakt voor uitzending van de opnames die op de Haagse rechter betrekking hebben. De uitzending daarvan heeft inmiddels met inzet van een acteur plaatsgevonden. Of de originele beelden en geluid alsnog mogen worden uitgezonden kon door het hof niet worden beoordeeld omdat het niet over de desbetreffende originele opname beschikt.’

Lees het vonnis hier. Persbericht hier.

IEF 9442

Te suggestief en veroordelend van karakter

Rechtbank Amsterdam, 6 oktober 2010, LJN: BP6075, [A] tegen RTL Nederlands B.V. c.s.

Auteursrecht. Portretrecht. Consumentenprogramma Kat In De Zak wijdt programma aan eiser, die er volgens het programma malafide praktijken op na zou houden. Eiser beroept zich op het portretrecht en ziet zijn vorderingen toegewezen.  De aflevering is naar het oordeel van de rechtbank te suggestief en veroordelend van karakter. “De provisionele vordering van [A] zal daarom voor wat betreft het met onmiddellijke ingang staken van elke openbaarmaking, verveelvoudiging en verspreiding van de aflevering, delen daarvan of beelden daaruit, worden toegewezen.”

4.8.  [A] is onverwachts gefilmd in zijn werkomgeving. Tijdens de aflevering is te zien dat [A] aangeeft dat hij niet instemt met het filmen. Op de vraag van [C] of hij [A] kan spreken zegt [A] letterlijk: “Ja ik heb het al gehoord, ik vind dit niks.” De aflevering is naar het oordeel van de rechtbank te suggestief en veroordelend van karakter. Zo wordt de suggestie gewekt dat [A] een “soort van oplichter is”. [E] Models is “wel gewoon te vertrouwen”. Bovendien blijken de verwijten die worden gemaakt niet juist. Zo wordt [A] beschuldigd van het onrechtmatig gebruiken van foto’s van [D] in een reclamecampagne terwijl hij die niet heeft gebruikt.
Voorts geeft [D] in de aflevering aan (zie 2.9.) dat ze geheel onverwachts EUR 305,- heeft moeten betalen voor haar portfolio toen ze het portfolio kwam ophalen terwijl uit een overgelegd rekeningafschrift van [A] blijkt dat [D] ruim van te voren betaald heeft voor het portfolio.
Ook wordt in de aflevering de suggestie gewekt dat [A] weigert foto’s van [D] af te geven. Uit de informatiefolder voor “Making of a Model” blijkt dat het model aan het eind van de rit een portfolio krijgt waarvoor in onderling overleg een selectie uit de genomen foto’s wordt gemaakt. Dat dit bij andere bureaus anders gaat mag zo zijn, maar laat onverlet dat voor [D] op basis van de overeenkomst duidelijk was wat ze zou krijgen, namelijk een selectie die in een portfolio zou worden neergelegd. Het is op die basis dat [D] met [A] in zee is gegaan. Tevens blijkt uit door [A] overgelegde e-mails dat hierover tussen partijen geen verschil van mening (meer) bestond. [D] heeft om 4 of 5 foto’s gevraagd, waarvoor ze bereid was te betalen. [A] heeft toegezegd dat dit mogelijk was waarna [D] vervolgens niets meer van zich heeft laten horen.
Dit geheel van feiten en omstandigheden leidt tot het voorlopig oordeel dat sprake is van een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van [A].

4.9.  De volgende vraag die beantwoording behoeft, is of een beperking van de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is ter bescherming van de privacybelangen van [A]. De rechtbank is van oordeel dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting in het licht van alle feiten en omstandigheden noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank stelt daarbij het suggestieve en veroordelende karakter van de aflevering voorop. [A] wordt ten onrechte beschuldigd van het zonder toestemming gebruiken van foto’s in een reclamecampagne. Ook wordt ten onrechte het beeld geschetst dat [D] door [A] is opgelicht omdat zij geheel onverwachts EUR 305,- moest betalen voor haar portfolio. In de aflevering wordt naar voorlopig oordeel onnodig het beeld geschetst dat [A] er malafide praktijken op na houdt en dat hij een oplichter is. Hieraan kan niet afdoen dat, gelijk RTL c.s. stelt, de aflevering positief eindigt met de slotsom van Van der Voort zoals weergegeven onder 2.11. Dit betreft [E] Models en wekt nu juist de suggestie dat andere bureautjes (zoals [A]) malafide zijn. De provisionele vordering van [A] zal daarom voor wat betreft het met onmiddellijke ingang staken van elke openbaarmaking, verveelvoudiging en verspreiding van de aflevering, delen daarvan of beelden daaruit, worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9345

In direct en functioneel verband

Rechtbank Amsterdam,.29 december 2010, HA ZA 10-1160, P tegen het Parool c.s. (met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan)

Auteursrecht. Portretrecht. Eiser P. maakt op grond van het porterrecht bezwaar tegen de publicatie in het Parool van een portretfoto van eiser. De driekoloms foto betreft een still uit een aan eiser gewijde aflevering uit NPS-serie‘Vrije Radicalen, waarin eisers criminele verleden aan bod kwam. Enige tijd na de uitzending is hij opgepakt voor het neersteken van 3 hulpverleensters (waarvan 1 is overleden) en is inmiddels veroordeeld tot 16 jaar cel.

De vorderingen worden afgewezen. Het Parool mocht verdachte herkenbaar afbeelden. “De foto van P. die daarbij is gepubliceerd staat in direct en functioneel verband tot de inhoud van het artikel.” en “Door zijn medewerking te verlenen aan de vervaardiging van de NPS-documentaire heeft P. zelf toe bijgedragen dat hij werd blootgesteld aan aandacht in verband met zijn betrokkenheid bij het geweldsmisdrijf in het opvanghuis van Spirit.

4.5. De beschrijving - in woord en beeld - in het artikel van de persoon P. aan de hand van informatie uit de NPS-documentaire vindt op betrekkelijk zakelijke wijze plaats. Dat die beschrijving een beeld schetst dat feitelijk onjuist is, is niet door P gesteld en is verder ook niet gebleken. Die beschrijving is voor het publiek relevant omdat daarmee verband gelegd wordt tussen de persoon P, zijn persoonlijke omstandigheden en achtergronden zoals die naar voren komen uit de NPS-documentaire enerzijds en de aard en ernst van het geweldsmisdrijf waarvan hij verdacht werd anderzijds. De foto van P. die daarbij is gepubliceerd staat in direct en functioneel verband tot de inhoud van het artikel. In het artikel wordt immers beschreven dat P. in de NPS documentaire heeft verteld dat hij het grote litteken op zijn gezicht heeft opgelopen bij een vechtpartij met dertig jongens waarbij hij het voor een vriend opnam. De foto van het gezicht van P., die afkomstig is uit de NPS-documentaire en waarop dat litteken zichtbaar is, is blijkens het onderschrift bij de foto bedoeld als illustratie van die passage in het artikel.

4.6. Bij beoordeling van de (on)rechtmatigheid van de publicatie van de foto door Het Parool is verder van belang dat de informatie in het artikel over P. en de daarbij gepubliceerde foto van zijn gezicht reeds waren geopenbaard omdat P. zelf medewerking heeft verleend aan de vervaardiging van de op televisie uitgezonden NPS-documentaire waarvan Het Parool melding maakte en waarop zij zich in het artikel baseerde. De informatie en het portret waren ten tijde van de publicatie in Het Parool middels de website uitzendinggemsit.nl nog toegankelijk voor het publiek. Door zijn medewerking te verlenen aan de vervaardiging van de NPS-documentaire heeft P. zelf toe bijgedragen dat hij werd blootgesteld aan aandacht in verband met zijn betrokkenheid bij het geweldsmisdrijf in het opvanghuis van Spirit.

4.7. Op zichzelf genomen is juist dat Het Parool met liet artikel informatie heeft gepubliceerd die de persoonlijke levenssfeer van P. betreft. het artikel omvat mede een beeltenis van het gezicht van P. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de achtergrond, inhoud en totstandkoming van het artikel in Het Parool en de rol die de foto bij dat artikel vervult, is geen plaats voor het oordeel dat Het Parool onrechtmatig jegens P. heeft gehandeld door zonder toestemming van P. tot openbaarmaking van die foto bij het artikel over te gaan. Het belang van P dat hij in detentie niet via de door Het Parool gepubliceerde foto in verband gebracht kan worden met het geweldsmisdrijf legt daar tegenover onvoldoende gewicht in de schaal om zich tegen de openbaarmaking van die foto door Het Parool te verzetten. De vorderingen van P zijn niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier of via KVdL's  Mediareport.nl.

IEF 9151

Om haar ongenoegen kenbaar te maken

Vzr. rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2010, KG ZA 10-1748, WT/PvV, Eiseres tegen SBS Broadcasting B.V. & Eyeworks B.V. (met dank aan Joep Meddens en Willem Roos, Höcker)

Auteursrecht. Portretrecht. Mediarecht. Proceskosten. Gedaagden SBS/Eyeworks hebben voor het progamma  “De leukste verborgen cameragrap van Nederland” opnames gemaakt van eiseres. Eiseres wordt door haar buren gewezen op een vooraankondiging met de beelden van eiseres, voor de uitzending waarvan zij niet om toestemming is gevraagd (geen quit claim)en maakt bezwaar tegen de (verdere) uitzending.

SBS/Eyeworks zegt toe de beelden niet uit te zenden, maar partijen komen pas zeer kort voor de zitting tot een volledig akkoord, waardoor “de rechtsstrijd beperkt is gebleven tot de vraag of de door eiseres  gevorderde (proces)kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat  SBS “bewust het risico heeft genomen dat eiseres zich op het standpunt zou stellen dat zij een redelijk belang heeft om zich tegen (verdere) uitzending van haar portret te verzetten en een advocaat zou inschakelen om haar ongenoegen over die opname en uitzending kenbaar te maken. Het is in beginsel dan ook redelijk dat de kosten die de werkwijze van SBS c.s. voor [eiseres] tot gevolg heeft, voor zover het Nederlands procesrecht in zaken die niet betrekking hebben op industriële eigendom dat mogelijk maakt, worden gedragen door SBS c.s.”

4.3. (…) Nu Eyeworks pas om 14:26 uur, dus na 13:30 uur, heeft toegezegd om de opname van de harde schijf te zullen wissen en er dus voor het tijdstip waarop door de rechtbank was bepaald dat de dagvaardingen dienden te te zijn uitgebracht, er nog geen volledig akkoord tussen partijen was, wordt SBS c.s. niet gevolgd in haar stelling dat de proceskosten door [eiseres] nodeloos zijn gemaakt. Dat, zoals door SBS c.s. gesteld het technisch onmogelijk was om de band met de opname aan [eiseres] af te staan, omdat er ook andere opnamen opstonden, maakt dat niet anders. Eyeworks en SBS zijn immers zelf verantwoordelijk voor de wijze van inrichting van die banden. Dat er ook nog andere informatie op die banden staat is een omstandigheid die voor rekening en risico van SBS c.s. komt. Bovendien wordt niet ingezien waarom SBS c.s. in dat geval dan niet eerder heeft aangeboden om de opname van de harde schijf te wissen. Ook de omstandigheid dat [eiseres] niet direct bij haar eerste sommaties de advocaatkosten heeft gevorderd, vormt geen aanleiding om die kosten daarom voor rekening van [eiseres] te laten. Voldoende aannemelijk is, zoals door [eiseres] gesteld, dat door de korte termijn waarop [eiseres] van de uitzending op de hoogte is geraakt en de daardoor ontstane tijdsdruk, in eerste instantie is vergeten om de vergoeding van de kosten als eis naar voren te brengen. Deze aanvullende eis is in het onderhandelingsverloop voldoende tijdig neergelegd en komt ook niet onredelijk of onjuist voor. SBS c.s. heeft een louter commercieel doel, zijnde de met een amusementsprogramma te  verwerven reclame-inkomsten, zonder haar toestemming gefilmd, bovendien zonder haar nadien over de opname of het tijdstip van uitzending te informeren. Ook heeft SBS c.s. een deel van [eiseres] gemaakte beelden in de vooraankondigingen van dit programma uitgezonden. SBS c.s. heeft aldus bewust het risico genomen dat [eiseres] zich et standpunt zou stellen dat zij een redelijk belang heeft om zich tegen (verdere) uitzending van haar portret te verzetten en een advocaat zou inschakelen om haar ongenoegen over die opname en uitzending kenbaar te maken. Het is in beginsel dan ook redelijk dat de kosten die de werkwijze van SBS c.s. voor [eiseres] tot gevolg heeft, voor zover het Nederlands procesrecht in zaken die niet betrekking hebben op industriële eigendom dat mogelijk maakt, worden gedragen door SBS c.s. In hetgeen SBS c.s. in deze procedure heeft betoogd wordt geen aanleiding gezien om daarvan af te wijken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9050

Over blijft slechts

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 augustus 2010, LJN: BN5095, Eiser tegen Gedaagde (Turks dansfeest).

Auteursrecht. Portretrecht. Onrechtmatige daad. Openbaar maken van portretfoto van vrouw op een Turks dansfeest  Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Rotterdam, 26 november 2008, IEF 7441). Onvoldoende gesteld voor causaal verband tussen daad en schade. "(...) niets is gesteld waaruit mogelijk zou kunnen volgen dat [geïntimeerde] de door haar gestelde sociale en materiële schade ten gevolge van de fotopublicaties heeft geleden. Over blijft slechts dat [geïntimeerde] door een buurvrouw met de portretfoto in Migranten is geconfronteerd en dat zij daardoor en door de daarna ontdekte publicatie in de Volkskrant gekwetst was." Geen schadestaatprocedure: Het hof begroot de schade die [geïntimeerde] heeft geleden door de confrontatie in 2005 met de twee portretfotopublicaties, op € 300,-.

5.3  [geïntimeerde] heeft onbetwist gesteld dat zij voor het eerst in 2005, dus twee jaar na de publicatie in de Volkskrant, met de foto is geconfronteerd. Daarvóór wist zij niet waarom ze moeilijkheden van sociaal-culturele aard in haar omgeving had, aldus [geïntimeerde]. Dit betekent dat al die jaren niemand uit haar omgeving - ook niet haar ouders of andere familieleden of naasten - haar op enig moment op het bestaan van een compromitterende foto hebben gewezen. Niets wijst er op dat de mensen die [geïntimeerde] isoleerden, het artikel in de Volkskrant met de portretfoto hebben gezien en haar vanwege die foto (en niet reeds om hoe zij zich verder gedroeg) isoleerden. Voorts staat vast (dat heeft [geïntimeerde] niet betwist) dat [geïntimeerde] zich in het dagelijks leven op voor Nederlanders gebruikelijke wijze en zonder hoofddoek kleedde, dat zij op gebruikelijke wijze deelnam aan de Nederlandse samenleving en dat zij feestelijk gekleed en opgemaakt naar in elk geval één Turks feest in "Now & Wow" is gegaan, waar honderden mensen uit de Turkse gemeenschap aanwezig waren. Daaronder kunnen mensen zijn geweest die [geïntimeerde] hebben herkend en later op een of andere wijze bekend hebben gemaakt dat (ook) zij zich in deze gelegenheid ophield.

[geïntimeerde] heeft voorts geen omstandigheden gesteld aangaande het moment en de wijze waarop de schade haar zou zijn toegebracht. Bij dagvaarding in eerste aanleg stelt zij dat "het bekend worden van de foto's gepaard ging met afkeuring". Wanneer die foto's bekend werden, anders dan in 2005, heeft zij niet gesteld. Zij heeft slechts vaag aangegeven dat zij zelf begin 2005 door derden uit haar traditionele omgeving op de publicaties werd aangesproken. Wie die derden zijn, en met name ook hoe nabij deze bij haar leven en opleiding staan, heeft zij niet naar voren gebracht. Waaruit de afkeuring bestond heeft zij evenmin gesteld. Over het jaar waarin de afkeuring begon is zij onduidelijk. Ook over het afbreken van haar opleiding en de aanleiding daartoe is zij zeer vaag; slechts uit het gestelde schadebedrag zou impliciet misschien kunnen worden opgemaakt dat [geïntimeerde] in enige periode één of twee jaar aan een openbare instelling heeft gestudeerd, dat zij daarna een kortere particuliere opleiding heeft genoten en dat zij één of beide opleidingen heeft afgebroken.

5.4  Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat niets is gesteld waaruit mogelijk zou kunnen volgen dat [geïntimeerde] de door haar gestelde sociale en materiële schade ten gevolge van de fotopublicaties heeft geleden. Over blijft slechts dat [geïntimeerde] door een buurvrouw met de portretfoto in Migranten is geconfronteerd en dat zij daardoor en door de daarna ontdekte publicatie in de Volkskrant gekwetst was. Deze schade kan het hof direct begroten. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure ligt voor die schade niet in de rede. In zoverre slaagt het hoger beroep van [appellant].

5.5  Het hof begroot de schade die [geïntimeerde] heeft geleden door de confrontatie in 2005 met de twee portretfotopublicaties, op € 300,-. Deze schade moet [appellant] aan [geïntimeerde] vergoeden. 

Lees het arrest hier.

IEF 9017

Een rol die functioneel van aard is

Gerechtshof Amsterdam, 27 juli 2010, zaaknr. 200.031.457/01, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (met dank aan Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De rechtbank wees de vorderingen af en het hof bekrachtigt i.c. het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, IEF 7509).

De plaatsing van het betreffende krantenartikel met bijbehorende foto op het internetforum van Maroc-NL als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet worden beschouwd. De functie van de foto bij het artikel is functioneel van aard en vergroot de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het aangesneden onderwerp (kinderlokken op internet). Het Hof komt daardoor niet toe aan de vraag of Maroc-NL aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken door haar gebruikers op haar forum.
 
Het beroep van S. c.s. op het portretrecht slaagt evenmin onder meer wegens het gebrek aan een redelijk belang; de foto wordt gebruikt in een context die gelijk of in elk geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming is verleend. Procesrecht: portretrecht is geen IE-recht in de zin van 1019h Rv.

4.5. In het onderhavige geval betreft het echter de plaatsing van een artikel met bijbehorende foto, overgenomen uit (de site van) een dagblad waarin de desbetreffende foto rechtmatig openbaar is gemaakt, zulks in het kader van een discussie over het in het artikel besproken (actuele) onderwerp op het internetforum van Maroc. Het hof is van oordeel dat deze plaatsing, in de gegeven context als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet moet worden beschouwd. Het (relatief korte) artikel wordt immers in het kader van een discussie op het internetforum van commentaar voorzien, de (sterk verkleinde) bij behorende foto speelt daarbij een rol die functioneel van aard is; de foto vergroot immers de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het in de discussie aangesneden onderwerp.

4.6. Nu een citaat ingevolge het bepaalde in artikel 15a Auteurswet niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk wordt beschouwd brengt het voorgaande mee dat in het midden kan blijven of Maroc in de gegeven omstandigheden voldoende heeft gedaan om te voorkomen dat op haar site zodanige inbreuken worden gepleegd.

4.7. Grondslag van de vordering van Dubos is de schending van het portretrecht van I. Vast staat dat de desbetreffende foto destijds met toestemming van D. door S. aan De Telegraaf ter beschikking is gesteld ten behoeve van de illustratie van een artikel over het lokken van kinderen via het internet. De foto is op de wijze waarop deze in het dagblad en op de site van De Telegraaf is verschenen (sterk verkleind, tezamen met het bewuste artikel) op de site van Maroc geplaatst. Het beroep van D. op inbreuk op het portretrecht van I. moet reeds worden verworpen omdat D. niet voldoende heeft toegelicht welk redelijk belang er van de zijde van I. bestaat om zich tegen een dergelijke openbaarmaking van de foto te verzetten. Deze heeft immers plaatsgevonden in een context die, zo niet gelijk, dan in ieder geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming was verleend. Dat het bestaan van een redelijk belang zonder nadere toelichting niet valt aan te nemen, geldt temeer nu I. op de foto niet duidelijk herkenbaar in beeld is gebracht, en in ieder geval op de verkleinde foto niet aanstonds zodanig herkenbaar was dat aan te nemen valt dat de verschijning op de site van Maroc (op relevante schaal) tot herkenning door derden zal hebben geleid.

Lees het arrest hier.

IEF 8992

Gênant en beschamend (bodem)

Rechtbank Amsterdam, 14 juli 2010, HA ZA 09-2452, X. tegen GS Media B.V. (met dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx Advocaten).

Portretrecht en onrechtmatige publicatie/uitzending. Bodem in de zaak over het GeenStijl-filmpje van de dronken studente (zie vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 september 2009, IEF 8217).  Vorderingen grotendeels toegewezen. Onrechtmatig handelen GeenStijl door het filmpje (tot twee maal toe openbaar te maken en daarbij de in het vonnis geciteerde teksten te plaatsen. “GeenStijl heeft weliswaar het recht 'to shock, offend and disturb', maar daaraan zijn grenzen. (…) De rechtbank betwijfelt bovendien of GeenStijl het publiek wilde informeren, zoals zij vervolgens aanvoert.”

4.4. X. is midden in de nacht gefilmd zonder dat zij daar op bedacht hoefde te zijn. Zij is geen bekende persoonlijkheid en vervult geen publieke functie. Zij was ten tijde van het filmen duidelijk onder invloed van alcohol. Het filmpje is voor X gênant en beschamend. In het filmpje wordt met X de spot gedreven. Dit gebeurt onder andere door enkele seconden in te zoemen op het braaksel dat tussen beide meisjes op de grond ligt, door de zinsneden "majesteit noemen" en "Ik ben een voorzitter" meerdere keren achter elkaar te herhalen en door af te sluiten met applaus. Dit wordt versterkt door de teksten die door GeenStijl bij het aitikel zijn geplaatst, zoals "kotsend beugelstudentenmeisje" (…) Dit geheel van feiten en omstandigheden leidt tot het oordeel dat sprake is van een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van Hieraan kan niet afdoen dat, gelijk Geenstijl stelt, de opnames in het openbaar zijn gemaakt,  X niet zou hebben aangegeven dat zij niet gefilmd wilde worden en zij actief aan het filmpje zou hebben meegewerkt. Nog daargelaten dat hieruit niet kan worden afgeleid dat X heeft ingestemd met openbaarmaking van het filmpje, heeft te gelden dat GeenStijl uit de door haar gestelde feiten, gelet op de kennelijke staat van dronkenschap van X, niet gerechtvaardigd mocht afleiden dat - haar recht op privacybescherming heeft prijsgegeven.

(…)

4.7. De rechtbank is van oordeel dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting in het licht van alle feiten en omstandigheden noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank stelt daarbij het denigrerende en vernederende karakter van het filmpje en de daarbij geplaatste teksten voorop. GeenStijl heeft weliswaar het recht 'to shock, offend and disturb', maar daaraan zijn grenzen. Die grenzen zijn hier overschreden. De rechtbank neemt daarbij, behalve het denigrerende en vernederende karakter van het filmpje, in overweging dat van een klemmende reden van publiek belang om het filmpje (en de begeleidende teksten) te plaatsen geen sprake is. GeenStijl heeft voldoende mogelijkheden om het bralgedrag van beschonken studenten op een provocerende wijze aan de kaak te stellen, zonder daarbij de persoonlijke levenssfeer van ' op de hier aan de orde zijnde ingrijpende wijze aan te tasten. Van een misstand zoals GeenStijl die zegt aan de kaak te willen stellen, is naar het oordeel van de rechtbank bovendien geen sprake, zoals GeenStijl ter zitting ook met zoveel woorden te kennen heeft gegeven. De rechtbank betwijfelt bovendien of GeenStijl het publiek wilde informeren, zoals zij vervolgens aanvoert. De rechtbank verwijst in dit verband naar de onder 2.1 1 weergegeven tekst die bij de versie met balk is geplaatst. Daaruit blijkt veeleer dat het GeenStijl 'om de lol' te doen was. Ook het 'nieuwsfeit' dat ' een procedure is gestart tegen GeenStijl levert geen rechtvaardiging op het filmpje opnieuw (met balk) te plaatsen. Uit de hiervoor bedoelde en onder 2.11 weergegeven tekst blijkt dat het GeenStijl bij het plaatsen van het filmpje helemaal niet om het brengen van een nieuwsitem te doen was. In reactie op het uitbrengen van de dagvaarding meldt GeenStijl immers: "Dan kun je het krijgen ook". Dat geeft geen blijk van het willen brengen van een nieuwsitem. Zo het aanhangig maken van de dagvaarding al als nieuwsfeit is te zien, kon GeenStijl dit nieuwsfeit bovendien brengen zonder het filmpje opnieuw te tonen.

4.8. De conclusie van het voorgaande is dat GeenStijl met beide openbaarmakingen van het filmpje met de begeleidende teksten inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van X. X heeft een redelijk belang zich tegen openbaarmaking te verzetten. Nu GeenStijl zonder toestemming van X tot openbaarmaking is overgegaan, heeft zij onrechtmatig (want in strijd met artikel 21 Aw) gehandeld jegens X. De in verband hiermee gevorderde verklaring voor recht kan in zoverre worden toegewezen als nader in het dictum bepaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 8926

Dat gedaagde nog altijd achter de betreffende websites zit

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 juni 2010, LJN: BM7956, De maatschap tegen gedaagden.

Onrechtmatige publicatie op het internet, met paar IE-componenten. Eisers vorderen de verwijdering van uitlatingen over de maatschap en haar medewerkers die, zo stellen eisers, door gedaagden op diverse websites en blogs op het internet zijn gepubliceerd. Vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Verwijzing naar Pirate Bay-vonnis i.v.m. betrokkenheid / persoon ‘achter de betreffende websites’. Inbreuk merkenrecht, auteursrecht en portretrecht niet aannemelijk. Geen 1019h proceskosten.

Betrokkenheid: 4.7.   Door eisers is in dit kader nog gewezen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (LJN: BK1067). Eisers stellen zich op het standpunt dat voldoende aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] nog altijd achter de betreffende websites zit, onder meer omdat hij niet heeft aangegeven aan wie hij de domeinnamen heeft overgedragen.

De voorzieningenrechter is echter voorlopig van oordeel dat – anders dan eisers menen – geen sprake is van een zelfde soort situatie als aan de orde in voornoemde zaak. Daarbij weegt de voorzieningenrechter met name de volgende omstandigheden mee:
-  in de door eisers aangehaalde zaak is sprake van een strafrechtelijke veroordeling door de Zweedse rechter op grond van overtreding van de “Copyright Act 1960:729” en het Zweedse wetboek van strafrecht. In deze procedure heeft de strafrechter in eerste instantie de betrokkenheid van eisers in de procedure bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bij de website The Pirate Bay bewezen verklaard en alhoewel dit oordeel nog onderhevig is aan hoger beroep, vormt het – naar het oordeel van de voorzieningenrechter Amsterdam – wel een aanwijzing voor hun betrokkenheid;
-  in de door eisers aangehaalde zaak hebben eisers, ook na het vonnis van de Zweedse strafrechter, veelvuldig de publiciteit gezocht en daarin te kennen gegeven dat The Pirate Bay, ondanks het feit dat zij zijn veroordeeld, zal doorgaan. Daaruit moet – naar het oordeel van de voorzieningenrechter Amsterdam – worden geconcludeerd dat eisers op dat moment van mening waren, of de indruk hebben willen wekken, dat zij The Pirate Bay vertegenwoordigen, dan wel een leidinggevende rol bij de website vervullen (LJN: BK1067 rechtsoverweging 5.16 en 5.17). Van dergelijke omstandigheden is in de thans voorliggende zaak geen sprake.

4.8. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen, zoals weergegeven onder 1 a tot en met e van de dagvaarding, zullen worden afgewezen voor zover ze betrekking hebben op andere uitlatingen dan die op “[domeinnaam]”.

Inbreuk merkenrecht, auteursrecht en portretrecht: 4.17.  Ten aanzien van de vorderingen onder 1 e en f overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op hetgeen door [gedaagde sub 2] is aangevoerd, hebben eisers onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van hun stelling dat momenteel op de website “[domeinnaam]” (nog) foto’s staan afkomstig van werknemers van de maatschap, of dat het beeldmerk of woordmerk van [eiseres sub 1] (nog) op de website staat. Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een inbreuk op de merk- en auteursrechten of de portretrechten van eisers, zullen de vorderingen onder 1 e en f daarom, evenals de vorderingen onder 5 en 6 in de dagvaarding, worden afgewezen.

Proceskosten: 4.18.  Er is, gelet op het relatief geringe belang van de op het intellectuele eigendomsrecht gebaseerde vorderingen van eisers en hetgeen onder 4.16 is overwogen, geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden berekend volgens het liquidatietarief. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8823

Het openbaar maken van naaktbeelden

Lucas Cranach der Ältere – “Gerechtigkeit als nackte Frau mit Schwert und WaageGerechtshof Leeuwarden, 4 mei 2010, LJN: BM3169, Strafzaak plaatsen privéfilmpjes op internet (de zaak Manon Thomas).

Auteursrecht. Portretrecht. Strafrecht. Veroordeling ter zake van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht en portretrecht. Geen gebruik van gegevens die met inbreuk op auteursrechten zijn verkregen (31a aanhef en onder a en/of b AW) en plaatsen op MSN in "gedeelde mappen" van zes contactpersonen is geen openbaarmaking ex art 31 juncto artikel 12 van de Auteurswet (beperkte kring van personen). Wel openbaarmaking door plaatsing op MSM m.b.t. portret benadeelde. Ten laste gelegde eenvoudige belediging onvoldoende feitelijk: het openbaar maken van naaktbeelden op zichzelf niet beledigend.

Verdachte heeft opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene] (partner benadeelde), van de computer van die [betrokkene] gekopieerd. Vervolgens heeft hij dat filmpje openbaar gemaakt en verspreid door het op de internetsite "You Tube" te plaatsen. Op dat filmpje is [benadeelde], bekend van televisie onder de naam [naam], tevens partner van [betrokkene] voornoemd, naakt te zien. Door deze handelwijze heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het auteursrecht van die [betrokkene], maar heeft hij ook het portretrecht van die [benadeelde] geschonden. Daarnaast heeft verdachte het portretrecht van [benadeelde] eveneens geschonden door foto's in voor derden toegankelijke gedeelde mappen te plaatsen.

Het hof is van oordeel dat het onder 3A ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen. Met name acht het hof niet bewezen het onderdeel "een (aantal) (computer)bestanden, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een (aantal) werk(en) is/zijn vervat" hetgeen de kern van het delict is als omschreven in (de aanhef van) artikel 31a aanhef en onder a en/of b van de Auteurswet en derhalve van de hierop gebaseerde tenlastelegging. Deze wetsbepaling beoogt strafbaar te stellen diegene die gebruik maakt van gegevens die met inbreuk op auteursrechten zijn verkregen. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene] (degene die het auteursrecht van de foto's en de filmpjes had) zelf degene is geweest die de bestanden in zijn eigen computer heeft geplaatst, maar daarbij is geen inbreuk gemaakt op zijn eigen auteursrecht. Verdachte heeft deze gegevens weliswaar zonder toestemming van die [betrokkene] van diens computer gekopieerd en zich daarbij mogelijk aan andere strafbare feiten schuldig gemaakt, maar dit doet aan het vorenstaande niet af.

Met betrekking tot het onder 3B ten laste gelegde is het hof van oordeel dat van de foto's niet bewezen kan worden dat deze openbaar zijn gemaakt als bedoeld in artikel 31 juncto artikel 12 van de Auteurswet. Uit het dossier en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen blijkt, dat verdachte de foto's heeft geplaatst op MSN in "gedeelde mappen" van zes contactpersonen van verdachte. Deze beperkte kring van personen acht het hof van te geringe omvang om te kunnen spreken van openbaarmaking in de zin waarop feit 3B ziet. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen hetgeen met betrekking tot openbaarmaking in artikel 12 van de Auteurswet is opgenomen en de strekking van de Auteurswet die er op gericht is het commerciële belang van de auteursgerechtigde te beschermen.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde.

Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel, dat met het plaatsen door verdachte van foto's van [benadeelde] in gedeelde, voor zes contactpersonen toegankelijke, mappen - en het aldus aan derden ter beschikking stellen van de foto's - wel sprake is van openbaarmaking in de zin waarop feit 4 ziet. Daartoe overweegt het hof dat het bij feit 4 gaat om de schending van het portretrecht van [benadeelde]. Daarbij spelen niet alleen commerciële belangen een rol maar ook privacy-belangen van de geportretteerde.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

3B. hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 1], en/of te [plaats 2], opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene], immers heeft verdachte opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene], van de computer van die [betrokkene] gekopieerd en vervolgens openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

4. hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te [plaats 2], zonder daartoe gerechtigd te zijn een aantal portretten, te weten een privéfilmpje en een aantal foto's, waarop [benadeelde] naakt te zien is, openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en door voornoemde foto's in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN te plaatsen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 3B en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie: Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

onder 3B: opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht;

en de overtreding: onder 4: zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maken.

Strafbaarheid: Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Lees het arrest hier.