DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 4097

Geen dagblad

bvan.gifRechtbank Arnhem, 30 mei 2005, LJN: BA6045. Koninklijke BDU Uitgevers B.V. tegen Wegener Huis-Aan-Huis Kranten B.V.

Misleidende reclame. Een krant die niet dagelijks verschijnt mag geen dagblad heten. Uitgebreide overwegingen over wat een dagblad genoemd mag worden. Aan de beoordeling van het woord ‘het’ komt de voorzieningenrechter niet meer toe. 

Eiseres BDU geeft in Barneveld en omgeving geeft het dagblad genaamd ‘Barneveldse Krant’ uit. Deze krant verschijnt zes maal per week. Gedaagde Wegener is eveneens uitgever van kranten en brengt sinds 1 november 2006 in Barneveld en omgeving een gratis krant uit met als titel ‘Barneveld Vandaag’.

BDU maakt bezwaar tegen de aanprijzing van ‘Barneveld Vandaag’ als ‘Het dagblad’. BDU vindt dat het gebruik van de term ‘dagblad’ op de website en gevel van Wegener misleidend en daarmee onrechtmatig in de zin van artikel 6:194 BW is, omdat daarmee ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat ‘Barneveld Vandaag’ een dagblad is en daarmee (vijf tot) zes maal per week verschijnt.  ‘Barneveld Vandaag’ verschijnt slechts vier maal per week. 

Daarnaast stelt zij dat  de aanprijzing van ‘Barneveld Vandaag’ een ongeoorloofde vergelijkende reclame-uiting als bedoeld in artikel 6:194a BW, omdat het woord ‘het’ de indruk wekt alsof ‘Barneveld Vandaag’ het enige en/of beste dag- danwel nieuwsblad van Barneveld en omgeving zou zijn.

De voorzieningenrechter concludeert dat er inderdaad sprake is van misleiding.

“4.3.  Voorshands geoordeeld acht de voorzieningenrechter de uitleg van het woord ‘dagblad’ zoals opgenomen in het Groot woordenboek van de Nederlandse Taal, van Van Dale (dagblad: blad dat tenminste zes maal per week verschijnt, dagelijks verschijnend nieuwsblad) van doorslaggevend belang in de onderhavige zaak.

Deze uitleg strookt ook met de andere door BDU weergegeven bronnen, die aangegeven dat eerst sprake is van een dagblad als dit gedurende vijf tot zes maal per week verschijnt. Uiteraard zijn de inhoud en de uitgave van een krant eveneens belangrijk, echter dit laat onverlet dat Wegener met het predicaat dagblad de pretentie heeft dat ‘Barneveld Vandaag’ dagelijks uitkomt, terwijl dit feitelijk niet het geval is. De consument wordt hierdoor misleid. Dat het relevante publiek volgens Wegener primair de adverteerder is, die op de hoogte is van de verschijningsfrequentie, en niet de lezer zelf, kan de voorzieningenrechter niet volgen, nu BDU heeft aangegeven dat het haar ook gaat om verlies van abonnees.

Voorts heeft Wegener aangegeven dat de reden waarom zij op dinsdag en zaterdag geen krant uitbrengt is, dat de opbrengsten van de advertenties dan zeer gering zijn. BDU heeft ter zitting verklaard dat ook zij, met name op dinsdag, met dit probleem kampt, maar toch op die dagen wel haar krant uitbrengt, hetgeen voorshands geoordeeld maakt dat BDU op een oneerlijke wijze moet concurreren met Wegener die haar krant ook als dagblad bestempelt.

4.4.  Het verweer van Wegener dat de grenzen voor wat betreft de aanduiding van een krant met de term dagblad met de tijd aan het vervagen zijn en steeds ruimer gezien moeten worden, kan niet slagen. Immers vooralsnog dient op grond van de door BDU aangevoerde bronnen te worden aangenomen dat een dagblad in Nederland dagelijks, dan wel vijf tot zes maal per week, verschijnt. Op hetgeen in de toekomst nog zal geschieden, kan en zal de voorzieningenrechter thans niet anticiperen.

Dat Het Oplage Instituut (hierna: HOI) de kranten ‘Almere Vandaag’ en ‘Alphen CC’ als dagbladen omschrijft maakt het voorgaande niet anders nu zij, zo blijkt uit de algemene voorwaarden van HOI, geen onderscheid maakt tussen kranten en dagbladen en slechts drie mediumgroepen hanteert (dagbladen, publiektijdschriften en vaktijdschriften). Nu uit de door Wegener overgelegde productie van het Handboek van de Pers vooralsnog onvoldoende duidelijk is geworden of zij wel een onderscheid maakt tussen de begrippen krant en dagblad, en wanneer volgens het Handboek een blad een dagblad is, treft ook het verweer dat de vier respectievelijk drie maal per week uitgegeven bladen ‘Almere Vandaag’ en ‘Alphen CC’ in dat Handboek als (regionale) dagbladen worden aangemerkt geen doel.”

4.5.  Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Wegener met het gebruik van de term dagblad voor haar krant ‘Barneveld Vandaag’ bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument een onjuiste voorstelling wekt en dat de consument daardoor wordt misleid in de zin van artikel 6:194 BW. Wegener wordt dan ook bij wijze van ordemaatregel vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis verboden om ‘Barneveld Vandaag’ aan te prijzen als dagblad. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden die zal worden gemaximeerd.

4.6.  Nu hiervoor is bepaald dat Wegener voor haar krant ‘Barneveld Vandaag’ geen gebruik meer mag maken van de term dagblad, komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan de vordering om de aanprijzing ‘Het dagblad van Barneveld’ te staken.”

De vordering tot rectificatie wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4061

Anti-Vandaal-Coating

grc.gifRechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. APP All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V., h.o.d.n. AZS Nederland Regio Zuid-Oost en Royal Floor Care B.V., h.o.d.n. Stone International. Eisers (door tussenkomst) in incident: Polysaccharide Industries AB en PSS Interservice AG (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)  

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na vervallen merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Eiser in incident Polysaccharide Industries (hierna: PSI) geeft de exclusieve Europese distributierechten op het product PSS20 (een coating waarmee gebouwen kunnen worden beschermd tegen o.a. graffiti) aan PSS Interservice AG (hierna: PSSI). Deze verleent de rechten voor de Benelux weer aan eiser (in conventie) APP All Remove (hierna: APP). De overeenkomst tussen PSSI en PSS wordt echter beëindigd, en daarmee verliest ook APP haar exclusieve distributierechten voor de Benelux. Deze rechten worden door PSSI gegeven aan gedaagde (in conventie) AZS.

Eerder had PSI het woordmerk PSS 20 al geregistreerd, welk merk echter inmiddels is vervallen. APP heeft voor de Benelux het woordmerk Anti-Vandaal-Coating “PSS 20” geregistreerd. Dit merk is nog wel geldig.

APP vordert, kort gezegd, dat AZS en Stone International wordt verboden uitlatingen te doen, waarbij onjuistheden of onwaarheden over haar worden verspreid. Zij doelt hiermee op de vermelding van referentieprojecten op de website van AZS, waarbij de indruk zou worden gewekt dat AZS deze projecten heeft uitgevoerd, terwijl deze in werkelijkheid zijn verricht door APP. Verder vordert APP het staken en gestaakt houden van het gebruik van (delen van) de merknaam en/of handelsnaam Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door AZS. Zij doelt hiermee in wezen enkel op het gebruik van de naam PSS 20 door AZS.

In reconventie vorderen, kort gezegd, AZS en Stone International een verbod op het onrechtmatig inroepen van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door APP. Het depot van APP zou te kwader trouw zijn verricht.

De rechtbank oordeelt dat met de geplaatste referentielijsten, alsmede een met e-mail die door AZS aan klanten is gestuurd, inderdaad onjuiste voorstellingen zijn gewekt bij de gemiddelde lezer, welke onrechtmatig moeten worden geacht jegens APP.

Voor wat betreft de vordering in reconventie oordeelt de rechtbank: “Iedere belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, inroepen binnen een termijn van vijf jaar (…). Nu de genoemde termijn ongebruikt is verstreken, is er sprake van een geldige inschrijving van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20. (…) Aan het inroepen van een depot wegens te kwader trouw is door de Benelux-wetgever de beperking gesteld dat dit binnen een bepaalde periode dient te geschieden. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedragingen die binnen die periode kwader trouw zouden hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht als onrechtmatige daad zouden kunnen worden aangemerkt met hetzelfde feitelijke gevolg, te weten dat de merkhouder de bescherming van het merk niet kan inroepen. Dat zou aan de beperking haar betekenis ontnemen.”

“Het gebruik van een merk dat door het verstrijken van de termijn niet meer kan worden nietig verklaard, kan wel nog worden verboden wegens strijd met andere rechten. Dergelijke rechten zijn gesteld noch gebleken.”

Aangezien APP een volledige proceskostenveroordeling heeft gevorderd, wordt het vonnis afgesloten met een niet-richtlijnconforme overweging: “Deze titel is evenwel van toepassing op procedures waarin de dagvaarding na 1 mei 1007 is uitgebracht. Nu in de onderhavige procedure de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht, zal de vordering tot een volledige kostenveroordeling worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4054

Een doekje voor het branden

Rechtbank Haarlem, 16 mei 2007, KG ZA 07-134. Ludvig Svensson B.V. tegen Bonar technical Fabrics N.V. (met dank aan Joost van Ooijen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Misleidende reclame en mededelingen. EN-normen en brandvertragende schermdoeken voor de kastuinbouw.

Svensson stelt dat concurrent en gedaagde Bonar in diverse uitingen (brochure, mailing, advertorial) misleidende mededelingen heeft gedaan, omdat zij ten onrechte zou suggereren dat haar Brandvertragende schermdoeken onder de norm EN 13501-1 in klasse B-sl zijn ingedeeld, althans gelijkgesteld kunnen worden met schermen die tot die klasse behoren en voorts ten onrechte claimt dat haar schermdoeken maximale brandveiligheid bieden.

Gedaagde heeft aangegeven aan in te zien dat zij de indeling onder de genoemde EN-normen niet kan claimen, maar stelt dit genoegzaam gerectificeerd te hebben door middel van een brief aan relaties en klanten. Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde echter ook met de brief “de grens van het toelaatbare overschreden”. Ook in de brief wordt de suggestie gewekt dat het product voldoet aan de B-sl normering en de conclusies in de brief over de gebruikte testmethode zijn onvolledig en misleidend. Op grond van een oordeel van “de belangrijkste verzekeringsmaatschappij” wordt ook de claim van gedaagde dat haar schermdoeken maximaal brandveilig zijn als misleidend bestempeld. “Een doek is maximaal veilig indien er geen veiliger doeken bestaan”, aldus de voorzieningenrechter.

Naast een openbaarmakingsverbod van (soortgelijke) reclame-uitingen, worden de gevorderde rectificaties in het tijdschrift ‘Kassenbouw’ en per post toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4052

Ik ben van de kaas (executiegeschil)

bmstrks.gifRechtbank Haarlem, 29 mei 2007, LJN: BA5846. Cono B.A. tegen Campina B.V.,

Vordering tot schorsing van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. Ook de door Cono aangepaste tv-commercial valt onder de reikwijdte van het bij dat vonnis opgelegde verbod. 

“Daarmee komt de vraag aan de orde of de thans voorliggende, enigszins gewijzigde, commercial, gezien moet worden als een “andere reclame-uiting (…) die op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt bij de in het lichaam van de dagvaarding beschreven televisiecommercial van Campina, voorheen Melkunie, met Peer Mascini in de hoofdrol.”

Dat is onmiskenbaar het geval. De in het Bossche vonnis onder 2.6 weergegeven tekst: “Nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.” is weliswaar uit de commercial geschrapt – en daarmee is de expliciete, zelfgekozen, associatie met de Melkuniereclame verdwenen – maar die wijziging brengt niet met zich dat niet meer sprake zou zijn van een commercial die “op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt” bij de televisiecommercial van Campina. Het dictum van het Bossche vonnis voor zover het gaat om de andere overeenkomstige reclame-uitingen moet enerzijds restrictief worden uitgelegd, maar anderzijds moet de uitleg wel geschieden aan de hand van de overwegingen van het vonnis. Overweging 4.4.2 van dat vonnis spreekt het oordeel uit dat de televisiecommercial van Cono een kopie is van de eerdere reclamecampagne van Melkunie.” (1.4 - 1.5)

Lees het vonnis hier. Eerder berichten + vonnis Rechtbank DB: IEF 3979 (14 mei 2007).   

IEF 4032

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, KG 04/1313, KG 04/490 en KG 04/793. Pretium Telecom B.V. tegen KPN Telecom B.V. en vice versa (met dank aan mrs. Geus, Rietema & Killan, Bird & Bird).

Voldoende aannemelijk is gemaaktd dat er sprake is van ‘slamming’door KPN.  Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank.

Lees het arrest hier

IEF 4031

Met het spoelwater mee

testkraan_foto_1.jpgRechtbank ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, KG ZA 07-352. Aquafox Nederland B.V. en Totum B.V. tegen H. Regeer Beheer B.V. en Glasscruncher Nederland B.V.

Merkenrecht. Aqualock maakt inbreuk op Aquafox. De mededeling “bespaar tot wel 70% spoelwater” wordt in het kort geding niet misleidend geacht.

Totum is houdster van het merk Aquafox. Aquafox Nederland B.V. exploiteert met instemming van Totum onder de naam Aquafox een glazenspoelsysteem gericht op de horeca. Regeer Beheer heeft het merk Aqualock en domeinnaam Aqualock.nl geregistreerd. Regeer Beheer promoot haar glazenspoelsysteem met onder meer de zin “bespaar tot wel 70% spoelwater”.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een sterke gelijkenis van het merk en teken. Auditieve gelijkenis is er vanwege de “OK” klank na de identieke letters AQUA. Daarnaast acht de voorzieningenrechter visuele gelijkenis aanwezig. Aqualock maakt inbreuk op Aquafox. Dit geldt ook voor de domeinnaam.

Met de betrekking tot de reclame-uiting acht de voorzieningenrechter geen misleiding aanwezig. Aquafox heeft onvoldoende gemotiveerd de e-mail betwist waaruit volgt dat na installatie van het Aqualock systeem de besparing is opgelopen tot 50% en dat in minder drukke horecagelegenheden dit wel de 70% kan benaderen.

Regeer Beheer wordt veroordeeld in de volledige proceskosten. De vorderingen tegen Glasscruncher worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat deze partij bij de inbreuk is betrokken.

Lees het vonnis hier.

IEF 3982

Een lichtblauwe rinkelende wekker

zvrx.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 26 april 2007, KG ZA 07-239. GlaxoSmithKline Consumer Healthcare B.V. tegen Pronovamedical B.V. c.s. (met dank aan Annemarie Kwaspen, Lovells).

Misleidende en vergelijkende reclame voor koortslipcrème. De televisiecommercial van gedaagde en de uitlatingen op haar website zijn denigrerend, onvoldoende onderbouwd en in strijd met artikel 6:194a lid 2 sub a, c en e BW.Geen verbod tot verhandeling créme. Een kop-staart vonnis is gewezen op 26 april,  de bijbehorende overwegingen dateren van 15 mei.

GSK, producent van Zovirax koortslip, is in Nederland marktleider op het gebied van producten tegen een koortslip en heeft een marktaandeel van meer dan 50%. In reclameuitingen voor  Zovirax gebruikt GSK een vrouwengezicht met op haar lippen een lichtblauwe (rinkelende) wekker, bedoeld als 'alarmbel' voor een opkomende koortslip.

Pronova brengt sinds januari 2006 de koortslippencrème Prevner op de markt. De televisiecommercial voor Prevner start met een afbeelding van een lichtblauwe rinkelende wekker met daarin de letter 'Z'. Vervolgens verschijnt tube Prevner koortslippencrème in beeld die boven op de rinkelende wekker valt en deze verbrijzelt. Op hetzelfde moment verschijnt de volgende tekst in beeld (die ook wordt gesproken): 'Het is tijd voor een koortslippencrème die werkt'.

GSK stelt dat er sprake is van vergelijkende en misleidende reclame. De reclamerechtelijke vorderingen, o.a verbod en rectificatie, worden grotendeels toegewezen. De vordering tot een verbod van verhandeling van Prevner, omdat gedaagde niet voldaan zou hebben aan de wet- en regelgeving voor medische hulpmiddelen, wordt afgewezen.

“Vast staat (en door Pronova is niet weersproken) dat in de in het geding zijnde commercial sprake is van vergelijkende reclame in de zin vat artikel 6:194, eerste lid, BW. De televisiecommercial voor Prevner verwijst volgens de voorzieningenrechter impliciet naar Zovirax Koortslip, door het gebruik daarin van een lichtblauwe rinkelende wekker die nagenoeg identiek is aan de Zovirax Koortslip wekker. Ook het Z-logo op de wijzerplaat van de 'Prevner'-wekker lijkt qua kleurstelling, schrijfwijze en vormgeving op de Zovirax zoals afgebeeld in de Benelux beeldmerken. De tekst ‘Het is tijd voor een koortslippencrème die werkt' verwijst impliciet naar de bestaande koortslipproducten, en in het bijzonder naar Zovirax. Hierbij speelt een rol dat zeer aannemelijk is dat Zovirax onder gebruikers van koortslipmiddelen een grote bekendheid geniet vanwege haar grote marktaandeel.” (5.3)

“Door de wijze waarop de Prevner tube de Zovirax Koortslip wekker verbrijzelt laat Pronova zich kleinerend uit over het product Zovirax Koortslip van GSK. Pronova breekt GSK en Zovirax Koortalip letterlijk en figuurlijk af. Volgens vaste rechtspraak mag dit alleen als 'de kritische noot' in de mededeling, advertentie of commercial gegrond is, dus op waarheid berust. Daarvan is in het onderhavige geval, zoals hierna zal worden besproken, onvoldoende gebleken. De  gevorderde veroordeling tot staking van de vertoonde televisiecommercial zal daarom worden toegewezen en zich ook uitstrekken tot een hieraan soortgelijke televisiecommercial waarin direct of indirect afbreuk wordt gedaan aan het merk Zovirax.” (5.4)

“De voorzieningenrechter volgt het standpunt van GSK dat de commercial door de combinatie van de tube Prevner die de Zovirax Koortslip wekker verbrijzelt met de tekst ‘Het is tijd voor een koortslippencrème die werkt', de suggestie wekt dat Prevner effectiever is dan en / of superieur is aan Zovirax. Sterker nog, er wordt zelfs de suggestie gewekt dat Zovirax in het geheel niet werkt. Deze vergelijking van Pronova is, in het licht van de voorgaande overweging, alleen geoorloofd indien deze ziet op alle wezenlijke en relevante kenmerken van de vergeleken producten en wordt onderbouwd door cotroleerbaar, extern en objectief wetenschappelijk bewezen onderzoek. In de onderhavige televisiereclame is er geen sprake van, maar ook nauwelijks ruimte voor een dergelijke objectieve vergelijking. Ook om deze reden kan de daarvan uitgaande suggestie als misleidend worden beoordeeld en de televisiereclame worden verboden.” (5.6)

De (wetenschappelijke) onderbouwing van de genoemde stelling op de website van Prevner, waarnaar in de commercial wordt verwezen, acht de voorzieningenrechter onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 3980

Botcement (incident)

bmt.gifGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 oktober 2006, KG C0600424/HE. Biomet Nederland B.V. c.s. tegen Heraeus Kulzer GmbH. (met dank aan Willem Leppink, Simmons & Simmons).

Eindarrest is inmiddels al gewezen, maar voor de volledigheid van het dossier Biomet/Heraeus hierbij nog het tussenarrest van 10 oktober 2006, waarin het hof de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter afwees.

“Uitgangspunt is vooralsnog dat de voorzieningen rechter de wijze van promotie van het nieuwe merk door Biomet onrechtmatig heeft bevonden. In het licht van dit uitgangspunt en gelet op het onderwerp van de zaak, intellectuele eigendom, is het hof van oordeel dat de door de voorzieningenrechter gegeven beslissingen, onder meer het gebod tot rectificatie en de verboden tot verdere misleidende reclame (kennelijk bedoeld om aan de onrechtmatige toestand een halt toe te roepen) zich in beginsel lenen voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Bij de afweging van de belangen van partijen komt het hof echter tot de conclusie dat het belang van Biomet bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder dient te wegen dan het belang van Heraeus bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad."

"Allereerst speelt hierbij een rol dat sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter al zeer geruime tijd is ver streken. Voorts geldt dat door Heraeus weliswaar is gesteld dat Biomet met de reclamecampagne nog op gelijke voet is voortgegaan, maar dat zij deze stelling volstrekt niet onderbouwd heeft, terwijl Biomet een en ander uitdrukkelijk heeft ontkend.

Tenslotte is voor het hof in de belangenafweging doorslaggevend geweest het argument van de kant van Biomet dat het dictum van het vonnis van de voorzieningenrechter op onderdelen wegens gebrek aan precisie en wegens daarin voorkomende fouten niet voor uitvoerbaarheid in aanmerking mag komen.

Biomet heeft een aantal onduidelijkheden in het dictum van het vonnis van de voorzieningenrechter nader toegelicht. En het bijzonder waar erop gewezen is dat onder 5.5. van dat dictum aan Biomet is opgedragen aan de daar bedoelde geadresseerden mee te delen dat zij reclame heeft gemaakt voor ‘BIOMET BONE CEMENT’, terwijl  de procedure gaat over ‘REFOBACIN ® BONE CEMENT R’, onderschrijft het hof dat hierdoor voorshands niet uit te sluiten is dat (gedwongen) tenuitvoerlegging van het vonnis onwenselijk zou kunnen zijn.

Nu de belangenafweging in onderhavige zaak ten gunste van Biomet uitvalt zal het hof de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad afwijzen.” (3.3.2.)

Lees het arrest in het incident hier. Eerder bericht + eindarrest: IEF 3933 (8 mei 2007).

IEF 3979

Ik ben van de kaas

bmstrks.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 11 mei 2007, LJN:BA5001. Campina B.V. tegen Cono B.V. (Met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Formatzaak. Reclamerecht blijkt oplossing om ‘advertising property’ te beschermen. Commercial van Cono is,  in de woorden van de rechter, “ een kopie van de eerdere reclamecampagne van Melkunie”, maar door een formele onduidelijkheid (titel van levering auteursrecht is ‘duister’) wordt het auteursrecht helaas terzijde geschoven. Commercial is echter wel een onrechtmatig vergelijkende reclame en moet daarom toch van de buis.

MelkUnie (een voormalig merk van Campina) heeft van 1992 tot 1997 een intensieve en populaire reclamecampagne gevoerd waarin de Nederlandse acteur Peer Mascini een hoofdrol speelde. “In de commercials waren koeien aanwezig, die op humoristische wijze menselijk gedrag vertoonden, waar Peer Mascini bij betrokken raakt of dat hij van commentaar voorziet.”

Gedaagde Cono heeft op 9 mei 2007 op haar website “www.beemsterkaas.nl”, ter introductie van de start van haar reclamecampagne voor haar Beemsterkaas op 10 mei 2007, met de volgende tekst een commercial aangekondigd:

‘Beemster Brengt Reclameheld Peer Mascini Terug Op De Buis. Peer Mascini maakt zijn rentree als reclame-icoon in de nieuwe commercial van Beemster. In de spot van de kaasmaker bezoekt Peer de Beemster waar de koeien flink in de watten worden gelegd. Zo neemt hij een kijkje bij de ‘jakkoezzie’ en houdt hij een oogje in het zeil tijdens een wilde rodeorit van één van de gevlekte viervoeters."De eerste zinnen die Peer Mascini in deze commercial, staand in een weiland met koeien op de achtergrond, uitspreekt luiden als volgt: ‘Nee, nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.’

Campina beroept zich op haar auteursrechten op het format van de oude reclamecampagne en stelt daarnaast dat de campagne van Cono op verwarringwekkende en misleidende wijze aanhaakt bij de televisiecommercials van Campina.

“De rechter is er, op de betwisting door Cono, niet van overtuigd dat Campina, meer in het bijzonder de vennootschap die als onderdeel van het Campina-concern in dit geding als eiser optreedt, auteursrechthebbende is op het concept/format van de oude commercials van Melkunie. De “Akte van levering van auteursrecht” dateert van enkele dagen geleden en een titel voor deze levering is duister.  Op die grond zal de voorzieningenrechter het gevorderde onder A afwijzen en wordt hetgeen toewijsbaar is op andere grondslag dan het auteursrecht toegewezen. Dientengevolge: is (1) niet langer aan de orde of de commercial van Cono als een parodie in de zin van artikel 18b Auteurswet 1912 dient te worden beschouwd en moet (2) de volledige proceskostenveroordeling van artikel 1019h Rv. achterwege blijven.” (4.2)

“Het beroep van Campina op Boek 6, Titel 3, Afdeling 3, betreffende ‘Misleidende en vergelijkende reclame’ slaagt. (…) Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit geval sprake van vergelijkende reclame. Dat de associatie - en wel meteen aan het begin van de televisiecommercial van Cono - wordt gelegd met de eerdere reclamecampagne van Melkunie is met de woorden ‘Ik ben mijn broer, ik ben van de kaas’, hoe geestig ook, duidelijk het geval. In de televisiecommercial van Cono wordt Beemsterkaas impliciet als opvolger van zuivelproducten van Melkunie naar voren gebracht. Dit terwijl Campina als rechtsopvolgster van Melkunie met succes in een kostbare reclamecampagne de overgang van Melkunie naar Campina in de markt heeft gezet.” (4.4.1)

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de televisiecommercial van Cono een kopie van de eerdere reclamecampagne van Melkunie is, hetgeen ertoe leidt dat bij het publiek verwarring ontstaat dat Beemsterkaas van Campina afkomstig is. Dat is onrechtmatig in de zin van boek 6, titel 3, afdeling 3 BW over misleidende en vergelijkende reclame. (4.4.2.)

Cono zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met uitzondering van de gevorderde kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv.

Lees het vonnis hier en inmiddels ook hier (rechtspraak.nl). Eerder bericht + links naar commercials hier.