DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 3624

Samengevoegd reinigingsresultaat

cif2.gifRechtbank Haarlem, 9 maart 2007, KG ZA 07-22. Reckitt Benckiser B.V. tegen Unilever Nederland B.V. (met dank aan Madeleine de Cock Buning, De Brauw Blackstone Westbroek).

Reclamerecht, superioriteitsclaims op schoonmaakproduct. Italiaans onderzoek met betrekking op de Griekse markt ook relevant voor de Nederlandse markt. Totaalbeeld onderzoek is van belang. Vergelijkende reclame moet herleidbaar zijn tot een bepaalde concurrent.

Reckitt Benckiser  stelt dat de claims “de beste universele reiniger” en “als beste* in staat om allerlei verschillende hardnekkige vlekken aan te pakken”op de flacon CIF Cream van concurrent Unilever onjuist, misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is.

De Haarlems voorzieningenrechter volgt Reckitt Benckiser niet in haar betoog dat hier sprake is van vergelijkende reclame. “De term "De Beste Universele Reiniger" impliceert weliswaar een vergelijking, maar de producten van RB worden niet expliciet genoemd, noch wordt ernaar verwezen of anderszins aan gerefereerd. (…) Zonder herleidbaarheid tot een bepaalde concurrent is geen sprake van vergelijkende reclame in de zin van 6:194a van het Burgerlijk Wetboek.” (4.2)

Ten aanzien van de superioriteitsclaims oordeelt de voorzieningenrechter o.a:  De tekst op de flacon vermeldt ook nog dat CIF Cream schuurmiddel met Bleek “De Beste * Universele Reiniger” is. “De Beste*” zal de consument in dit geval niet opvatten als een in reclame gebruikelijke vorm van overdrijving, want de asterisk verwijst naar de tekst op de achterzijde van de flacon, waar is vermeld “Samengevoegd Reiniginsresultaat’. De consument zal daaruit opmaken dat er onderzoek is gedaan en dat daaruit naar voren is gekomen dat met CIF Cream schuurmiddel met Bleek de beste resultaten worden behaald bij vuil, kalk- aanslag, vet, roest en schimmelvlekken. Reckitt Benekiser heeft echter onderzoek laten verrichten door de Stichting Onderzoek Huishoudelijke en Institutionele Technologie SOHIT. waaruit is gebleken dat die superioriteitsclaim niet terecht is.” (4.4)

Ten aanzien van dit SOHIT rapport geeft de voorzieningenrechter toe dat CIF CREAM schuurmiddel met BLEEK (CIF) daar niet als beste uit naar voren komt. Dit baat echter niet: een schuurmiddel is bedoeld om mee te boenen en alleen onderzoek naar de chemische werking is niet voldoende. (4.7)

De rechter acht het door RB aangevallen SSOG-onderzoek van Unilever dat is verricht door een  Italiaans onderzoeksinstituut en betrekking had op de Griekse markt ook relevant voor de Nederlandse markt, omdat voldoende aannemelijk is dat het hier gaat om een Europees geïntroduceerd product en dat het onderzoek is gedaan voor de hele Europese markt. Unilever heeft gesteld dat de producten op de Griekse markt dezelfde samenstelling hebben als de producten die in Nederland verkrijgbaar zijn, zij het dat die producten soms onder een andere naam worden aangeboden. Reckitt Benckiser had moeten onderbouwen waarom de producten in de verschillende landen niet gelijk zijn. (4.9)

De claim "De Beste Universele Reiniger" is volgens de voorzieningenrechter niet misleidend. Ook al presteert CIF met Bleek niet op alle vlekken als beste, het totaalbeeld van de uitkomsten van de afzonderlijke onderdelen van het SSOG-onderzoek rechtvaardigt de (toelichting bij de) claim van Unilever dat samengevoegd onderzoek heeft aangetoond dat CIF de beste universele reiniger is. (4.10).

Lees het vonnis hier.

IEF 3558

Gouden tip

Rechtbank Rotterdam, 12 februari 2007, LJN: AZ9388. Verkoopcentrale van Tabaksprodukten Holland B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tabaksreclame: “Het demonstreren tijdens de beurs van het assembleren van een cigarillo met de ‘Golden Tip’ filterhuls tot sigaret, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als een handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen. Voorts valt uit de stukken af te leiden dat eiseres ook voor de met een cigarillo gevulde ‘Golden Tip’ filterhulzen reclame heeft gemaakt, zowel door middel van het tonen er van als door middel van de poster, waarop het publiek werd geattendeerd op de mogelijkheid van het kopen van een totaalpakket, bestaande uit tabaksproducten, ‘Golden Tip’ filterhulzen, en aansteker, een sigarettenkoker en een sigarensnijder voor een prijs van ? 13,540. De rechtbank is van oordeel dat eiseres het reclameverbod van artikel 5, eerste lid, van de Tabakwet heeft overtreden en dat de uitzondering van artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet zich niet voordoet.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 3550

Shirtreclame mocht niet

odens.gifDe shirtreclame van biermerk Carlsberg die spelers van Odense vorig jaar (2 november) droegen tijdens de Uefa Cup-wedstrijd Heerenveen-Odense is in strijd met de reclamecode voor alcoholhoudende dranken.

Ingevolge artikel 28 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken is het verboden om in Nederland op een individuele sporter of sportploeg reclame te maken voor alcoholhoudende drank.

Lees hier meer.

IEF 3468

Ongewenst beschakelen

pretkpn.bmpGerechtshof Amsterdam, 1 februari 2007, 176/06 KG. Pretium Telecom B.V. tegen KPN Telecom B.V. (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird). 

Reclamerecht. Hoger beroep in zaak over absolute superioriteitsclaims en slamming (of ongewenste beschakeling, zoals KPN dat het uitdrukt). Terughoudendheid past bij een algemeen verbod.

KPN beschuldigt  Pretium ervan dat zij een reclamecampagne voert die een absolute superioriteitsclaim van Pretium inzake kosten inhoudt onder de verkorte term ‘Laagste Kosten Garantie” -, hetgeen volgens KPN een misleidende garantie(mededeling) van Pretium is. Pretium beschuldigt KPN van slamming. Van Slamming is sprake als telefoonnummers van consumenten worden beschakeld - hetgeen inhoudt dat telefoon nummers worden overgezet van KPN naar een CPS-aanbieder of vice versa,  zonder dat de desbetreffende consumenten daartoe opdracht hebben gegeven.

Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter dat tegen het verlenen van de desbetreffende garantie op zichzelf geen bezwaar bestaat. KPN stelt weliswaar dat slechts een zeer beperkt deel daadwerkelijk de proef op de som neemt en dat allerlei uitbetaling beperkende voorwaarden gelden, doch dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de garantie op zichzelf misleidend is; immers niet (genoegzaam) is bestreden dat Pretium claims onder die garantie honoreert.

Het verlenen van de litigieuze garantie dient echter wel te worden onderscheiden van de reclame-uiting ‘Laagste Kosten Garantie’. Hierbij gaat het erom welke interpretatie de gemiddelde consument aan die reclame-uiting zal geven, waarbij, zoals Pretium stelt, rekening ermee kan worden gehouden dat de gemiddelde consument bekend is met enige gebruikelijke overdrijving in reclame. Pretium beroept zich in dit verband erop dat “van een consument kan en mag worden verwacht dat hij uitzoekt onder welke voorwaarden men aanspraak kan maken op de garantie”. Dit beroep gaat niet op.

Allereerst geldt dat de reclame-uiting geen enkele indicatie geeft voor een mogelijk ter zake geldend voorbehoud. Voorts is het feit dat op de internetpagina van Pretium de ‘Laagste Kosten Garantie’ nader wordt omschreven en dat daar steeds een uitdrukkelijke verwijzing naar de op de garantie toepasselijke algemene voorwaarden van Pretium is geplaatst naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende. Van een gemiddelde consument die bijvoorbeeld een krantenadvertentie met de ‘Laagste Kosten Garantie’ leest behoeft niet te worden verwacht dat hij via de internetpagina van Pretium gaat nazoeken wat de voorwaarden zijn waaronder deze garantie wordt verleend. Nu Pretium niet het oordeel van de rechter bestrijdt dat de vraag welke aanbieder voor een bepaalde gebruiker de voordeligste is volledig wordt bepaald door het individuele belgedrag van de gebruiker, moet de reclame-uiting ‘Laagste Kosten Garantie’ worden aangemerkt  als een vlag die de lading niet dekt en daarmee misleidend is.

Grief 2 richt zich tegen de beslissing van de voorzieningenrechter dat het verbod mede geldt het doen van mededelingen van gelijke aard of strekking die een absolute superioriteitscliam van Pretium inzake kosten inhouden. De grief slaagt, waarbij het uitgangspunt is dat Pretium uit het dictum van het vonnis moet kunnen afleiden hoe ver het algemene verbod strekt, hetgeen in het bijzonder klemt nu zij hij overtreding van dit verbod aanzienlijke dwangsommen zal verbeuren. Hierbij moet mede in aanmerking worden genomen dat Pretium in dit geval geen, althans onvoldoende, houvast heeft aan de gronden waarop dit algemene verbod werd gegeven. Terughoudendheid past bij een algemeen verbod.

Met betrekking tot het door KPN gevraagde verbod mededelingen te (laten) doen dat KPN eindgebruikers ongewenst zou beschakelen merkt het hof allereerst op dat het in dit geding gaat om het door Pretium waarschuwen van haar eigen klanten. Voorts moet voorshands ervan worden uitgegaan dat, zoals KPN ook toegeeft beschakeling zonder dat daaraan een wilsuiting ten grondslag ligt nog steeds voorkomt. KPN stelt weliswaar dat zich nog slechts gevallen van ongewenste beschakeling voordoen waarvan haar in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt, doch deze stelling wordt door Pretium betwist, zodat hiervan voorshands niet kan worden uitgegaan. Nu vaststaat dat slammimg, of ongewenste beschakeling zoals KPN het uitdrukt, nog steeds voorkomt valt niet in te zien waarom Pretium haar eigen klanten niet hiervoor zou mogen waarschuwen.

Lees het arrest hier.

IEF 3424

100%

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2007, LJN: AZ7870. Bellissimo Foods B.V. tegen Stichting Radio Volksuniversiteit, Dahl TV B.V. & Tony's Factory B.V.

Mededeling over “slaafvrije” chocolade niet misleidend.

Samenvatting Rechtspraak.nl: ‘De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft de vordering van een importeur van Zwitserse chocolade tegen de omroep RVU afgewezen. De importeur was van mening dat mededelingen over het slaafvrij geproduceerd zijn van de chocolade met de naam Tony’s chocolonely tijdens onder meer het programma Keuringsdienst van Waarde misleidend en daarmee onrechtmatig zijn. De rechter oordeelt echter dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de mededeling over de chocola dat deze 100% slaafvrij geproduceerd is, juist en volledig is. Daarbij overweegt de rechter dat het programma Keuringsdienst van Waarde er naar streeft ernstige misstanden, zoals het bestaan van slavernij in de cacaoproductie aan de kaak te stellen. Zo is het idee ontstaan van de productie van een 100% slaafvrije reep. Het staat de programmamakers vrij daarvan melding te maken en dat project en de problemen die daarbij worden ondervonden te volgen, zolang zij daarbij niet klakkeloos reclame maken voor “hun” 100% slaafvrije reep.”

Lees het vonnis hier. en hier

IEF 3422

Niet als Kwooker of Kwoeker

quooker.gifRechtbank ‘s Gravenhage, 6 februari 2007, 279057 / KG ZA 06-1563. Henri Peteri B.V. tegen AB Power Selling B.V. (h.o.d.n. AB Sales & Trading).

Kranen waar al dan niet kokend heet water uit stroomt. Merkinbreuk door gebruik cooker als generiek term. Misleidende reclame inzake  Dubbele redelijkheidstoets m.b.t. de proceskostenveroordeling.

Eiser Peteri, brengt sinds eind jaren ’80 met succes een kraan met bijbehorende apparatuur op de markt waar kokend water uit komt (thee zetten was nog nooit zo makkelijk). Hiertoe heeft eiser het Benelux woordmerk QUOOKER in 1989 geregistreerd. Gedaagde presenteert zich via mailings en haar website als een onderneming die de Nederlandse importeur is van de zogenoemde Zip Hydro Tap drinkwatersystemen. In de folder van gedaagde komen aanduidingen voor als: "kokend ... water", "kokend heet water", "kokend-...watersysteem" en "Waterkookautomaat".

Volgens eiser Peteri is er door gebruik van de aanduiding “cooker” door gedaagde sprake van merkinbreuk en bovendien ongeoorloofde vergelijkende reclame en misleidende reclame.

Omdat gedaagde het teken ‘cooker’ als generieke aanduiding gebruikt en niet als merk in de zin van Ajax/Ansul faalt de ingroepen grondslag van 2.20 lid 1 sub b BVIE. Wel is er sprake van ‘ander gebruik’ in de zin van sub d. AB heeft geen geldige reden om de (ingeburgerde) term “cooker” te gebruiken. Er is sprake van een overeenstemmend teken en het is geen gebruikelijke (Engelse) aanduiding voor waterkoker of heetwaterkraan. “De juiste Anglo-Amerikaanse aanduiding voor waterkoker is overigens electric water boiler of electric tea kettle, terwijl in de Engelse tongval onder cooker een fornuis of kookpan wordt verstaan – maar merkenrechtelijk is dat voor het Beneluxtaalgebied inderdaad minder concludent, zoals AB met juistheid naar voren brengt.”

“Overigens wordt geen merkinbreukverbod gevorderd, maar sub B van het petitum slechts een verbod om (onder meer) heetwaterapparatuur aan te duiden als cooker, waarvoor bedoelde "sub d" grondslag naar voorlopig oordeel genoegzaam wordt geacht.”

Verder is er sprake van misleidende reclame. De rechtbank concludeert: dat “gebruik van de aanduiding cooker als generieke term voor heetwaterkraan in het Nederlandse taalgebied kan suggereren dat uit de kraan kokend water stroomt. Dat is feitelijk niet zo, zoals AB zelf erkent en overtuigend door Peteri is gedemonstreerd ter zitting in haar proefopstelling.” (het betoog van de rechtbank over het kookproces is voor liefhebbers zeer de moeite waard).

Over het gebruik van de generieke term stelt de rechtbank in een voetnoot nog “dat dit aspect bij de beoordeling van de merkenrechtelijke geldige reden enerzijds en misleidende reclame anderzijds verschillende kanten opwijst is een paradox in de letterlijke betekenis van het woord, maar niet onbedoeld.”

Van ongeoorloofde vergelijkende reclame is geen sprake, daar AB in haar uitingen noch Peteri noemt., noch de apparatuur die Peteri onder het merk QUOOKER op de markt brengt

Omtrent de Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling wordt als volgt overwogen. “De aanvankelijke wederzijdse integrale aanspraak daarop is ter zitting beperkt tot 50% daarvan, aangezien de verantwoording aan beide zijden zag op de bestede tijd aan zowel de merkenrechtelijke als de misleidende en vergelijkende reclamerechtelijke aspecten van de zaak. Alleen het merkenrecht betreft een intellectueel eigendomsrecht in de zin van de Handhavingsrichtlijn. De andere aspecten betreffen onrechtmatige daad. De alsdan resterende aan de merkenrechtelijke kant van deze zaak bestede tijd en de kosten voor het merkenrechtelijke marktonderzoek komen voor toewijzing in aanmerking; de bezwaren zijdens AB tegen de bestede uren zijn algemeen geformuleerd en niet toegespitst op de beperkte merkenrechtelijke grondslag, hoewel daartoe ter zitting gelegenheid is geboden, zodat dit verweer als onvoldoende gemotiveerd moet worden gepasseerd. De verantwoording zijdens Peteri is al gemodereerd. Nu deze ook overigens de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan, zullen deze worden toegewezen als in het dictum verwoord.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3417

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Amsterdam, 1 februari 2007, 176/06 KG. Pretium Telecom B.V. tegen Kpn Telecom B.V. (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird). 

Lees het arrest hier.

- United States Court of Appeals for the Federal Circuit, 1 februari 2007, Voda – Cordis. (Met dank aan Bart van den Broek, Howrey)

Octrooirecht. Uitspraak waarin de vraag m.b.t. grensoverschrijdende bevoegdheid van de Amerikaanse rechter aan de orde is (die ontkennend wordt beantwoord).

Lees de uitspraak hier.

IEF 3390

Prebiotisch (6)

pb.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 1 februari 2007, KG ZA 06-1198. Kruidvat Retail B.V. tegen Nutricia Nederland B.V.

Misleidende reclame, maar geen spoedeisend belang. Kort geding in aanvulling op lopende (octrooirechtelijke) bodemprocedure.

In de babyvoedingruzie tussen Nutricia en Kruidvat vordert ditmaal Kruidvat in kort geding een verbod voor Nutricia om aanduidingen te gebruiken die de indruk kunnen wekken dat Nutricia’s producten (Nutrilon) zijn goedgekeurd door de Europese Commissie en als enige een prebiotisch mengsel (mogen) bevatten. Kruidvat eist diverse (vergaande) rectificaties. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af wegens gebrek aan spoedeisend belang, ondanks het gegeven dat naar het voorlopige oordeel er wél sprake is van misleidende reclame in de zin van art. 6:194 sub f BW.

Nutricia en Kruidvat brengen babyvoeding op de markt waaraan zogenoemde prebiotische vezelmixen zijn toegevoegd. Voor de liefhebbers: dat zijn koolhydraatmengsels (sacchariden) in een bepaalde verhouding van kortketenige galacto-oligosacchariden (GOS) en al dan niet langketenige fructo-oligosacchariden (FOS). GOS en FOS zijn meervoudige suikers. De producten van Nutricia en Kruidvat verschillen van elkaar qua mengverhouding GOS/FOS en qua componenten van verschillende ketenlengte.

In de periode september 2005 – mei 2006 heeft Nutricia zich in reclame-uitingen met betrekking tot Nutrilon in diverse folders en andere producten onder meer bediend van de volgende tekst:

Let op:De gepatenteerde prebiotische vezelmix van Nutrilon is als enige goedgekeurd door de Europese Commissie!

Op 12 juli 2006 is Kruidvat een bodemprocedure begonnen tegen Nutricia. Inzet van die procedure is zowel de door Kruidvat bepleite nietigheid van het Europese octrooi EP 1 105 002 voor Kohlenhydratmischungen van Nutricia, alsook de beweerdelijk misleidende reclame. In die bodemprocedure vordert Kruidvat onder meer een verbod van het hanteren van dergelijke aanduidingen die de indruk kunnen wekken dat Nutrilon op enigerlei wijze is goedgekeurd door de Europese Commissie, alsmede een aantal rectificaties.

Nutricia heeft in het kader van minnelijk overleg tussen partijen in de aanloop van het onderhavige kort geding aan Kruidvat aangeboden om zich hangende een uitspraak in de aanhangige bodemprocedure omtrent de (on)rechtmatigheid van de bedoelde claims van deze en dergelijke claims te onthouden en daartoe een onthoudingsverklaring te tekenen, versterkt met een in redelijkheid overeen te komen boetebeding. Dit aanbod doet Nutricia ook thans nog onverkort gestand. Kruidvat is daar niet op ingegaan, omdat zij aanspraak maakt op rectificatie, waartoe Nutricia in de gegeven omstandigheden niet bereid is.

De voorzieningenrechter betrekt in zijn oordeel dat ten tijde van de bedoelde reclamecampagne van Nutricia de richtlijn 91/321/EEG (waaraan babyvoeding moet voldoen) van kracht was en thans nog steeds van kracht is. Wijziging van deze richtlijn werd toen al wel verwacht en was in een ver gevorderd stadium. In het kader van die voorziene wijziging is door Nutricia als enige fabrikant onderzoeksmateriaal aangedragen voor de werking en veiligheid van haar specifieke Nutrilon vezelmix. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een nieuwe categorische vrijstelling van een prebiotische vezelmix met een samenstelling als die verwerkt in Nutrilon in de nieuwe richtlijn (2006/141/EG, die van kracht is geworden op 19 januari 2007 en onder meer bepaalt dat de huidige richtlijn op 1 januari 2008 wordt ingetrokken).

De huidige richtlijn en de daarop gebaseerde Warenwetregeling Zuigelingenvoeding kennen een dergelijke categorische vrijstelling niet, zodat GOS/FOS-mengsels onder de vigeur van laatstbedoelde, thans geldende regelgeving alleen zijn toegestaan, indien daarvan op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens is aangetoond dat zij geschikt zijn als specifieke babyvoeding uit de betreffende categorie. Binnen dit kader moeten de gewraakte claims van Nutricia worden beoordeeld.

De voorzieningenrechter neemt voorshands aan dat de claims van Nutricia zijn aan te merken als misleidende reclame in de zin van art. 6:194 sub f BW, maar dat dit evenwel niet betekent dat de vorderingen thans in kort geding kunnen worden toegewezen.

De rechter oordeelt in R.O. 4.7.:

“(…) Immers, Nutricia heeft toegezegd de gewraakte claims niet meer te voeren en doet dat thans ook niet meer en blijft bereid een met een boetebeding versterkte onthoudingsverklaring ter zake van deze en dergelijke claims te tekenen. Daarmee ontvalt naar voorlopig oordeel in de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval (spoedeisend) belang bij de gevorderde onthoudingsverboden versterkt met dwangsom. Daar lijkt ook Kruidvat van uit te gaan (vgl. nr. 42 pleitnota mr. Berghuis: Als Nutricia deze toezegging gestand doet, dan lijkt er geen verder belang te zijn bij het handhaven van de vorderingen sub 1 en 2 van de dagvaarding). Het Kort geding is ondanks deze ondubbelzinnige en tot en met de mondelinge behandeling uitdrukkelijk gehandhaafde toezegging van Nutricia naar zeggen van Kruidvat uitsluitend doorgezet om (vergaande) rectificaties te verkrijgen (…).”

Naast het gegeven dat de gewraakte campagne al lange tijd is afgesloten en de door Kruidvat bepleite reclamerechtelijke “nawerking” daarvan van minder gewicht wordt geacht, onder meer door verloop van tijd, meent de voorzieningenrechter “(…) dat Kruidvat (veel) te lang heeft gewacht met het entameren van het onderhavige kort geding (in oktober 2006), nu al in juli 2006 in feite dezelfde bezwaren met overeenkomstige (zij het minder draconische) rectificatievorderingen in een bodemprocedure aan de orde zijn gebracht. Ook toen al moet de gewraakte campagne als (in feite in mei 2006) afgesloten worden beschouwd. Nu desalniettemin toen nog eens drie maanden is gewacht met het vragen van een datum voor kort geding, kan niet worden volstaan met verwijzing naar rechtspraak waarin spoedeisend belang aanwezig werd geacht ondanks het afgesloten zijn van een betreffende campagne, zoals Kruidvat doet (…)” (r.o. 4.9).

Lees het vonnis hier. Lees het arrest van het Hof Den Haag (KG)  in het octrooigeschil tussen Nutrica en Kruidvat hier.

IEF 3321

Hoge potentiëlen

Rechtbank Amsterdam 18 januari 2007, KG ZA 05-2202.  Memory Productions Events B.V. tegen Smart Events B.V. (Met dank aan Matthijs Kaaks, Boekx).

Vergelijkende en misleidende reclame. Verbod en rectificatie toegewezen.

Memory organiseert sinds 1988 carrièrebeurzen en congressen, waaronder de Nationale Carrièrebeurs. Smart Event organiseert sinds 2005 de Spits Careerevent. Smart Event heeft in het najaar 2006 een verkoopbrochure uitgegeven.

Memory vordert een verbod, rectificatie en opgave van alle relaties aan wie de brochures zijn verstrekt vanwege het onjuiste en misleidende karakter van de volgende mededelingen in de brochure: 

“De kans om high potentials tegen te komen is op het Spits Careerevent/de Spits Masterbeurs: 1,94 x groter dan op de Nobiles Carrièredage, 1,42 x groter dan op de Nationale Carrière Beurs.”

“RUIM 10.000 BEZOEKERS”

“De beurzen, die parallel aan elkaar worden gehouden, trekken telkens 10.000 bezoekers.”

“Een ander groot verschil tussen de beurzen is het opleidingsniveau van de bezoekers. Het Spits Careerevent trekt namelijk bovengemiddeld veel VWO-ers.”

“In nog geen drie jaar tijd heeft het Spits Careerevent een toonaangevende positie weten te bemachtigen op het gebied van nationale carrièrebeurzen. Ook afgelopen februari brachten ruim 10.000 hbo- en wo-studenten, starters en young professionals een bezoek aan onze evenementen. Onder de exposanten bevonden zich diverse multinationals die normaal gesproken niet op carrièrebeurzen staan, zoals Ahold, Unilever en Coca Cola.”

De Voorzieningenrechter oordeelt dat Memory voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat  “het bezoekersaantal van de Spits Careerevent van 2 november 2006 door haar sterk overdreven is en dus aanzienlijk lager is dan Smart Events claimt. Haar claim dat zij de grootste is, is aldus ook misleidend. Onweersproken is dat het bezoekersaantal en de kwaliteit van de bezoekers in deze branche een belangrijke indicator zijn voor het succes van het evenement en dat informatie op deze punten van belang is voor het aantrekken van potentiële deelnemende bedrijven.”

“Daarvan uitgaande is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat het vermelden van voornoemd bezoekersaantal en de claim dat de Spits Careerevent het grootste carrière-evenement is voor high potentials en dat de Spits Careerevent door de meeste high potentials worden bezocht misleidend is voor het relevante publiek en dus onrechtmatig jegens Memory.”

De bewering dat Ahold, Unilever en Coca Cola ‘normaal gesproken’ niet op carrièrebeurzen staan vergelijkt (volgens de voorzieningenrechter) niet met Smart Events en is zo algemeen van aard dat daarin geen misleiding wordt gezien.

De rectificatie wordt toegewezen, maar de vordering om Smart Events te veroordelen tot afgifte van een lijst met al haar relaties die de brochure hebben ontvangen is niet toewijsbaar, omdat toewijzing ertoe zou leiden dat Smart Events bedrijfsgeheimen aan Memory zou moeten prijsgeven. De Voorzieningenrechter ziet niet in dat Memory op dit punt een zodanig belang heeft dat het belang van Smart Events om haar bedrijfsgeheimen te bewaren daarvoor zou moeten wijken.

Lees het vonnis hier.

IEF 3291

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Amsterdam 18 januari 2007, KG ZA 06-2162, HEMA tegen Action Non Food

"De voorzieningenrechter veroordeelt Action om zich, onmiddelijk na de betekening van dit vonnis, te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Hema met betrekking tot de in het lichaam van de dagvaarding omschreven ballonnen met afbeeldingen van een vogel, een eekhoorn en vlinders (...)".

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2007, KG ZA 06-2202 OdC/JdS. Memory Productions Events B.V. tegen Smart Events B.V. (Met dank aan Matthijs Kaaks, Boekx).

Vergelijkende en misleidende reclame.

Lees het vonnis hier.