Inbreuk op exclusieve verveelvoudigingsrechten
Rb. Gelderland 27 oktober 2021, IEF 20883; ECLI:NL:RBGEL:2021:8195 (eiser tegen gedaagde) Eiser heeft een onderneming waar klanten op haar website tegen betaling Excel-rekenmodellen, in de vorm van templates, kunnen downloaden. Gedaagde exploiteert een onderneming die ook Excel-rekenmodellen aanbiedt. Eiser meent dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten. Bij de beoordeling of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk worden de elementen door de rechtbank onderverdeeld in: ‘teksten’, ‘opmaak’ en ‘inhoud’. Met betrekking tot de teksten en de opmaak oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk. Wat betreft de inhoud is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.
Online Update Handels- en domeinnamen
Blijf bij, tussen de bedrijven door, met de Online Updates van deLex! Op donderdag 29 september geeft Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht een overzicht van actuele ontwikkelingen en rechtspraak in het Handelsnaamrecht. Kijk en luister mee vanaf uw bureau en In één uur bent u weer bijgepraat over de meest relevante onderwerpen!
Tijd: 10 – 11.00
Prijs: 75 euro
Locatie: online
Accreditatie: 1 opleidingspunte (NOvA, BMM, Vlaamse Orde)
Aanmelden, of meer weten over de te bespreken onderwerpen? Ga naar IE opleidingen voor aanmelden of meer informatie.
Artikel ingezonden door Terry Häcker, drs Terry (D.W.F.) HÄCKER Marktonderzoekadvies.
Vraagstellingen bij juridisch (IE) marktonderzoek
Artikel ingezonden door Terry Häcker, drs Terry (D.W.F.) HÄCKER Marktonderzoekadvies.
Inleiding
“Een goede vragenlijst vormt het hart (of misschien beter: de achilleshiel) van elk juridisch marktonderzoek” (Van den Berg, Marktonderzoek in de Rechtszaal, pag. 59).
Kleine variaties in vraagformuleringen kunnen grote gevolgen hebben voor de onderzoekuitkomsten. De verwoording van vragen – is de vraagformulering begrijpelijk en eenduidig, en niet sturend – is een van de belangrijkste zo niet het belangrijkste aspect van de vragenlijst.
Op 26 april 2022 oordeelde het hof Den Haag in ‘Van Haren tegen Airwair’ onder 6.5.4 bijvoorbeeld: “De door Van Haren overgelegde marktonderzoeken kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Aan beide rapporten kleven gebreken – zoals een te algemene en onduidelijke vraagstelling die ruimte laat voor niet relevante antwoorden, als ook onvoldoende gespecificeerd c.q. te ruim doelpubliek”.
En onder 6.5.5 over het door Airwair in die zaak verrichtte tegenonderzoek: “Niet valt in te zien dat de vraagstelling in dit marktonderzoek te sturend zou zijn, zoals door Van Haren aangevoerd.”.
Vraagstelling zijn dus ook volgens rechters van groot belang en worden in wellicht toenemende mate in uitspraken beoordeeld. Reden genoeg om een beschouwing te wijden aan vraagstellingen bij juridisch (IE) marktonderzoek.
Lees verder >>
Geen inbreuk op octrooi bloemenopslag
Rechtbank Den Haag 10 augustus 2022, IEF 20880; ECLI:NL:RBDHA:2022:8015 (Floration tegen RFH) Octrooizaak over opslag bloemen. Bodemprocedure na kort geding uitspraak [IEF 19894]. Floration is een bedrijf dat zich bezighoudt met de lease van niet-financiële activa en het exploiteren van een octrooi. Zij is tevens houdster van octrooi EP 036, een octrooi voor een werkwijze voor lange-termijn opslag of transport van rozen of chrysanten. Kwekerij-coöperatie RFH is gaan experimenteren met vervoer van rozen vanuit Kenia in zeecontainers en zou hierbij volgens Floration inbreuk hebben gemaakt op haar octrooi EP 036. De partijen verschillen onder meer van mening over de term 'ethyleenregulerend'. Naar het oordeel van de rechtbank gaat Floration uit van een te ruime uitleg van dit begrip en daarmee van een te ruime beschermingsomvang. RFH moet worden gevolgd in haar stelling dat een verpakking met openingen die ethyleen doorlaten, zonder dat nadere op de regulatie van ethyleen gerichte maatregelen zijn getroffen, niet als ethyleenregulerend in de zin van het octrooi kan worden aangemerkt. De vorderingen van Floriation worden afgewezen.
Misbruik van machtspositie niet zodanig aannemelijk gemaakt
Hof Amsterdam 2 augustus 2022, IEF 20879; ECLI:NL:GHAMS:2022:2244 (Blendle tegen DPG Media) De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 3 maart 2022 [IEF 20574] de vorderingen van Blendle afgewezen. De voorzieningenrechter meende dat onvoldoende gebleken was dat sprake is van een relevante markt voor digitale kiosken waarop door de handelswijze van DPG de concurrentie wordt beperkt. Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het niet om een innovatief product gaat. Blendle vordert in dit geding dat DPG wordt veroordeeld om content te blijven leveren ten behoeve van de digitale nieuwskiosk van Blendle. Zij meent namelijk dat DPG misbruik maakt van haar machtspositie door te weigeren een licentie te verlenen aan Blendle voor het gebruik van krantenartikelen.
Procedure geschorst in afwachting hoger beroep
Rb. Amsterdam 13 juli 2022, IEF 20877; ECLI:NL:RBAMS:2022:4168 (Buma en Sena tegen gedaagde) In het tussenvonnis van 15 juli 2020 [IEF 19334] werd geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die Buma en Sena geleden hebben als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagde. Bij tussenvonnis van 9 september 2020 werd geoordeeld dat van het tussenvonnis van 15 juli 2020 tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. Het instellen van een tussentijds hoger beroep van een niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard tussenvonnis, leidt ertoe dat de procedure bij de rechtbank is geschorst. Het instellen van een door de rechtbank toegestaan tussentijds hoger beroep heeft schorsende werking van de rechtbankprocedure. Die schorsing brengt mee dat verdere proceshandelingen nietig zijn, althans dat die naderhand verrichte proceshandelingen geen gevolgen mogen hebben. In sommige gevallen kan de procedure bij de rechtbank wel worden voortgezet terwijl tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis is ingesteld. Partijen hebben proceshandelingen verricht nadat tussentijds hoger beroep is ingesteld van de tussenvonnissen van 15 juli en 9 september 2020. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat de procedure bij de rechtbank is voorgezet ondanks het ingestelde tussentijds hoger beroep. De rechtbank schorst de procedure in afwachting van het hoger beroep van de tussenvonnissen.
Entertainment en recht | woensdag 7 september
Wegens succes herhaald: Entertainment & recht, met een nieuw, actueel en inspirerend programma. Op donderdag 7 september start deLex het najaarsseizoen met een middagprogramma in Hotel Arena te Amsterdam. Met de top tien aan actualiteiten, streamingdiensten, tiktok en andere fenomenen.
Op het programma staan onder andere:
Muziekfondsen als investeringsmodel
Steeds meer artiesten verkopen hun rechten aan muziekfondsen die hier op hun beurt inkomen mee genereren. Goed als je met pensioen gaat, maar welk voordeel biedt het voor startende muzikanten? Wat komt hier bij kijken, en wat zijn de voor- en nadelen voor artiesten?
Na een inleidende presentatie van Stef van Gompel bespreekt een panel van experts de ins en outs.
Streaming- en VOD-diensten: ‘here to stay’
Wat mag wel, wat mag niet, hoe zijn vergoedingen geregeld, wat betekent dit voor programmamakers, muzikanten, CBO’s en meer? Roland Wigman licht toe.
Geen sprake van kwade trouw bij merkaanvraag
Gerecht EU 6 juli 2022, IEF 20875, IEFbe 3529; ECLI:EU:T:2022:430 (Ladislav Zdút tegen EUIPO) Op 6 mei 2013 heeft Ladislav Zdút een aanvraag tot inschrijving van een Uniemerk ingediend. Op 31 oktober 2014 is het merk ingeschreven. Interveniënten voerden vervolgens aan dat Zdút te kwader trouw was bij de indiening van de inschrijving van het litigieuze merk en vorderden daarom een nietigverklaring van het merk. De vordering tot nietigverklaring van het merk werd afgewezen omdat kwade trouw niet zou zijn aangetoond. Interveniënten stelden vervolgens beroep in bij het EUIPO. De tweede kamer van beroep van het EUIPO heeft vervolgens het beroep van interveniënten toegewezen en het litigieuze merk nietig verklaard omdat Zdút te kwader trouw zou zijn geweest bij de indiening. Zdút zou naar oordeel van de tweede kamer van het EUIPO op de hoogte zijn geweest van het bestaan van het oude en identieke Tsjechoslowaakse merk. Er werd geoordeeld dat Zdút de bedoeling zou hebben gehad om ongerechtvaardigd voordeel te trekken uit de reputatie van Jan Nehera en het Tsjechoslowaakse merk. Ladislav Zdút vordert vernietiging van de beslissing van het EUIPO.
Geen verplichting tot betaling deel van eigen ontvangsten
Rb. Amsterdam 20 juli 2022, IEF 20874, LS&R 2092; ECLI:NL:RBAMS:2022:4047 (VUmc tegen gedaagden) Het VUmc houdt zich onder andere bezig met het verrichten van medisch wetenschappelijk onderzoek. Gedaagden zijn onderzoekers. Gedaagden hebben tussen 2008 en 2010 een methode ontwikkeld om tumoren te kunnen opsporen. De aanspraak op octrooirechten komt toe aan het VUmc. Het VUmc verleende in 2012 een exclusieve licentie op de octrooien aan de vennootschap die is opgericht door gedaagden. In 2013 hebben gedaagden en het VUmc afspraken rondom de exit fee vastgelegd in een profit sharing agreement (PSA). Vervolgens is er tussen partijen discussie ontstaan over de uitleg van gemaakte afspraken. Het VUmc vordert onder meer dat de rechtbank voor recht verklaart dat het VUmc niet verplicht is om aan gedaagden een gedeelte te betalen van wat het VUmc zelf ontvangt onder de PSA. Het standpunt van gedaagden dat zij gedwaald zouden hebben ten aanzien van de invulling van het progressieve tarief in de PSA wordt niet gevolgd door de rechtbank. De gevorderde verklaring voor recht dat het VUmc niet verplicht is gedaagden een gedeelte te betalen van wat het zelf ontvangt onder de PSA en dat gedaagden geen recht hebben op een dergelijke betaling, wordt toegewezen.