Vragen aan HvJ EU over reclame maken voor imitatieproducten in ander land en de bevoegdheid van de Uniemerkrechter
Prejudicieel gestelde vragen gesteld aan HvJ EU 12 februari 2018, IEF 17644; IEFbe 2555; C-172/18 (AMS Neve tegen Heritage Audio) Bevoegdheid. Merkenrecht. Verzoekers produceren, verkopen en leveren audioapparatuur in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Zij stellen dat verweerders inbreuk hebben gepleegd op hun Uniemerk en hun twee Britse nationale merken door reclame te maken voor imitaties van hun producten en deze goederen te verkopen en te leveren aan consumenten in het Verenigd Koninkrijk. Verzoekers hebben een inbreukprocedure ingesteld bij de Britse merkenrechtbank (IPEC). Verweerders hebben een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. De IPEC-rechter is van oordeel dat zij krachtens artikel 7 van verordening nr. 1215/2012 bevoegd is ten aanzien van inbreuken op de Britse nationale merken, aangezien het schadeveroorzakende feit zich dan heeft voorgedaan in het Verenigd Koninkrijk. Voorts stelt de IPEC dat zij niet bevoegd is ten aanzien van inbreuken op het Uniemerk, gelet op artikel 97(5) van de gecodificeerde Uniemerkverordening, aangezien de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden Spanje is, waar verweerders stappen hebben ondernomen om de desbetreffende tekens op hun website te plaatsen.
Uitsluitend Instrumental Mix valt onder de producersovereenkomst
Rechtbank Amsterdam 18 april 2018, IEF 17643; ECLI:NL:RBAMS:2018:2584 (Spinnin Records tegen Nicky Romero) Bij het tussenvonnis [IEF 17005] is overwogen dat de instrumentale versie van het nummer “I Could Be The One (Nicktim)” in beginsel als een gereed gekomen product en dus als productie in de zin van de tussen partijen gesloten ‘exclusieve producers overeenkomst’ kan worden aangemerkt. Het tussenvonnis is aan te merken als eindbeslissing omdat uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist. Het gebruik van de woorden ‘kan’ en ‘in beginsel’ maken dat niet anders. Gedaagde is in de nakoming van de aanbiedingsplicht zoals opgenomen in de producersovereenkomst, uitsluitend tekortgeschoten ten aanzien van de Instrumental Mix.
Geen plaats voor verlening van een ABC voor een combinatieproduct nu voor eerste werkzame stof al een ABC is verleend
Rechtbank Den Haag 10 april 2018, IEF 17642; LS&R 1598; ECLI:NL:RBDHA:2018:4081 (bedrijf tegen Octrooicentrum NL) Octrooi EP0720599B1. Aanvullend beschermingscertificaat (ABC) combinatieproduct. Uit de door het HvJ EU gegeven uitleg aan artikel 3 in Actavis/Sanofi en Actavis/Boeringer volgt dat in deze situatie, waarin het combinatieproduct bestaat uit enerzijds een werkzame stof die als zodanig (‘as such’) wordt beschermd door het basisoctrooi en het voorwerp (‘subject matter’) uitmaakt van de geoctrooieerde uitvinding en anderzijds uit een werkzame stof - deel uitmakend van een niet gelimiteerde groep biosyntheseremmers - die niet als zodanig wordt beschermd door datzelfde basisoctrooi en niet het voorwerp van de uitvinding vormt, geen plaats is voor verlening van een ABC voor het combinatieproduct, nu voor de eerste werkzame stof op basis van een eerdere handelsvergunning al een op hetzelfde basisoctrooi gegrond ABC is verleend. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar par. 36-38 van Actavis/Boehringer en de verwijzing daarin naar par. 41 en 30 in Actavis/Sanofi.
HvJ EU: Voor vaststelling 'nadeel bij mededinging' bij stroomafwaartse markt door collectieve beheersvennootsschap is geen bewijs van daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering vereist
HvJ EU 19 april 2018, IEF 17641; IEFbe 2554; C-525/16; ECLI:EU:C:2018:270 (MEO tegen Autoridade da Concorrência) Begrip ,nadeel bij de mededinging’. Discriminerende prijzen op de stroomafwaartse markt. Vennootschap voor het beheer van de naburige rechten van het auteursrecht. PT Comunicações SA, rechtsvoorganger van MEO, heeft bij de mededingingsautoriteit een klacht ingediend tegen GDA wegens eventueel misbruik van machtspositie. GDA zou buitensporig hoge prijzen hanteren voor het gebruik van de naburige rechten van de auteursrechten en dat GDA tevens ongelijke voorwaarden toepaste op MEO in vergelijking met een andere leverancier van betaaldiensten voor het uitzenden van televisiesignalen en de inhoud ervan. HvJ EU:
Het begrip „nadeel bij de mededinging” in de zin van artikel 102, tweede alinea, onder c), VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het, in het geval waarin een onderneming met een machtspositie discriminerende prijzen toepast op haar handelspartners op de stroomafwaartse markt, ziet op de situatie waarin deze gedraging een verstoring van de mededinging tussen deze handelspartners tot gevolg kan hebben. Voor de vaststelling van een dergelijk „nadeel bij de mededinging” is geen bewijs van een daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering van de mededingingspositie vereist, maar die vaststelling moet worden gebaseerd op een analyse van alle relevante omstandigheden van het concrete geval die de slotsom rechtvaardigt dat die gedraging invloed heeft op de kosten, winsten, of enig ander relevant belang van een of meer van voornoemde partners, zodat deze gedraging die mededingingspositie kan aantasten.
HvJ EU: Geen beoordeling van nietigheid of vervallenverklaring op het tijdstip van de rechterlijke beslissing waarbij deze vaststelling plaatsvindt
HvJ EU 19 april 2018, IEF 17640; IEFbe 2553; ECLI:EU:C:2018:271 (Peek & Cloppenburg Hamburg tegen Peek & Cloppenburg Düsseldorf) Merkenrecht – Richtlijn 2008/95/EG – Artikel 14 – Vaststelling achteraf van nietigheid of vervallenverklaring van een merk – Tijdstip waarop aan de voorwaarden voor nietigheid of vervallenverklaring moet zijn voldaan – Verordening (EG) nr. 207/2009 – Uniemerk – Artikel 34, lid 2 – Inroepen van de anciënniteit van een ouder nationaal merk – Rechtsgevolgen van dit inroepen voor het oudere nationale merk. HvJ EU:
Artikel 14 van [merkenrechtRl], gelezen in samenhang met artikel 34, lid 2, van [UniemerkVo], moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een uitlegging van de nationale wetgeving volgens welke de nietigheid of vervallenverklaring van een ouder nationaal merk, waarvan de anciënniteit wordt ingeroepen voor een Uniemerk, achteraf alleen kan worden vastgesteld indien aan de voorwaarden voor deze nietigheid of vervallenverklaring is voldaan niet alleen op het tijdstip waarop afstand is gedaan van dit oudere nationale merk of waarop het is vervallen, maar ook op het tijdstip van de rechterlijke beslissing waarbij deze vaststelling plaatsvindt.
Uitspraak ingezonden door Maarten Leopold, Leopold Meijnen Oosterbaan.
Het is Free Style Events niet onmogelijk gemaakt een voetbal of hardloopevenement voor de marcom-branche te organiseren
Hof Amsterdam 17 april 2018 en Rechtbank Amsterdam 8 maart 2017, IEF 17639 (Just Ask tegen Free Style Events) Geen onrechtmatige daad. Lieverdjestoernooi is een voetbaltoernooi voor de Marketing-Communicatiebranche buiten de reguliere competitie . Partijen hebben samengewerkt . Na opzegging organiseert Just Ask de AdfoCup, een aan het LT identiek voetbaltoernooi, op dezelfde velden als waarvoor de voorgaande jaren het LT plaatsvond voor een beperkte markt. De rechtbank: Dat is onrechtmatig. Dat geldt ook voor de Sky Radio Run. Al 16 jaar organiseert G op de eerste vrijdag in september een hardloopevenement voor de marcom-branche. G werd vanaf 2014 feitelijk buitengesloten om het LT en de SRR te organiseren. Anders dan de rechtbank, het Hof: valt echter niet in te zien dat Just Ask het hem onmogelijk heeft gemaakt vanaf dat jaar het LT of een hardloopevenement voor de marcom-branche te organiseren. De grieven van Just Ask slagen.
Tweede herziene editie Monografie Intellectuele eigendom
Willem Grosheide, Monografie Intellectuele eigendom, nr. A32 in de WoltersKluwer-reeks Monografieën BW, ISBN 9789013135336 Al langer dan een halve eeuw staat het intellectuele eigendomsrecht in de startblokken voor integratie in het burgerlijk recht. Toch is dit tot op de dag van vandaag nog altijd niet gebeurd. Hoe kan dit? Staan de prominente Europese ontwikkelingen op dit rechtsgebied integratie wellicht in de weg? Deze monografie werpt een beschouwende blik op dit vraagstuk.
Uitspraak ingezonden door Annelies ten Hove, TDH Advocaten.
Geen bescherming in de VS op kartonnen lampen
Rechtbank Amsterdam 18 april 2018, IEF 17637; ECLI:NL:RBAMS:2018:2555 (Graypants-Scraplights tegen gedaagde-Kraftlights) Geen auteursrecht. Een ontwerpbureau heeft de kartonnen hanglamp van ontwerpbureau Graypants niet nagemaakt. Aan een werk van toegepaste kunst (zoals een lamp) wordt geen auteursrechtelijke bescherming geboden als die in het land van oorsprong niet aan dit voorwerp toekomt. Volgens artikel 2 lid 7 Berner Conventie komt aan de in de VS ontworpen Scraplight lampen geen auteursrechtelijke bescherming toe, dus volgens de reciprociteitstoets ook niet in Nederland. Tegenover de uitgebreide gemotiveerde betwisting door gedaagden dat de lampen van Graypants in de Verenigde Staten auteursrechtelijk bescherming genieten, heeft Graypants alleen de verklaring van Howard van 9 juni 2016 gesteld (zie 2.9). Howard is sinds 2012 de Amerikaanse advocaat van Graypants. De vorderingen van Graypants gebaseerd op de door Graypants gestelde inbreuk op het auteursrecht op de Scraplight lampen slagen daarmee niet. Ten overvloede komen de totaalindrukken van de lampen niet overeen, in geen enkel geval is de vorm en de maten gelijk. De specifiek bij karton behorende kleur bruin, waarover alle hier in geschil zijnde lampen beschikken, dient daarmee eveneens bij de auteursrechtelijke vergelijking te worden weggedacht. Vorderingen afgewezen.
Internetscriptieprijzen 2018: inschrijving is geopend
De inschrijving voor de internetscriptieprijzen 2018 is geopend. De scriptieprijzen zijn bedoeld voor masterstudenten die in het kalenderjaar 2017 of 2018 (uiterlijk 31 augustus 2018) afgestudeerd zijn aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Voordrachten kunt u digitaal indienen via de website van de internetscriptieprijzen. Sluitingsdatum is 15 september 2018.
Vrijwaring succesvol voor inbreuk met Superdry-hoodies
Rechtbank Den Haag 11 april 2018, IEF 17635; ECLI:NL:RBDHA:2018:4200 (DKH tegen Hermanex en Hermanex tegen Microsell cs) Merkenrecht. Vrijwaring. DKH is houdster van Superdry-merken. Stellende dat Hermanex met het aanbieden van de (namaak)hoodies inbreuk heeft gemaakt op haar merkrechten heeft DKH in deze procedure in eerste instantie een inbreukverbod. De rechtbank leest in de eiswijziging dat niet alleen het petitum, maar ook de grondslag is gewijzigd; niet langer gebaseerd op merkinbreuk maar op de inmiddels tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. De recthbank veroordeelt Microsell en [A] ieder hoofdelijk aan Hermanex te betalen al hetgeen waartoe Hermanex in de hoofdzaak (merkinbreuk) jegens DKH is veroordeeld.